Indien belanghebbende het voornemen heeft de opstallen te gaan slopen en hiermee beoogt
de ondergrond vrij te maken, blijft de ondergrond met opstallen (één bedrijfsmiddel)
tot het ondernemingsvermogen behoren zolang de sloop niet heeft plaatsgevonden. De
opstal wordt aangehouden in afwachting van sloop. Indien de grond ten gevolge van
de sloop een waardeverandering ondergaat, is er sprake van een waardeverandering ontstaan
in de uitoefening van het bedrijf waarop de landbouwvrijstelling niet van toepassing
is. Vgl. Hof Amsterdam, 29 oktober 1958, nr. 13 618 (BNB 1958/340).
Het aanhouden in afwachting van sloop is vergelijkbaar met het aanhouden in afwachting
van een geschikt moment van verkoop; hierbij speelt een rol dat de waarde van de grond
afhankelijk kan zijn/is van het feit of ze al dan niet is bebouwd, zodat de sloop
van invloed kan zijn op de boekwinst die op de grond wordt behaald en daaruit voortvloeiend
op de landbouwvrijstelling. Ook de omvang van de te maken sloopkosten is nog niet
bekend. Zodra de opstallen zijn gesloopt moet de grond worden overgebracht naar het
privé-vermogen. De grond gaat voor de waarde in vrije staat over naar het privé-vermogen.
Voor de bepaling van de boekwinst op de grond bij overbrenging naar privé moet de
boekwaarde van de grond worden verhoogd met de boekwaarde van de opstallen (na eventuele
afwaardering tot bedrijfswaarde en de sloopkosten en verminderd met de eventuele opbrengst
van de sloopmaterialen. Bij de bepaling van de boekwinst dient de WEV van de grond
te worden verminderd met de aldus verkregen boekwaarde. Zie Hoge Raad, 25 maart 1987,
nr. 23 827 opgenomen (BNB 1987/151).
De vermeerdering van de boekwaarde van de grond met o.a. de sloopkosten heeft tot
gevolg dat onder omstandigheden de sloopkosten van invloed zijn op de omvang van de
landbouwvrijstelling. Dit is ondermeer het geval indien de WEV en de WEVAB gelijk
zijn. Ook onder de huidige landbouwvrijstelling, zoals die geldt vanaf 27 juni 2000,
is Hoge Raad, 17 maart 1965, nr. 15 349; BNB 1965/160, nog van toepassing zodat de
landbouwvrijstelling niet groter kan zijn dan de boekwinst waardoor het bedrag van
de landbouwvrijstelling in feite wordt verminderd met de boekwaarde van de opstallen
en de sloopkosten en vermeerderd met de eventuele opbrengst van de sloopmaterialen.
Vgl. Hof Den Haag, 9 september 1976, nr. 50/76 (V-N 1978, blz. 416).
Zie voor een nadere uitwerking het hierna opgenomen voorbeeld 1.
Zijn de WEV en de WEVAB niet gelijk dan komen de sloopkosten wel (gedeeltelijk) ten
laste van de fiscale winst. Als het verschil tussen WEV en WEVAB groter is dan het
bedrag van de sloopkosten, komen de sloopkosten volledig ten laste van de fiscale
winst. Is het verschil kleiner dan komen de sloopkosten tot dit lagere verschil ten
laste van de fiscale winst. De landbouwvrijstelling wordt toegepast aan de voet. Vgl.
Hoge Raad, 14 februari 2003 (V-N 2003/12.7).
Zie voor een nadere uitwerking de hierna opgenomen voorbeelden 2 tot en met 4.
Primaire bedoeling van de sloop is niet het vrij maken van de grond
Veelal is primair de bedoeling van de sloop dat de grond wordt vrijgemaakt. Indien
dit niet het geval is, moet belanghebbende in een voorkomend geval gemotiveerd aangeven
waarom hiervan in zijn situatie geen sprake is (voor een voorbeeld zie Hof Den Haag
18 maart 1976, BNB 1977/143).
Indien belanghebbende met de sloop niet primair beoogt de grond vrij te maken, kan
met betrekking tot de sloopkosten een voorziening worden gevormd als aan de daarvoor
geldende voorwaarden is voldaan. De ondergrond met opstallen (één bedrijfsmiddel)
en de voorziening blijven tot het ondernemingsvermogen behoren zolang de sloop niet
heeft plaatsgevonden. Zodra de opstallen zijn gesloopt moet de grond worden overgebracht
naar het privé-vermogen. De grond gaat voor de waarde in vrije staat over naar het
privé-vermogen.
De sloopkosten worden afgeboekt van de voorziening; een eventueel verschil komt ten
laste c.q. ten gunste van de winst. Indien ten tijde van de staking geen voorziening
kon worden opgenomen omdat niet was voldaan aan de voorwaarden, vormen de sloopkosten
bedrijfslasten.
Uitwerking
Voorbeeld 1; geen verschil WEV-WEVAB:
Aankoop ondergrond bedrijfsopstal 100 (= WEV = WEVAB). Bij staking bestaat het plan
om de bedrijfsopstallen te slopen en de ondergrond naar privé over te brengen. Ten
tijde van de sloop bedraagt de waarde van de grond in vrije staat 175 (= WEV = WEVAB).
De sloopkosten bedragen 30; de boekwaarde van de opstallen is nihil en er is geen
opbrengst van het gesloopte materiaal.
Uitwerking voorbeeld 1:
Er wordt vanuit gegaan dat de primaire bedoeling van de sloop is; het vrijmaken van
de ondergrond. De opstal en de ondergrond blijven na de bedrijfsbeëindiging tot het
ondernemingsvermogen behoren in afwachting van de sloop (langlopende liquidatie).
Bij de sloop en de daarop volgende onttrekking naar privé van de grond, luidt de fiscale
winstberekening:
WEV grond
|
175
|
|
Af: Boekwaarde grond 100 + 30
|
130
|
–/–
|
Boekwinst
|
45
|
|
Af: Landbouwvrijstelling 175 – 100 = 75, maar maximaal de boekwinst van 45
|
45
|
–/–
|
Belaste winst
|
0
|
|
Per saldo verminderen de sloopkosten de landbouwvrijstelling.
Voorbeeld 2; verschil WEV-WEVAB groter dan sloopkosten:
Aankoop ondergrond bedrijfsopstal 100 (= WEV = WEVAB). Bij staking bestaat het plan
om de bedrijfsopstallen te slopen en de ondergrond naar privé over te brengen. Ten
tijde van de sloop bedraagt de waarde van de grond in vrije staat 225 (= WEV); de
WEVAB bedraagt 175. De sloopkosten bedragen 30; de boekwaarde van de opstallen is
nihil en er is geen opbrengst van het gesloopte materiaal.
Uitwerking voorbeeld 2:
Er wordt vanuit gegaan dat de primaire bedoeling van de sloop is; het vrijmaken van
de ondergrond. De opstal en de ondergrond blijven na de bedrijfsbeëindiging tot het
ondernemingsvermogen behoren in afwachting van de sloop (langlopende liquidatie).
Bij de sloop en de daarop volgende onttrekking naar privé van de grond, luidt de fiscale
winstberekening:
WEV grond
|
225
|
|
Af: Boekwaarde grond 100 + 30
|
130
|
–/–
|
Boekwinst
|
95
|
|
Af: Landbouwvrijstelling 175 – 100 = 75
|
75
|
–/–
|
Belaste winst
|
20
|
|
Per saldo wordt de landbouwvrijstelling volledig benut.
Voorbeeld 3; verschil WEV-WEVAB kleiner dan sloopkosten:
Aankoop ondergrond bedrijfsopstal 100 (= WEV = WEVAB). Bij staking bestaat het plan
om de bedrijfsopstallen te slopen en de ondergrond naar privé over te brengen. Ten
tijde van de sloop bedraagt de waarde van de grond in vrije staat 200 (= WEV); de
WEVAB bedraagt 175. De sloopkosten bedragen 30; de boekwaarde van de opstallen is
nihil en er is geen opbrengst van het gesloopte materiaal.
Uitwerking voorbeeld 3:
Er wordt vanuit gegaan dat de primaire bedoeling van de sloop is; het vrijmaken van
de ondergrond. De opstal en de ondergrond blijven na de bedrijfsbeëindiging tot het
ondernemingsvermogen behoren in afwachting van de sloop (langlopende liquidatie).
Bij de sloop en de daarop volgende onttrekking naar privé van de grond luidt de fiscale
winstberekening:
WEV grond
|
200
|
|
Af: Boekwaarde grond 100 + 30
|
130
|
–/–
|
Boekwinst
|
70
|
|
Af: Landbouwvrijstelling 175 –100 = 75, maar maximaal de boekwinst van 70
|
70
|
–/–
|
Belaste winst
|
0
|
|
De sloopkosten worden deels vergolden met de niet vrijgestelde winst (25) en deels
verminderen ze per saldo de landbouwvrijstelling (5).
Voorbeeld 4; sloopkosten leiden tot waardeverandering:
Aankoop ondergrond bedrijfsopstal 100 (= WEV = WEVAB). Bij staking bestaat het plan
om de bedrijfsopstallen te slopen en de ondergrond naar privé over te brengen. Ten
tijde van de sloop bedraagt de waarde van de grond in vrije staat 225 (= WEV); de
WEVAB bedraagt 175. De sloopkosten bedragen 30; de boekwaarde van de opstallen is
nihil en er is geen opbrengst van het gesloopte materiaal. Ten gevolge van de sloop
stijgen de WEV en de WEVAB met 30. De WEV wordt 255; de WEVAB 205.
Uitwerking voorbeeld 4:
Er wordt vanuit gegaan dat de primaire bedoeling van de sloop is; het vrijmaken van
de ondergrond. De opstal en de ondergrond blijven na de bedrijfsbeëindiging tot het
ondernemingsvermogen behoren in afwachting van de sloop (langlopende liquidatie).
Bij de sloop en de daarop volgende onttrekking naar privé van de grond, luidt de fiscale
winstberekening:
WEV grond
|
255
|
|
Af: Boekwaarde grond 100 + 30
|
130
|
–/–
|
Boekwinst
|
125
|
|
Af: Landbouwvrijstelling 175 –100 = 75
|
75
|
–/–
|
Belaste winst
|
50
|
|