Regeling Wet kinderopvang

Geraadpleegd op 02-12-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2021

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 september 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2004/65638, houdende nadere regels ter zake van enkele in de Wet kinderopvang geregelde onderwerpen (Regeling Wet kinderopvang)

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Rijksbijdrage kinderopvangtoeslag buitenland

Artikel 2. Raming baten en lasten

Voor 1 oktober van elk kalenderjaar verstrekt de Sociale verzekeringsbank aan de minister in het jaarplan met begroting, bedoeld in artikel 46 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, een opgave van het totaalbedrag aan de voor het komende kalenderjaar geraamde baten en lasten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag buitenland, uitgesplitst naar uitkeringslasten per maand en uitvoeringskosten per kalenderjaar.

Artikel 3. Betaling voorschot

  • 1 De minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv een periodiek voorschot op het bedrag, bedoeld in artikel 2, van:

    • a. geraamde uitkeringslasten met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van elke maand, en

    • b. 1/12de deel van de geraamde uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.

  • 2 De minister kan, na overleg met de Sociale verzekeringsbank, van de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde bedragen afwijken.

Artikel 4. Afrekening

  • 2 Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de minister de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten, met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

Paragraaf 3. Regels inzake landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang

Artikel 5. Systeembeschrijving

De systeembeschrijving, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit registers, wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 6. Taak Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs wordt aangewezen als bewerker in de zin van artikel 4 van het Besluit registers.

Artikel 6a. Kosten voor inschrijving in het personenregister kinderopvang

  • 1 De door de beoogde ingeschrevene dan wel ingeschrevene te betalen kostenvergoeding voor inschrijving in het personenregister kinderopvang, bedoeld in artikel 16 van het Besluit registers, bedraagt:

    • a. indien de inschrijving door de beoogde ingeschrevene elektronisch in het personenregister kinderopvang wordt gedaan: € 12;

    • b. indien de beoogde ingeschrevene de Dienst Uitvoering Onderwijs schriftelijk verzoekt om inschrijving: € 25.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij de beoogde ingeschrevene dan wel ingeschrevene geen kostenvergoeding in rekening gebracht indien de inschrijving voor 1 juli 2018 wordt gedaan dan wel indien het verzoek tot inschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor 1 juli 2018 door de Dienst Uitvoering Onderwijs is ontvangen.

Paragraaf 3a. Opleidingseisen, kwalificatie eerste hulp aan kinderen en inzet beroepskrachten in opleiding en stagiairs in de dagopvang

Artikel 7. Opleidingseisen

  • 1 De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

  • 2 De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor pedagogisch beleidsmedewerkers worden genoemd in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding als bedoeld in artikel 6, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Artikel 8. Kwalificatie eerste hulp aan kinderen

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, vindt alleen plaats indien het certificaat slechts wordt afgegeven aan een persoon die ten minste beschikt over:

    • a. aantoonbare kennis van en inzicht in de voor het verlenen van eerste hulp relevante fysieke verschillen tussen zuigelingen, oudere kinderen en volwassenen;

    • b. aantoonbare kennis van en inzicht in het gedrag van kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bij ongeval en ziekte alsmede aantoonbare vaardigheid om daarop adequaat te reageren;

    • c. aantoonbare vaardigheid in het verlenen van eerste hulp aan kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bij veelvuldig voorkomende stoornissen in de vitale functies en plaatselijke letsels;

    • d. aantoonbare kennis van en inzicht in de gevaren die in het bijzonder kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bedreigen, en

    • e. aantoonbare kennis van en inzicht in de wijze waarop ongevallen bij kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, kunnen worden voorkomen.

  • 3 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan alleen plaatsvinden indien naast de criteria met betrekking tot het afgeven van het certificaat, genoemd in het tweede lid, tevens door de certificerende instantie ten minste aan het volgende is voldaan:

    • a. zij is onafhankelijk;

    • b. zij verzorgt zelf geen onderwijs met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • c. zij biedt zelf geen onderwijs aan met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • d. zij schrijft geen onderwijsmethode en onderwijsmateriaal voor met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • e. zij geeft zelf het certificaat af voor maximaal twee jaar;

    • f. zij ziet zelf toe op de kwaliteit van het voor het verkrijgen van het certificaat af te leggen examen, en

    • g. zij registreert zelf de behaalde certificaten en de geldigheidsduur in een register.

Artikel 9. Inzet beroepskrachten in opleiding en stagiairs

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs, bedoeld in artikel 7, achtste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat gedurende de dagopvang maximaal een derde deel van het totaal minimaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, dat wordt gevormd door de optelsom van het op grond van artikel 7 van het Besluit kwaliteit kinderopvang minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op de afzonderlijke stamgroepen, bestaat uit beroepskrachten in opleiding of stagiairs.

Paragraaf 3b. Opleidingseisen, kwalificatie eerste hulp aan kinderen en inzet beroepskrachten in opleiding en stagiairs in de buitenschoolse opvang

Artikel 9a. Opleidingseisen

  • 1 De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

  • 2 Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen.

