Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit

[Regeling vervallen per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 19-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-12-2006 en zichtdatum 15-06-2024.
Geldend van 21-12-2006 t/m 04-01-2007

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3667, Directie Juridische Zaken, houdende verlening van mandaat en machtiging aan ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit (Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

    • a. de uitgifte van legitimatiebewijzen als bedoeld in artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht aan ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit;

    • b. de afdoening van klachten betreffende gedragingen van ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit, voor zover de klacht niet van politieke betekenis is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende klachten niet voortvloeit dat de beantwoording door de Minister persoonlijk of namens deze door de Secretaris-Generaal dient te worden ondertekend;

    • c. de beantwoording van aan de minister gerichte individuele brieven, het werkterrein van zijn dienst betreffende voor zover het antwoord zich beperkt tot een beschrijving van vigerend beleid en niet van politieke betekenis is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende brieven niet voortvloeit dat de beantwoording door de minister persoonlijk of namens deze door de secretaris-generaal dient te worden ondertekend.

  • 2 De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de afwijzing van verzoeken om schadevergoeding en de toekenning tot bedragen van ten hoogste € 50.000,–.

  • 3 De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur bedrijfsvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende overeenkomsten voor uitgaven van materiële aard.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de navolgende bevoegdheden op grond van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEU L273):

  • a. de beoordeling van mest, melk en biest op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel e;

  • b. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van intermediaire bedrijven op grond van artikel 10, eerste lid;

  • c. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van opslagbedrijven op grond van artikel 11, eerste lid;

  • d. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van verbrandingsinstallaties met een lage capaciteit op grond van artikel 12, tweede en derde lid;

  • e. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven op grond van artikel 13, eerste lid;

  • f. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 2- en categorie 3-oleochemische bedrijven op grond van artikel 14, eerste lid;

  • g. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van biogas- en composteerinstallaties op grond van artikel 15, eerste lid;

  • h. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 3-verwerkingsbedrijven bedrijven op grond van artikel 17, eerste lid;

  • i. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en van technische bedrijven op grond van artikel 18, eerste lid;

  • j. het verlenen en intrekken van toestemming voor afwijkingen met betrekking tot het gebruik van dierlijke bijproducten op grond van artikel 23, eerste en tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2007, 59, datum inwerkingtreding 25-03-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2006.

1 De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de navolgende bevoegdheden op grond van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEU L273):

  • a. de beoordeling van mest, melk en biest op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel e;

  • b. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van intermediaire bedrijven op grond van artikel 10, eerste lid;

  • c. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van opslagbedrijven op grond van artikel 11, eerste lid;

  • d. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van verbrandingsinstallaties met een lage capaciteit op grond van artikel 12, tweede en derde lid;

  • e. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven op grond van artikel 13, eerste lid;

  • f. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 2- en categorie 3-oleochemische bedrijven op grond van artikel 14, eerste lid;

  • g. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van biogas- en composteerinstallaties op grond van artikel 15, eerste lid;

  • h. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van categorie 3-verwerkingsbedrijven bedrijven op grond van artikel 17, eerste lid;

  • i. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen van bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en van technische bedrijven op grond van artikel 18, eerste lid;

  • j. het verlenen en intrekken van toestemming voor afwijkingen met betrekking tot het gebruik van dierlijke bijproducten op grond van artikel 23, eerste en tweede lid.

2 De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de navolgende bevoegdheden op grond van verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 januari 2005 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaal (PbEU L 16):

  • a. Het verlenen van een vergunning op grond van artikel 4, eerste lid;

  • b. Het schorsen of intrekken van een vergunning of registratie op grond van artikel 5.

3 De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende de navolgende bevoegdheden op grond van verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 januari 2005 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (PbEU L 19):

  • a. Het verlenen, schorsen en intrekken van een toestemming op grond van artikel 1;

  • b. Het verlenen, schorsen en intrekken van een toestemming op grond van artikel 2;

  • c. Het verlenen, schorsen en intrekken van een toestemming op grond van artikel 3;

  • d. Het verlenen, schorsen en intrekken van een toestemming op grond van bijlage VI, onderdeel 2.

4 De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende het verlenen, schorsen en intrekken van een toestemming op grond van de bijlage, deel IV, derde lid, van verordening (EG) nr. 181/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest betreft en tot wijziging van die verordening (PbEU L 29).

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

[Treedt in werking op 05-01-2007]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, de plaatsvervangend directeur, de regiodirecteuren en de plaatsvervangend regiodirecteuren Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Het hoofd van de Afdeling Incidentenmanagement, Meldkamer en Dierziektebestrijding van de Voedsel en Waren Autoriteit is gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten over en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, de plaatsvervangend directeur, de regiodirecteuren en de plaatsvervangend regiodirecteuren en de keuringsdierenartsen Dienst Uitvoering van de Voedsel en Warenautoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De keuringsdierenartsen Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De inspecteur-generaal, de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur, de plaatsvervangend directeur, de regiodirecteuren en de plaatsvervangend regiodirecteuren Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

De ondertekening, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 7a, luidt:

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Inspecteur-Generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Inspecteur-Generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit, ’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Regiodirecteur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De plaatsvervangend Regiodirecteur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Directeur Bedrijfsvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De Keuringsdierenarts Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit,’,

onderscheidenlijk

‘De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

Het Hoofd van de Afdeling Incidentenmanagement, Meldkamer en Dierziektebestrijding van de Voedsel en Waren Autoriteit,’.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven