Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

Geraadpleegd op 06-12-2024.
Geldend van 05-04-2024 t/m 02-10-2024

Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b. het COA: het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • c. asielaanvraag: een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • d. asielzoeker: een vreemdeling wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen, door wie of ten behoeve van wie een asielaanvraag is ingediend;

  • e. alleenstaande minderjarige vreemdeling: een asielzoeker die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en die zonder begeleiding of verzorging van een ouder of voogd in Nederland verblijft;

  • f. gezinsleden: de volgende leden van het gezin van de asielzoeker die in verband met de asielaanvraag in Nederland aanwezig zijn, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst:

    • 1°. echtgenoten of aan gehuwden gelijkgestelde partners;

    • 2°. hun minderjarige kinderen, mits zij ongehuwd en van hun afhankelijk zijn;

    • 3°. de vader, moeder, of een andere volwassene die volgens het recht of de praktijk in Nederland verantwoordelijk is voor de minderjarige en ongehuwde asielzoeker;

  • g. minderjarig: de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt hebbende;

  • h. uitgenodigde vluchtelingen: vreemdelingen die, na een verzoek daartoe van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) op uitnodiging van de Nederlandse regering in Nederland verblijven;

  • i. rust- en voorbereidingstermijn: de termijn van tenminste zes dagen waarin de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft na indiening van de asielaanvraag en het onderzoek als bedoeld in artikel 3.110 van het Vreemdelingenbesluit 2000 nog niet is aangevangen;

  • j. Opvangrichtlijn: Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Pb EU 2013, L 180);

  • k. contra-expertise: een onderzoek dat op verzoek van de asielzoeker wordt verricht door een door de asielzoeker zelf geselecteerde, onafhankelijke deskundige, die niet betrokken was bij het onderzoek door of ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, op basis van hetzelfde materiaal dat voor dat onderzoek werd gebruikt;

  • l. handhavings- en toezichtlocatie: een aparte opvangvoorziening voor asielzoekers van 16 jaar en ouder met een streng regime, waar zij door het COA kunnen worden geplaatst als zij overlast veroorzaken in de reguliere opvangvoorziening waar zij verblijven of daarbuiten;

  • m. exploitatie: de uitvoering van alle taken die behoren bij het voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers in de opvangvoorziening, bedoeld in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, en het faciliteren van de taken die voor de uitvoeringsorganisaties in de migratieketen voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000, de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Unierechtelijke verplichtingen;

  • n. materiële opvang: de opvangvoorzieningen met inbegrip van huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt of een combinatie van deze drie, alsmede een dagvergoeding;

  • o. immateriële opvang: de immateriële aspecten van het leven in een opvangvoorziening, met inbegrip van medische en psychische behandeling en verzorging, recreatieve activiteiten en sociaal-culturele activiteiten.

Hoofdstuk II. Toelating tot de opvang

Artikel 2

  • 1 Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op een asielzoeker en de daarmee gelijkgestelde categorieën, als bedoeld in artikel 3 derde en vierde lid van deze regeling, die niet beschikt over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, als bedoeld in de Participatiewet.

  • 2 Het COA kan deze regeling tevens van toepassing verklaren op een asielzoeker die beschikt over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, indien dringende redenen daartoe noodzaken.

  • 3 Het COA verstrekt aan de asielzoeker, bedoeld in artikel 3, binnen een redelijke termijn van ten hoogste vijftien dagen na de indiening van de asielaanvraag informatie over:

    • a. de geldende voordelen en de verplichtingen die hij moet nakomen in verband met de opvangvoorzieningen;

    • b. organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen;

    • c. de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.

  • 4 Het COA zorgt ervoor dat de in het derde lid bedoelde informatie schriftelijk wordt verstrekt in een taal die de asielzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat. In voorkomend geval kan deze informatie tevens mondeling verstrekt worden.

Artikel 3

  • 1 Het COA draagt zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat hen opvang wordt geboden in een opvangvoorziening.

