Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 augustus 2001, nr. 5116667/01/6;
Gelet op artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2001, no. W03.01.0454/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 2005, nr.
5390597/05/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
-
b. College: het College van procureurs-generaal;
-
c. hoofdofficier van justitie: de hoofdofficier van justitie die verantwoordelijk is
voor het opsporingsonderzoek of de vervolging in het kader waarvan een verzoek tot
het treffen van beschermingsmaatregelen is gedaan;
-
d. officier van justitie: de officier van justitie bij het landelijk parket, belast met
getuigenbescherming;
-
e. onderdeel getuigenbescherming: het onderdeel bedoeld in artikel 2.
-
1 Er is een onderdeel belast met getuigenbescherming bij een landelijke eenheid als
bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012, belast met:
-
a. het opstellen van dreigingsanalyses;
-
b. het adviseren van het bevoegde gezag omtrent de bescherming van personen als bedoeld
in artikel 3;
-
c. de uitvoering van beschermingsmaatregelen.
Beschermingsmaatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van een getuige als bedoeld
in artikel 226a, 226g, 226k of 226m van het Wetboek van Strafvordering of van een andere persoon die medewerking heeft verleend aan de met de opsporing
en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende
noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.
-
2 De opdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt schriftelijk en kan zonodig mede
betrekking hebben op de echtgenoot of levensgezel van de bedreigde persoon, diens
kinderen, naaste familieleden of andere personen, voor zover zij een nauwe betrekking
onderhouden met de bedreigde persoon.
-
1 Indien uit de dreigingsanalyse een dringende noodzaak tot het treffen van beschermingsmaatregelen
blijkt en het onderdeel getuigenbescherming over de uitvoerbaarheid van de maatregelen
advies heeft uitgebracht, kan het College het onderdeel getuigenbescherming opdragen
maatregelen te treffen ter bescherming van de bedreigde persoon. In de bij besluit
van Onze Minister aangewezen gevallen stelt het College Onze Minister terstond in
kennis van het voornemen tot het verstrekken van een opdracht tot het treffen van
beschermingsmaatregelen.
-
2 De opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen geschiedt schriftelijk en
vermeldt haar geldigheidsduur. De opdracht kan zonodig mede betrekking hebben op de
personen, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
In afwijking van de artikelen 4 en 5, kan in spoedeisende gevallen Onze Minister, het College of een lid daarvan het onderdeel
getuigenbescherming mondeling opdracht verstrekken tot het treffen van tijdelijke
noodmaatregelen. Zo spoedig mogelijk na de mondelinge opdracht wordt deze op schrift
gesteld en wordt een opdracht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verstrekt.
-
1 Indien een opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen is verstrekt, sluit
de officier van justitie met de te beschermen persoon een schriftelijke overeenkomst
waarin in ieder geval bepalingen zijn opgenomen omtrent de verplichtingen van de te
beschermen persoon en van het onderdeel getuigenbescherming alsmede de gevolgen van
niet-nakoming daarvan.
-
1 Uiterlijk een maand voordat de geldigheidsduur van de opdracht tot het treffen van
beschermingsmaatregelen zal verstrijken rapporteert het onderdeel getuigenbescherming
aan het College omtrent de uitvoering van de beschermingsmaatregelen. Van deze rapportage
maken een geactualiseerde dreigingsanalyse en een advies omtrent de verlenging, wijziging
of beëindiging van de opdracht deel uit. Het College beslist terzake.
-
2 Onverminderd het eerste lid, rapporteert het onderdeel getuigenbescherming aan het
College, op zijn verzoek of uit eigen beweging, zodra daartoe aanleiding bestaat.
-
1 Op verzoek van een internationaal gerecht tot bescherming van een getuige kan Onze
Minister, na advies van de officier van justitie, het onderdeel getuigenbescherming
opdracht geven tot het uitvoeren van beschermingsmaatregelen.
-
3 De opdracht, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt schriftelijk en vermeldt
haar geldigheidsduur. Uiterlijk een maand voordat de geldigheidsduur zal verstrijken,
rapporteert het onderdeel getuigenbescherming aan de officier van justitie omtrent
de uitvoering van de beschermingsmaatregelen. Onze Minister beslist over de verlenging,
wijziging of beëindiging van de opdracht in de gevallen bedoeld in het eerste lid;
de officier van justitie beslist in de gevallen bedoeld in het tweede lid.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit getuigenbescherming.