  • 3 De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor pedagogisch beleidsmedewerkers worden genoemd in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding als bedoeld in artikel 15, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Artikel 9b. Kwalificatie eerste hulp aan kinderen

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, vindt alleen plaats indien het certificaat slechts wordt afgegeven aan een persoon die ten minste beschikt over:

    • a. aantoonbare kennis van en inzicht in de voor het verlenen van eerste hulp relevante fysieke verschillen tussen zuigelingen, oudere kinderen en volwassenen;

    • b. aantoonbare kennis van en inzicht in het gedrag van kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bij ongeval en ziekte alsmede aantoonbare vaardigheid om daarop adequaat te reageren;

    • c. aantoonbare vaardigheid in het verlenen van eerste hulp aan kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bij veelvuldig voorkomende stoornissen in de vitale functies en plaatselijke letsels;

    • d. aantoonbare kennis van en inzicht in de gevaren die in het bijzonder kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, bedreigen, en

    • e. aantoonbare kennis van en inzicht in de wijze waarop ongevallen bij kinderen, waaronder specifiek zuigelingen, kunnen worden voorkomen.

  • 3 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan alleen plaatsvinden indien naast de criteria met betrekking tot het afgeven van het certificaat, genoemd in het tweede lid, tevens door de certificerende instantie ten minste aan het volgende is voldaan:

    • a. zij is onafhankelijk;

    • b. zij verzorgt zelf geen onderwijs met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • c. zij biedt zelf geen onderwijs aan met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • d. zij schrijft geen onderwijsmethode en onderwijsmateriaal voor met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • e. zij geeft zelf het certificaat af voor maximaal twee jaar;

    • f. zij ziet zelf toe op de kwaliteit van het voor het verkrijgen van het certificaat af te leggen examen, en

    • g. zij registreert zelf de behaalde certificaten en de geldigheidsduur in een register.

Artikel 9c. Inzet beroepskrachten in opleiding en stagiairs

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs, bedoeld in artikel 16, zevende lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat gedurende de buitenschoolse opvang maximaal een derde deel van het totaal minimaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, dat wordt gevormd door de optelsom van het op grond van artikel 16 van het Besluit kwaliteit kinderopvang minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op de afzonderlijke basisgroepen, bestaat uit beroepskrachten in opleiding of stagiairs.

Paragraaf 4. Deskundigheidseisen gastouders en beroepskrachten voorschoolse educatie

Artikel 10

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan de minister op aanvraag besluiten een beroepsopleiding, waarvan het curriculum voor ten minste 90% vergelijkbaar is met het curriculum van een van de beroepsopleidingen, genoemd het eerste lid, onder a, of waarvan het curriculum identiek is aan het curriculum van een van de beroepsopleidingen, genoemd in het eerste lid, aan te wijzen als een beroepsopleiding waarmee de aanvrager, indien hij in het bezit is van een getuigschrift van deze beroepsopleiding, eveneens voldoet aan de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang opgenomen eis.

  • 3 De minister stelt beleidsregels vast over de wijze waarop de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, plaatsvindt.

Artikel 10a

  • 1 Voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, worden de volgende beroepsopleidingen als beroepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen c, d, of e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aangewezen:

    • a. Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang;

      Onderwijsassistent;

      Onderwijsassistent PO/SO (primair onderwijs/speciaal onderwijs);

      Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang;

      Pedagogisch Werker 3 Kinderopvang;

      Pedagogisch Werker 4 Kinderopvang;

      Pedagogisch Werker niveau 3;

      Pedagogisch Werker niveau 4;

      Sociaal-Cultureel Werker (SCW);

      Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW-3);

      Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW4);

      Sport en Bewegen (niveau 3 en 4);

      Sport- en bewegingscoördinator (niveau 4);

      Sport- en bewegingsleider (niveau 3); en

      en

    • b. A verpleegkundige;

      Activiteitenbegeleider (AB);

      Activiteitenbegeleiding (AB);

      Agogisch Werk (AW);

      Agogisch Werk/Residentieel Werk (AW/RW);

      Agogisch Werk/Cultureel Werk (AW/CW);

      Akte hoofdleidster kleuteronderwijs;

      Akte Kleuterleidster A;

      Akte Kleuterleidster B;

      Akte van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronderwijs;

      Akte van bekwaamheid als leidster aan kleuterscholen;

      Akte van bekwaamheid als leidster bij het kleuteronderwijs;

      Arbeidstherapie (AT);

      A-Verpleegkundige;

      A-verpleegster;

      A-verpleger;

      B Verpleegkundige;

      B-Verpleegkundige;

      B-verpleger;

      CIOS algemeen sportleider/ster;

      Cultureel werk (CW);

      Diploma A (ziekenverpleging);

      Diploma MHNO kinderverzorgster voor het jonge kind;

      Getuigschrift A (ziekenverpleging);

      Getuigschrift B (ziekenverpleging);

      Extramurale gezondheidszorg (EMGZ);

      Inrichtingswerk (IW);

      Kinderbescherming A;

      Kinderbescherming B;

      Kinderverzorging en Opvoeding;

      Kinderverzorging/Jeugdverzorging (KV/JV);

      Kinderverzorgster (KV);

      Kinderverzorging/Jeugdverzorging 2 (KV/JV 2);

      Kinderverzorging/Jeugdverzorging 3 (KV/JV 3);

      Kinderverzorgster van de centrale raad voor de kinderuitzending;

      Kultureel werk (KW);

      Leidster kindercentra (niet van OVDB);

      Leidster Kindercentra van de OVDB of onder de WEB;

      Leidster Kindercentra landelijke stg. OVDB;

      Maatschappelijke zorg (medewerker gehandicaptenzorg);

      Medewerker Gehandicaptenzorg niveau 3;

      Medewerker gehandicaptenzorg niveau 4;

      Medewerker maatschappelijke zorg;

      Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg;

      Pedagogisch werker;

      Pedagogisch werker 3;