  • 3 Met de in het vorige lid bedoelde categorieën asielzoekers worden gelijkgesteld:

    • a. de vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen en ten aanzien van wie een daartoe strekkend en tijdig ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening om de behandeling van het beroeps- en hoger beroepsschrift in Nederland te mogen afwachten, is toegewezen;

    • b. een alleenstaande minderjarige vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen;

    • c. de vreemdeling aan wie de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000, is verleend en die, met inachtneming van artikel 12, reeds in de centrale opvang verblijft, dan wel verblijft in de handhavings- en toezichtlocatie in afwachting van het betrekken van woonruimte in een gemeente;

    • d. de vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid indien sprake is van gezinshereniging met een asielzoeker aan wie met toepassing van deze regeling opvang wordt geboden;

    • e. de vreemdeling die niet in een opvangvoorziening verblijft als bedoeld in artikel 1 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, en die in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd, of in het bezit wordt gesteld van een asielgerelateerde verblijfsvergunning, vanaf het moment van vergunningverlening tot het moment waarop passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd, tenzij de vreemdeling reeds van overheidswege in een opvangvoorziening is gehuisvest;

    • f. de vreemdeling wiens uitzetting op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege blijft, met uitzondering van de vreemdeling die in afwachting is van de definitieve beslissing op zijn verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en die niet een uitgeprocedeerde asielzoeker is en die evenmin een vreemdeling is die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure;

    • g. de vreemdeling aan wie in verband met het onderzoek naar de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke zorg in zijn land van herkomst voorlopig uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend in afwachting van de definitieve beslissing op zijn verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • h. de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000, en zich, naar het oordeel van Onze Minister, feitelijk in dezelfde situatie bevindt als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • i. de vreemdeling op wie een besluit als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is;

    • j. de vreemdeling op wie een besluit als bedoeld in artikel 45, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is;

    • k. de vreemdeling aan wie binnen de procedure op het Aanmeldcentrum een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt verstrekt;

    • l. de uitgenodigde vluchteling, ook en indien reeds binnen de procedure op het Aanmeldcentrum een verblijfsvergunning is verleend;

    • m. de vreemdeling wiens asielaanvraag is afgewezen en die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van een door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens getroffen voorlopige maatregel (‘interim measure’) waarin is bepaald dat de vreemdeling vooralsnog niet mag worden uitgezet;

    • n. de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de indiening van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘medische behandeling’ zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;

    • o. de uitgeprocedeerde asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘verblijf voor het ondergaan van medische behandeling’ of ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ is verleend op basis van voorafgaand aan de aanvraag overgelegde complete en actuele medische gegevens;

    • p. de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de aanvraag om verblijf op medische gronden zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;

    • q. de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000;

    • r. de vreemdeling die in het bezit is gesteld van een machtiging tot voorlopig verblijf als bedoeld in artikel 1a, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 en voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van die wet;

    • s. de vreemdeling aan wie op grond van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend.

Artikel 4

  • 1 In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Minister andere regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen en aan het COA de bevoegdheid verlenen om bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van opvang indien:

    • a. de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is;

    • b. een beoordeling van de specifieke situatie en bijzondere opvangbehoeften van een kwetsbare asielzoeker vereist is.

  • 2 Aan een asielzoeker op wie het eerste lid is toegepast, worden vervangende verstrekkingen verleend, die in elk geval de basisbehoeften dekken.

  • 3 Er bestaat geen recht op opvang:

    • a. indien de asielzoeker niet binnen 24 uur na doorverwijzing door het COA naar de opvang in de opvangvoorziening arriveert;

    • b. indien de asielzoeker een onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. indien de asielzoeker tot ongewenst vreemdeling als bedoeld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 is verklaard, of tegen de asielzoeker een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a van die wet is uitgevaardigd en hij geen rechtmatig verblijf heeft;

    • d. door het enkele beroep van de asielzoeker op artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 of op de daarmee gelijkgestelde feitelijk situatie, bedoeld in artikel 3, derde lid, aanhef en onder h.

Hoofdstuk III. Het eindigen van de opvang

Artikel 5

Het recht op opvang van een asielzoeker wiens asielaanvraag die recht op opvang heeft gegeven is afgewezen, eindigt indien de vertrektermijn als bedoeld in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 is verstreken, tenzij de uitzetting van betrokkene ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of een rechterlijke uitspraak achterwege dient te blijven.

Artikel 6

Het recht op opvang van een alleenstaande minderjarige vreemdeling eindigt:

  • a. indien de asielaanvraag die recht heeft gegeven op opvang is afgewezen en de uitzetting kan worden geëffectueerd, op de dag waarop de uitzetting wordt geëffectueerd;

  • b. indien vervolgopvang kan worden geboden door of in opdracht van de rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1:302, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, op de dag waarop vervolgopvang kan worden geboden;

  • c. op de dag na de dag waarop de 18-jarige leeftijd is bereikt, dan wel indien in de vreemdelingrechtelijke procedure onaantastbaar is vastgesteld dat de vreemdeling meerderjarig is, en de vreemdeling ook op grond van zijn asielaanvraag geen recht op opvang heeft.

Artikel 7

  • 1 Het recht op opvang eindigt in de volgende gevallen:

    • a. indien het een asielzoeker betreft aan wie een verblijfsvergunning is verleend: op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd;

    • b. indien het een asielzoeker betreft die rechtmatig verwijderbaar is vanwege het niet inwilligen van de asielaanvraag die recht geeft op opvang: op de dag na de dag waarop de vreemdeling rechtmatig verwijderbaar is geworden;

    • c. indien het een asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder d van deze regeling opvang is geboden: op de dag waarop voor de asielzoeker met wie gezinshereniging wordt beoogd naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd;

    • d. indien het een asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder f en g van deze regeling opvang is geboden: vier weken nadat het rechtmatig verblijf, als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;

    • e. indien het een asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder h van deze regeling opvang is geboden: op de dag na de dag waarop naar het oordeel van Onze Minister niet langer sprake is van feitelijk dezelfde situatie, als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • f. indien het een asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder i van deze regeling opvang is geboden: vier weken na de dag waarop het besluit, als bedoeld in artikel 45 vierde lid van de Vreemdelingenwet 2000, is ingetrokken;

    • g. indien het een asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder j van deze regeling opvang is geboden: vier weken na de dag waarop het besluit, als bedoeld in artikel 45, zesde lid van de Vreemdelingenwet 2000 is ingetrokken;

    • h. indien een asielzoeker tot ongewenst vreemdeling als bedoeld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 is verklaard of indien het een asielzoeker betreft jegens wie een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van die wet geldt en de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft: onmiddellijk;

    • i. indien het een asielzoeker betreft die niet binnen 48 uur na overplaatsing in een opvangvoorziening dan wel in de handhavings- en toezichtlocatie, arriveert: op het moment waarop deze termijn verstrijkt;

    • j. indien het een asielzoeker betreft die twee opeenvolgende malen niet heeft voldaan aan de meldplicht bij de Vreemdelingenpolitie: twee weken nadat hij voor de eerste maal heeft verzuimd zich bij de Vreemdelingenpolitie te melden;

    • k. indien een asielzoeker onjuiste gegevens heeft verstrekt danwel gegevens heeft achtergehouden, met het oogmerk om aldus voor zichzelf of voor degenen voor wie hij zorgt, ten onrechte een aanspraak te doen ontstaan op de verstrekkingen bedoeld in artikel 9 van deze regeling, danwel ten onrechte de hoogte van de verstrekkingen te doen stijgen;

    • l. indien een asielzoeker niet de instemming heeft verkregen als bedoeld in artikel 12 van deze regeling;

    • m. indien het een uitgeprocedeerde asielzoeker betreft aan wie met toepassing van artikel 3, derde lid, aanhef en onder o, van deze regeling opvang is geboden: vier weken nadat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h,van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd.

Hoofdstuk IV. De verstrekkingen gedurende de opvang

Artikel 9

  • 1 Behoudens de uitzondering genoemd in het vijfde lid, omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval de volgende verstrekkingen:

    • a. onderdak in opvangvoorzieningen die een toereikend huisvestingsniveau bieden of in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van asielzoekers aangepaste ruimten;

    • b. een wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven;

    • c. openbaar vervoerskaarten voor reizen van en naar de rechtsbijstandverlener in verband met de asielprocedure afgezien van de dagen die beschikbaar zijn voor het onderzoek naar de asielaanvraag gedurende de algemene asielprocedure;

    • d. recreatieve en educatieve activiteiten;

    • e. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling;

    • f. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;

    • g. betaling van buitengewone kosten.

  • 2 Zo spoedig mogelijk nadat een asielzoeker voor de eerste keer in een opvangvoorziening is opgevangen, vindt een eerste onderzoek naar zijn gezondheidstoestand plaats.

  • 3 Het COA zorgt ervoor dat tijdens het verblijf in de opvangvoorziening:

    • a. de asielzoeker bescherming van zijn gezinsleven geniet;

    • b. de asielzoeker de mogelijkheid heeft om te communiceren met familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden en vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris der Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties;

    • c. familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden, vertegenwoordigers van de UNHCR en relevante door de Minister erkende niet-gouvernementele organisaties toegang hebben tot de opvangvoorziening zodat zij de asielzoeker kunnen bijstaan;

    • d. de asielzoeker een programma voor educatie en ontwikkeling wordt geboden.

  • 4 De toegang, bedoeld in het derde lid, onder c, kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de opvangvoorziening en van de asielzoekers.

  • 5 Het eerste lid, onder b en d, en het derde lid, onder d, zijn niet van toepassing op de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt, tenzij het een alleenstaande minderjarige vreemdeling betreft.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid zijn op de asielzoeker wiens aanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt van toepassing:

    • a. de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, indien hij in een opvangvoorziening verblijft waar voorzieningen aanwezig zijn om zelf het eigen eten te verzorgen als bedoeld in artikel 14, tweede en derde lid;

    • b. de wekelijke financiële toelage ten behoeve van kleding en andere persoonlijke uitgaven als bedoeld in artikel 14, vierde lid, indien de genoemde vreemdeling in de procesopvanglocatie verblijft en de beoogde verblijfsduur in die opvangvoorziening substantieel wordt overschreden.

  • 7 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op de asielzoeker:

  • 8 Elke opvangvoorziening heeft een door het COA opgesteld huishoudelijk reglement waarin tenminste passende maatregelen zijn opgenomen om geweldpleging en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van aanranding en seksuele intimidatie, te voorkomen.

  • 9 Onze Minister kan een uitzondering maken op het achtste lid indien de materiële opvang wordt verstrekt in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van verzoekers aangepaste ruimten.

  • 10 Het aanbieden van recreatieve en educatieve activiteiten en het in bruikleen geven van gebruiksvoorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de betaling door de asielzoeker van een waarborgsom.

  • 11 Het personeel dat in de opvangvoorziening werkt moet een passende opleiding hebben. Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven volgen.

Artikel 10

  • 1 Het COA kan de in artikel 9, eerste lid, bedoelde verstrekkingen beperken of, in uitzonderlijke gevallen intrekken indien de asielzoeker:

    • a. de door het COA vastgestelde opvangvoorziening heeft verlaten zonder het COA op de hoogte stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming;

    • b. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder e, dan wel gedurende twee opeenvolgende keren niet heeft voldaan aan de verplichting bedoeld in artikel 19, derde lid;

    • c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van het COA om informatie te verstrekken, met inbegrip van gegevens die nodig zijn voor het realiseren van de opvang, waaronder in elk geval zijn naam geboortedatum, nationaliteit, land van herkomst, gezinssamenstelling, vermogenspositie en de datum waarop door of ten behoeve van hem een asielaanvraag is ingediend;

    • d. twee opeenvolgende malen niet is verschenen voor een gehoor betreffende de asielprocedure;

    • e. een opvolgende asielaanvraag, als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft ingediend nadat een definitieve beslissing, met inbegrip van een expliciete of impliciete intrekking, over een vorige asielaanvraag is genomen;

    • f. financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de opvangvoorzieningen gebruik heeft gemaakt;

    • g. een hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, tweede lid, in rekening gebrachte tegemoetkoming in de kosten van opvang niet betaalt;

    • h. ernstig inbreuk maakt op de verplichtingen, bedoeld in artikel 19, eerste lid;

    • i. een ernstige vorm van geweld pleegt jegens asielzoekers die in een opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening of aan anderen.

  • 2 Het COA kan de in artikel 9, eerste lid, bedoelde verstrekkingen beperken indien het kan aantonen dat de asielzoeker zonder gerechtvaardigde reden na zijn binnenkomst in Nederland niet zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is een asielaanvraag heeft ingediend.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, wordt, wanneer de asielzoeker zich bij het COA meldt, een gemotiveerde, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle beperkte of ingetrokken verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, mits de asielzoeker recht heeft op opvang als bedoeld in artikel 3.

  • 4 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in de rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt.

  • 5 De beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt gemotiveerd en genomen op grond van de specifieke situatie van de asielzoeker.

  • 6 De verstrekkingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, worden niet beperkt of ingetrokken voordat de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid is genomen.

Artikel 12

  • 1 De asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning is verleend en die in afwachting is van het betrekken van woonruimte in een gemeente krijgt de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9 eerste lid van deze regeling, aangeboden indien het COA hiermee heeft ingestemd.

  • 2 De asielzoeker, bedoeld in het eerste lid, zal zich iedere twee weken bij het COA moeten melden en de instemming bedoeld in het eerste lid moeten hebben verkregen.

Artikel 14

  • 1 De door de asielzoeker te ontvangen wekelijkse financiële toelage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van deze regeling, bestaat uit een bedrag ten behoeve van voedsel en een bedrag ten behoeve van kleding en andere persoonlijke uitgaven.

  • 2 De hoogte van het bedrag ten behoeve van voedsel, bedoeld in het eerste lid, in de opvangvoorziening waarin de bewoners volledig zelf het eigen eten verzorgen, wordt berekend aan de hand van de volgende bedragen per persoon, per week:

    • a. bij een één- of tweepersoonshuishouden: volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling: € 56,00, kind tot 18 jaar: € 46,34;

    • b. bij een driepersoonshuishouden: volwassene: € 44,80, kind tot 18 jaar: € 37,10;

    • c. bij een huishouden van vier of meer personen: volwassene: € 39,20, kind tot 18 jaar: € 32,41.

  • 3 De hoogte van het bedrag ten behoeve van voedsel, bedoeld in het eerste lid, in de opvangvoorziening waarin de bewoners het ontbijt en een tweede maaltijd zelf verzorgen en niet de hoofdmaaltijd, wordt berekend aan de hand van het volgende bedrag per persoon, per week:

    • a. bij een één- of tweepersoonshuishouden: volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling: € 37,80, kind tot 18 jaar: € 32,06;

    • b. bij een driepersoonshuishouden: volwassene: € 30,24, kind tot 18 jaar: € 25,62;

    • c. bij een huishouden van vier of meer personen: volwassene: € 26,46, kind tot 18 jaar: € 22,47.

  • 4 De hoogte van het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven, bedoeld in het eerste lid, is: € 14,47 per persoon, per week.

  • 5 De financiële toelage wordt iedere week op door het COA vastgestelde tijdstippen en plaats aan de asielzoeker beschikbaar gesteld.

  • 6 Geen financiële toelage wordt verstrekt aan een kind drie maanden nadat het recht op een uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet is ontstaan.

  • 7 De financiële toelage voor een asielzoeker jonger dan 18 jaar, die een kind is van, of verzorgd wordt door een of meer in de desbetreffende opvangvoorziening verblijvende asielzoekers wordt uitbetaald aan één van die asielzoekers.

  • 8 Het COA draagt zorg voor de maaltijden in centra waarin de bewoners niet in de gelegenheid zijn deze zelf te verzorgen.

  • 9 In afwijking van het eerste lid wordt geen financiële toelage verstrekt aan de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld, aan de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt, aan de vreemdeling die in de handhavings- en toezichtlocatie verblijft, dan wel aan de asielzoeker, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die afkomstig is uit een veilig land van herkomst of die reeds bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie en van wie de eerste of opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a of d, van de Vreemdelingenwet 2000, of kennelijk ongegrond is verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, ongeacht de procedure waarin daartoe is besloten.

  • 10 In afwijking van het negende lid wordt aan de asielzoeker wiens aanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor strekkingen in aanmerking komt verstrekt:

    • a. de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, indien hij in een opvangvoorziening verblijft waar voorzieningen aanwezig om zelf het eigen eten te verzorgen als bedoeld in artikel 14, tweede en derde lid;

    • b. de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van kleding en andere persoonlijke uitgaven als bedoeld in artikel 14, vierde lid, indien de genoemde vreemdeling in de procesopvanglocatie verblijft en de beoogde verblijfsduur in die opvangvoorziening substantieel wordt overschreden.

