Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 09-11-2024.
Geldend van 21-12-2022 t/m heden

Besluit van 3 oktober 2005, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 juni 2005, VGP/VL 2593195, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op:

– richtlijn nr. 96/3/Euratom, EGKS, EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 januari 1996 (PbEG L 21) inzake een afwijking van enkele bepalingen van richtlijn 93/43/EEG van de Raad inzake levensmiddelenhygiëne voor het bulkvervoer van vloeibare oliën en vetten over zee;

– richtlijn nr. 98/28/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1998 (PbEG L 140) inzake een afwijking van enkele bepalingen van richtlijn 93/43/EEG van de Raad inzake levensmiddelenhygiëne voor het bulkvervoer over zee van ruwe suiker;

– richtlijn nr. 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L 157 en L 195) houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van beschikking 95/408/EG van de Raad;

– verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139 en L 226);

– verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226);

– verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226);

– verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165 en L 191); en

– de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, 6, 8, eerste lid, 9, 11, 12, 13, onder a, 14 en 22, eerste lid, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 september 2005, no. W13.05.0264/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 september 2005, VGP/VL 2619723, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 2 Dit besluit is niet van toepassing op:

    • a. de exploitanten van slachthuizen, bedoeld in bijlage II, secties II en III, van verordening (EG) 853/2004;

    • b. de exploitanten van inrichtingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, van verordening (EG) 852/2004, waar uitsluitend handelingen worden verricht ten aanzien van levende dieren en vers vlees van:

      • 1°. als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren;

      • 2°. pluimvee en lagomorfen;

      • 3°. gekweekt wild; of

      • 4°. vrij wild;

      als bedoeld in bijlage III, secties I tot en met IV, van verordening (EG) 853/2004;

    • c. de officiële controles van vers vlees en daarmee verband houdende bepalingen, bedoeld in artikel 17 en 18, eerste tot en met vijfde lid, zevende lid, onderdelen a tot en met f, h tot en met k, achtste lid, onderdelen a, c, d en e, en negende lid, van verordening (EU) 2017/625; en

    • d. de officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn, bedoeld in verordening (EU) 2017/625.

Artikel 2

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, eerste, tweede en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, en 6, tweede lid en derde lid, onderdelen a en b, van verordening (EG) 852/2004 en de krachtens de artikelen 4, vierde lid, en 6, derde lid, onderdeel c, van verordening (EG) 852/2004 vastgestelde bepalingen.

  • 2 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, eerste tot en met vierde lid, 5, 6, eerste, derde, en vierde lid, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van verordening (EG) 853/2004 en de krachtens artikel 11 van verordening (EG) 853/2004 vastgestelde bepalingen.

  • 3 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, 5, eerste, tweede en vierde lid, 6, eerste lid, 7, en 9, van verordening (EG) 2073/2005.

  • 5 Het is verboden rauwe koemelk, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie, te verhandelen, anders dan met inachtneming van artikel 8.

Artikel 3

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden procedures vastgesteld als bedoeld in artikel 148 van verordening (EU) 2017/625.

§ 2. Hygiënecodes

Artikel 4

  • 1 Een hygiënecode wordt op initiatief van de opstellers ervan:

    • a. besproken in het Regulier Overleg Warenwet; en

    • b. vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan Onze Minister.

  • 2 Onze Minister keurt een hygiënecode goed indien die hygiënecode:

    • a. is opgesteld in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, onder b, van verordening EG) 852/2004;

    • b. bruikbaar is voor de sector waarop die code betrekking heeft;

    • c. waar mogelijk en zinvol ter verificatie van de procesbeheersing is voorzien van microbiologische richtwaarden, gerelateerd aan de kritische controlepunten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 852/2004; en

    • d. als leidraad kan dienen voor de naleving van artikel 3, artikel 4, of artikel 5, van verordening (EG) 852/2004 in de betrokken sector of voor de betrokken levensmiddelen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid keurt Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een hygiënecode goed die:

    • a. betrekking heeft op de primaire productie en de in bijlage I van verordening (EG) 852/2004 bedoelde, daarmee verband houdende bewerkingen;

    • b. is opgesteld in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, onder c, van verordening (EG) 852/2004;

    • c. bruikbaar is voor de sector waarop die code betrekking heeft; en

    • d. als leidraad kan dienen voor de naleving van artikel 3, artikel 4, en artikel 5, van verordening (EG) 852/2004 in de betrokken sector of voor de betrokken levensmiddelen.