      Pedagogisch Werker kinderopvang;

      Pedagogisch Werker 4 Jeugdzorg;

      Pedagogisch Werker Jeugdzorg – niveau 4;

      Pedagogisch werker niveau 4 Jeugdzorg;

      Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg niveau 4;

      Residentieel Werk (RW);

      Sociaal Agogisch 2;

      Sociaal Agogisch II;

      Sociaal-agogisch II richting (MBO SA II) (semi) residentiële hulpverlening;

      Sociaal Agogisch II (MBO-SA II) afstudeerrichting Kultureelwerk;

      Sociaal Cultureel Werk;

      Sociaal Dienstverlener (SD);

      Sociaal Pedagogisch Werker;

      Sociaal Pedagogisch Werk Kinderopvang MBO niveau 3;

      Sociale Arbeid (SA, SA2 of SAII);

      Sociale Arbeid/Sociaal Dienstverlener (SA/SD);

      Sociale Dienstverlening (SD, SA, SA1 of SAI);

      Sociaal Pedagogisch Werker (SPW; lang of onder WEB);

      SPW lang;

      Vakopleiding Leidster kindercentra (conform de WEB);

      Verdere Scholing in Dienstverband (VSID) richting kinderdagverblijven;

      Verpleegkunde;

      Verpleegkunde A;

      Verpleegkunde B;

      Verpleegkunde Z;

      Verpleegkundige;

      Verpleegkundige Z;

      Verplegende (VP);

      Verpleging (VP);

      Verpleging A;

      Verpleging B;

      Verzorgende (VZ niveau 3 of VZ lang);

      Verzorgende beroepen (VZ);

      Verzorgende Individuele Gezondheidszorg (VIG);

      Verzorging (VZ);

      Z Verpleegkundige;

      Z-Verpleegkundige;

      Zwakzinnigenzorg.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan de minister op aanvraag besluiten een beroepsopleiding, waarvan het curriculum voor ten minste 90% vergelijkbaar is met het curriculum van een van de beroepsopleidingen genoemd in het eerste lid, onder a, of waarvan het curriculum identiek is aan het curriculum van een van de beroepsopleidingen, genoemd in het eerste lid, aan te wijzen als een beroepsopleiding waarmee de aanvrager, indien hij in het bezit is van een getuigschrift van deze beroepsopleiding, eveneens voldoet aan de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang opgenomen eis.

  • 3 De minister stelt beleidsregels vast over de wijze waarop de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, plaatsvindt.

Artikel 10b

  • 1 Voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, worden de volgende opleidingen als opleiding, bedoeld in artikel 7.3a, eerste of tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, aangewezen;

    • a. Culturele en Maatschappelijke vorming (CMV);

      Kunstzinnig vormende opleiding op HBO-niveau (docentenrichting binnenkunstonderwijs of kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding);

      Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool, PABO of IPABO);

      Leraar lichamelijke oefening (ALO);

      Pedagogiek (HBO-bachelor);

      Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH);

      Sport en Bewegen; en

    • b. Akte Muziekonderwijs A Algemene Muzikale Vorming;

      Akte Lager onderwijs zonder hoofdakte (oude kweekschoolopleiding);

      Akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer(es);

      Akte van bekwaamheid als leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs;

      Akte van bekwaamheid als onderwijzer(es);

      Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer(es);

      Akte van bekwaamheid NXX (volgens de Wet op het voortgezet onderwijs);

      Aktiviteitenleidersopleiding (van Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard);

      Akte van bekwaamheid N XI;

      Akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de lichamelijke oefening;

      Akte van Bekwaamheid van de tweede graad tot het geven van voortgezet onderwijs in Textiele Werkvormen alsmede in (een ander vak);

      Akte van Bekwaamheid voor het geven van Lager Onderwijs in het vak Lichamelijke Oefening;

      Akte van Bekwaamheid voor het geven van Lager Onderwijs in het vak Nuttige Handwerken voor Meisjes;

      Applicatiecursus leraar basisonderwijs (als vervolg op en in combinatie met kleuterakte A/B);

      Applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer(es);

      Pedagogisch management Kinderopvang;

      Associate Degree Pedagogisch Educatief Medewerker;

      Associate Degree Kinderopvang;

      Associate Degree Onderwijsondersteuner Omgangskunde;

      Bachelor of Nursing;

      Creatieve therapie (waaronder van Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard);

      Cultureel Werk (CW);

      Docent Beeldende Kunst en Vormgeving;

      Docent Dans;

      Docent Drama;

      Docent Mime;

      Docerend musicus;

      Educatieve therapie (van Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard);

      Extramurale gezondheidszorg (EMGZ);

      HBO-bachelor-SPH, CMV, WMD;

      Hogere Beroepsopleiding voor Verpleegkundigen;

      Hogere sociaal-pedagogische opleiding van leider(st)s op het terrein van jeugdvorming en volksontwikkeling (van Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard);

      Hoofdonderwijzer;

      Inrichtingswerk (IW);

      Jeugdwelzijnswerk;

      Kinderverzorging en kinderopvoeding;

      Kinderverzorging en opvoeding;

      Kreatief Educatief Werk;

      Kunstzinnige therapie;

      Leraar speciaal onderwijs;

      Leraar voortgezet onderwijs van eerste graad in tekenen;

      Leraar voortgezet Onderwijs van eerste graad in handvaardigheid;

      Leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in lichamelijke oefening;

      Lerarenopleiding Omgangskunde;

      Lerarenopleiding Verzorging/Gezondheidskunde;

      Lerarenopleiding Verzorging/Huishoudkunde;

      Maatschappelijk Werk (MW);

      Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD);

      Overgangsbewijs naar laatste jaar pedagogische academie;

      Pedagogiek MO-A of kandidaatsexamen Pedagogiek;

      Pedagogische Academie;

      Sociaal kunstzinnige therapie;

      Verpleegkunde;

      3e jaar deeltijd volgend Sociaal Pedagogisch Hulpverlener (SPH);

      3e jaar deeltijd volgend Cultureel Maatschappelijke vorming (CMV);

      3e jaar deeltijd volgend Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD).

  • 3 De minister stelt beleidsregels vast over de wijze waarop de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, plaatsvindt.

Artikel 10c

De opleidingen die voor beroepskrachten voorschoolse educatie worden genoemd in de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang en de meest recent aangevangen collectieve arbeidsovereenkomst welzijn en maatschappelijke dienstverlening worden aangewezen als opleidingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 10d. Bewijsstukken van met goed gevolg afgesloten onderricht dat in elk geval omvat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen

  • 2 Een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt alleen plaats indien het certificaat slechts wordt afgegeven wanneer ten minste aan de volgende inhoudelijke criteria wordt voldaan:

    • a. aantoonbare kennis van en inzicht in de voor eerstehulpverlening relevante fysieke verschillen tussen zuigelingen, kinderen en volwassenen;

    • b. aantoonbare kennis van en inzicht in het gedrag van zuigelingen en kinderen bij ongeval en ziekte alsmede aantoonbare vaardigheid om daarop adequaat te reageren;

    • c. aantoonbare vaardigheid in het verlenen van eerste hulp aan zuigelingen en kinderen bij veelvuldig voorkomende stoornissen in de vitale functies en plaatselijke letsels;

    • d. aantoonbare kennis van en inzicht in de gevaren die in het bijzonder zuigelingen en kinderen bedreigen; en

    • e. aantoonbare kennis van en inzicht in de wijze waarop ongevallen bij zuigelingen en kinderen kunnen worden voorkomen.

  • 3 Een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, kan alleen plaatsvinden indien naast de criteria met betrekking tot het certificaat, genoemd het tweede lid, tevens door de certificerende instantie ten minste aan de volgende processuele criteria is voldaan:

    • a. zij is onafhankelijk;

    • b. zij verzorgt zelf geen onderwijs met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • c. zij biedt zelf geen onderwijs aan met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • d. zij schrijft geen onderwijsmethode en onderwijsmateriaal voor met betrekking tot het te verlenen certificaat;

    • e. zij geeft zelf het certificaat af voor maximaal twee jaar;

    • f. zij ziet zelf toe op de kwaliteit van het voor het verkrijgen van het certificaat af te leggen examen; en

    • g. zij registreert zelf de behaalde certificaten en de geldigheidsduur in een register.

Artikel 10e

  • 1 Aan de Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van alle benodigde werkzaamheden, waaronder het vaststellen en ondertekenen van stukken, ter uitvoering van de bevoegdheid van de minister, genoemd in de artikelen 10, tweede lid, 10a, tweede lid en 10b, tweede lid.

  • 2 Aan de Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken, die betrekking hebben op de afhandeling van administratieve stukken inzake klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures, voor zover deze verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid en met dien verstande dat de Directeur-generaal geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat de Directeur-generaal in mandaat heeft genomen.

  • 3 De Directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste en tweede lid, ondermandaat, volmacht en machtiging in een door hem te bepalen omvang verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat de Directeur-generaal geen ondermandaat verleent aan de functionaris aan wie door hem ondermandaat tot het nemen van het besluit waartegen het bezwaar zich richt, is verleend.

Paragraaf 5. Administratie van gegevens bij kindercentra en gastouderbureaus

Artikel 11. Inrichting administratie

  • 1 De administratie van een kindercentrum of gastouderbureau is zodanig ingericht dat op verzoek van:

    • a. de toezichthouder, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, tijdig de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, respectievelijk in het derde lid, kunnen worden verstrekt die voor de naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van de wet gegeven voorschriften van belang zijn;

    • b. de Belastingdienst/Toeslagen tijdig, de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder e, f, g, h en i, respectievelijk derde lid, eerste zin, voor zover betrekking hebbend op onderdeel e, en tweede zin, onder b, c, d, e, f, of h kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag en het voorschot daarop van belang kan zijn; of

    • c. het college tijdig, de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder e en f, respectievelijk derde lid, eerste zin, voor zover betrekking hebbend op onderdeel e, en tweede zin, onder b, c, d, e of f kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag of de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

  • 2 De administratie van een kindercentrum bevat de volgende gegevens:

    • a. een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.50, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam, burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij het kindercentrum werkzame beroepskrachten eveneens de behaalde diploma’s en getuigschriften,

    • b. een afschrift van het veiligheids- en gezondheidsbeleid, bedoeld in de artikelen 4 en 13 van het Besluit kwaliteit kinderopvang,

    • c. een overzicht van de omvang en de samenstelling van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.58 van de wet,

    • d. een afschrift van het reglement van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.59 van de wet,

    • e. een overzicht van alle ingeschreven kinderen, vermeldende per kind: naam, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en het adres en telefoonnummer van de ouders,

    • f. afschriften van alle met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de soort kinderopvang waarop de overeenkomst betrekking heeft, de voor die kinderopvang te betalen prijs per uur, naam, geboortedatum en adres van het kind, het aantal uren kinderopvang per jaar en de duur van de overeenkomst,

    • g. betaalbewijzen waaruit de betalingen van de ouder aan het kindercentrum blijken,

    • h. een jaaroverzicht en maandoverzichten per ouder, met vermelding van de naam, het burgerservicenummer en de geboortedatum van de ouder, met daarin:

      • opgave van aantal uren per jaar en per maand dat per kind is afgenomen en de gemiddelde uurprijs per kind,

      • het unieke registratienummer van het kindercentrum waar de ouder gebruik van maakt, en

    • i. de datum waarop de overeenkomst met de ouder is of wordt beëindigd.

  • 3 Het tweede lid, onder a, en c tot en met e is van overeenkomstige toepassing op de administratie van een gastouderbureau. De administratie van een gastouderbureau bevat tevens de volgende gegevens:

    • a. een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.56b, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam, burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij dat gastouderbureau aangesloten gastouders eveneens adres, postcode, woonplaats en telefoonnummer,

    • b. afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst,

    • c. bankafschriften waaruit de betalingen van de vraagouder aan het gastouderbureau blijken,

    • d. bankafschriften waaruit de betalingen van het gastouderbureau aan de gastouder blijken,

    • e. een jaaroverzicht per voorziening voor gastouderopvang, met vermelding van het unieke registratienummer, de naam en de geboortedatum van de gastouder, met daarin:

      • het door het gastouderbureau aan de voorziening voor gastouderopvang betaalde bedrag per jaar,

      • het door het gastouderbureau aan de voorziening voor gastouderopvang betaalde bedrag per kind per jaar, het aantal uren afgenomen opvang per kind per jaar, de gemiddelde uurprijs per kind per jaar, en

      • de naam van de vraagouders die van de voorziening voor gastouderopvang gebruik maken onder vermelding van het burgerservicenummer van deze vraagouders,

    • f. een jaaroverzicht en de maandoverzichten per vraagouder, met vermelding van de naam, het burgerservicenummer, en de geboortedatum van de vraagouder, met daarin:

      • het aan het gastouderbureau over dat jaar te betalen bedragen per kind,

      • opgave van aantal uren per jaar en per maand dat per kind is afgenomen en de gemiddelde uurprijs per kind,

      • de voorzieningen voor gastouderopvang waar de vraagouder gebruik van maakt onder vermelding van het unieke registratienummer van deze gastouders,

    • g. een afschrift van de risico-inventarisatie, bedoeld in artikel 1.51 van de wet, en

    • h. de datum waarop de overeenkomst met de ouder is of wordt beëindigd.

  • 4 De houder van een kindercentrum of gastouderbureau kan de gegevens, bedoeld in het tweede of derde lid, op een andere plaats administreren dan op de plaats van vestiging van het kindercentrum of van het gastouderbureau, mits de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, respectievelijk in het derde lid, op verzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, bij een onderzoek onverwijld beschikbaar komen op de plaats van vestiging van het kindercentrum of van het gastouderbureau.

Paragraaf 5a. Bepalingen voor gastouderbureaus en vraagouders

Artikel 11a. Uitzondering op de kassiersfunctie

Een houder van een gastouderbureau geleidt de betalingen van vraagouders aan gastouders niet door zolang de termijn, bedoeld in 1.47b, vierde lid, van de wet van toepassing is. Binnen deze termijn vinden er geen contante betalingen plaats tussen vraagouder en gastouder.

Artikel 11b. Kostenoverzicht

In de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in artikel 1.56, vierde lid, van de wet, geeft het gastouderbureau de vraagouder inzicht in de uitvoeringskosten en de kosten van gastouderopvang.

Artikel 11e. Uniek registratienummer

In de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in artikel 1.56, vierde lid, van de wet, wordt het unieke registratienummer van de gastouder opgenomen.

Artikel 11f. Betalingstermijn vraagouder

De vraagouder betaalt periodiek de kosten voor gastouderopvang uiterlijk binnen twee kalendermaanden na afloop van het tijdvak waarover de kosten op grond van de overeenkomst worden berekend.

Paragraaf 5c. Verslag klachtenregeling kindercentra en gastouderbureaus

Artikel 11h. Verslag

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau stelt jaarlijks vanaf het kalenderjaar 2017 het verslag, bedoeld in artikel 1.57b, vierde lid, van de wet op, dat betrekking heeft op het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 11i. Overgangsbepaling klachtenverslag

Artikel 11h zoals dat luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2017 tot wijziging van diverse regelingen in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stcrt. 2017, 49281) blijft van toepassing op het verslag dat ziet op het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van genoemde regeling.

Paragraaf 6. Gemeentelijk jaarverslag

Artikel 12. Verslag

Het college verstrekt aan de minister uiterlijk op 1 juli van elk kalenderjaar, overeenkomstig het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model, gegevens over het voorafgaande kalenderjaar over de uitvoering van de aan het college bij of krachtens de wet opgedragen taken.

Paragraaf 7. Kinderopvang buiten Nederland

Artikel 13. Aanvraag ten behoeve van opneming in het register buitenlandse kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 15. Kinderopvang in België

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Vlaanderen en Brussel wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘kinderdagverblijf’ of ‘minicrèche’;

    • b. ‘initiatieven voor buitenschoolse opvang’;

    • c. gastouderopvang door ‘onthaalouders’.

  • 3 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Wallonië en Brussel wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’, ‘prégardiennat’ en ‘Maison communale d’Accueil de l’Enfance’;

    • b. gastouderopvang door ‘Service d’Accueillant(e)s d’Enfants conventionné(e)’;

Artikel 15a. Kinderopvang in Duitsland

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Duitsland wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘Kindergärten’, ‘Kindergrippe’ of in ‘Kindertagesstätte’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Hort’;

    • c. gastouderopvang door ‘Tagespflegeperson’.

  • 2 ‘Offene Ganztagsschule’ is uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 4 Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldige ‘Erlaubnis zur Kindertagespflege’, afgegeven door een ‘Jugendamt’ of een andere overheidsorganisatie.

Artikel 15b. Kinderopvang in Frankrijk

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Frankrijk wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘centre de loisir’ of ‘atelier bleu’;

    • c. gastouderopvang door ‘assistente maternelle’.

  • 2 ‘Crèche parentale’, ‘école maternelle’ of een andere vorm van voorschool, ‘halte-garderie’ en ‘Arc en Ciel’ zijn uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 3 Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers:

    • a. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’ en voor zover het een publieke ‘crèche’ betreft tevens een geldig bewijs van registratie van de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet, is gevestigd;

    • b. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor zover het een voorziening betreft voor kinderen jonger dan zes jaar, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’ en voor zover het een voorziening voor kinderen van zes jaar en ouder betreft, een geldig bewijs van registratie bij ‘Direction Départementale de Jeunesse, Sport et Cohésion Sociale’ of een geldig bewijs van registratie bij de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet is gevestigd;

    • c. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’, vastgelegd door middel van ‘ágrement’.

Artikel 15c. Kinderopvang in Hongarije

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Hongarije wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘bölcsöde’ of ‘óvada’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘iskolai napközi’;

    • c. gastouderopvang door ‘családi napközi’.

Artikel 15d. Kinderopvang in Ierland

Artikel 15e. Kinderopvang in Italië

Artikel 15f. Kinderopvang in Noorwegen

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Noorwegen wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘barnehage’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Skolefritidsordning’;

    • c. gastouderopvang door ‘familiebarnehage’.

Artikel 15g. Kinderopvang in Polen

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Polen wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘zloblek’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘przedszkole’ of ‘swietlica’;

    • c. gastouderopvang door ‘dzienny opiekun’.

Artikel 15h. Kinderopvang in Portugal

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Portugal wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘jardim de infância’ of ‘Activade de Tempo Livre’;

    • c. gastouderopvang door ‘ama’ of ‘crèche familiaire’.

  • 3 Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, voor zover het betreft ‘jardim de infância’, een geldig bewijs van registratie bij ‘Direcção de Educação’ van ‘Ministro da Educação e Ciência’ en voor zover het ‘Activade de Tempo Livre’ betreft, een geldig bewijs van registratie van ‘Instituto da Segurança Social’, de sociale dienst van ‘Ministro da Solidariedade, Emprego e Segurança Social’.

Artikel 15i. Kinderopvang in Slovenië

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Slovenië wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘vrtec’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘jutranje varstvo’, ‘popoldansko varstvo’ of ‘podaljšano bivanje’;

    • c. gastouderopvang door ‘vzgojitelj’ of ‘vzgojiteljica’.

Artikel 15j. Kinderopvang in Spanje

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Spanje wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘escuela de educación infantil’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘centro de educación infantil y primaria’.

Artikel 15k. Kinderopvang in Tsjechië

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Tsjechië wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘jesle’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘skolni družina’.

Artikel 15l. Kinderopvang in het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Wales

  • 1 Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Engeland wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘day care center’ of ‘nursery’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Out of School Hours Care’;

    • c. gastouderopvang door ‘childminder’.

  • 2 ‘Nursery school’ is uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

Artikel 16. Wijzigingen in het register buitenlandse kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2014]

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17. Overgangsbepaling met betrekking tot gemeentelijk verslag

De verplichting van artikel 12 geldt voor het eerst over het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop dat artikel in werking is getreden.

Artikel 17a. Gewijzigde uitvoering voor het kalenderjaar 2010

[Vervallen per 01-01-2012]

Artikel 17c

Indien een ouder op 31 december 2013 gebruik maakte van een buiten Nederland gevestigd kindercentrum of gevestigde gastouder als bedoeld in de artikelen 16a tot en met 16d, zoals deze luidden op 31 december 2013, wordt dit kindercentrum of deze gastouder voor het gebruik door deze ouder tot 1 januari 2015 aangemerkt als een in het register buitenlandse kinderopvang ingeschreven voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet.

Artikel 17d. Overgangsbepaling met betrekking tot de verwerking van gegevens van personen uit continue screening fase 1 in het personenregister kinderopvang

  • 1 De minister verwerkt de gegevens van de personen die op 28 februari 2018 op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit registers continu gescreend worden in het personenregister kinderopvang in de periode die loopt van 1 maart 2018 tot 1 juli 2018.

Artikel 18. Tijdstip van inwerkingtreding

De Regeling Wet kinderopvang treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet kinderopvang in werking treedt.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Wet kinderopvang.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 september 2004

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Bijlage 1. behorende bij artikel 5

Systeembeschrijving landelijk register kinderopvang.

Het landelijk register kinderopvang is in de uitvoering gerealiseerd en bijeengebracht onder de naam Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Het LRK is een centrale, door Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) beheerde, elektronische database die door een webapplicatie ter beschikking is gesteld aan alle gemeenten, die op basis van door DUO verstrekte autorisaties bevoegd zijn gegevens in het systeem in te voeren, te wijzigen of te verwijderen (via het zogenoemde Overheidsportaal). Gekoppeld aan dit Overheidsportaal is er een inkijkfunctie in de Basisregistratie personen (hierna: Brp), waarmee de gegevens van de aanvrager door de gemeenten te controleren zijn.1

Tevens is aan het LRK een toezichts- en handhavingssysteem gekoppeld: de Gemeenschappelijke Inspectieruimte (GIR). Deze GIR is via het Overheidsportaal toegankelijk voor GGD’en en gemeenten en wordt gebruikt om toezicht en handhaving te faciliteren: toezichtsgegevens kunnen makkelijk in het systeem worden vastgelegd en inspectierapporten en handhavingsbrieven kunnen worden gegenereerd. Tevens kan gemakkelijk informatie worden uitgewisseld tussen GGD en gemeente. De GIR wordt ook gebruikt bij het genereren van de jaarverantwoording door gemeenten aan de Inspectie van het Onderwijs (de tweedelijns toezichthouder).

Het LRK staat in verbinding met het toeslagensysteem van de Belastingdienst/Toeslagen, die het LRK gebruikt bij de toekenning van de kinderopvangtoeslag.

Het openbare deel van de gegevens in het LRK is via een website voor iedereen in te zien (het Publieksportaal). In het Publieksportaal kan op diverse manieren gezocht worden naar kinderopvangvoorzieningen en wordt allerlei informatie over de voorzieningen en de houders zichtbaar gemaakt. Deze informatie kan via internet ook in de vorm van een spreadsheet door iedereen worden gedownload via Open data Rijksoverheid.

Het proces rond het systeemcomplex werkt als volgt:

  • Degene die een kinderopvangvoorziening wil beginnen doet een aanvraag tot exploitatie bij de gemeente waar die voorziening gevestigd zal zijn. Die aanvraag wordt gedaan met een daartoe door de minister vastgesteld formulier.

  • De door DUO geautoriseerde gemeenteambtenaar voert de gegevens in op basis van het ingediende formulier in het systeem via het Overheidsportaal van het LRK (waarbij hij via de inkijkfunctie in de Brp de aangeleverde NAW-gegevens kan controleren).

  • De voorziening staat dan met de status ‘aangemeld’ in het LRK en is alleen zichtbaar voor gemeenten en GGD’en in het Overheidsportaal, en nog niet openbaar te zien in het Publieksportaal.

  • De gemeente laat een onderzoek doen door de GGD voordat er een besluit wordt genomen op de aanvraag. De GGD kan hierbij gebruik maken de reeds ingevoerde gegevens in LRK, die ook in de GIR staan.

  • Indien zowel de houder als de locatie aan alle eisen voldoen, kan er een positieve beschikking naar de houder worden gezonden en krijgt de voorziening met ingang van de beschikkingsdatum de status geregistreerd in het LRK.

  • Vanaf dat moment is de voorziening ook openbaar zichtbaar in het Publieksportaal, waarbij alle kinderopvangvoorzieningen zijn voorzien van een uniek, door het systeem gegenereerd registratienummer. Het inspectierapport van de GGD wordt hierbij automatisch opgenomen op de LRK-website, zodat iedereen het kan inzien.

  • Vanaf het moment dat een kinderopvangvoorziening met de status geregistreerd in het LRK staat, bestaat er in principe recht op een kinderopvangtoeslag voor ouders die er hun kind laten opvangen. Het LRK-registratienummer moet hiertoe door de aanvragende ouders bij de Belastingdienst/Toeslagen worden aangeleverd.

  • De Belastingdienst/Toeslagen controleert bij iedere aanvraag van een toeslag of het aangeleverde nummer in het LRK staat en vanaf welke datum. Alleen als het nummer in het LRK

  • staat wordt een toeslag toegekend. Deze toeslag wordt direct weer stopgezet als de betreffende voorziening de status ‘niet meer geregistreerd’ krijgt in het LRK.

  • Wijzigingen in de gegevens in het LRK moeten door de houder worden doorgegeven aan de gemeente (via een door de minister vastgesteld wijzigingsformulier) en door de gemeente worden doorgevoerd in het LRK.

DUO zorgt in opdracht van de minister voor het beheer en de verdere ontwikkeling van het systeemcomplex LRK/GIR. In een jaarlijks contract met daarbij een Dienstverleningsovereenkomst en een Service Level Agreement wordt vastgelegd welke werkzaamheden DUO dient uit te voeren en welke doelen bereikt moeten worden. Iedere maand wordt door DUO gerapporteerd over het Service level en ieder kwartaal vindt op directeursniveau overleg plaats over de voortgang en het niveau van de dienstverlening.

Er is minstens eenmaal per maand overleg tussen de ketenpartners (DUO, SZW, ICT Uitvoeringsorganisatie, Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), GGD Nederland, Belastingdienst/Toeslagen, Inspectie van het Onderwijs) over de voortgang en over vraagstukken in de uitvoering. Tevens is er maandelijks een Change Advisory Board (hierna: CAB), met daarin voornoemde partijen, die systeemwijzigingsvoorstellen prioriteert en de opdrachtgever adviseert over de doorontwikkeling van het systeem. In principe is er een halfjaarlijkse nieuwe release, waarin eventuele wijzigingen in beleid en regelgeving en gebruikerswensen zijn verwerkt.

VNG, GGD Nederland en DUO hebben veelvuldig overleg met gebruikers van het systeem. Eventuele gewenste wijzigingen kunnen via een wijzigingsvoorstel worden ingebracht in het CAB, dat daar vervolgens over adviseert. De hele procedure van het indienen van een wijzigingsvoorstel tot de uiteindelijke wijziging van het systeem is in een beschrijving vastgelegd en maakt onderdeel uit van de Dienstverleningsovereenkomst.

DUO zorgt voor een helpdesk en een nieuwsbrief aan gebruikers en gaat met regiomanagers het land in om bij gemeenten en GGD’en de vinger aan de pols te houden en problemen voor te zijn of op te lossen. Ook zorgt DUO voor instructies en korte cursussen in het werken met het LRK en de GIR.

Systeembeschrijving register buitenlandse kinderopvang

Het beheer van het register buitenlandse kinderopvang wordt ondergebracht bij de Helpdesk Kinderopvang van DUO. Omdat door het afschaffen van de gelijkgestelde categorieën kinderopvang het aantal aanvragen tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang zal toenemen, wordt ter ondersteuning van de uitvoering een compacte applicatie ingericht waarin de aanvragen en de daaruit volgende registraties worden bijgehouden. In deze applicatie wordt onder meer bijgehouden wat de status van een aanvraag is, en of en zo ja, welke brieven en beschikkingen er zijn verstuurd. Bij elke registratie wordt een identificerend nummer gegenereerd dat onder andere gebruikt wordt in de communicatie met de Belastingdienst/Toeslagen en dat ook gebruikt kan worden om gearchiveerde bewijsstukken op te vragen uit het digitaal archief van DUO.

De binnenkomende aanvragen en bewijsstukken worden in eerste instantie verzameld en handmatig verwerkt. Dit wordt onder andere zo gedaan omdat het belangrijk is de bewijsstukken fysiek te kunnen beoordelen. Nadat een beschikking is afgegeven wordt het dossier als één geheel gescand en zowel fysiek als digitaal gearchiveerd.

De regelgeving is verwerkt in werkinstructies aan de hand waarvan de Helpdesk Kinderopvang werkt. Naarmate de regeling tot meer landen wordt uitgebreid zullen ook daarvoor werkinstructies worden opgesteld.

Rond eind 2014/begin 2015 zal worden aangesloten op de bestaande koppeling tussen het LRK en de Belastingdienst/Toeslagen. De gegevens van de geregistreerde buitenlandse kinderopvanginstellingen zullen dan via een automatische koppeling worden doorgegeven naar de Belastingdienst/Toeslagen. In principe wordt aangesloten op de bestaande koppeling, maar dat gebeurt zodanig dat de berichten onderscheiden kunnen worden van de berichten die betrekking hebben op het LRK, zodat de beide stromen van elkaar gescheiden blijven. Alleen de medewerkers van de Helpdesk Kinderopvang hebben toegang tot de beheerfunctionaliteit van het register buitenlandse kinderopvang.

Bijlage 2. behorende bij artikel 12

Informatieverstrekking over de toezicht- en handhavingstaken

De informatieverstrekking van het college aan de minister over de uitvoering van de bij of krachtens de wet opgedragen taken toezicht en handhaving in het kader van de wet- en regelgeving kinderopvang, dient jaarlijks uiterlijk op 1 juli plaats te vinden.

De informatieverstrekking geschiedt aan de hand van de criteria die hieronder zijn opgenomen.

De benodigde gegevens worden zoveel mogelijk uit de bestaande landelijke gebruikers- en uitvoeringssystemen (het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR)) gehaald. Deze worden per gemeente verwerkt in een jaarlijks overzicht ten behoeve van de jaarverantwoording kinderopvang. Dit overzicht wordt vervolgens op de website www.waarstaatjegemeente.nl beschikbaar gesteld.

Gemeenten die gebruik maken van de landelijke uitvoeringssystemen LRK en GIR en waarvan de bij de gemeente behorende GGD dat eveneens doet, dienen de gegevens vast te laten stellen door het college. Vervolgens wordt het jaarverslag aan de gemeenteraad en de Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO) beschikbaar gesteld.

Voor gemeenten die voor een deel van hun taak niet zijn aangesloten bij de hiervoor genoemde landelijke systemen, of waarvan de GGD niet met GIR-inspecteren werkt, kan de volledige gegevensverzameling niet automatisch plaatsvinden. Deze gemeenten dienen de ontbrekende gegevens zelf op de website www.waarstaatjegemeente.nl toe te voegen. Ook deze gemeenten dienen de verantwoordingsgegevens door het college te laten vaststellen en aan de gemeenteraad en IvhO beschikbaar te stellen.

A. Criterium Registervoering

  • Is het LRK volgens het college in het verslagjaar juist, volledig en actueel geweest?

B. Criterium tijdig afgehandeld kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal tijdig afgehandelde aanvragen.

  • Aantal niet tijdig afgehandelde aanvragen.

C. Criterium ‘uitvoering inspecties’ kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal uit te voeren jaarlijkse inspecties (inclusief 3 maandenonderzoeken).

  • Aantal uitgevoerde jaarlijkse inspecties (inclusief 3 maandenonderzoeken).

D. Criterium ‘handhaving’ kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal rapporten met handhavingsadvies handhaven.

  • Aantal ingezette handhavingstrajecten.

  • Overzicht van de acties op alle tekortkomingen voortvloeiend uit de afgeronde rapporten.

  1. Voor de inwerkingtreding van de Wet basisadministratie personen (Stb. 2013, 315) is deze administratie aangeduid met het begrip ‘gemeentelijke basisadministratie’. ^ [1]