Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken d.d. 7 december 2005, nr. 05M480139;
Gelet op artikel 44, eerste lid, van de Grondwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Onze Minister van Justitie is belast met de taken en de uitoefening van de daaruit voortvloeiende bevoegdheden die ingevolge de in de bijlage bij dit besluit genoemde bepalingen toekomen aan een andere minister, voorzover de onverwijlde uitoefening daarvan noodzakelijk is om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken en indien overleg of overeenstemming over die maatregelen tussen Onze Minister van Justitie en die andere minister niet mogelijk is binnen de beschikbare tijd.
2 Indien de beschikbare tijd waarbinnen de maatregelen genomen moeten worden toepassing van het eerste lid niet toelaat, stelt Onze Minister van Justitie, onverwijld nadat hij de maatregelen heeft genomen, Onze Minister-President en Onze Minister wie het aangaat daarvan in kennis.
In voorkomende gevallen oefent Onze Minister van Justitie bevoegdheden op grond van artikel 1 uit in overeenstemming met de beslissingen van de ministerraad of de ministeriële commissie Doorzettingsmacht Terrorismebestrijding.
[Red: Wijzigt dit besluit.]
2 Dit besluit vervalt op het tijdstip waarop een wet, houdende regeling van de bevoegdheid van Onze Minister van Justitie om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf, of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken, in werking treedt.