a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. Onze Minister van Justitie: Onze Minister van Justitie van Nederland, tenzij anders wordt bepaald;
c. de raad: de Onderzoeksraad voor veiligheid, genoemd in artikel 2, eerste lid;
d. de leden van de raad: zowel de leden van de raad, bedoeld in artikel 6, eerste lid, als de buitengewone leden van de raad, bedoeld in artikel 6, tweede lid;
e. het bureau: het bureau, bedoeld in artikel 11, tweede lid;
f. voorval: gebeurtenis die de dood of letsel van een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu veroorzaakt, alsmede een gebeurtenis die gevaar voor een dergelijk gevolg in het leven heeft geroepen;
g. schip: zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;
h. zeeschip: schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee is bestemd;
i. Nederlands zeeschip: zeeschip dat op grond van de voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;
j. Curaçaos zeeschip: zeeschip dat op grond van de voor Curaçao geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;
k. Arubaans zeeschip: zeeschip dat op grond van de voor Aruba geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;
l. Sint-Maartens zeeschip: zeeschip dat op grond van de voor Sint Maarten geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;
m. ro-ro-veerboot: ro-ro-veerboot als omschreven in artikel 2, onderdeel a, van richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138);
n. hogesnelheidspassagiersvaartuig: hogesnelheidspassagiersvaartuig als omschreven in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138);
o. luchtvaartuig: toestel dat in de dampkring kan worden gehouden ten gevolge van krachten die de lucht daarop uitoefent, anders dan de krachten van de lucht tegen het aardoppervlak;
p. Nederlands luchtvaartuig: een in Nederland geregistreerd luchtvaartuig;
q. oorzaken: handelingen, verzuimen, gebeurtenissen, omstandigheden of een combinatie daarvan die tot het voorval hebben geleid;
r. aanbeveling: voorstel van de raad op basis van uit onderzoek van de raad voortvloeiende informatie met de bedoeling toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken;
s. vluchtrecorder: elk soort, ter vergemakkelijking van onderzoeken van ongevallen en incidenten, in het luchtvaartuig geïnstalleerd registratietoestel;