  • 4 Een in het tweede lid bedoelde goedkeuring kan, voor zover die goedkeuring betrekking heeft op één of meer van de permanente procedures, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004, worden ingetrokken indien de desbetreffende procedure niet is herzien en waar nodig aangepast overeenkomstig artikel 5, tweede lid, laatste alinea, van verordening (EG) 852/2004.

  • 5 Onze Minister of Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, neemt een in het tweede en vierde lid onderscheidenlijk het derde en vierde lid bedoeld besluit, gehoord het advies van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 5

  • 1 De exploitant van een levensmiddelenbedrijf wordt bij controle door een met het toezicht op de naleving van verordening (EG) 852/2004 belaste ambtenaar, vóóraf door die ambtenaar in de gelegenheid gesteld te kennen te geven of door dat bedrijf gebruik wordt gemaakt van de voor zijn sector van de levensmiddelenbranche vastgestelde en goedgekeurde hygiënecode, bedoeld in artikel 4.

§ 3. Bulkvervoer over zee van vloeibare oliën of vetten, en suiker

Artikel 6

In afwijking van artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) 852/2004:

  • a. mag het bulkvervoer in zeeschepen van vloeibare oliën of vetten die zullen worden gebruikt voor menselijke consumptie, geschieden met inachtneming van Verordening (EU) nr. 579/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 inzake een afwijking van enkele bepalingen van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vervoer van vloeibare oliën en vetten over zee (PbEU 2014, L 160);

  • b. mag het bulkvervoer over zee van ruwe suiker die zonder een volledig en effectief raffinageproces te hebben ondergaan niet bestemd is voor gebruik als eetwaar of ingrediënt van een levensmiddel, geschieden met inachtneming van richtlijn 98/28/EG.

§ 4. Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden primaire producten door de producent

Artikel 7

  • 1 De rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden primaire producten aan de eindverbruiker of de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert, bedoeld in:

    geschiedt op zindelijke wijze en zodanig dat:

    • 1°. geen verontreiniging plaats kan hebben met zodanige hoeveelheden van stoffen dat zij uit het oogpunt van de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn, of met organismen of virussen die onder redelijkerwijze te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden; en

    • 2°. onder 1° bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij uit het oogpunt van de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn of worden.

§ 5. Rauwe melk

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 8

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024.
Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Rauwe koemelk, bestemd voor directe aflevering aan particulieren, is uitsluitend aanwezig:

    • 1°. op het bedrijf van de melkveehouder waar die melk gewonnen is; en

    • 2°. in een recipiënt die niet geschikt is om met de inhoud afgeleverd te worden aan particulieren;

    en voldoet aan de volgende eisen:

    • a. kiemgetal bij 30 °C ≤ 50.000 per ml1;

    • b. Staphylococcus aureus (per ml): m=100, M=500, n=5, c=22; en

    • c. Salmonella is afwezig in 25 g: n=5, c=0.

    1 Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand.

    2 n: aantal eenheden waaruit een monster bestaat;

    m: drempelwaarde voor het aantal bacteriën: het resultaat is bevredigend als het aantal bacteriën in alle eenheden gelijk is aan of groter is dan m;

    M: maximumwaarde voor het aantal bacteriën: het resultaat is onbevredigend als het aantal bacteriën in één of meer eenheden gelijk is aan of groter is dan M;

    c: aantal eenheden waarin het aantal bacteriën mag liggen tussen m en M, en waarbij het monster nog aanvaardbaar is als het aantal bacteriën in de andere eenheden gelijk is aan of kleiner is dan m.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde melk wordt, wanneer zij niet binnen twee uur na het melken aan de consument wordt verkocht, gekoeld tot:

    • a. indien die melk binnen 24 uur na het melken verkocht wordt: een temperatuur van 8 °C of lager;

    • b. indien die melk niet binnen 24 uur na het melken verkocht wordt: een temperatuur van 6 °C of lager.

  • 3 Op of in de directe omgeving van de in het eerste lid bedoelde recipiënt wordt duidelijk leesbaar de volgende vermelding gebezigd: RAUWE MELK VOOR GEBRUIK KOKEN.

Artikel 9

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is bevoegd de toestemming te verlenen, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder b, van verordening (EG) 853/2004.

Artikel 10

Onze Minister stelt nadere regels inzake de artikelen 1 tot en met 9, voor zover die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van de bij of krachtens verordeningen (EG) 852/2004 of 853/2004 gestelde voorschriften.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 12

[Red: Wijzigt het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.]

Artikel 15

[Red: Wijzigt het Warenwetbesluit Visserijproducten, slakken en kikkerbillen.]

Artikel 19

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

  • 2 Artikel 10a vervalt met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 oktober 2005

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner