Bijlage 8a. behorende bij artikel 13a, Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Modelverklaring de-minimissteun
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Verordening nr. 994/98 kent de Europese Commissie de bevoegdheid toe bij verordening
een drempel vast te stellen waaronder steunmaatregelen worden geacht niet aan de criteria
van artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag te voldoen, en derhalve niet hoeven te worden
aangemeld conform het bepaalde in artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag. Deze verordening
betreft de de-minimisverordening nr. 1998/2006 van 15 december 2006.
Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De Europese Commissie ziet erop
toe dat deze staatssteunregels worden nageleefd en de voorwaarden in acht worden genomen.
Eén van de voorwaarden is dat het totale bedrag van de-minimissteun die is verleend
aan één onderneming niet hoger mag zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren.
Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee
beoogde doel. Voor de sector wegvervoer bedraagt het plafond € 100.000.
Verklaring
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming alsmede aan
het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort
1 januari 20.... (jaartal 2 belastingjaren gelegen vóór de datum van ondertekening
van deze verklaring) tot ............ ............... 20.... (datum van ondertekening
van deze verklaring) eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel dan ook) is verleend (of het al daadwerkelijk is
uitbetaald doet niet terzake) tot een totaal bedrag van € .........................................................
Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun blijkt wordt bijgaand verstrekt.
1 januari .... (jaartal 2 belastingjaren gelegen vóór de datum van ondertekening van
deze verklaring) tot ........... ................ 20.... (datum van ondertekening
van deze verklaring) niet eerder de-minimissteun is verleend.
Tevens verklaart ondergetekende dat de hierna genoemde onderneming niet werkzaam is
in één van de in art. 1, lid 1, de-minimisverordening uitgezonderde sectoren (zie
toelichting).
Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:
....................................................................................................................................(bedrijfsnaam)
............................................................................................................(naam
functionaris en functie)
...............................................................................................................................................(adres)
.................................................................................................................(postcode
en plaatsnaam)
...............................................(datum)........................................................................(handtekening)
Toelichting modelverklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring.
Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De de-minimisverordening nr.
1998/2006 is bepalend.
De-minimisverordening
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Niet aanmeldingsplichtig voor staatssteun is de overheidsbijdrage die voldoet aan
de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 15 december 2006 betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag
op de-minimissteun (Pb EU 2006, L 379/5) (hierna: de-minimisverordening). Steun, waarvan
het bedrag over een periode van drie jaar voor een onderneming niet uitgaat boven
€ 200.000 valt krachtens die verordening niet onder artikel 87 EG. Voor wegvervoer
geldt een plafond van € 100.000. Voor de toepassing van de verordening gelden strenge
regels over cumulering en controle.
Het begrip onderneming
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Het begrip ‘onderneming’ is in jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen omschreven als ‘elke eenheid die een economische activiteit uitoefent,
ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd’ (Höfner arrest
23 april 1991 in zaak C-41/90, Jur. 1991, I-1797). Niet alleen privaatrechtelijke
rechtspersonen kunnen derhalve een onderneming vormen, ook een publiekrechtelijke
instelling kan als zodanig worden aangemerkt, terwijl daarbij ook niet de eis van
de eigen rechtspersoonlijkheid gesteld mag worden. Onder 'economische activiteit'
moet worden verstaan 'het aanbieden van goederen en diensten op de markt' (arrest
van 16 juni 1987 in zaak C-118/85, Jur. 1987, I-2619).
Voor de bepaling of er sprake is van een onderneming in Europeesrechtelijke zin is
samengevat van belang:
-
1. de aard van de activiteiten/taken en de wijze waarop deze mogelijk in regelgeving
zijn ingebed ('algemeen belang'; overheidstaak);
-
2. het al dan niet aanwezig zijn van een concurrentiële situatie (d.w.z. de marktsituatie
die wordt aangetroffen dan wel er zou moeten zijn).
Ad 1. Om bepaalde activiteiten als ondernemingsactiviteiten te bestempelen zijn van
belang de aard van de activiteiten, hun doel en de regels waaraan zij zijn onderworpen.
Er is een onderscheid tussen het uitoefenen van overheidsgezag en het verrichten van
economische activiteiten van industriële of commerciële aard (Diego Cali arrest 18
maart 1997 in zaak C-243/95, Jur. 1997, I-1547). Bij het uitoefenen van overheidsgezag
is niet van belang of de Staat rechtstreeks via een tot het openbaar bestuur behorend
orgaan handelt dan wel via een lichaam waaraan hij bijzondere of exclusieve rechten
heeft verleend. Centraal staat de onderneming die uiteindelijk feitelijk profiteert
van de steunverlening, dat wil zeggen de onderneming die een voordeel geniet dat onder
normale marktcondities niet zou zijn genoten.
Ad 2. Tevens is van belang of er sprake is van een activiteit in concurrentie met
andere ondernemingen. Zo is een orgaan zonder winstoogmerk dat een economische activiteit
in concurrentie met andere ondernemingen uitoefent als 'onderneming' aan te merken
(FFSA-arrest 16 november 1995 in zaak C-244/94, Jur. 1995, I-4013).
Van de-minimis uitgezonderde sectoren
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
De de-minimisverordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend
in alle sectoren. Er gelden uitzonderingen voor de volgende vormen van steun:
-
− steun aan ondernemingen die actief zijn in de visserij en aquacultuur;
-
− steun aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten;
-
− steun aan ondernemingen die actief zijn op het gebied van de verwerking en afzet van
de onder het vorige streepje genoemde landbouwproducten indien
-
o het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of hoeveelheid van dergelijke
van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op
de markt worden gebracht, of
-
o wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de verplichting deze steun geheel of
gedeeltelijk aan primaire producenten door te geven;
-
− steun voor de export naar derde landen of lidstaten;
-
− steun die van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen afhangt;
-
− steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie;
-
− steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden;
-
− steun ten behoeve van de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen
die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren (voor het overige valt steun
aan de sector wegvervoer wel onder de verordening, en geldt het plafond van € 100.000).
Periode van de-minimissteun
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Ten aanzien van de periode van de-minimissteun is een aantal aspecten van belang:
-
1. de relevante periode van drie belastingjaren is van verschuivende aard, zodat bij
elke verlening van de-minimissteun, het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende
het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren is verleend, in aanmerking dient
te worden genomen;
-
2. de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde
een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop
het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan de betreffende
onderneming is genomen;
-
3. de de-minimisverordening staat niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking
komende kosten ook staatssteun ontvangen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen
is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening
valt indien daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden
overschreden. In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het
milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30% van de subsidiabele kosten te
vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun
worden verleend.
De toetsing of de onderneming voldoet aan de voorwaarde aangaande de periode van reeds
verleende de-minimissteun vindt mede plaats aan de hand van de verklaring die de onderneming
daarover voorafgaand moet invullen.
Bedrag van de-minimissteun
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Het steunplafond van € 200.000 (respectievelijk € 100.000) wordt als subsidiebedrag
uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van
belastingen of andere heffingen. Indien steun in een andere vorm dan subsidie wordt
verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun (zie art.
2, leden 3 en 4, de-minimisverordening).
Gevolgen kwalificatie van de subsidie als de-minimissteun
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
Het is voor de kenbaarheid van belang dat in de beschikking tot subsidieverlening
wordt opgenomen dat het de-minimissteun betreft. Bij een eventueel volgend verzoek
om de-minimissteun voor een ander doel (voor hetzelfde doel is niet toegestaan) zal
het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over deze de-minimissteun
moeten verstrekken. Bij iedere verlening van de-minimissteun zal opnieuw een toets
op de voorwaarden van de de-minimisverordening moeten worden uitvoerd.
Mocht door een opeenstapeling van de-minimissteun de gestelde grens mogelijk worden
overschreden, dan mag het laatst verstrekkende orgaan geen de-minimissteun verlenen
of zal het laatst verstrekkende orgaan (indien na het verlenen van een bijdrage blijkt
dat de onderneming onjuiste informatie heeft gegeven) het voordeel geheel moeten terugvorderen.
Verzamelen en bewaren van alle informatie
[Regeling vervallen per 01-01-2025]
De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing
van de de-minimisverordening. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig
is om na te gaan of aan de voorwaarden van de de-minimisverordening is voldaan. Deze
dossiers moeten tien jaar worden bewaard. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat
alle informatie over verleende de-minimissteun verstrekken.