-
a. de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in
de bijstand begrepen persoon;
-
b. kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;
-
c. de jonggehandicaptenkorting;
-
d. tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
-
e. eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering
eigenwoningbezit;
-
f. vergoedingen en tegemoetkomingen voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting
of inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niet
tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, tenzij voor deze kosten bijstand
wordt verleend;
-
g. vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f
en onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen
en verstrekkingen bijstand wordt verleend;
-
h. inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen
uitkeringen inzake werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tenzij het de verlening
van bijzondere bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan
van die kinderen;
-
i. rente ontvangen over op grond van artikel 34, tweede lid, onderdelen b en c, niet in aanmerking genomen vermogen en spaargelden;
-
j. een een- of tweemalige premie van ten hoogste € 3.326,00 per kalenderjaar, voor zover
dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;
-
k. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een
bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per persoon;
-
l. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële
en immateriële schade;
-
m. giften, voor zover de som van deze giften en de bijdragen, bedoeld in artikel 18, achtste lid, niet meer bedraagt dan € 1.200 per kalenderjaar;
-
n. inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 278,00
per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die
de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende
ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel
van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling;
-
o. de eenmalige energietoeslag, bedoeld in artikel 35, vierde lid of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 78ee, tweede lid;
-
p. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet;
-
q. een uitkering als bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet
of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2:52 of 3:10 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten;
-
r. inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten,
met een maximum van € 173,87 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal
30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt en onderdeel y, z of aa niet
van toepassing is, ingeval:
-
1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,
-
2°. de periode van zes maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en
-
3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;
-
s. een vergoeding als bedoeld in artikel 18 van de Wet inburgering zoals dit luidde
voor de inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband
met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige
(33 086), nadat dat voorstel tot wet is verheven voorzover deze niet een vergoeding
is als bedoeld in onderdeel f;
-
t. tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten,
artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen, artikel 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
of artikel 24 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, zoals dat
op 31 december 2013 luidde;
-
u. hetgeen een mantelzorger op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.6
van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als blijk van waardering ontvangt;
-
v. een uitkering tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die
de belanghebbende jonger dan 21 jaar van zijn ouder of ouders ontvangt, voor zover
deze uitkering op grond van artikel 20, derde lid, reeds in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het recht op bijstand;
-
w. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 78gg;
-
x.
[Red: vervallen;]
-
y. inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van
deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 176,35 per maand, voor zover hij
algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel n van toepassing is;
-
z. inkomsten uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid,
van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, tot 15 procent van
deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 176,35 per maand, gedurende een periode
van twaalf maanden nadat de periode van zes maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken,
voor zover hij algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel y van toepassing is;
-
aa. inkomsten uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid,
van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, tot 15 procent van
deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 176,35 per maand, nadat de periode
van twaalf maanden, bedoeld in onderdeel z, is verstreken, voor zover hij algemene
bijstand ontvangt en het college gelet op de in de persoon gelegen omstandigheden
een uitbreiding van zijn arbeidsomvang niet mogelijk acht.