Artikel 16

  • 1 Het treffen van een ziektekostenregeling bedoeld in artikel 9 eerste lid, onderdeel e van deze regeling, houdt in het afsluiten van een ziektekostencontract ter dekking van de kosten van het door Onze Minister vastgestelde pakket medische verstrekkingen.

  • 2 Het verzekeren tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel f van deze regeling, houdt in het ten behoeve van de asielzoeker afsluiten van een verzekering voor de wettelijke aansprakelijkheid van de asielzoeker jegens een derde voor een som van maximaal € 453.780 per gebeurtenis per jaar, alsmede het betalen van de daarvoor verschuldigde premie.

Artikel 17

  • 2 Buitengewone kosten zijn noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald.

  • 3 Buitengewone kosten worden slechts betaald voorzover vooraf door het COA aan de asielzoeker toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.

  • 4 De toestemming, bedoeld in het derde lid, wordt uitsluitend verleend indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.

  • 5 Kosten die samenhangen met een door de asielzoeker ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel met een door de asielzoeker gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding zijn in ieder geval geen buitengewone kosten, als bedoeld in het eerste lid.

  • 6 Het Orgaan kan op een daartoe strekkend verzoek van een vreemdeling afwijken van het bepaalde in het vijfde lid, uitsluitend voor zover het betreft:

    • a. de leges ter zake van de afdoening van een aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden, mits betrokkene op het moment van de aanvraag nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;

    • b. de leges ter zake van de afdoening van een aanvraag om wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden, mits betrokkene voor het bereiken van de leeftijd van 15 jaar in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden en nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;

    • c. de leges ter zake van de afdoening van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in de gevallen waarin de statushouder de ouder is van de aanvrager en deze op het moment van de aanvraag niet minimaal evenveel verdient als de normbedragen uit de Participatiewet;

    • d. de leges ter zake van de afdoening van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid ingediend door of namens een in Nederland geboren kind dat op grond van artikel 3, derde lid, onder d, opvang wordt geboden.

  • 7 Onder buitengewone kosten als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder g, worden niet verstaan de kosten voor:

    • a. een contra-expertise indien het een asielzoeker betreft wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld of is afgewezen dan wel indien het een vreemdeling betreft die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt;

    • b. de huur van een woning dan wel de aan de huur van een woning gerelateerde kosten;

    • c. een onderzoek, als bedoeld in artikel 3.109e, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikel 18

  • 1 Een asielzoeker kan door het COA nader aan te wijzen werkzaamheden verrichten in en rondom de opvangvoorziening, voor de uitvoering waarvan een vergoeding kan worden gegeven.

  • 2 Het COA zorgt voor een evenredige verdeling van het aanbod van werkzaamheden bedoeld in het eerste lid over de in de opvangvoorziening verblijvende asielzoekers die daarvoor in aanmerking wensen te komen.

  • 3 De vergoeding die een asielzoeker ontvangt voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, bedraagt in totaal niet meer dan € 14,– per week.

  • 4 Via een representatieve adviesraad van bewoners van een opvangvoorziening kan het COA asielzoekers betrekken bij het beheer van de materiële middelen en bij de immateriële opvang.

Hoofdstuk IVa. Kwetsbare personen

Artikel 18a

  • 1 Het COA zorgt ervoor dat tijdens het verblijf in de opvangvoorziening rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare personen als bedoeld in artikel 21 van de Opvangrichtlijn.

  • 2 Ter uitvoering van het eerste lid beoordeelt het COA of de asielzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft.

  • 3 Indien de asielzoeker overeenkomstig het tweede lid bijzondere opvangbehoeften heeft, wordt naast de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, specifieke steun en begeleiding geboden.

  • 4 Onze Minister kan een uitzondering maken op het eerste tot en met derde lid indien de materiële opvang wordt verstrekt in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van verzoekers aangepaste ruimten.

