Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 21 juni 2005, nr. 5358451/05/6;
Gelet op artikel 54, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Raad van State gehoord (advies van 7 juli 2005, nr. W03.05.0262/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 12 augustus 2005, nr. 5365421/05/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: