Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-04-2015.]
Geraadpleegd op 29-05-2023.
Geldend van 31-07-2012 t/m 31-03-2015

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

1.1.1. Doel circulaire

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Deze circulaire heeft betrekking op het beleid van de ministers van Infrastructuur en Milieu en van Veiligheid en Justitie over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Sommige geadresseerden van deze circulaire vallen niet onder de verantwoordelijkheid van een van deze bewindspersonen. Hen wordt gevraagd om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om zowel vervoersbesluiten als om omgevingsbesluiten.

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen was aanvankelijk gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Dit beleid is inmiddels geëvalueerd. In de Nota vervoer gevaarlijke stoffen is naar deze resultaten verwezen.

In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze Circulaire vervalt van rechtswege op de dag nadat de Wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet (Wet Basisnet) en het Besluit transportroutes externe veiligheid in werking zijn getreden.

1.1.2. Situaties in overeenstemming brengen met circulaire

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Met de inwerkingtreding van deze circulaire kan aan het licht komen dat in het verleden een andere interpretatie van de risicobenadering is aangehouden, dan op grond van de circulaire wordt aanbevolen. Het is zelfs mogelijk dat de risicobenadering helemaal niet is toegepast. In dergelijke situaties dient alles wat redelijkerwijs mogelijk is te worden gedaan om de ontstane situatie alsnog met deze circulaire in overeenstemming te brengen. In elk geval moet in overleg met alle betrokken bestuursorganen worden nagegaan op welke andere wijze de veiligheidssituatie geoptimaliseerd kan worden. Daarbij dient tevens aandacht te worden besteed aan de bestrijding van een onverhoopt incident en de mate waarin personen tijdig een veilig heenkomen kunnen zoeken.

1.2. Aansluiting bij Besluit externe veiligheid inrichtingen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In deze circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Daarbij gaat het onder meer om:

  • De uitwerking van de normen voor het plaatsgebonden risico (voorheen: individueel risico) en de toepassing daarvan;

  • De wijze waarop met een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet worden omgegaan;

  • Het betrekken van zelfredzaamheid en hulpverlening bij de afweging van het groepsrisico;

  • De vaststelling van een lijst van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

1.3. Toepassingsbereik van deze circulaire

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

1.3.1. Vervoer vs inrichtingen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In deze circulaire wordt de risicobenadering uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen valt niet binnen het toepassingsbereik. Dit betekent dat deze circulaire niet ziet op bijvoorbeeld stuwadoorsinrichtingen, terminals of emplacementen. Evenmin is hieronder het vervoer over de weg op andere dan openbare wegen begrepen. Als het gaat om binnenwateren is de circulaire van toepassing op die binnenwateren waarop ook de Binnenvaartwet of het Binnenvaart politiereglement van toepassing is.

1.3.2. Wat zijn gevaarlijke stoffen?

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Onder 'gevaarlijke stoffen' worden, met uitzondering van het vervoer door buisleidingen, die stoffen verstaan die in het kader van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 1 tot en met 9, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (verder te noemen: WVGS) als gevaarlijk moeten worden beschouwd. Meer in het bijzonder zijn dit de stoffen, preparaten en voorwerpen1 die krachtens artikel 3 van de WVGS zijn aangewezen. Deze stoffen zijn te vinden in de bijlagen bij de verdragen die zijn gesloten voor de verschillende vervoermodaliteiten, te weten het ADR (wegvervoer)2, het ADN (binnenvaart)3 en het RID (spoorvervoer)4. Deze bijlagen zijn tevens opgenomen als bijlage 1 bij de verschillende Nederlandse regelingen, te weten de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG) en de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG).

Bij het vervoer door buisleidingen worden onder 'gevaarlijke stoffen' die stoffen verstaan die op grond van artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer moeten worden beschouwd als ontplofbaar, oxiderend, zeer licht ontvlambaar, licht ontvlambaar, zeer vergiftig of vergiftig.

In het kader van de risicobenadering zijn steeds die stoffen bepalend die een risico van een zwaar ongeval opleveren. Dit risico wordt in belangrijke mate bepaald door de schadelijke eigenschappen van de desbetreffende stof, de omvang van het transport en de kwetsbaarheid van de omgeving. Voorbeelden van schadelijke eigenschappen zijn giftigheid, brandbaarheid of explosiviteit. Veel voorkomende stoffen die deze eigenschappen bezitten zijn brandbare gassen (zoals propaan), brandbare vloeistoffen (zoals benzine) en giftige gassen (zoals ammoniak).

1.3.3. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Op 1 januari 2011 zijn in werking getreden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Stb. 2010, 686, hierna: Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Stcrt. 2010, nr. 21009 van 31 december 2010 en Stcrt. 2011, nr. 9370 van 31 mei 2011, hierna: Revb). De Circulaires ’Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen‘ van 26 november 1984 en ‘Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, K3-categorie’ van 24 april 1991 zijn daarmee vervallen.

In de praktijk betekent dit dat transportleidingen voor aardgas en aardolieproducten onder het Bevb en de Revb vallen. Het voornemen bestaat om ook de andere transportleidingen met chemische stoffen onder de werking van dit besluit en van deze regeling te brengen. Naar verwachting zal dat eind 2012 gebeuren. Het rijk beveelt aan om voor de ruimtelijke inpassing van alle buisleidingen zoveel mogelijk het Bevb en de Revb te volgen. Formeel vallen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog onder de werking van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Indien de ruimtelijke inpassing van buisleidingen conform het Bevb en de Revb is, wordt deze inpassing geacht tevens te voldoen aan de Circulaire.

Onder het oude regime van het Structuurschema Buisleidingen (Kamerstukken II, 1984–1985, 17 375, nrs. 37–38) gold in principe een bouwverbod voor kwetsbare objecten in het veiligheidsgebied van 55 meter ter weerszijden van de leidingstrook. In de nieuw vast te stellen structuurvisie vervalt het veiligheidsgebied en daarmee de beperking binnen een vaste afstand van 55 m rondom de strook. In plaats daarvan zal de verplichting gaan gelden dat de externe veiligheidscontour van nieuwe leidingen binnen de leidingstrook moet vallen. In de structuurvisie komt ter weerszijden van de bestaande leidingstroken in principe dus meer ruimte beschikbaar dan voorheen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (voor zover er geen beperkingen zijn door risicocontouren van bestaande leidingen). Dit is mogelijk doordat bij de aanleg van nieuwe aardgastransportleidingen en naar verwachting ook bij de aanleg van voor K1, K2 en K3-leidingen (brandbare vloeistoffen) de PR 10-6 contour ‘op de leiding’ ligt.

De nieuwe structuurvisie wordt in 2012 verwacht.

1.3.4. Blootgestelde groepen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Deze circulaire gaat alleen over de bescherming van personen die in de omgeving van infrastructuur verblijven. Zij heeft geen betrekking op de bescherming van verkeersdeelnemers, zoals bestuurders of reizigers. Deze maken deel uit van het risicoveroorzakende systeem: de infrastructuur met de daarop plaatsvindende vervoershandelingen. Hierop is gewoonlijk de term 'interne veiligheid' van toepassing. Overigens kunnen verkeersdeelnemers in het kader van de herziening van het groepsrisico wel in de afweging worden meegenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ (uitgave november 2007) die door de Ministeries van BZK, VROM en VenW in samenwerking met de medeoverheden is opgesteld.

1.3.5. Overbouwen, overkappen en tunnels

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Bij beslissingen over ondertunneling of overkapping moet specifiek naar de externe en interne veiligheidssituatie worden gekeken. Als er sprake is van een EV probleem, dan zijn de risiconormen uit deze circulaire van toepassing. Er moet worden afgezien van het overbouwen van infrastructuur waarbij zonder enige extra bescherming werk- of woonfuncties boven de infrastructuur worden gerealiseerd, tenzij de betreffende objecten aan de normen in deze circulaire voldoen.

1.3.6. Letselschade

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Deze circulaire besteedt in kwantitatieve zin geen aandacht aan letselschade door ongevallen. Voor het in beeld brengen en beoordelen van dergelijke risico's zijn tot op heden geen of nauwelijks bruikbare instrumenten ontwikkeld. Omdat deze risico's wel van belang kunnen zijn, moeten ze in overleg met de verantwoordelijke diensten geïnventariseerd worden en bij ramp- en ongevalsbestrijding en hulpverlening worden betrokken.

1.4. Totstandkoming circulaire

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De nota RNVGS is destijds tot stand gekomen in overleg met een groot aantal betrokkenen. Dit waren onder andere de toenmalige ministeries van BZK en van Economische Zaken, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de DCMR Milieudienst Rijnmond, enkele gemeentes en het bedrijfsleven. Deze afstemming heeft geleid tot een breed draagvlak voor het in de nota RNVGS neergelegde beleid.

In grote lijnen is het beleid dat ten grondslag ligt aan deze circulaire niet gewijzigd ten opzichte van de nota RNVGS. Deze circulaire kan op instemming rekenen van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van BZK en van EL&I en is afgestemd met vertegenwoordigers van het IPO en van de VNG. Ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn betrokken bij de totstandkoming van de circulaire.

1.5. Leeswijzer

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In hoofdstuk 2 wordt allereerst ingegaan op het externe veiligheidsbeleid in het algemeen en het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het bijzonder dat zijn beslag heeft gekregen in de zogenaamde risicobenadering. In de hoofdstukken daarna worden achtereenvolgens de drie stappen van de risicobenadering uitgewerkt. Zo gaat hoofdstuk 3 in op de identificatie van risico's, besteedt hoofdstuk 4 aandacht aan de normstelling en de toetsing aan de normen en wordt in hoofdstuk 5 uiteengezet op welke wijze je de risico's kunt reduceren bij overschrijding van de risiconormen. In hoofdstuk 6 wordt tenslotte stilgestaan bij de toepassing van de risicobenadering bij onder andere vervoersbesluiten en omgevingsbesluiten.

2. Introductie van de risicobenadering

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • a. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

  • b. het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);

  • c. het gebruik van luchthavens.

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.

De minister van IenM is belast met de interdepartementale coördinatie van het externe veiligheidsbeleid en is tevens verantwoordelijk voor de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De minister van VenJ is verantwoordelijk voor de coördinatie van veiligheid in bredere zin, op basis van o.a. de Wet veiligheidsregio’s.

2.2. Risicobenadering

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico's gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. De toepassing van de risicobenadering heeft dus primair betrekking op de onderdelen pro-actie, de preventie en de preparatie van de veiligheidsketen. In deze circulaire wordt de risicobenadering verder uitgewerkt.

De risicobenadering bestaat uit vier onderdelen:

  • 1. identificatie van de risico's;

  • 2. risicoanalyse;

  • 3. toetsing van de risico's aan normen;

  • 4. risicoreductie en aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.

Alvorens deze onderdelen verder toe te lichten, wordt eerst ingegaan op het begrip 'risico'.

2.3. Het begrip risico

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de toetsing van risico's aan de norm, waarna in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op risicoreductie en aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.

2.3.1. Plaatsgebonden risico

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij meestal geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De diverse niveaus van het plaatgebonden risico worden geografisch weergegeven door zogenaamde iso-risicocontouren (lijnen) langs de infrastructuur. Daarbij verbindt elke lijn plaatsen in de omgeving van een transportas met een even hoog plaatsgebonden risico.

Bijlage 148968.png

In de figuur is de iso-contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 en de iso-contour voor het plaatsgebonden risico van 10-7 weergegeven.

2.3.2. Groepsrisico

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale het aantal doden logaritmisch is weergegeven. De volgende figuur illustreert dit.

Bijlage 148969.png

De kromme lijnen geven de verschillende 'externe veiligheidsscores' weer van bijvoorbeeld nieuwe infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen. De rechte lijn geeft de oriëntatiewaarde (OW) van het groepsrisico weer. Aan de rechterkant van deze lijn is sprake van een overschrijding van deze oriëntatiewaarde.

3. Risicobenadering deel I: Identificatie van de risico's

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

3.1. Risicoberekening

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde weg, spoorweg of binnenwater voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten eerst het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend. Deze berekeningen dienen te worden uitgevoerd met het computerprogramma RBM II. Dit programma is hiervoor gratis beschikbaar en kan worden aangevraagd bij Rijkswaterstaat (zie www.rijkswaterstaat.nl, zoekterm: RBMII). De berekeningen dienen overeenkomstig de conceptversie van de Handleiding Risicoanalyse Transport (hierna: HART), uitgave november 2011, te worden uitgevoerd. Ook deze handleiding kunt u via eerdergenoemde website downloaden.

In HART staat uitvoerig beschreven op welke wijze de risicoberekening uitgevoerd moet worden. Daarbij wordt ook aangegeven welke gegevens (vervoer en populatie) daarbij ingevoerd moeten worden en hoe de informatie verkregen kan worden.

De risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen in zeeschepen kunnen op dit moment nog niet met RBM II berekend worden. Zolang de hiervoor benodigde modellen nog niet in RBM II zijn opgenomen, wordt aanbevolen op vaarwegen waar het aandeel zeeschepen groter is dan 10% van het totale aantal schepen, een kwalitatieve inschatting van de risico’s te maken op basis van:

  • eerdere externe veiligheid risicoanalyses,

  • expert judgement,

  • (wijzigingen in) de totale zee- en binnenvaart intensiteit,

  • (wijzigingen in) de massa’s en snelheden van de zeevaart,

  • (wijzigingen in) de aantallen schepen die voor de externe veiligheid relevante stofcategorieën per zee- of binnenvaart in bulk vervoeren,

  • (wijzigingen in) de in de omgeving van de vaarweg aanwezige personen en

  • het effect van de op/aan de vaarweg te wijzigen aspecten/onderdelen op alle hier bovenstaande punten.

Voor de berekening van het groepsrisico zijn de vervoergegevens en populatiegevens benodigd. Informatie over het vervoer over Rijks(vaar)wegen is verkrijgbaar bij Rijkswaterstaat en over het spoorvervoer bij ProRail. Voor de populatiegegevens wordt verwezen naar www.populatiebestandgr.vrom.nl. Naar verwachting is eind 2012 de invoermodule voor RBMII beschikbaar. Hiermee kunnen de populatiebestanden automatisch worden ingevoerd. Overigens blijft degene die de populatiebestanden gebruikt eindverantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens.

Vuistregels

In sommige gevallen kan de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege blijven. Om dit te beoordelen zijn in HART zogenaamde vuistregels opgenomen. Op basis van de vuistregels kan een goede indicatie worden verkregen of bij een bepaalde vervoersstroom het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-6 per jaar is. Ook kan met behulp van de vuistregels een goede indicatie worden verkregen of het groepsrisico onder 0,1 keer de oriëntatiewaarde blijft. In die gevallen kan de berekening van het plaatsgebonden risico respectievelijk groepsrisico achterwege blijven.

3.2. Toepassen oude berekeningsregels

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In afwijking van het bovenstaande, mag in geval een ontwerp van een vervoersbesluit of omgevingsbesluit reeds voor 31 juli 2012 ter inzage is gelegd of – in geval het besluit niet met toepassing van paragraaf 3.4 van de Awb wordt toegepast – anderszins in voorbereiding was, gebruik worden gemaakt van de risicobenadering als verwoord in de Circulaire zoals die voor 31 juli 2012 luidde.

3.3. Risicobeoordeling ruimtelijke ontwikkelingen rondom het Basisnet

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Plaatsgebonden risico

Bij de in paragraaf 6.1.2 genoemde omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs spoorlijnen of (vaar)wegen die deel uitmaken van Basisnet Spoor, Basisnet Weg of Basisnet Water kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven.

Bij Basisnet Weg en Basisnet Spoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2 respectievelijk bijlage 4 bij deze circulaire zijn opgenomen. Deze afstanden, gemeten vanaf het midden van de infrastructuur, resulteren in plaatsen waar het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Daar waar de afstand ‘0’ is vermeld, betekent dit dat het plaatsgebonden risico vanwege dat vervoer op het midden van de (spoor)weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Hoewel niet in bijlage 4 genoemde spoorwegen gebruikt kunnen worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, gelden hiervoor geen afstanden. Op die spoorwegen vindt momenteel geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats of is de omvang van het vervoer zo laag, dat er van uit mag worden gegaan dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan 10-6 per jaar.

Ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen langs vaarwegen die deel uitmaken van Basisnet Water zijn in bijlage 3 bij deze circulaire de vaarwegen onderverdeeld in ‘rode’ en ‘zwarte’ vaarwegen. Op zowel rode als zwarte vaarwegen worden veel brandbare vloeistoffen getransporteerd. Op zwarte vaarwegen wordt alleen gebruik gemaakt van binnenvaartschepen en op de rode vaarwegen bovendien van zeeschepen. Bij rode en zwarte vaarwegen is er, met name uit pragmatische overwegingen, voor gekozen om lijnen vast te stellen die vrijwel overeen komen met de rand van de vaarweg. Deze gelden als risicolijn waar het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over die vaarweg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Tussen deze risicolijnen is bebouwing in beginsel niet toegestaan. In geval van concrete bouwplannen langs de vaarweg kan de ligging van de risicolijn worden opgevraagd bij de Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat.

Voor niet in bijlage 3 genoemde vaarwegen, die door de binnenvaart worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, gelden geen afstanden. Op die vaarwegen mag er van uit worden gegaan dat het plaatsgebonden risico op het water kleiner is dan 10-6 per jaar.

Voor veel locaties langs vaarwegen is het onwaarschijnlijk dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in de toekomst dusdanig zal groeien dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar daadwerkelijk de risicolijn zal bereiken. In bijzondere omstandigheden is afwijking van de risicolijnen dan ook mogelijk. Voorwaarde daarbij is dat uit het advies van Rijkswaterstaat blijkt dat ook gelet op de vervoersverwachtingen voor de desbetreffende vaarweg het plaatsgebonden risico ter hoogte van het te bouwen object of de bouwplannen niet meer bedraagt dan 10-6. Dit advies laat overigens de mogelijke noodzakelijke toestemming van de vaarwegbeheerder in verband met andere aspecten dan externe veiligheid – bijvoorbeeld in het kader van de Waterwet – onverlet.

Voor alle in paragraaf 6.1.2 genoemde omgevingsbesluiten waarvan ontwerpen na 1 januari 2010 respectievelijk 31 juli 2012 ter inzage zijn of worden gelegd dienen de bijlagen 2 en 3 respectievelijk bijlage 4 te worden toegepast, op de wijze als hierboven vermeld. Met dien verstande dat de per 31 juli 2012 in de bijlagen 2 en 3 aangebrachte aanpassingen (aangeduid met een asterix) slechts toepassing behoeven voor zover ontwerpen van genoemde omgevingsbesluiten na 31 juli 2012 ter inzage worden gelegd.

Groepsrisico

De beoordeling en verantwoording van het groepsrisico, bedoeld in paragraaf 4.3, dient alleen plaats te vinden bij de omgevingsbesluiten die in paragraaf 6.1.2 in de onderdelen a tot en met c zijn genoemd. Dit laat uiteraard onverlet dat bij de voorbereiding van de aldaar in de onderdelen d tot en met h genoemde besluiten moet worden voldaan aan eisen van een zorgvuldige (ruimtelijke) besluitvorming. Indien het besluit daartoe aanleiding geeft, zal het bestuursorgaan dat het besluit vaststelt derhalve in de motivering moeten ingaan op de mogelijke gevolgen van dat besluit voor het groepsrisico.

Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten die na 1 januari 2010 respectievelijk 31 juli 2012 ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen 2 en 3 genoemde wegen en vaarwegen respectievelijk op de omgeving van de in bijlage 4 genoemde spoorwegen, uit te worden gegaan van de in die bijlagen vermelde vervoercijfers. Die vervoercijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer.

De in bijlage 2 vermelde vervoercijfers hebben alleen betrekking op LPG. Dit laat onverlet dat de omvang van het invloedsgebied mede wordt bepaald door andere gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied wordt derhalve ook voor de in bijlage 2 genoemde wegen bepaald door de gevaarlijke stof die over de betreffende weg wordt vervoerd met grootste 1% letaliteitsgrens (voor het begrip invloedsgebied zie paragraaf 4.3). Gegevens omtrent het gerealiseerde vervoer kunnen eventueel worden betrokken bij de planning van de te nemen veiligheidsverhogende maatregelen.

Voor niet in bijlage 3 genoemde vaarwegen en voor niet in bijlage 4 genoemde spoorwegen behoeft het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze vaarwegen respectievelijk spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico.

Indien het ontwerp voor een bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit ter inzage is gelegd vóór 1 januari 2010 respectievelijk vóór 31 juli 2012, dan wordt het aan het oordeel van het bestuursorgaan dat het plan of besluit vaststelt overgelaten of de motivering van dat plan of besluit met het oog op de verantwoording van het groepsrisico alsnog wordt aangepast aan de in bijlagen 2 en 3 respectievelijk bijlage 4 bij deze circulaire opgenomen vervoercijfers. De met een asterix in bijlagen 2 en 3 aangeduide aanpassingen van vervoerscijfers en afstanden behoeven slechts te worden toegepast in geval het ontwerp van een besluit als hiervoor bedoeld 31 juli 2012 ter inzage wordt gelegd.

Uiteraard laat het voorgaande onverlet dat een dergelijk plan of besluit moet voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening respectievelijk een goede ruimtelijke onderbouwing, zoals beschreven in paragraaf 4.3.

4. Risicobenadering deel II: De normstelling en toetsing aan de normen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

4.1. Definities

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Bij de normstelling voor het plaatsgebonden risico en het gebruik van het groepsrisico zijn de volgende definities van belang:

  • a. Vervoersbesluit: besluit als bedoeld in paragraaf 6.1.1 ten aanzien waarvan de risicobenadering wordt toegepast.

  • b. omgevingsbesluit: besluit als bedoeld in paragraaf 6.1.2 ten aanzien waarvan de risicobenadering wordt toegepast.

  • c. kwetsbaar object: object opgenomen in bijlage 2 van deze circulaire.

  • d. beperkt kwetsbaar object: object opgenomen van bij bijlage 2 van deze circulaire.

  • e. geprojecteerd kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object: nog niet aanwezig kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

  • f. infrastructuur: een openbare weg, een openbaar binnenwater of een spoorweg gelegen buiten het terrein van een inrichting. Als het gaat om een spoorweg op een emplacement dat onderdeel is van het landelijke spoornet, dan valt een doorgaand transport eveneens onder deze definitie.

4.2. Normen voor het plaatsgebonden risico

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In de volgende tabel wordt weergegeven welke normen voor het plaatsgebonden risico op de verschillende situaties van toepassing zijn.

   

Vervoersbesluit

Omgevingsbesluit

Bestaande situatie

 

Grenswaarde PR 10-5

Grenswaarde PR 10-5

   

Streven naar PR 10-6

Streven naar PR 10-6

Nieuwe situatie

Kwetsbaar

Grenswaarde PR 10-6

Grenswaarde PR 10-6

 

Beperkt kwetsbaar

Richtwaarde PR 10-6

Richtwaarde PR 10-6

4.2.1. Grenswaardes en richtwaardes

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Zoals in de inleiding is aangegeven, sluit deze circulaire voor onder andere de aard van de normstelling aan bij de systematiek van het BEVI. In het Besluit wordt voor de kwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico onderscheid gemaakt tussen grenswaarden en richtwaarden. Deze begrippen worden in de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd:

  • 'Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden instandgehouden.'

  • 'Een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden instandgehouden.'

Dit komt erop neer dat grenswaarden bij de uitoefening van een aangewezen wettelijke bevoegdheid in acht moeten worden genomen, terwijl met richtwaarden zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden.

Het onderscheid tussen grenswaarden en richtwaarden wordt in deze circulaire aangehouden met betrekking tot kwetsbare objecten enerzijds en beperkt kwetsbare objecten anderzijds. Dit onderscheid heeft dus betrekking op de geadviseerde 'hardheid' van de besluitvorming.

4.2.2. Bestaande en nieuwe situaties

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Er is niet alleen onderscheid tussen grenswaarden en richtwaarden, maar ook in de hoogte van de normen voor het plaatsgebonden risico tussen bestaande en nieuwe situaties. Op dit punt volgt de circulaire de nota RNVGS in plaats van het BEVI.Ook dit onderscheid heeft betrekking op de geadviseerde 'hardheid' van de besluitvorming.

Onder bestaande situaties wordt verstaan:

  • voor de transportroute:

    • o bestaande transportstroom

  • voor de omgeving van de transportroute:

    • o bij vigerend bestemmingsplan: ontwikkelingen waarin het plan voorziet;

    • o indien er geen vigerend bestemmingsplan is: fysiek aanwezige situatie;

    • o vervangende nieuwbouw.

Onder nieuwe situaties wordt verstaan:

  • voor de transportroute:

    • o een nieuwe route;

    • o een significante wijziging van de transportstroom op een bestaande route.

  • punt voor de omgeving van de transportroute:

    • o bij vigerend bestemmingsplan: ontwikkelingen waarin het plan niet voorziet;

    • o indien er geen vigerend bestemmingsplan is: elk nieuwbouwinitiatief dat geen vervangende nieuwbouw is.

In bestaande situaties mag het plaatsgebonden risico nooit groter zijn dan 10-5 in het gebied rondom de infrastructuur, de buisleiding en de krachtens wettelijk voorschrift of zakelijk recht direct daaraan verbonden zone als daarin kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.

Indien het plaatsgebonden risico in het gebied waarin een (geprojecteerd) kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is gelegen, hoger is dan 10-6, dan dient naar een vermindering van het risico te worden gestreefd5. Dit kan tot uitdrukking worden gebracht in bijvoorbeeld strategische besluitvorming van vervoerseconomische of planologische aard.

4.2.3. Afwijken van de normen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Grenswaardes

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In navolging van de nota RNVGS kunnen er bijzondere omstandigheden zijn waarbij het bevoegd gezag op basis van een integrale belangenafweging van grenswaardes kan afwijken. Dit besluit moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de betrokken ministers die dit in overleg met betrokken partijen zullen beoordelen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het gaat om:

  • een voor een stad of regio zeer belangrijke ruimtelijke ontwikkeling;

  • een situatie waarin er niet meer zou kunnen worden vervoerd;

  • een situatie waarbij door toepassing van de normen de externe veiligheidsproblematiek elders (sterk) toeneemt.

Richtwaardes

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Afwijking van een richtwaarde is bij alle beperkt kwetsbare objecten mogelijk vanwege zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie (verder te noemen: gewichtige redenen). Afwijking is tevens toegestaan bij het opvullen van kleine open gaten in bestaand stedelijk gebied of vervangende nieuwbouw in het kader van de herstructurering van stedelijk gebied.

Afwijking is primair een verantwoordelijkheid van het ter zake van een besluit aangewezen bevoegde gezag. Daarbij dient voorafgaand overleg met alle betrokken bestuursorganen plaats te vinden. In de motivering bij het betrokken besluit moet worden aangegeven waarom wordt afgeweken van de norm.

4.2.4. Tijdelijk afwijken van de normen: anticipatieregel

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Als op termijn door bepaalde ontwikkelingen de veiligheidssituatie zal verbeteren, kan tijdelijk worden afgeweken van de normen voor het plaatsgebonden risico. Het gaat dan om ontwikkelingen zoals verplaatsing of aanleg van infrastructuur of uit andere hoofde ingezette sanering van bebouwing. Het anticiperen op de verbetering van de veiligheidssituatie mag alleen plaatsvinden voor ontwikkelingen waarvan is vastgelegd dat zij binnen vijf jaar worden gerealiseerd.

4.3. De beoordeling van het groepsrisico

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;

  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 slachtoffers;

  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 slachtoffers;

  • enz. (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).

Bij de toetsing moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan bovengenoemde oriëntatiewaarden. Deze oriëntatiewaarden gelden in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als nieuwe situaties.

Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.

Er moet altijd worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet kan worden verminderd6. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient in overleg met betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable).

Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. Het bestuur van de veiligheidsregio dient in de gelegenheid te worden gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.

In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden opgenomen:

  • het groepsrisico;

  • indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico;

  • een aanduiding van het invloedsgebied7;

  • de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied;

  • een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, alsmede een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico;

  • een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico;

  • de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;

  • de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar), met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan;

  • de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Ten behoeve van de verantwoording hebben de toenmalige ministeries van BZK, VROM en VenW in samenwerking met de medeoverheden een ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld, waarin ook de elementen zelfredzaamheid en hulpverlening zijn opgenomen. Zie onder ‘Documenten en publicaties’ op www.rijksoverheid.nl.

5. Risicobenadering deel III: Risicoreductie bij overschrijding normen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

5.1. Wanneer zijn maatregelen nodig

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Bij overschrijding van de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico zijn in beginsel altijd risicoreducerende maatregelen nodig. Bij overschrijding van de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico moet eveneens gestreefd worden naar risicoreductie. Hier is echter geen sprake van een resultaatsverplichting. Ook bij overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico moet worden nagegaan of risicoreducerende maatregelen genomen kunnen worden. In paragraaf 5.3 wordt beschreven wie welke maatregel moet nemen.

Bij het nemen van maatregelen voor het verminderen van het groepsrisico moet worden uitgegaan van een integrale benadering van de problematiek van externe veiligheid. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de diverse factoren die bijdragen aan een geconstateerde overschrijding van de normen van het groepsrisico. Dit houdt in dat niet alleen moet worden gekeken naar het vervoer, het verkeer, de infrastructuur of de ruimtelijke ordening, maar ook naar de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Vooral in verband met de zelfredzaamheid en de hulpverlening kan het van belang zijn de secundaire effecten (bijvoorbeeld gevaar van instorting) en de potentiële aard en omvang van de effecten (aantal gewonden en aard van de verwondingen) van een ongeval in beschouwing te nemen.

Ook de beoordeling of en zo ja, welke groepsrisicoverminderende maatregelen moeten worden getroffen, moet integraal plaatsvinden. Daarbij moet niet alleen rekening worden gehouden met de kosten van die maatregelen, maar ook moeten de maatschappelijke baten van die maatregelen in beschouwing worden genomen. Dit houdt in dat niet alleen rekening moet worden gehouden met de bijdrage van de activiteit aan de Nederlandse economie, maar ook met de baten die verbonden zijn aan het treffen van maatregelen, denk bijvoorbeeld aan een vergroting van de mogelijkheden van het ruimtegebruik. Bij de maatschappelijke kosten gaat het om de kosten van het indirect ruimtegebruik en de maatregelen die op kosten van de overheid moeten worden gerealiseerd om dat ruimtegebruik te minimaliseren. Bij de afweging kan gebruik worden gemaakt van de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico'.

Als het niet mogelijk blijkt te zijn risicoreducerende maatregelen te treffen, dan dient te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable).

Zoals in de vorige paragraaf is toegelicht moet over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico verantwoording worden afgelegd.

5.2. Welke maatregelen kunnen worden getroffen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Risicoreducerende maatregelen zijn onder te verdelen in bron- en effectgerichte maatregelen of een combinatie daarvan8. Bij vervoersbesluiten moeten in beginsel maatregelen aan de bron worden getroffen. Daarbij kan het ook gaan om maatregelen die door aanpassingen in de omgeving de consequenties van een mogelijk ongeval beperken, zogenaamde maatregelen in de sfeer van de overdracht.

5.2.1. Brongerichte maatregelen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Brongerichte maatregelen zijn maatregelen ten aanzien van het vervoer los van de (inter)nationale specifieke regels die gelden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • een besluit tot vaststelling van een route voor gevaarlijke stoffen op grond van hoofdstuk III van de WVGS;

  • verkeersmaatregelen zoals snelheidsbeperking, verkeersbegeleiding, railgeleiding, scheiding van verkeersstromen, beveiliging van kruisingen en verbetering van infrastructuur;

  • maatregelen in de sfeer van het vestigingsbeleid, veiligheidsmanagement en transportbesparing.

Beperkingen aan het treffen van brongerichte maatregelen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen heeft een overwegend internationale grondslag. Dit kan de mogelijkheden tot het treffen van aanvullende maatregelen op nationaal niveau beperken. Dit geldt in het bijzonder voor de mogelijkheden tot het stellen van beperkingen of aanvullende eisen aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook bij het routeren van het vervoer van gevaarlijke stoffen dient het internationale aspect in de gaten te worden gehouden. Verkeersmaatregelen en maatregelen in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen voor het scheepvaartverkeer op de Rijn, de Lek en de Waal, worden genomen door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart te Straatsburg. Dit volgt uit de Akte van Mannheim die rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde.

Ook op nationaal niveau kunnen beperkingen van juridische aard aan de orde zijn, bijvoorbeeld op grond van de Wegenverkeerswet. Aan een verkeersmaatregel zal in bepaalde gevallen naast een externe veiligheidsbelang, ook een verkeersveiligheidsbelang ten grondslag moeten liggen.

5.2.2. Maatregelen in de sfeer van de overdracht

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Soms zijn ook maatregelen in de sfeer van de overdracht mogelijk zoals bepaalde overkapping- of tunnelconstructies. Deze kunnen de gevolgen van een eventueel ongeval in de omgeving beperken. Bij dit type maatregelen moeten echter wel de gevolgen voor de veiligheid van verkeersdeelnemers (interne veiligheid) betrokken worden. Daarmee wordt aangesloten bij het advies van Raad van Verkeer en Waterstaat en de VROM-Raad 'Verantwoorde risico's, veilige ruimte'9.

5.2.3. Effectgerichte maatregelen

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Bij effectgerichte maatregelen gaat het onder andere om beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van een bestaande transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het kan gaan om een plaatsgebonden, maar ook om generieke beperking. Van een generieke beperking is sprake indien de beperkingen gelden langs de gehele transportroute of een belangrijk deel daarvan.

Er hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Dit laat onverlet dat bestuursorganen in verband met de mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen, die soms verder reiken dan de genoemde 200 meter, wel andere maatregelen kunnen overwegen. Indien nodig moeten bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (mede) als gevolg van de kwetsbaarheid van de omgeving buiten dit gebied, wel andere beperkingen worden getroffen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om maatregelen in de sfeer van de zelfredzaamheid van de bevolking, zoals het belang van goede vluchtwegen, slimme bouwvoorschriften en specifieke voorlichting. Dergelijke maatregelen kunnen overigens ook aan de orde zijn als er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

5.3. Wie neemt welke maatregel

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Als uitvloeisel van het beginsel 'de veroorzaker betaalt', moeten maatregelen worden getroffen door degene die de risico's veroorzaakt dan wel doet vergroten. Dit geldt zowel in nieuwe als bestaande situaties. Indien de toename van risico's worden veroorzaakt door ontwikkelingen verband houdend met het vervoer, dan rust de plicht tot vermindering van de risico's aan de vervoerskant. Is de overschrijding van de norm voor het plaatsgebonden risico veroorzaakt door ontwikkelingen van planologische aard, dan moet de oplossing voor het verminderen van het risico vooral worden gevonden door het bestuursorgaan dat de meeste verantwoordelijkheid voor de bouwontwikkelingen draagt.

6. Toepassing risicobenadering

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

6.1. Toepassing risicobenadering bij besluitvorming

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Toepassing van de risicobenadering vindt plaats bij zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten.

6.1.1. Vervoersbesluiten

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De toepassing van de risicobenadering dient plaats te vinden bij besluiten op grond van:

Deze opsomming heeft betrekking op de uitoefening van bevoegdheden in verband met te treffen maatregelen aan de 'bron'. Dat deze opsomming zo uitgebreid is hangt samen met de eigen structuur van de regelgeving voor verkeer en vervoer. Deze is gericht op afzonderlijke onderwerpen (aanleg en gebruik van infrastructuur, verkeer en vervoer) en op afzonderlijke modaliteiten.

Overigens is deze opsomming niet limitatief. Ook bij andere vormen van besluitvorming, zoals de verkeersregelgeving, kan (een deel van) de risicobenadering worden toegepast. Daarnaast kunnen met de toepassing van de risicobenadering verkregen gegevens ook worden gebruikt in het kader van de informatieplicht van gemeenten naar burgers. Deze informatieplicht is neergelegd in het Besluit informatie inzake rampen en crises op grond van de Wet rampen en zware ongevallen.

6.1.2. Omgevingsbesluiten

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Toepassing van de risicobenadering moet plaatsvinden bij de volgende besluiten:

Ook deze opsomming is niet limitatief.

6.2. Andere mogelijke toepassing van de risicobenadering

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De risicobenadering wordt idealiter ook toegepast zonder dat daaraan een bepaald besluit ten grondslag ligt, bijvoorbeeld bij bestaande infrastructuur. Het initiatief hiervoor rust bij de beheerder van de infrastructuur. In ieder geval zal de minister van IenM zorgdragen voor een periodieke inventarisatie van de risico's rond de door het Rijk beheerde infrastructuur. Dit sluit aan bij de werkzaamheden in het kader van de zogenaamde risicoatlassen.

Door elke vijf jaar de risico's in bestaande situaties te inventariseren, kunnen tijdig eventuele externe veiligheidsproblemen worden gesignaleerd. Het kan soms verstandig zijn om de risico's eerder opnieuw te inventariseren, bijvoorbeeld als het vermoeden bestaat dat deze substantieel zijn toegenomen. Zo kunnen vervoerstromen aanzienlijk zijn toegenomen of kan nieuwbouw nabij infrastructuur of buisleidingen plaatsvinden in gebieden waarvoor een bestemmingsplan ontbreekt of is verouderd.

6.3. Bestuurlijke afstemming en inspraak

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Bij de toepassing van de risicobenadering moet worden gezorgd voor adequate bestuurlijke afstemming en waar nodig voor inspraak. Problemen en denkbare oplossingen kunnen betrekking hebben op een groot gebied en op meerdere routes en tracés. Bovendien kunnen door een bestuursorgaan voorgenomen oplossingen van grote invloed zijn op de mogelijkheden en risico's in andere gebieden en kan bestuurlijke afstemming onnodige bestuurlijke lasten voorkomen.

Het uiteindelijke doel is te komen tot een optimalisering van de veiligheid. In deze zin zou de circulaire dan ook moeten worden toegepast. Een goede afstemming is van belang, in alle fases van de risicobenadering, dus zowel bij de voorbereiding als bij de toepassing daarvan. Verder is een integrale aanpak van de problemen geboden.

Gezien het voorgaande kan het soms handig zijn één bestuursorgaan, in overleg met alle andere betrokken bestuursorganen, een coördinerende rol te geven bij de benodigde bestuurlijke afstemming. Dit kan bijvoorbeeld het Rijk, de provincie of de beheerder van infrastructuur zijn. Dit is afhankelijk van de aard en omvang van de problemen en de mogelijke oplossingen.

De coördinerende rol is vooral van regisserende, organisatorische en procesmatige aard. In hoofdlijnen gaat het om het tot stand brengen en vormgeven van de juiste overlegkaders, het begeleiden en stimuleren van de invulling, uitvoering en het tot een goed einde brengen van de verschillende besluitvormingsprocessen. Ook kan het aangewezen coördinerende bestuursorgaan erop toezien dat de gemaakte afspraken tussen betrokkenen ook daadwerkelijk worden nagekomen.

Ook betrokkenheid van burgers en bedrijven kan geboden zijn. Bij de toepassing van de risicobenadering kunnen namelijk hun belangen in het geding zijn.

In verband met bestuurlijke afstemming en inspraak wordt gewezen op procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze procedure biedt de mogelijkheid de risicobenadering met betrokkenheid van burgers en bedrijven ook toe te passen bij de voorbereiding van besluiten. Vooral de toepassing van de risicobenadering voor bestaande infrastructuur leent zich bij uitstek voor inspraak van burgers en bedrijven. Het is dan ook raadzaam om de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 op dergelijke besluiten van toepassing te verklaren.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage 1. : Lijst met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De begrippen 'kwetsbaar object' en 'beperkt kwetsbaar object' spelen een rol bij de toetsing van het plaatsgebonden risico aan de normen. De vraag is wat onder deze begrippen moet worden verstaan en evenzo wat niet als een kwetsbaar object wordt beschouwd.

Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt gemaakt om pragmatische redenen. Het is niet mogelijk en gaat voorbij aan andere belangen zoals vervoer en ruimtelijke ordening, om helemaal geen bestemmingen toe te laten in de risicozone. Door het genoemde onderscheid wordt de kwetsbaarheid in de directe omgeving van risico opleverende activiteiten echter waar mogelijk beperkt.

Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is gebaseerd op de gedachte dat sommige maatschappelijke groepen meer bescherming nodig hebben dan andere. Op de eerste plaats gaat het daarbij om woningen omdat veel personen worden geacht daar langdurig te verblijven. Op de tweede plaats verdienen bepaalde groepen uit hoofde van hun ontwikkeling of fysieke/mentale gesteldheid bijzondere bescherming zoals kinderen, ouderen en zieken. Ook de mate van en de kans op langdurige aanwezigheid van bepaalde groepen personen in een object, de functionele binding van objecten ten opzichte van de risico opleverende activiteit en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden zijn bepalend voor het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Tot nu toe circuleerden in beleidsnota's over externe veiligheid verschillende lijsten met (beperkt) kwetsbare objecten. Met bijgaande lijst wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de lijst die is opgenomen in het BEVI.

I. Kwetsbaar object:

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in categorie II onder a 1°;

  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

    • 1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

    • 2°. scholen;

    • 3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

  • c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

    • 1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;

    • 2°. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

II. Beperkt kwetsbaar object:

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

  • a.

    • 1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;

    • 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden en

    • lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het plaatsgebonden risico van een buisleiding;

  • b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • c. hotels en restaurants, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • d. winkels, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

  • f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet in categorie I onder d vallen;

  • g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

  • j. objecten, zoals wegrestaurants over of naast een weg en passagiersstations, die een functionele binding hebben met de risico opleverende activiteit.

III. Objecten noch kwetsbaar, noch beperkt kwetsbaar:

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer waarin gevaarlijke stoffen in voor de externe veiligheid niet te verwaarlozen hoeveelheden aanwezig zijn of kunnen zijn. Het gaat daarbij in ieder geval om:

  • a. een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is;

  • b. een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten;

  • c. een door de minister van VROM bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat wordt gebruikt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen;

  • d. andere door de minister van VROM bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan inrichtingen als bedoeld onder a tot en met c, waarvan het plaatsgebonden risico hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar, niet zijnde inrichtingen waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;

  • e. een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer;

  • f. een inrichting waar gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kg per opslaggebouw, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d;

  • g. een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 400 kg ammoniak, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d;

  • h. vervoersassen.

Objecten die tot de hierboven genoemde inrichtingen behoren of een functionele binding daarmee hebben, zoals een bedrijfskantoor, een kantine of een aan het bedrijf verbonden school, vallen niet in deze categorie. Deze objecten moeten overigens wel worden betrokken bij de berekening van het groepsrisico.

Toelichting op de hiervoor gegeven lijsten

Categorie I

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Om te bepalen of een object als kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of niet kwetsbaar dient te worden beschouwd, moet worden uitgegaan van de hoofdfunctie van het object. In veel gevallen zullen in een gebouwencomplex of op een terrein meerdere activiteiten worden uitgeoefend. Indien het om diverse als zelfstandig te beoordelen activiteiten gaat, moet voor de bepaling van de kwetsbaarheid worden uitgegaan van de meest kwetsbare functie in dat gebouw of op dat terrein.

Als een (beperkt) kwetsbaar object slechts gedeeltelijk in het gebied ligt waarin het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 of 10-5 dan wordt dit object geacht in zijn geheel in dit gebied te liggen.

Onder een woning wordt begrepen een verblijfsruimte van een gebouw of een deel van een gebouw dat voor permanente bewoning is bestemd. Dus ook met woningen vergelijkbare objecten zoals asielzoekerscentra, woonboten, penitentiaire inrichtingen, gevangenissen en andere verblijfsinstellingen vallen hieronder. Een vakantiewoning die vrijwel het hele jaar in gebruik is, moet tevens aan een woning gelijk worden gesteld. Overigens dient het wel steeds te gaan om ruimten die ook daadwerkelijk voor bewoning bedoeld zijn. Het illegaal gebruik van bijvoorbeeld bedrijfspanden voor woningdoeleinden valt niet hieronder.

Bij de interpretatie van het begrip onderwijsinstelling moet uiteraard worden gedacht aan instellingen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Niet alle objecten met een (gedeeltelijke) onderwijsfunctie vallen echter onder het begrip onderwijsinstelling. Denk bijvoorbeeld aan centra voor educatie en cursussen of voor instellingen voor alleen beroeps- of volwassenenonderwijs.

Gebouwen zoals kantoorpanden waarin zich gewoonlijk gedurende een groot deel van de dag veel personen bevinden, worden als kwetsbaar bestempeld. Daarbij wordt in beginsel uitgegaan van het bruto vloeroppervlak. Showrooms vallen niet hieronder.

Categorie II

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Infrastructurele objecten met een voor de samenleving vitale waarde worden als beperkt kwetsbaar beschouwd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij telefooncentrales, vluchtleidingscentra of centra voor essentiële datacommunicatie. Deze objecten verdienen uit hoofde van deze circulaire alleen bescherming als zij in zekere mate kwetsbaar zijn vanwege de bij een mogelijk ongeval vrijkomende gevaarlijke stoffen. Zo zullen deze objecten vooral gevaar lopen bij een explosie en niet per se bij het vrijkomen van giftige stoffen. De beoordeling daarvan moet per geval plaatsvinden.

Deze circulaire geeft tevens een oplossing voor objecten die niet met zoveel woorden zijn opgenomen in de categorieën I of II. Zo kan worden voorkomen dat bepaalde objecten ten onrechte niet als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar worden aangeduid. Daarbij kan gedacht worden aan jeugdherbergen, conferentieoorden en buurthuizen. De mate van kwetsbaarheid van deze objecten moet worden bepaald aan de hand van de gemiddelde verblijfstijd en de in een object aanwezige personen. Indien dit overeenkomt met een van de objecten in categorie I of II, dan moet het betreffende object worden ingedeeld in dezelfde categorie als het object waarmee dit overeenkomt. Zo moet een object waarin zich bijvoorbeeld hoofdzakelijk kwetsbare groepen als minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten bevinden, worden aangeduid als een kwetsbaar object. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van een ijsbaan of een bioscoop door minderjarigen.

Als (beperkt) kwetsbaar moeten niet alleen de reeds aanwezige objecten worden beschouwd, maar ook de zogenaamde geprojecteerde objecten. Dit zijn objecten die nog niet aanwezig zijn, maar waarvan de realisatie op grond van het bestemmingsplan wel aannemelijk is.

Categorie III

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Deze circulaire gaat ook in op bedrijventerreinen. Om de bereikbaarheid en bedrijvigheid in dit land niet te veel te verstoren zijn bedrijventerreinen met een bepaalde bestemming uitgezonderd van de werking van deze circulaire. Hierbij gaat het om gronden waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen als bedoeld in categorie III, onder f, insluit. Hierbij gaat het om inrichtingen waarin activiteiten met of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit zijn dus bedrijven die zelf een bepaald risico met zich meebrengen. Het voorgaande geldt ook voor gronden die in een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke verordening of een daarop gebaseerd besluit voor de vestiging van dergelijke bedrijven zijn aangewezen. Deze mogelijkheid wordt geboden omdat in de praktijk vaak geen (actueel) bestemmingsplan aanwezig is voor deze gronden.

Voorwaarde om objecten op bedrijventerreinen niet als (beperkt) kwetsbaar te beschouwen, is dat in het besluit op grond waarvan bovengenoemde bedrijven zijn toegelaten de mogelijkheid van vestiging van bepaalde ondernemingen wordt uitgesloten. Hierbij gaat het om ondernemingen op het gebied van horeca, post, telecommunicatie en zakelijke dienstverlening alsmede financiële instellingen en instellingen op het gebied van onderwijs, zorg, cultuur, sport en recreatie. Een uitzondering hierop zijn ondernemingen en instellingen die een functionele binding hebben met een op diezelfde gronden gevestigde inrichting. In dat geval moeten deze ondernemingen en instellingen als onderdeel van die inrichting worden beschouwd. Een voorbeeld hiervan is een bedrijfsrestaurant dat alleen de op het terrein aanwezige bedrijven bedient of een school die aan een bedrijf verbonden is.

Overigens geldt de eis van een functionele binding niet voor objecten die bestemd zijn voor bijvoorbeeld kinderopvang voor (onder andere) de werknemers van de betrokken bedrijven. Dergelijke objecten moeten gewoon als kwetsbaar object worden beschouwd. Dit betekent dat degenen die werkzaam zijn in de niet als kwetsbaar bestempelde bedrijven geen bescherming ontlenen aan de normstelling voor het plaatsgebonden risico. Wel moet rekening worden gehouden met hun aanwezigheid in verband met het groepsrisico en de voorbereiding op de ramp- en ongevalbestrijding. Dit geldt ook voor bedrijventerreinen waarvoor in het bestemmingsplan, een gemeentelijk structuurplan of krachtens een gemeentelijk verordening een regeling is gegeven die de vestiging van dergelijke bedrijven insluit.

Correctiefactoren

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De volgende tabel vermeldt (beperkt) kwetsbare objecten en correctiefactoren voor de berekening van het groepsrisico in gevallen waarin dat risico wordt veroorzaakt door een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

Objecten

Correctiefactoren

Kwetsbaar

 

Woonbestemmingen

1,1

Onderwijsinstellingen

2,5

Gezondheidsinstellingen

1,3

Kinderopvang en dagverblijven

1,9

Gevangenissen

1,3

Beperkt kwetsbaar

 

Kantoren, bedrijven en instellingen zonder bebouwing

2,2

Sport- en recreatieaccommodatie

2,2

Stadions

14

Aanleghavens voor passanten en jachthavens

4,2

Volkstuinen

2,9

Kampeerterreinen

2,4

Dagrecreatiegebieden

6,1

Winkels

1,5

Horeca

1,4

Parkeerterreinen

10

Stations

1,2

Kerken

6,5

Theaters, bioscopen, zalencentra en buurthuizen

1,6

Crematoria en uitvaartcentra

2,4

Brandweerkazernes

2,0

Objecten met een hoge infrastructurele waarde

-

Bijlage 2. – Tabel afstanden en vervoerscijfers Basisnet weg

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Wegvak

Naamgeving

Veiligheidszone gemeten vanaf het midden van de weg

Vervoershoeveelheid GF3 voor het berekenen van het GR

Bijzonderheden

 

Rijksweg A1

     

N1

A1: knp. Watergraafsmeer – knp. Diemen

0

4000

 

N2

A1: knp. Diemen – knp. Muiderberg

0

4000

 

N3

A1: knp. Muiderberg – knp. Eemnes

0

4000

 

U1

A1: knp. Eemnes – afrit 10 (Soest)

0

4000

 

U91

A1: afrit 10 (Soest) – afrit 12 (Bunschoten)

0

4000

 

U81

A1: afrit 12 (Bunschoten) – afrit 13 (Amersfoort Noord)

1

3932

 

U90

A1: afrit 13 (Amersfoort Noord) – knp. Hoevelaken

3

3998

 

G1

A1: knp. Hoevelaken – afrit 15 (Barneveld)

0

4000

 

G63

A1: afrit 15 (Barneveld) – afrit 17 (Stroe)

0

4000

 

G72

A1: afrit 17 (Stroe) – afrit 18 (Kootwijk)

0

4000

 

G64

A1: afrit 18 (Kootwijk) – afrit 19 (Hoenderloo)

0

4000

 

G71

A1: afrit 19 (Hoenderloo) – knp. Beekbergen

0

4000

 

G2

A1: knp. Beekbergen – afrit 23 (Deventer)

15

4000

 

O2

A1: afrit 23 (Deventer) – afrit 24 (Deventer Oost)

12

4000

 

O113

A1: afrit 24 (Deventer Oost) – afrit 26 (Lochem)

12

4000

 

O3

A1: afrit 26 (Lochem) – afrit 28 (Rijssen)

11

40001

 

O76

A1: afrit 28 (Rijssen) – knp. Azelo

11

40001

 

O4

A1/A35: knp. Azelo – knp. Buren

11

4000

 

O5

A1: knp. Buren – afrit 30 (Hengelo)

11

40001

 

O6

A1: afrit 30 (Hengelo) – afrit 32 (Oldenzaal)

1v1

40001

 

O7

A1: afrit 32 (Oldenzaal) – afrit 33 (Oldenzaal Zuid)

11

40001

 

O8

A1: afrit 33 (Oldenzaal Zuid) – Grens Duitsland

11

40001

 
 

Rijksweg A2/N2

     

N4

A2: knp. Amstel – knp. Holendrecht 1

0

3000

 

N5

A2/A9: knp. Holendrecht 1 – knp. Holendrecht 2

0

3000

 

U12

A2: knp. Holendrecht 2 – afrit 4 (Vinkeveen)

0

4000

 

U13

A2: afrit 4 (Vinkeveen) – afrit 5 (Breukelen)

0

4000

 

U73

A2: afrit 5 (Breukelen) – afrit 6 (Ring Utrecht Noord)

0

4000

 

U14

A2: afrit 6 (Ring Utrecht Noord) – afrit 7 (Oog in Al)

0

3012

 

U88

A2: afrit 7 (Oog in Al) – knp. Oudenrijn (incl. Leidsche Rijn tunnel)

0

3164

Categorie A tunnel

U15

A2: knp. Oudenrijn – afrit 9 (Nieuwegein)

0

3000

 

U84

A2: afrit 9 (Nieuwegein) – knp. Everdingen

0

3000

 

G88

A2: knp. Everdingen – afrit 12 (Everdingen)

0

4000

 

G29

A2: afrit 12 (Everdingen) – knp. Deil

0

4000

 

B59

A2: knp. Deil – afrit 19 (Kerkdriel)

0

4544

 

B107

A2: afrit 19 (Kerkdriel) – knp. Empel

0

4000

 

B60

A2/A59: knp. Empel – knp. Hintham

0

4000

 

B61

A2: knp. Hintham – afrit 21 (Veghel)

0

4182

 

B105

A2: afrit 21 (Veghel) – knp. Vught

0

4000

 

B62

A2: knp. Vught – knp. Ekkersweijer

0

4000

 

B7

A2/A58: knp. Ekkersweijer – knp. Batadorp

0

4000

 

B63

A2: knp. Batadorp – afrit 30 (Eindhoven Centrum)

21

4421

 

B106

A2: afrit 30 (Eindhoven Centrum) – knp. De Hogt

26

4557

 

B72

A2/A67: knp. De Hogt – afrit 33 (Waalre)

33

8400

 

B104

A2/A67: afrit 33 (Waalre) – knp. Leenderheide

43

9570

 

B64

A2: knp. Leenderheide – afrit 34 (Valkenswaard)

0

4000

 

B65

A2: afrit 34 (Valkenswaard) – afrit 39 (Nederweert)

0

4000

 

L38

A2: afrit 39 (Nederweert) – afrit 40 (Kelpen)

0

4000

 

L39

A2: afrit 40 (Kelpen) – afrit 41 (Grathem)

0

4000

 

L40

A2: afrit 41 (Grathem) – afrit 44 (St. Joost)

14

2175

 

L116

A2: afrit 44 (St. Joost) – Knp. Het Vonderen

14

2175

 

L41

A2: Knp. Het Vonderen – afrit 45 (Echt)

17

1625

 

L84

A2: afrit 45 (Echt) – afrit 47 (Born)

17

1673

 

L85

A2: afrit 47 (Born) – afrit 48 (Urmond)

17

1967

 

L86

A2: afrit 48 (Urmond) – knp. Kerensheide

0

3000

 

L42

A2: knp. Kerensheide – afrit 50 (Maastricht-Aachen)

0

3000

 

L43

A2: afrit 50 (Maastricht-Aachen) – afrit 51 (Meerssen)

0

3000

 

L44

A2: afrit 51 (Meerssen) – knp. Kruisdonk

0

1000

 

L45

A2: knp. Kruisdonk – N2 (Pres. Rooseveltweg/Terblijterweg/Viaductweg)

0

1000

 

L46

N2: Pres. Rooseveltweg/Terblijterweg/Viaductweg – Pres. Rooseveltlaan/Scharnerweg/Wilhelminasingel

0

1000

Wegtype binnen bebouwde kom

L47

N2: Pres. Rooseveltlaan/Scharnerweg/Wilhelminasingel – Knp. Europaplein

0

1000

Wegtype binnen bebouwde kom

L48

A2: knp. Europaplein – afrit 58 (Eijsden)

0

1000

 

L92

A2: afrit 58 (Eijsden) – Grens België

0

1000

 
 

Rijksweg N3

     

Z98

N3: A15 – Burg. Keijzerweg (Papendrecht)

32

8316

Snelweg met verhoogde ongeval frequentie

Z115

N3: Burg. Keijzerweg (Papendrecht) – Baanhoekweg/Merwedestraat (Dordrecht)

33

8435

Snelweg met verhoogde ongeval frequentie

Z97

N3: Baanhoekweg/Merwedestraat (Dordrecht) – A16

47

9725

Snelweg met verhoogde ongeval frequentie. Na aanpassing aansluiting A16 kan dit wegdeel beschouwd worden als snelweg en geldt een zone van 21 meter

 

Rijksweg A4

     

N6

A4: knp. De Nieuwe Meer – knp. Badhoevedorp

0

3000

 

N87

A4: knp. Badhoevedorp – knp. De Hoek (incl. Schipholtunnel)

0

3000

Categorie A tunnel

N7

A4: knp. De Hoek – afrit 3 (Hoofddorp)

0

3000

 

N84

A4: afrit 3 (Hoofddorp) – afrit 4 (Nieuw Vennep)

0

4000

 

N85

A4: afrit 4 (Nieuw Vennep) – knp. Burgerveen

0

4000

 

Z6

A4: knp. Burgerveen – afrit 6a (Zoeterwoude Rijndijk)

0

2162

 

Z118

A4: afrit 6a (Zoeterwoude Rijndijk) – afrit 7 (Zoeterwoude Dorp)

12

2163

 

Z7

A4: afrit 7 (Zoeterwoude Dorp) – knp. Prins Clausplein

13

4000

 

Z8

A4: knp. Prins Clausplein – Knp. Ypenburg

23

3743

 

Z9

A4: knp. Ypenburg – afrit 12 (Den Haag Zuid)

0

1000

 

Z10

A4: afrit 12 (Den Haag Zuid) – afrit 13 (Den Hoorn)

0

1000

 

Z33

A4: afrit 13 (Den Hoorn) – afrit 14 (Delft)

0

500

 

Z46

A4: knp. Kethelplein – afrit 16 (Vlaardingen oost)

23

500

 

Z11

A4: afrit 16 (Vlaardingen oost) – knp. Benelux (incl. Beneluxtunnel)

23

0

Categorie C tunnel

B24

A4 & N259: Halsterseweg/Randweg Noord/Randweg West – knp. Zoomland

0

1000

 

B1

A4/A58: knp. Zoomland – afrit 30 (Hoogerheide)

25

3851

 

B127

A4/A58: afrit 30 (Hoogerheide) – knp. Markiezaat

30

5715

 

B35

A4: knp. Markiezaat – Grens België

22

3098

 
 

Rijksweg A5

     

N90

A5: knp. Raasdorp – knp. De Hoek

0

3000

 
 

Rijksweg A6

     

F1

A6: knp. Muiderberg – afrit 3 (Almere Stad West)

0

3000

 

F39

A6: afrit 3 (Almere Stad West) – afrit 5 (Almere Stad)

0

3000

 

F41

A6: afrit 5 (Almere Stad) – afrit 6 (Almere Buiten West)

0

3000

 

F56

A6: afrit 6 (Almere Buiten West) – knp. Almere

0

3000

 

F42

A6: knp. Almere – afrit 8 (Almere Buiten Oost)

0

4000

 

F34

A6: afrit 8 (Almere Buiten Oost) – afrit 10 (Lelystad)

0

4000

 

F35

A6: afrit 10 (Lelystad) – afrit 11 (Lelystad Noord)

0

4000

 

F36

A6: afrit 11 (Lelystad Noord) – afrit 13 (Urk)

0

4000

 

F37

A6: afrit 13 (Urk) – afrit 14 (Emmeloord)

0

4000

 

F38

A6: afrit 14 (Emmeloord) – knp. Emmeloord

0

4000

 

F47

A6: knp. Emmeloord – afrit 15 (De Munt)

0

3000

 

F2

A6: afrit 15 (De Munt) – knp. Joure

0

3000

 
 

Rijksweg A7/N7

     

N33

A7: knp. Zaandam – afrit 6 (Purmerend Noord)

0

4000

 

N34

A7: afrit 6 (Purmerend Noord) – afrit 7 (Avenhorn)

0

3000

 

N82

A7: afrit 7 (Avenhorn) – afrit 8 (Hoorn)

0

3000

 

N81

A7: afrit 8 (Hoorn) – afrit 9 (Hoorn Noord)

0

1500

 

N108

A7: afrit 9 (Hoorn Noord) – afrit 12 (Middenmeer)

0

1500

 

N35

A7: afrit 12 (Middenmeer) – afrit 13 (Wieringerwerf)

0

1500

 

N80

A7: afrit 13 (Wieringerwerf) – afrit 14 (Den Oever)

0

1500

 

Fr30

A7: afrit 14 (Den Oever) – knp. Zurich

0

1000

 

Fr6

A7: knp. Zurich – N7 (Stadsrondweg Zuid Sneek)

0

1000

 

Fr5

N7: Stadsrondweg Zuid Sneek

0

1000

 

Fr4

A7: N7/A7 Sneek – Knp. Joure

0

1000

 

Fr3

A7: knp. Joure – knp. Heerenveen

0

3000

 

Fr2

A7: knp. Heerenveen – afrit 29 (De Haven)

0

3000

 

Fr33

A7: afrit 29 (De Haven) – knp. Drachten

0

3000

 

Gr1

A7: knp. Drachten – afrit 36 (Groningen West)

0

1500

 

Gr31

A7: afrit 36 (Groningen West) – knp. Julianaplein

0

1500

 

Gr30

A7: knp. Julianaplein – knp. Europaplein

12

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

Gr2

A7: knp. Europaplein – afrit 44 (Veendam)

0

1500

 

Gr3

A7: afrit 44 (Veendam) – afrit 45 (Scheemda)

0

1000

 

Gr29

A7: afrit 45 (Scheemda) – Grens Duitsland

0

1000

 
 

Rijksweg A8

     

N31

A8: knp. Coenplein – afrit 1 (Oostzaan)

0

4000

 

N91

A8: afrit 1 (Oostzaan) – knp. Zaandam

0

4000

 

N99

A8: knp. Zaandam – afrit 2 (Zaandijk)

0

1500

 

N32

A8: afrit 2 (Zaandijk) – N246

0

1500

 
 

Rijksweg A9/N9

     

N29

N9: N250 (De Kooy) – N503 (bij Schagerbrug)

0

500

 

N28

N9: N503 (bij Schagerbrug) – ringweg Alkmaar (Huiswaarderweg)

0

500

 

N27

N9: Huiswaarderweg – Vkp. Kooimeer

0

500

 

N26

A9: Vkp. Kooimeer – afrit 10 (Castricum)

0

1500

 

N25

A9: afrit 10 (Castricum) – knp. Beverwijk

0

1500

 

N8

A9: knp. Beverwijk – afrit 8 (Beverwijk)

0

1500

 

N24

A9: afrit 8 (Beverwijk) – knp. Velsen (incl. Wijkertunnel)

0

0

Categorie C tunnel

N23

A9: knp. Velsen – Knp. Rottepolderplein

0

3000

 

N22

A9: knp. Rottepolderplein – knp. Raasdorp

0

4000

 

N88

A9: knp. Raasdorp – knp. Badhoevedorp

0

3000

 

N86

A9: knp. Badhoevedorp – afrit 5 (Amstelveen)

0

3000

 

N21

A9: afrit 5 (Amstelveen) – knp. Holendrecht 2

0

3000

 
 

A2/A9: knp. Holendrecht 2 – knp. Holendrecht 1

   

Zie wegvak N5 bij Rijksweg A2

N20

A9: knp. Holendrecht 1 – afrit 1 (S113, Gaasperplas)

0

3000

 

N107

A9: afrit 1 (S113, Gaasperplas) -knp. Diemen

0

3000

 
 

Rijksweg A10

     

N15

A10: knp. Coenplein – afrit S101 (Westpoort 2000-3000) (incl. Coentunnel)

0

0

Categorie C tunnel

N98

A10: afrit S101 (Westpoort 2000-3000) – afrit S102 (Westpoort 3000-9000)

0

1000

 

N14

A10: afrit S102 (Westpoort 3000-9000) – afrit S103 (Haarlem)

0

1329

 

N13

A10: afrit S103 (Haarlem) – knp. De Nieuwe Meer

0

2759

 

N12

A10: knp. De Nieuwe Meer – knp. Amstel

0

3912

 

N11

A10: knp. Amstel – knp. Watergraafsmeer

0

2517

 

N10

A10: knp. Watergraafsmeer – afrit S114 (Zeeburg)

0

2562

 

N18

A10: afrit S114 (Zeeburg) – afrit S115 (Nieuwendam) (incl. Zeeburgertunnel)

0

0

Categorie C tunnel

N19

Omleidingsroute Zeeburgertunnel via Zuiderzeeweg

0

2562

Omleidingsroute tunnel; wegtype binnen bebouwde kom

N17

A10: afrit S115 (Nieuwendam) – afrit S116 (Volendam)

0

4000

 

N16

A10: afrit S116 (Volendam) – knp. Coenplein

0

4000

 
 

Rijksweg N11

     

Z22

N11: A4 – afrit N209 (Hazerswoude Rijndijk)

0

1500

 

Z119

N11: afrit N209 (Hazerswoude Rijndijk) – afrit N207 (Alphen aan den Rijn)

0

1500

 

Z21

N11: afrit N207 (Alphen aan den Rijn) – afrit N458 (Bodegraven)

0

1500

 

Z20

N11: afrit N458 (Bodegraven) – A12

0

1500

 
 

Rijksweg A12

     

Z16b

A12: afrit 3 (Bezuidenhout) – afrit 4 (Voorburg)

0

0

Routering geen gebruiksruimte GF3

Z16a

A12: afrit 4 (Voorburg) – knp. Prins Clausplein

0

15001

 

Z17

A12: knp. Prins Clausplein – afrit 7 (Zoetermeer)

0

1500

 

Z124

A12: afrit 7 (Zoetermeer) – afrit 9 (Zevenhuizen)

0

1500

 

Z135

A12: afrit 9 (Zevenhuizen) – knp. Gouwe

0

1500

 

Z18

A12: knp. Gouwe – afrit 11 (Gouda)

26

8486

 

Z137

A12: afrit 11 (Gouda) – afrit 12a (Bodegraven)

26

8649

 

Z19

A12: afrit 12a (Bodegraven) – afrit 14 (Woerden)

26

8432

 

U85

A12: afrit 14 (Woerden) – afrit 15 (De Meern)

26

8466

 

U86

A12: afrit 15 (De Meern) – knp. Oudenrijn

28

8468

 

U9

A12: knp. Oudenrijn – afrit 18 (Hoograven)

25

6855

 

U93

A12: afrit 18 (Hoograven) – knp. Lunetten

23

7055

 

U10

A12: knp. Lunetten – afrit 19 (Bunnik)

0

4000

 

U94

A12: afrit 19 (Bunnik) – afrit 20 (Driebergen)

0

4000

 

U79

A12: afrit 20 (Driebergen) – afrit 21 (Maarn)

0

4000

 

U80

A12: afrit 21 (Maarn) – afrit 22 (Maarsbergen)

0

4000

 

U11

A12: afrit 22 (Maarsbergen) – afrit 23 (Veenendaal)

0

4000

 

G8

A12: afrit 23 (Veenendaal) – knp. Maanderbroek

0

4000

 

G66

A12: knp. Maanderbroek – afrit 24 (Wageningen)

0

4000

 

G9

A12: afrit 24 (Wageningen) – knp. Grijsoord

0

4000

 

G10

A12/A50: Knp. Grijsoord – knp. Waterberg

21

5138

 

G11

A12: knp. Waterberg – knp. Velperbroek

16

3428

 

G12

A12: knp. Velperbroek – knp. Oud-Dijk

11

4000

 

G13

A12: knp Oud-Dijk – Grens Duitsland

11

40001

 
 

Rijksweg A13

     

Z29

A13: knp. Ypenburg – afrit 9 (Delft)

17

3639

 

Z113

A13: afrit 9 (Delft) – afrit 10 (Delft Zuid)

17

3200

 

Z30

A13: afrit 10 (Delft Zuid) – afrit 11 (Berkel en Rodenrijs)

16

2829

 

Z114

A13: afrit 11 (Berkel en Rodenrijs) – knp. Kleinpolderplein

6

2717

 
 

Rijksweg N14

     

Z53

N14: A4 afrit 8 Leidschendam – N44 Wassenaar (incl. Sytwendetunnel)

0

0

Categorie C tunnel

 

Rijksweg A15/N15

     

Z65

N15: Maasvlakte – afrit 10

16

7022

 

Z66

N15: afrit 10 – afrit 12 (Brielle)

40

10289

 

Z47

A15: afrit 12 (Brielle) – afrit 13 (Rozenburg) (incl. Thomassentunnel)

15

0

Categorie C tunnel

Z148

A15: Omleidingsroute Thomassentunnel

27

11676

omleidingsroute tunnel

Z126

A15: afrit 13 (Rozenburg) – afrit 15 (Havens)

49

11676

 

Z67

A15: afrit 15 (Havens) – afrit 16 (Spijkenisse)

51

11579

 

Z69

A15: afrit 16 (Spijkenisse) – afrit 17 (Hoogvliet) (incl. Botlektunnel)

0

0

Categorie D tunnel

Z68

omleidingsroute Botlektunnel via Botlekbrug

72

26852

omleidingsroute tunnel; wegtype binnen bebouwde kom

Z70

A15: afrit 17 (Hoogvliet) – knp. Benelux

74

25176

 

Z71

A15: Knp. Benelux – afrit 18 (Pernis)

80

38060

 

Z72

A15: afrit 18 (Pernis) – afrit 19 (Rotterdam Charlois)

80

31529

 

Z73

A15: afrit 19 (Rotterdam Charlois) – knp. Vaanplein

80

31638

 

Z74

A15: knp. Vaanplein – knp. Ridderkerk Noord

80

39917

 

Z55

A15/A16: knp. Ridderkerk Noord – knp. Ridderkerk Zuid

66

17334

 

Z75

A15: knp. Ridderkerk Zuid – afrit 21 (Hendrik Ido Ambacht)

63

18516

 

Z76

A15: afrit 21 (Hendrik Ido Ambacht) – afrit 22 (Alblasserdam) (incl. Noordtunnel)

0

0

Categorie C tunnel

Z77a

Omleidingsroute Noordtunnel van A15 afrit 21 tot N915 incl. 250 meter Rotterdamse weg

15

21167

Omleidings-route (wegtype binnen bebouwde kom)

Z77b

Omleidingsroute Noordtunnel van einde wegvak Z77a tot A15 afrit 22

93

21167

Omleidings-route (wegtype buiten bebouwde kom)

Z78

A15: afrit 22 (Alblasserdam) – afrit 23 (Papendrecht/N3)

68

23048

 

Z79

A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) – afrit 27 (Gorinchem)

46

13059

 

Z80

A15: afrit 27 (Gorinchem) – knp. Gorinchem

41

13595

 

G14

A15: knp. Gorinchem – knp. Deil

32

9956

 

G15

A15: knp. Deil – afrit 33 (Tiel)

26

9173

 

G78

A15: afrit 33 (Tiel) – afrit 34 (Echteld)

38

11754

 

G16

A15: afrit 34 (Echteld) – knp. Valburg

30

10044

 

G17

A15: knp. Valburg – knp. Ressen

8

4000

 
 

Rijksweg A16

     

Z54

A16: knp. Terbregseplein – afrit 25 (Rotterdam Centrum)

38

11421

 

Z134

A16: afrit 25 (Rotterdam Centrum) – Knp. Ridderkerk Noord

58

16263

 
 

A15/A16: knp. Ridderkerk Noord – knp. Ridderkerk Zuid

   

Zie wegvak Z55 bij rijksweg A16

Z181

A16: knp. Ridderkerk Zuid – afrit 22 (Zwijndrecht)

26

500

 

Z56

A16: afrit 22 (Zwijndrecht) – afrit 21 (Dordrecht) (incl. Drechttunnel)

26

0

Categorie C tunnel

Z57

A16: afrit 21 (Dordrecht) – afrit 20 (Randweg Dordrecht)

22

500

 

Z58

A16: afrit 20 (Randweg Dordrecht) – knp. Klaverpolder

45

9047

 

B37

A16: knp. Klaverpolder – knp. Zonzeel

33

6519

 

B38

A16: knp. Zonzeel – afrit 17 (Prinsenbeek)

28

5466

 

B39

A16: afrit 17 (Prinsenbeek) – knp. Princeville

33

5364

 

B40

A16/A58: Knp. Princeville – afrit 15 (Rijsbergen)

26

4728

 

B116

A16/A58: afrit 15 (Rijsbergen) – Knp. Galder

30

4295

 

B108

A16: knp. Galder – Grens België

8

4000

 
 

Rijksweg A17

     

B11

A17: knp. Klaverpolder – afrit 26 (Industrie Moerdijk)

27

3627

 

B12

A17: afrit 26 (Industrie Moerdijk) – afrit 25 (Zevenbergen)

16

3345

 

B100

A17: afrit 25 (Zevenbergen) – knp. Noordhoek

20

4011

 

B13

A17: knp. Noordhoek – afrit 21 (Roosendaal Noord)

17

2118

 

B99

A17: afrit 21 (Roosendaal Noord) – knp. De Stok

19

3122

 
 

Rijksweg A18/N18

     

G18

A18: knp. Oud-Dijk – afrit 4 (Doetinchem Oost)

0

4000

 

G19

A18: afrit 4 (Doetinchem Oost) – afrit 5 (Varsseveld)

0

4000

 

G20

N18: afrit 5 (Varsseveld) – afrit N319 (Groenlo)

0

1000

 

G21

N18: afrit N319 (Groenlo) – afrit N822 (Eibergen)

0

1000

 

G22

N18: afrit N822 (Eibergen) – afrit N347 (Haaksbergen)

0

1000

 

O35

N18: afrit N347 (Haaksbergen) – A35

0

1000

 
 

Rijksweg A20

     

Z122

A20: afrit N223 (bij Maasdijk) – afrit 6 (Maasdijk)

0

1000

 

Z48

A20: afrit 6 (Maasdijk) – knp. Kethelplein

0

1000

 

Z49

A20: knp. Kethelplein – knp. Kleinpolderplein

20

1050

 

Z50

A20: knp. Kleinpolderplein – afrit 14 (Rotterdam Centrum)

10

3656

 

Z125

A20: afrit 14 (Rotterdam Centrum) – knp. Terbregseplein

11

3656

 

Z51

A20: knp. Terbregseplein – afrit 17 (Nieuwerkerk aan de Yssel)

32

10952

 

Z136

A20: afrit 17 (Nieuwerkerk aan de Yssel) – Knp. Gouwe

22

8847

 
 

Rijksweg A22

     

N83

A22: knp. Beverwijk – afrit Beverwiijk

0

1500

 

N93

A22: afrit Beverwijk – afrit IJmuiden (incl. Velsertunnel)

0

0

Categorie D tunnel

N89

A22: afrit IJmuiden – knp. Velsen

0

3000

 
 

Rijksweg A27

     

F3

A27: knp. Almere – afrit 36 (Almere Stad)

0

4000

 

F43

A27: afrit 36 (Almere Stad) – knp. Eemnes

0

4000

 

N67

A27: knp. Eemnes – afrit 33 (Hilversum)

0

4000

 

N97

A27: afrit 33 (Hilversum) – afrit 32 (Bilthoven)

0

4000

 

U87

A27: afrit 32 (Bilthoven) – afrit 31 (Ring Utrecht Noord)

0

4000

 

U89

A27: afrit 31 (Ring Utrecht Noord) – knp. Rijnsweerd

0

4000

 

U6

A27: knp. Rijnsweerd – knp. Lunetten

23

7298

 

U7

A27: knp. Lunetten – knp. Everdingen

10

5832

 

Z128

A27: knp. Everdingen – afrit 25 (Noordeloos)

16

5424

 

Z100

A27: afrit 25 (Noordeloos) – knp. Gorinchem

14

5040

 

Z99

A27: knp. Gorinchem – afrit 24 (Avelingen)

16

4764

 

B41

A27: afrit 24 (Avelingen) – knp. Hooipolder

12

4000

 

B134

A27: knp. Hooipolder – afrit 19 (Oosterhout)

0

3000

 

B42

A27: afrit 19 (Oosterhout) – afrit 16 (Breda Noord)

0

4000

 

B109

A27: afrit 16 (Breda Noord) – afrit 15 (Breda)

0

4000

 

B110

A27: afrit 15 (Breda) – knp. Annabosch

0

4000

 

B101

A27/A58: knp. Annabosch – afrit 14 (Ulvenhout)

23

3771

 

B4

A27/A58: afrit 14 (Ulvenhout) – knp. Galder

24

3950

 
 

Rijksweg A28

     

D5

A28: knp. Julianaplein – afrit 36 (Zuidlaren)

0

1500

 

D26

A28: afrit 36 (Zuidlaren) – afrit 34 (Assen Noord)

0

1500

 

D4

A28: afrit 34 (Assen Noord) – afrit 32 (Assen Zuid)

0

3000

 

D3

A28: afrit 32 (Assen Zuid) – afrit 31 (Westerbork)

0

3000

 

D31

A28: afrit 31 (Westerbork) – afrit 27 (Fluitenberg)

0

3000

 

D29

A28: afrit 27 (Fluitenberg) – knp. Hoogeveen

0

3000

 

D2

A28: knp. Hoogeveen – knp. Lankhorst

0

4000

 

O111

A28: knp. Lankhorst – afrit 22 (Nieuwleusen)

18

3314

 

O12

A28: afrit 22 (Nieuwleusen) – afrit 21 (Ommen)

3

2075

 

O112

A28: afrit 21 (Ommen) – afrit 20 (Zwolle Noord)

13

2895

 

O11

A28: afrit 20 (Zwolle Noord) – afrit 18 (Zwolle-Zuid)

13

3093

 

O114

A28: afrit 18 (Zwolle-Zuid) – knp. Hattemerbroek

13

3293

 

G62

A28: Knp. Hattemerbroek – afrit 13 (Lelystad)

0

4000

 

G61

A28: afrit 13 (Lelystad) – afrit 12 (Ermelo)

5

3696

 

G60

A28: afrit 12 (Ermelo) – afrit 9 (Nijkerk)

16

6902

 

G31

A28: afrit 9 (Nijkerk) – knp. Hoevelaken

20

8781

 

U82

A28: knp. Hoevelaken – afrit 6 (Leusden Zuid)

14

6795

 

U2

A28: afrit 6 (Leusden Zuid) – afrit 5 (Maarn)

14

6570

 

U3

A28: afrit 5 (Maarn) – afrit 3 (Den Dolder)

16

7011

 

U83

A28: afrit 3 (Den Dolder) – knp. Rijnsweerd

13

6707

 
 

Rijksweg A29

     

Z182

A29: knp. Vaanplein – afrit 20 (Barendrecht)

0

5001

 

Z88

A29: afrit 20 (Barendrecht) – afrit 21 (Oud Beijerland) (incl. Heinenoordtunnel)

0

0

Categorie D tunnel

Z133

A29: afrit 21 (Oud Beijerland) – knp. Hellegatsplein

0

1000

 

B19

A29/A59: knp. Hellegatsplein – knp. Sabina

0

3000

 

B20

A29: knp. Sabina – afrit 24 (Dinteloord)

0

1000

 
 

Rijksweg A30

     

G32

A30: A1 – afrit 4 (Barneveld Zuid)

0

4000

 

G67

A30: afrit 4 (Barneveld Zuid) – afrit 2 (Ede)

0

4000

 

G68

A30: afrit 2 (Ede) – afrit 1 (Industriegebied Ede)

0

4000

 

G85

A30: afrit 1 (Industriegebied Ede) – knp. Maanderbroek

0

4000

 
 

Rijksweg A31/N31

     

Fr8

A31: knp. Zurich – afrit 22 (Marssum)

0

1000

 

Fr9

N31: afrit 22 (Marssum) – afrit N359 (Boksum)

0

1000

 

Fr10

N31: afrit N359 (Boksum) – A32 (Leeuwarden)

0

1000

 

Fr11

N31: A32 (Leeuwarden) – afrit N913 (Garijp)

0

1000

 

Fr37

N31: afrit N913 (Garijp) – afrit N356 (Nijega)

0

1000

 

Fr32

N31: afrit N356 (Nijega) – afrit N369 (Drachten)

0

1500

 

Fr36

N31: afrit N369 (Drachten) – knp. Drachten (A7)

0

1500

 
 

Rijksweg A32

     

Fr15

A32: Leeuwarden – knp. Heerenveen

0

1500

 

Fr31

A32: knp. Heerenveen – afrit 8 (Wolvega)

0

1500

 

O18

A32: afrit 8 (Wolvega) – afrit 7 (Steenwijk Noord)

0

3000

 

O115

A32: afrit 7 (Steenwijk Noord) – afrit 5 (Steenwijk Zuid)

0

3000

 

O116

A32: afrit 5 (Steenwijk Zuid) – afrit 4 (Havelte)

0

3000

 

O19

A32: afrit 4 (Havelte) – knp. Lankhorst

0

3000

 
 

Rijksweg N33

     

Gr5

N33: Eemshaven – afrit N997 (bij Holwierde)

15

1500

Wegtype buiten bebouwde kom

Gr6

N33: afrit N997 (bij Holwierde) – afrit N360 (Appingedam)

15

1500

Wegtype buiten bebouwde kom

Gr7

N33: afrit N360 (Appingedam) – afrit N362 (bij Opwierde)

15

1500

Wegtype buiten bebouwde kom

Gr8

N33: afrit N362 (bij Opwierde) – A7

20

1500

Wegtype buiten bebouwde kom

Gr9

N33: A7 – afrit N366 (Veendam)

20

1500

Wijzigt van buiten bebouwde kom naar autosnelweg vanwege aanpassingen (Veiligheidszone komt na aanpassingen te vervallen)

D15

N33: afrit N366 (Veendam) – N34 (Gieten)

20

1500

D14

N33: N34 (Gieten) – A28

15

1500

 

Rijksweg N34

     

O95

N34: N48 (Ommen) – afrit N347 (Ommen)

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

O96

N34: afrit N347 (Ommen) – N36 (bij Rheezerveen)

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

 

Rijksweg N35/A35

     

O59

N35: (Zwolle) – afrit N348 (Raalte, Ommerweg)

0

500

Wegtype buiten bebouwde kom

O60

N35: afrit N348 (Raalte, Ommerweg) – afrit N347 (Nijverdal)

0

5001

 

O65

N35: afrit N347 (Nijverdal) – N35/Burg. H. Boersingel (Nijverdal)

0

5001

hier komt een categorie C tunnel, gebruiksruimte wordt dan aangepast

O62

N35: N35/Burg. H. Boersingel (Nijverdal) – afrit N350 (Wierden)

0

500

Wegtype buiten bebouwde kom

O63

N35: afrit N350 (Wierden) – N36

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

O120

A35: N36 – afrit N349 (Almelo)

0

1500

 

O28

A35: afrit N349 (Almelo) – knp. Azelo

0

1500

 
 

A1/A35: knp. Azelo – knp. Buren

   

Zie wegvak O4 op rijksweg A1

O22

A35: knp. Buren – afrit 28 (Delden)

0

3000

 

O128

A35: afrit 28 (Delden) – afrit 27 (Ind. Twentekanaal)

0

1500

 

O23

A35: afrit 27 (Ind. Twentekanaal) – afrit 26 (Enschede West)

0

1500

 

O24

A35/N35: afrit 26 (Enschede West) – Grens Duitsland

0

1500

 
 

Rijksweg N36

     

O40

N36: N34 (bij Rheezerveen) – afrit N341 (Westerhaar-Vriezeveensewijk)

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

O39

N36: afrit N341 (Westerhaar-Vriezeveensewijk) – afrit N748 (Vriezenveen)

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

O38

N36: afrit N748 (Vriezenveen) – A35 (Almelo)

0

1000

Wegtype buiten bebouwde kom

 

Rijksweg A37/N37

     

D7

A37: knp. Hoogeveen – afrit 1 (Hoogeveen Oost)

0

1500

 

D30

A37: afrit 1 (Hoogeveen Oost) – knp. Holsloot

0

1500

 

D8

N37: knp. Holsloot – afrit N376 (bij Veenoord)

0

1500

 

D28

N37: afrit N376 (bij Veenoord) – Duitse Grens

0

1500

 
 

Rijksweg A44

     

N9

A44: knp. Burgerveen – afrit 3 (Noordwijkerhout)

0

3000

 

Z1

A44: afrit 3 (Noordwijkerhout) – afrit 8 (Leiden)

0

3000

 

Z2

A44: afrit 8 (Leiden) – Wassenaar

0

3000

 
 

Rijksweg N48

     

D6

N48: knp. Hoogeveen – afrit N377 (Balkbrug)

0

500

Wegtype buiten bebouwde kom

O43/O118

N48: afrit N377 (Balkbrug) – N34 (Ommen)

0

500

Wegtype buiten bebouwde kom

 

Rijksweg N50/A50

     

F26

N50: knp. Emmeloord – afrit N352 (Ens)

0

1500

 

O52

N50: afrit N352 (Ens) – afrit N307 (Kampen)

0

1500

 

O123

N50: afrit N307 (Kampen) – afrit N764 (Kampen)

0

1500

 

O124

N50: afrit N764 (Kampen) – knp. Hattemerbroek

0

1500

 

G3

A50: knp. Hattemerbroek – knp. Beekbergen

0

3000

 

G4

A50: knp. Beekbergen – knp. Waterberg

11

2309

 
 

A12/A50: knp. Waterberg – knp. Grijsoord

   

Zie wegvak G10 op rijksweg A12

G5

A50: knp. Grijsoord – Knp. Valburg

91

40001

 

G6

A50: knp. Valburg – knp. Ewijk

18

4932

 

G65

A50: knp. Ewijk – knp. Bankhoef

0

3000

 

B79

A50: knp. Bankhoef – knp. Paalgraven

0

3000

 

B80

A50: knp. Paalgraven – afrit 14 (Zeeland)

0

1500

 

B86

A50: afrit 14 (Zeeland) – afrit 13 (Volkel)

0

1500

 

B139