Artikel 18b

  • 1 Bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3a, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, zorgt het COA ervoor dat:

    • a. minderjarige kinderen van asielzoekers of minderjarige asielzoekers worden gehuisvest bij hun ouders, bij hun ongehuwde broers of zussen of bij de volwassene die krachtens het recht of de praktijk van Nederland voor hen verantwoordelijk is, mits het in het belang van de betrokken minderjarige is;

    • b. afhankelijke volwassen asielzoekers met bijzondere opvangbehoeften in de regel worden ondergebracht bij volwassen nauwe verwanten die zich reeds in Nederland bevinden en die volgens het recht of de praktijk voor hen verantwoordelijk zijn;

    • c. alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden ondergebracht:

      • 1°. bij volwassen bloedverwanten;

      • 2°. in een pleeggezin;

      • 3°. in speciale opvangvoorzieningen voor minderjarigen; of

      • 4°. in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder c, mogen alleenstaande minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangvoorzieningen voor meerderjarige asielzoekers worden ondergebracht, indien dit in hun belang is.

  • 3 Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit.

Artikel 18c

  • 1 Het COA zorgt er tijdens het verblijf in de opvangvoorziening voor dat:

    • a. minderjarigen kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd en aan activiteiten in de open lucht;

    • b. minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt;

    • c. personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakte letsel de vereiste behandeling ontvangen, met name door hen toegang te geven tot passende medische en psychische behandeling en verzorging.

  • 2 Onze Minister kan een uitzondering maken op het eerste lid, onder a, indien de materiële opvang wordt verstrekt in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van verzoekers aangepaste ruimten.

Hoofdstuk V. Verplichtingen gedurende de opvang

Artikel 19

  • 1 Behoudens de uitzondering genoemd in lid 2 is de asielzoeker die onderdak heeft in een opvangvoorziening verplicht:

    • a. de huisregels na te leven die zijn neergelegd in het reglement van de desbetreffende opvangvoorziening;

    • b. gevolg te geven aan de aanwijzingen van het personeel van de desbetreffende opvangvoorziening;

    • c. schoonmaakwerkzaamheden te verrichten in en rond de woonruimte;

    • d. toegang te verlenen aan het personeel van de opvangvoorziening tot zijn woonruimte indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de asielzoeker de huisregels overtreedt of indien dit voor het beheer van de opvangvoorziening redelijkerwijs noodzakelijk is;

    • e. te voldoen aan de COA inhuisregistratie door zich wekelijks te melden bij het COA teneinde te kunnen vaststellen of hij nog in de opvangvoorziening verblijft en aanspraak maakt op opvangvoorzieningen;

    • f. deel te nemen aan programma’s gericht op het voorlichten over en het stimuleren en bewustmaken van terugkeer;

    • g. deel te nemen aan de programma’s in de handhavings- en toezichtlocatie.

  • 2 Het eerste lid, onder e, is niet van toepassing op de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onder e, dient de asielzoeker te voldoen aan de COA inhuisregistratie door zich dagelijks te melden bij het COA indien de asielzoeker:

    • a. is overgeplaatst naar de handhavings- en toezichtlocatie;

    • b. afkomstig is uit een veilig land van herkomst en 16 jaar of ouder is, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen;

    • c. onder de werking van de Dublinverordening als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet valt, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen:

    • d. reeds bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie en van wie de eerste of opvolgende asielaanvraag vermoedelijk niet-ontvankelijk zal worden dan wel is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a of d, van de Vreemdelingenwet 2000, of vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden dan wel is verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, ongeacht de procedure waarin daartoe zal of is besloten, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Artikel 20

  • 1 De asielzoeker is verplicht onverwijld uit eigen beweging, of op verzoek van het COA, mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op verstrekkingen, het geldend maken van het recht op verstrekkingen, de duur van verstrekkingen of de hoogte van de toelagen die aan hem worden betaald. Indien deze feiten of omstandigheden betrekking hebben op een kind dan wordt de mededeling gedaan door de asielzoeker te wiens laste het kind komt en in het geval dit meer dan één asielzoeker betreft, door één van die asielzoekers.

  • 2 Indien een asielzoeker of vergunninghouder die verblijft in een opvangvoorziening, daaronder begrepen de handhavings- en toezichtlocatie, dan wel de vergunninghouder bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, beschikt over een vermogen groter dan de vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet of inkomsten heeft, anders dan kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of deze regeling, is die asielzoeker of vergunninghouder aan het COA een vergoeding verschuldigd in de kosten van zijn opvang alsmede van de opvang van zijn gezinsleden. De tegemoetkoming bedraagt per maand ten hoogste de economische waarde van de aan een asielzoeker of vergunninghouder feitelijk geboden verstrekkingen, met dien verstande dat de vergoeding niet meer bedraagt dan het bedrag van het in de eerste volzin bedoelde vermogen of de in de eerste volzin bedoelde inkomsten.

  • 3 Indien na zijn verblijf in een opvangvoorziening of de handhavings- en toezichtlocatie blijkt dat een vreemdeling tijdens dit verblijf beschikte over een vermogen of inkomsten, bedoeld in het tweede lid, kan het COA de kosten van de opvang van deze vreemdeling alsmede de kosten van opvang van zijn gezinsleden van hem terugvorderen. De terug te vorderen kosten per maand zijn niet hoger dan de economische waarde van de aan de vreemdeling feitelijk geboden verstrekkingen, vermeerderd met de economische waarde van de aan ieder gezinslid feitelijk geboden verstrekkingen, met dien verstande dat het terug te vorderen bedrag niet meer bedraagt dan het bedrag van het in het tweede lid bedoelde vermogen of de in het tweede lid bedoelde inkomsten.

Artikel 21

Indien blijkt dat een asielzoeker in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of zijn gezinsleden ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, hebben verkregen, dan wel dit op andere wijze heeft bewerkstelligd, is het COA bevoegd de waarde van de ten onrechte toegekende verstrekkingen terug te vorderen en in het geval van de vergunninghouder bedoeld in artikel 3, derde lid, en onder c, de verstrekkingen tevens direct stop te zetten.

Artikel 22

Voor de verstrekkingen op basis van deze regeling geldt een beslagvrije voet ten aanzien van alle verstrekkingen die in natura geschieden en viervijfde deel van de verstrekkingen op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b van deze regeling.

Hoofdstuk VI. Exploitatie van een opvangvoorziening door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 22a

Indien het COA met het college is overeengekomen dat het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van een opvangvoorziening en het COA de asielzoeker heeft geplaatst in of overgeplaatst naar een door het college geëxploiteerde opvangvoorziening zijn van toepassing of van overeenkomstige toepassing de artikelen 1, 3, eerste lid, tweede lid, onder a, derde en vierde lid, 4, eerste lid, met dien verstande dat uitsluitend het COA bepaalde categorieën kan uitsluiten van opvang, tweede lid en derde lid, onder a, 5, 7, 9, eerste, derde en vierde lid, achtste tot en met elfde lid, 10, eerste tot en met derde lid, vijfde en zesde lid, 12, 14, eerste tot en met achtste lid, 16, 17, 18, 18a, 18c, 19, eerste lid, 20, 21 en 22.

Artikel 22c

  • 2 De tussen het college en de uitvoeringsorganisaties in de migratieketen gemaakte werkafspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Artikel 22d

  • 1 Indien het college voornemens is derden in te zetten bij het voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers, legt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers dat voornemen voor aan Onze Minister. Derden worden niet ingezet dan na toestemming van Onze Minister.

  • 3 Indien het college derden inzet bij de exploitatie van een opvangvoorziening is artikel 22c van toepassing.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23

Indien er ten aanzien van een asielzoeker

  • a. voor 1 januari 2000 op diens asielaanvraag in eerste aanleg in negatieve zin is beslist;

  • b. een last tot uitzetting is gegeven; en

  • c. door de korpschef van de politieregio waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfsplaats heeft is meegedeeld dat hij Nederland moet verlaten,

eindigen de verstrekkingen, in afwijking van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b van deze regeling, op de dag waarop de asielzoeker Nederland ingevolge de mededeling van de korpschef dient te verlaten.

Artikel 24

Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b van deze regeling is, in afwijking van artikel 23 van deze regeling, eveneens van toepassing op de vreemdeling ten aanzien van wie:

  • a. op of na 1 januari 2000 een niet inwilligende beslissing op de asielaanvraag is genomen, of;

  • b. op of na 29 december 2000 een negatieve beslissing op het ingediende bezwaar tegen de niet inwilligende beslissing op de asielaanvraag is genomen, of;

  • c. op of na 1 januari 2000 de vergunning tot verblijf, daaronder begrepen de voorwaardelijke vergunning tot verblijf, is ingetrokken of niet is verlengd, of de toelating als vluchteling is ingetrokken.

Artikel 26

Deze regeling treedt in werking de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst

Artikel 27

Deze regeling kan wordt aangehaald als de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

De

Minister

voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk