I. GEBOORTE EN OVERLIJDEN
[Regeling vervallen per 12-11-2004 met terugwerkende kracht tot en met 08-09-2004]
A. De Registration of Births and Deaths Act, 1969 (Wet inzake geboorte- en overlijdensregistratie,
1969)
De meest recente, momenteel van kracht zijnde, wetgeving die van toepassing is op
de registratie van geboorte en overlijden na 1 april 1970, is de Registration of Births
and Deaths Act, 1969 (verder aangeduid als RBDA, 1969). De aan deze datum voorafgaande
registraties van geboorte en overlijden vallen tot op zekere hoogte, zoals hierna
in de tekst uiteengezet, nog steeds onder de Births, Deaths and Marriages Act of 1886
(Wet Burgerlijke Stand 1886).
De geboorte- en overlijdensregistratie wordt ook geregeld door de deelstaatregeringen,
daar deze voorkomt op de Concurrent List. Daarentegen staan kwesties inzake staatsburgerschap en dus erkenning van nationaliteit
op de Union List en worden bijgevolg behandeld door de centrale regering.
RBDA, 1969 is tussen 1 april 1970 en 1976 stapsgewijs overgenomen door verschillende
deelstaten. De administratie op grond van deze wet is als volgt geregeld:
1. De Registrar-General wordt benoemd door de centrale regering om de activiteiten
van de Chief Registrars te coördineren en te verifiëren;
2. Chief Registrars worden benoemd door de deelstaatregeringen om de bepalingen van
deze wet in de deelstaten ten uitvoer te leggen;
3. District Registrars worden door de deelstaatregeringen benoemd voor elk belastingdistrict
om toezicht te houden op de geboorte- en overlijdensregistratie in de districten;
4. Registrars worden benoemd door de deelstaatregeringen voor alle lokale gebieden
die het rechtsgebied omvatten van een gemeente, 'panchayat' of andere lagere overheid,
en zij zijn verplicht om gegevens inzake geboorte en overlijden in te schrijven in
de speciaal hiertoe bijgehouden registers.
Ingevolge de artikelen 8 t/m 10 zijn bepaalde personen verplicht bij de Registrar
aangifte van geboorte of overlijden te doen. De aangever van een geboorte of sterfgeval
is verplicht het register te tekenen of, als hij niet kan schrijven, in de plaats
daarvan zijn duimafdruk te plaatsen (artikel 11). De aangever krijgt vervolgens van
de registratieambtenaar een uittreksel van de geregistreerde geboorte of het geregistreerde
overlijden (artikel 12), dat beschouwd wordt als een aanvaardbaar en prima facie bewijs
van geboorte of overlijden ingevolge artikel 35, in combinatie met de artikelen 74
t/m 77 van de Indian Evidence Act (Indiase Wet inzake bewijsmiddelen).
Voor kinderen die in een ziekenhuis ter wereld komen, geldt dat het ziekenhuis verplicht
is aangifte van de geboorte te doen bij de desbetreffende registratieambtenaar. Het
kind krijgt dan een geboorteakte.
Voor kinderen die thuis worden geboren, geldt dat het gezinshoofd verplicht is aangifte
van de geboorte te doen. Er wordt dan een geboorteakte opgesteld. Kinderen waarvan
de identiteit van de biologische ouders niet bekend of niet openbaar gemaakt is, zoals
bij geadopteerde kinderen, kunnen geen geboorteakte krijgen. In deze gevallen wordt
hun identiteit vastgesteld door de rechter. Het vonnis inzake adoptie of voogdijschap
kan dienen als een vervangende geboorteakte.
Artikel 13, sub (1), van de RBDA, 1969 bepaalt dat een geboorte binnen de termijn,
zoals voorgeschreven in de door de deelstaatregeringen opgestelde regels, dient te
worden aangegeven bij de Registrar; na 30 dagen kan geboorteregistratie alleen plaatsvinden
tegen betaling van de voorgeschreven kosten.
Artikel 13, sub (2), bepaalt dat indien de aangifte van geboorte of overlijden wordt
gedaan na 30 dagen, maar binnen een jaar na dato, deze registratie alleen kan plaatsvinden
met de schriftelijke toestemming van de daartoe bevoegde instantie, tegen betaling
van de voorgeschreven kosten en na overlegging van een voor een notaris of een ander
door de deelstaatregering gemachtigde ambtenaar opgemaakt affidavit (eigen verklaring).
Artikel 13, sub (3), bepaalt dat indien de registratie van een geboorte of overlijden
niet binnen één jaar na dato heeft plaatsgevonden, deze alleen nog kan worden uitgevoerd
op bevel van een Magistrate of the First Class (magistraat eerste klasse) of een provinciale
magistraat, nadat de juistheid van de geboorte of het overlijden is geverifieerd op
basis van zakelijk bewijs en tegen betaling van de voorgeschreven kosten.
In India krijgen pasgeboren kinderen dikwijls pas na een ceremonie, enkele dagen na
de geboorte, een voornaam. Indien de geboorteregistratie direct na de geboorte plaatsvindt,
gebeurt dit dan ook vaak op grond van de naam van één van de ouders. Artikel 14 vereist
dat, indien de geboorte van een kind is geregistreerd zonder een naam, de ouder of
voogd verplicht is, binnen de (door de deelstaatregering) voorgeschreven termijn,
de Registrar te informeren over de naam van het kind. De Registrar noteert vervolgens
de naam in het register met zijn initialen en de datum van inschrijving. Aangezien
de regels vastgesteld worden door de deelstaatregering (artikel 30), kan de voorgeschreven
termijn per deelstaat verschillen.
Het is mogelijk een inschrijving in het register te laten corrigeren of te laten annuleren.
Ingevolge artikel 15 kan elke inschrijving van geboorte of overlijden door de Registrar
worden gecorrigeerd of geannuleerd, indien voor hem afdoende is bewezen dat de aangifte
naar vorm of inhoud onjuist was, dan wel op frauduleuze of ondeugdelijke wijze is
gedaan. De deelstaatregering stelt vast onder welke voorwaarden en omstandigheden
dergelijke inschrijvingen kunnen worden gecorrigeerd of geannuleerd. Correcties of
annuleringen worden genoteerd in de kantlijn, zonder dat de oorspronkelijke inschrijving
wordt gewijzigd. De Registrar ondertekent de aantekening in de kantlijn en vermeldt
tevens de datum van de correctie of annulering.
Artikel 17 van de RBDA, 1969 bepaalt dat een persoon een verzoek kan indienen om inzage
in het geboorte- en overlijdensregister te krijgen, dan wel een uittreksel uit het
register op te vragen. Dergelijke uittreksels gelden tevens als wettelijk bewijs voor
de geboorte of het overlijden ingevolge de bepalingen in de bovengenoemde Indian Evidence
Act. Elke deelstaatregering heeft haar eigen regels met betrekking tot inzage en de
daarvoor te betalen kosten. Indien om inzage in het register is verzocht ingevolge
artikel 17 van de RBDA, 1969 en de betreffende geboorte of overlijden niet is gevonden,
zijn in sommige deelstaten regels opgesteld voor de afgifte van een 'non-availability
certificate' of 'entry-not-found certificate'. Daarbij staat het betrokkene vrij de
geboortedatum of datum van overlijden aan te tonen door middel van andere documenten/affidavits
of relevante bewijzen en op die manier registratie te bewerkstelligen overeenkomstig
het bepaalde in artikel 13 (3).
De voorgeschreven sanctie ingevolge artikel 23 op het doen van een valse inschrijving
in het geboorte- en overlijdensregister is een geldboete.
B. De Births, Deaths and Marriages Registration Act, 1886 (Registratiewet Burgerlijke
Stand, 1886 verder aangeduid als BDMRA, 1886)
Voordat de RBDA, 1969 in werking trad, geschiedde de registratie van geboorte en overlijden
op basis van vrijwilligheid. De BDMRA, 1886 voorzag in de registratie van geboorten
en overlijden. Het was ook mogelijk een gewaarmerkt afschrift te verkrijgen van een
inschrijving van geboorte of overlijden (artikel 23).
Indien een geboorte heeft plaatsgevonden vóór 1 april 1970 en bovendien nooit is geregistreerd,
is het niet mogelijk een reguliere geboorteakte te verkrijgen. In die gevallen dient
de geboorte te worden aangetoond door middel van andersoortig bewijs uit die tijd.
De oude BDMRA, 1886 is niet herroepen en blijft van kracht als aanvulling op de bepalingen
in de RBDA, 1969. Niets in de wet van 1969 mag zodanig worden uitgelegd dat de bepalingen
in de wet van 1886 worden aangetast.
C. Indiase onderdanen die zijn geboren vóór de Afscheiding van 1947 in het huidige
Pakistan
Via de Pakistaanse diplomatieke vertegenwoordigingen in India kan informatie worden
verkregen over de (on)mogelijkheid om een geboorteakte te verkrijgen van Indiase onderdanen
die vóór 1947 zijn geboren in het huidige Pakistan.
D. Naamsverandering
Het is mogelijk om in India op wettelijke wijze van naam te veranderen.
In het algemeen vereist de wet dat men volwassen moet zijn om van naam te kunnen veranderen.
Ingevolge artikel 3 van de Indian Majority Act, 1875 (Indiase Meerderjarigheidswet,
1875 (zoals gewijzigd)) is de leeftijd voor meerderjarigheid achttien jaar. Voor minderjarigen
kan de wettige voogd de procedure starten. Een naam kan niet met een onwettig doel
veranderd worden. Indien iemand zich voor een ander uitgeeft en in die hoedanigheid
handelt in het rechtsverkeer, vormt dit een strafbaar feit krachtens artikel 205 van
het Indiase Wetboek van Strafrecht.
Het is van belang dat de betrokkene bij een naamsverandering geen onrechtmatig voordeel
behaalt voor hem- of haarzelf en niemand, waar dan ook, onrechtmatige schade berokkent.
Een Indiase vrouw krijgt na de huwelijksvoltrekking automatisch de familienaam of
achternaam van haar man. Hiervoor is geen formele aangifte vereist. Desgewenst kan
de vrouw de naam van haar man in haar paspoort en andere bescheiden, zoals bankrekeningen,
laten opnemen.
De Indiase regering heeft nauwkeurige procedures vastgesteld voor het wijzigen van
een naam in een paspoort. Voor naamsverandering ten gevolge van een huwelijk moet
een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte of een affidavit van zowel de man als
de vrouw in de voorgeschreven vorm worden verstrekt, samen met een nieuw ingevuld
aanvraagformulier. Voor andere gevallen van naamsverandering moet de betrokkene aankondigingen
plaatsen in twee nieuwsbladen (één in de vaste woonplaats en een in de plaats waar
hij/zij momenteel verblijft), waarin hij/zij zijn/haar voornemen om van naam te veranderen
publiekelijk bekendmaakt. Hiervoor is een affidavit of een eenzijdige verklaring onder
ede voor de bevoegde autoriteit (magistraat of consulair ambtenaar in een Indiase
vertegenwoordiging in het buitenland) vereist. Betrokkene kan vervolgens naamsverandering
aanvragen in zijn paspoort en in andere officiële bescheiden.
Buitenlanders kunnen geen andere naam in India verkrijgen dan de naam in het paspoort,
welke hij of zij gebruikte bij binnenkomst in het land. Echter een buitenlandse vrouw die een Indiase man gehuwd is, kan wel van naam veranderen
en de achternaam van haar man in India aannemen.
E. Affidavit (eigen verklaring)
De Oaths Act (Wet inzake eedaflegging, Wet 44 van 1969) is de basiswetgeving inzake
affidavits.
De wet bevat bepalingen waarin wordt gespecificeerd welke rechters en andere personen
gerechtigd zijn een eed of belofte af te nemen. Artikel 3(1)(a) verleent bevoegdheid
aan alle rechters en personen om een eed af te nemen voor het verkrijgen van bewijs
(mondeling of door middel van een affidavit). Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
waarin gerechtelijke procedures in India zijn vastgesteld, bevat talrijke bepalingen
inzake het aanbieden van bewijsmateriaal door middel van een affidavit ten behoeve
van een specifiek proces of een verzoekschrift dat in behandeling is bij de rechtbank.
Bovendien kunnen, ingevolge artikel 3(2) van de Oaths Act, personen een eed of gelofte
afnemen met betrekking tot affidavits (anders dan die voor gerechtelijke procedures)
indien zij hiertoe door de desbetreffende regering zijn gemachtigd. Hiertoe kunnen
ook notarissen behoren of Oaths Commissioners, die speciaal bevoegd zijn om een eed af te nemen ten behoeve van affidavits.
Een affidavit of een verklaring onder ede moet worden ingediend bij de rechtbank hangende
een rechtszaak of in kantoren van de overheden om te voldoen aan procedurele vereisten
of vereisten ten aanzien van bewijskracht. Een affidavit kan onder ede worden afgelegd
door eenieder die:
- -
boven de 18 jaar is;
- -
geestelijk gezond is;
- -
in staat is de inhoud van de affidavit te begrijpen;
- -
zweert dat het affidavit juist is;
- -
uit vrije wil handelt en onder geen enkele vorm van druk staat.
Op het moment dat het affidavit onder ede bevestigd wordt, moet de identiteit van
de deponent door een andere persoon worden vastgesteld ten overstaan van de autoriteit
voor welke het affidavit wordt bevestigd. Het affidavit moet onder ede worden bevestigd
ten overstaan van een Oath Commissioner, notaris of een First-Class Magistrate. Een
afschrift van het affidavit wordt bewaard in een register, met vermelding van de reden
voor de aflegging van het affidavit.
F. Adoptie
Er bestaat geen wet inzake adoptie die van toepassing is op alle gemeenschappen in
India. In feite wordt adoptie alleen erkend door de hindoewet en niet door de moslim-
of parsiwet. De bepalingen inzake in de hindoewetgeving zijn hoofdzakelijk vervat
in twee wetten, te weten de Hindu Adoption and Maintenance Act, 1956 (Hindoewet Adoptie
en Levensonderhoud, 1956) en de Hindu Minority and Guardianship Act, 1956 (Hindoewet
Minderjarigen en Voogdijschap, 1956).
Iemand die geen Hindoe is kan echter ook een kind adopteren door een aanvraag in te
dienen op grond van de Guardians and Wards Act, 1890 (Wet op het Voogdijschap, 1890)
en een verklaring te verkrijgen dat hij de voogd is van een minderjarige. Deze procedure
wordt vaak gevolgd door buitenlanders die een kind uit India willen adopteren. Na
benoeming tot voogd van de minderjarige (zodat een reisdocument voor het kind kan
worden verkregen), adopteren deze buitenlanders het kind vervolgens op basis van de
wetgeving in hun eigen land.
II. HUWELIJK EN ECHTSCHEIDING
[Regeling vervallen per 12-11-2004 met terugwerkende kracht tot en met 08-09-2004]
A. Algemeen
India heeft geen uniform Burgerlijk Wetboek (dat de volledige huwelijks-/echtscheidingswetgeving
bevat) hoewel de Grondwet in de 'Directive Principles of State Policy' bepaalt dat
de staat daar wel naar dient te streven.
Naar hindoe- en christelijk recht is het huwelijk een heilig convenant. Naar islamitisch
recht is het echter een burgerlijk contract tussen twee volwassenen. Sinds de aanname
van materiële wetgeving bepalen wettelijke voorschriften de rechtsgeldigheid van een
huwelijk of echtscheiding. Door deze voorschriften kunnen ook bepaalde gewoonten uitdrukkelijk
worden gehandhaafd.
Als de partijen al jarenlang als man en vrouw samenleven, bestaat er een vermoeden
van een geldig huwelijk, dat slechts weerlegd kan worden door overtuigend bewijs. Louter samenleven als man en vrouw zonder de formaliteiten te hebben betracht die
vereist zijn uit hoofde van de Hindu Marriage Act, 1955 (Wet op het hindoehuwelijk,
1955 (verder aangeduid als HMA, 1955)) wordt niet aangemerkt als bewijs voor het bestaan
van een geldig huwelijk.
Artikel 11 van de HMA, 1955 biedt aan de partijen bij een vermeend huwelijk de mogelijkheid
om aan te tonen dat een huwelijk tussen hen is voltrokken. In het geval van bigamie
kan slechts de benadeelde vrouw een aanklacht van bigamie indienen, hetgeen een strafbaar
feit is.
Een huwelijk wordt geacht geldig te zijn tenzij bewezen is dat de voor de voltrekking
vereiste ceremonies niet hebben plaatsgehad. Indien de rechtsgeldigheid van een huwelijk
wordt betwist, dient te worden verklaard en aangetoond dat de voor het voltrekken
van een huwelijk vereiste ceremonies daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De bewijslast
ligt bij de partij die beweert dat de vereiste ceremonies in acht zijn genomen.
B. Hindoehuwelijk
De HMA, 1955 waarin de hindoewetgeving inzake huwelijk en echtscheiding is vastgelegd,
is in het algemeen van toepassing op alle Hindoes in India en op Hindoes die in India
hun vaste woonplaats hebben maar tijdelijk buiten India verblijven. De HMA, 1955 is
eveneens van toepassing op Sikhs.
Voordat de HMA, 1955 in werking trad, konden hindoehuwelijken polygaam zijn. Met de
HMA, 1955 werd de regel van strikte monogamie van kracht, waardoor een tweede huwelijk nietig
is.
Artikel 5 van de HMA, 1955 bepaalt de voorwaarden voor een rechtsgeldig hindoehuwelijk.
Een huwelijk tussen twee Hindoes kan worden voltrokken indien ten tijde van de huwelijksvoltrekking
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
1. geen van beide partijen heeft een in leven zijnde echtgeno(o)t(e);
-
2. geen van beide partijen is handelingsonbekwaam noch toerekeningsvatbaar (geestesziek);
-
3. de bruidegom heeft de leeftijd van 21 en de bruid die van 18 jaar bereikt;
-
4. er is geen huwelijksbeletsel (verboden verwantschap), tenzij gewoonte of gebruik een
dergelijk huwelijk toestaat.
Een huwelijk dat in strijd is met de voorwaarden 1 en 4 is nietig (artikel 11); een
huwelijk in strijd met punt 2 is vernietigbaar (artikel 12); en een huwelijk in strijd
met voorwaarde 3 is weliswaar geldig, maar kan bestraft worden met gevangenisstraf
of een geldboete (artikel 18).
Overeenkomstig artikel 7 van de HMA, 1955 kan een hindoehuwelijk worden voltrokken
volgens de gebruikelijke rites en ceremonies van beide partijen. Indien deze rites
en ceremonies de 'saptapadi' omvatten (i.e. het gezamenlijk door bruid en bruidegom
maken van zeven stappen om het heilige vuur), is het huwelijk voltrokken en bindend
zodra de zevende stap is genomen.
Artikel 8 van de HMA, 1955 betreft de registratie van hindoehuwelijken. Overeenkomstig
artikel 8 (2) wordt de vraag, of registratie van hindoehuwelijken verplicht of facultatief
is, overgelaten aan het oordeel van de deelstaatregeringen. Artikel 8(5) laat onverlet
dat de geldigheid van een hindoehuwelijk op geen enkele wijze aangetast kan worden
door het achterwege laten van inschrijving in het hindoehuwelijksregister. Een gewaarmerkt
uittreksel uit het hindoehuwelijksregister wordt beschouwd als een prime facie bewijs
van een huwelijk.
Aan de andere kant is registratie van het hindoehuwelijk op zich geen afdoende bewijs
voor het bestaan van een rechtsgeldig hindoehuwelijk, dat wil zeggen dat het is voltrokken
met inachtneming van alle vereiste ceremonies.
C. Ontbinding van een hindoehuwelijk
Op grond van artikel 10 van de HMA, 1955 kan elk der echtelieden met betrekking tot
het huwelijk, dat is voltrokken voor of na inwerkingtreding van deze wet, een verzoek
tot scheiding van tafel en bed indienen. De gronden hiervoor zijn hetzelfde als de
gronden gespecificeerd in artikel 13, sub (1) en (2) inzake echtscheiding. Nadat de
scheiding van tafel en bed is uitgesproken is de eiser niet langer verplicht samen
te wonen met de gedaagde.
Artikel 13B van de HMA, 1955 voorziet in echtscheiding met wederzijds goedvinden.
Dit artikel bepaalt dat een verzoek tot ontbinding van het huwelijk door echtscheiding
door beide partijen kan worden ingediend bij de District Court. Dit verzoek kan worden
gedaan op grond van het feit dat zij al een jaar of langer gescheiden leven, dat zij
niet hebben kunnen samenleven en dat zij wederzijds met ontbinding van het huwelijk
instemmen. Na indiening van het eerste verzoek moet bij de District Court, binnen
een termijn van 6 tot 18 maanden, een tweede gezamenlijk verzoek door partijen worden
ingediend, waarna het huwelijk daadwerkelijk wordt ontbonden. Geen enkel District
Court is bevoegd een verzoek tot echtscheiding binnen een jaar na de huwelijksvoltrekking
in te willigen (artikel 14).
Het door een bevoegd District Court uitgesproken echtscheidingsvonnis bevestigt de
echtscheiding. Indien aangetoond wordt dat een echtscheidingsvonnis op frauduleuze
wijze is verkregen, en niet aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet in de HMA, 1955
is voldaan, kan een dergelijk vonnis worden vernietigd. Echtscheidingsakten als zodanig worden niet afgegeven.
Hindoes die in India zijn gehuwd en verblijven in het buitenland, kunnen alleen verzoeken
tot echtscheiding bij buitenlandse rechtbanken indienen op basis van de gronden zoals
vermeld in de hindoewet. De Supreme Court heeft een aantal beginselen geformuleerd ter voorkoming van misbruik van Indiase
vrouwen die met hun echtgenoot naar het buitenland zijn gegaan en niet in staat zijn
hun eigen huwelijksbelang te beschermen vanwege onvermogen dan wel handelingsonbekwaamheid.
Indien een huwelijk in India is voltrokken en in het buitenland wordt ontbonden, geldt
dat de benadeelde partij de ontbinding in India kan aanvechten en dienovereenkomstig
een verklaring kan verkrijgen dat het huwelijk niet ontbonden is.
D. Huwelijk uit hoofde van de Special Marriage Act, 1954
In de Special Marriage Act, 1954 (verder aangeduid als SMA, 1954) wordt de mogelijkheid
geboden voor het sluiten van een huwelijk voor alle geloofsgemeenschappen. Deze wet
regelt ook de registratie van dergelijke huwelijken en scheidingen.
Voor de toepassing van deze wet benoemt de deelstaatregering een of meerdere huwelijksambtenaren
voor de gehele deelstaat of een deel daarvan (zie artikel 3, SMA, 1954).
Artikel 4 van de SMA, 1954 schrijft voor welke voorwaarden gelden voor het voltrekken
van huwelijken op grond van deze wet. Indien niet aan de in artikel 4 (a t/m d) genoemde
voorwaarden wordt voldaan, of indien één van de partijen het huwelijk niet kan consumeren,
kan ingevolge artikel 24 door elke partij een verzoek tot nietigverklaring van het
huwelijk worden ingediend.
Wanneer partijen voornemens zijn in het huwelijk te treden op grond van deze wet,
dienen beide partijen hiervan, op de wijze zoals bepaald in de Second Schedule van
de SMA, 1954, een schriftelijke kennisgeving te doen toekomen aan de Marriage Officer
(huwelijksambtenaar) van het district waar tenminste één van de partijen minstens
30 dagen onmiddellijk voorafgaand aan de datum van de kennisgeving, heeft gewoond
(artikel 5, SMA, 1954).
De Marriage Officer bewaart alle kennisgevingen in de huwelijksregisters van zijn
kantoor en voegt een eensluidende kopie van alle kennisgevingen in een hiertoe bestemd
boek, genaamd het Marriage Notice Book (huwelijkskennisgevingsboek) conform artikel
6, SMA, 1954. Hij is verplicht alle huwelijkskennisgevingen openbaar te maken door
een exemplaar hiervan op een opvallende plaats in zijn kantoor op te hangen.
Een ieder kan, binnen dertig dagen na openbaarmaking van de kennisgeving, bezwaar
aantekenen tegen het huwelijk op grond van het feit dat het in strijd is met één of
meer in artikel 4 omschreven voorwaarden. De Marriage Officer is in dat geval verplicht
onderzoek te doen naar de bezwaren zoals bepaald in de artikelen 8-10, SMA, 1954.
Artikel 11 van de SMA, 1954 bepaalt dat voordat het huwelijk wordt voltrokken, beide
partijen en drie getuigen, in aanwezigheid van de Marriage Officer, een verklaring
ondertekenen op de wijze zoals bepaald in de Third Schedule van de SMA, 1954. Deze
verklaring dient mede ondertekend te worden door de Marriage Officer. Bruid en bruidegom
ondertekenen tevens ieder afzonderlijk een verklaring met betrekking tot vier gegevens,
namelijk hun burgerlijke staat (bijv. ongehuwd of weduwe/weduwnaar), huwbare leeftijd,
hun verwantschap en de juistheid van deze verklaringen.
Het huwelijk kan worden voltrokken in het kantoor van de Marriage Officer of in een
andere, door de partijen gewenste, plaats die op redelijke afstand ligt van het kantoor
van de Marriage Officer. De huwelijksvoltrekking is pas voltooid en bindend voor beide
partijen, nadat zij in het bijzijn van de Marriage Officer en de drie getuigen tegen
de ander, in een voor alle betrokken partijen begrijpelijke taal, hebben aangegeven
de wederpartij tot zijn/haar wettige echtgeno(o)t(e) te willen nemen (artikel 12,
SMA, 1954).
Wanneer het huwelijk voltrokken is, maakt de Marriage Officer een huwelijksakte op
conform de Fourth Schedule van de SMA, 1954 en registreert deze in het Marriage Certificate
Book (huwelijksaktenboek). De huwelijksakte dient door beide echtelieden en door de
drie getuigen te worden ondertekend. Na inschrijving in het Marriage Certificate Book
wordt de akte geacht bewijs te zijn voor het feit dat een huwelijk overeenkomstig
deze wet voltrokken is en dat aan alle formaliteiten is voldaan (artikel 13, SMA,
1954).
Het Marriage Certificate Book ligt gedurende openingstijden ter inzage en dient als
bewijs voor de hierin opgenomen gegevens. Gewaarmerkte afschriften uit het Marriage
Certificate Book worden op verzoek en tegen betaling van de voorgeschreven kosten,
door de Marriage Officer afgegeven aan de aanvrager (artikel 47, SMA, 1954).
Iedere Marriage Officer is verplicht aan de Registrar-General of Births, Deaths and
Marriages van de betreffende deelstaat, een eensluidend afschrift te sturen van alle
inschrijvingen die hij heeft gedaan in het Marriage Certificate Book in de vorm en
met de frequentie zoals voorgeschreven (artikel 48, SMA, 1954).
Een Marriage Officer die een fout ontdekt in de vorm of inhoud van een registratie
in het Marriage Certificate Book kan, binnen een maand nadat hij een dergelijke fout
heeft ontdekt, deze corrigeren door middel van een aantekening in de kantlijn, zonder
de oorspronkelijke inschrijving te wijzigen. De correctie dient plaats te vinden in
het bijzijn van het echtpaar of indien zij overleden of afwezig zijn, in aanwezigheid
van twee andere geloofwaardige getuigen. Hij ondertekent de aantekening in de kantlijn,
voegt de datum van de correctie toe en maakt een aantekening van de correctie op de
huwelijksakte zelf (artikel 49, SMA, 1954). Indien reeds een afschrift van een inschrijving
aan de Registrar-General is verzonden ingevolge artikel 48, wordt een afschrift van
de gecorrigeerde huwelijksakte verzonden op de wijze zoals voorgeschreven in artikel
49(3), SMA 1954.
Hoofdstuk III van de SMA, 1954 behandelt de registratie van huwelijken die op een
andere wijze zijn voltrokken. Artikel 15, SMA, 1954 bepaalt aan welke voorwaarden
moet worden voldaan voordat een huwelijk, dat op andere wijze is voltrokken, kan worden
geregistreerd.
Deze voorwaarden zijn:
-
1. de huwelijksceremonie heeft plaatsgevonden (overeenkomstig geldig gewoonterecht) en
sindsdien wonen de echtelieden onafgebroken als man en vrouw samen;
-
2. de echtelieden hebben geen andere in leven zijnde echtgeno(o)t(e) op het moment van
registratie;
-
3. geen van de echtelieden is geestelijk gestoord op het moment van registratie;
-
4. beide echtelieden hebben de leeftijd van 21 jaar bereikt;
-
5. tussen de echtelieden bestaat geen verboden graad van verwantschap;
N.B. Ingevolge artikel 24(2), SMA 1954 kan een huwelijksregistratie op grond van Hoofdstuk
III, welke strijdig is met één van bovengenoemde voorwaarden (zoals uiteengezet in
artikel 15, sub a t/m c), nietig worden verklaard.
-
6. de echtelieden dienen gedurende ten minste 30 dagen, onmiddellijk voorafgaand aan
de datum waarop het verzoek tot huwelijksvoltrekking is ingediend, binnen het district
van de Marriage Officer woonachtig te zijn.
Artikel 16, SMA 1954 regelt de registratieprocedure. Artikel 18, SMA, 1954 handelt
over de wettigheid van kinderen. Dit artikel bepaalt namelijk dat alle kinderen die
ná de datum van de huwelijksceremonie geboren zijn, worden aangemerkt als de wettige
kinderen van hun ouders. De namen van de kinderen worden eveneens vermeld in het Marriage
Certificate Book.
E. Ontbinding van het huwelijk op basis van de SMA, 1954
Een verzoek tot scheiding van tafel en bed kan door zowel de man als de vrouw worden
ingediend bij de District Court op basis van artikel 23 van de SMA, 1954. De gronden
voor scheiding van tafel en bed staan vermeld in artikel 27, SMA, 1954. De District
Court kan, indien overtuigd van de waarheid van de beweringen in een dergelijk verzoek,
dienovereenkomstig de scheiding van tafel en bed uitspreken. Wanneer de District Court
de scheiding van tafel en bed uitspreekt, zijn de echtelieden niet langer verplicht
samen te wonen (artikel 23(2), SMA, 1954).
Een verzoek tot echtscheiding kan zowel door de man als de vrouw worden ingediend
bij de District Court op basis van één van de in artikel 27 genoemde gronden. De jurisdictie
bij verzoeken tot echtscheiding berust bij de District Court binnen het rechtsgebied
(i) waarin het huwelijk is voltrokken dan wel (ii) waar man en vrouw nog samenwonen
of het laatst hebben samengewoond.
De artikelen 28 en 29 van de SMA, 1954 regelen echtscheiding met wederzijds goedvinden.
Genoemde artikelen komen overeen met de artikelen 13B en 14 van de HMA, 1955 (zie
onder III, sub C).
F. Moslimhuwelijk
Het huwelijk (nikah) is een contract met als doel de wettiging van het nageslacht.
Iedere moslim, die de puberteit heeft bereikt en gezond van geest is, kan een huwelijk
aangaan. Het huwelijk is echter ongeldig indien het tot stand is gekomen zonder zijn/haar
instemming.
Voor een geldig huwelijk is vereist dat er een aanzoek is gedaan door of namens een
van de echtelieden, dat het aanzoek is aanvaard door of namens de wederpartij, in
aanwezigheid en binnen gehoorsafstand van twee mannelijke moslim getuigen of één mannelijke
en twee vrouwelijke moslim getuigen, die tevens gezond van geest en volwassen moeten
zijn. Aanzoek en aanvaarding moeten beide plaatsvinden tijdens dezelfde ontmoeting.
Documenten of religieuze ceremonies zijn niet vereist.
In theorie mag een moslim man vier vrouwen hebben, maar tegenwoordig komt dat nog
slechts zeer zelden voor.
Een moslimhuwelijk wordt dikwijls voltrokken in aanwezigheid van een uit hoofde van
de Kazis Act, 1880 (Kaziwet, 1880) benoemde 'kazi'. Deze houdt doorgaans een huwelijksregister
bij en kan een akte afgeven van zo'n huwelijk (nikah-nama). Daarnaast worden in sommige
deelstaten moslimhuwelijken op basis van vrijwilligheid geregistreerd en worden akten
opgemaakt.
Bij gebrek aan bewijs wordt aangenomen dat er sprake van een huwelijk is indien:
(a) de echtelieden langdurig en ononderbroken samenleven als man en vrouw; of
(b) de man het vaderschap van het uit de vrouw geboren kind heeft erkend, mits aan
alle voorwaarden voor een geldige erkenning is voldaan; of
(c) de man de vrouw als zijn vrouw heeft erkend.
Registratie van moslimhuwelijken is niet verplicht. Traditioneel worden er huwelijksregisters
bijgehouden door de kazi's.
G. Ontbinding van een moslimhuwelijk
De Dissolution of Muslim Marriages Act, 1939 (Wet inzake ontbinding van moslimhuwelijken,
1939, verder aangeduid als DMMA, 1939) had tot doel de bepalingen van de moslimwetgeving
betreffende verzoeken om huwelijksontbinding door een moslimvrouw vast te leggen.
Met de inwerkingtreding van de DMMA, 1939 kwam er ook een einde aan huwelijken, die
gearrangeerd waren door de vader of de grootvader van minderjarige moslimmeisjes.
Ingevolge artikel 2 (vii) van de DMMA, 1939 heeft een vrouw recht op ontbinding van
haar huwelijk indien zij de volgende feiten kan bewijzen:
-
(1) het huwelijk is niet geconsumeerd,
-
(2) het huwelijk is voltrokken voordat zij de leeftijd van 15 jaar had bereikt, en
-
(3) zij heeft het huwelijk verworpen voordat ze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Het huwelijkscontract kan conform islamitisch recht op een van de volgende wijzen
worden ontbonden:
-
(1) door en naar goeddunken van de man, zonder tussenkomst van een rechter;
-
(2) met wederzijdse instemming van de man en de vrouw, zonder tussenkomst van een rechter;
-
(3) door een vonnis, uitgesproken naar aanleiding van een verzoekschrift van de man of
de vrouw.
De vrouw heeft niet het recht te scheiden zonder de instemming van haar man, tenzij
haar die mogelijkheid op grond van een voor of na het huwelijk opgemaakt contract
is geboden. In sommige gevallen kan zij echtscheiding verkrijgen door middel van een
echtscheidingsvonnis.
Een door de man geïnstigeerde echtscheiding wordt aangeduid als 'talak'; een echtscheiding
die tot stand komt met wederzijdse instemming, wordt aangeduid als 'khulla' of 'mubara'at',
overeenkomstig de huwelijksvoorwaarden tussen de echtelieden.
H. Huwelijk en echtscheiding tussen christenen
De Indian Christian Marriage Act, 1872 (Indiase christelijke huwelijkswet, 1872, verder
aangeduid als ICMA, 1872) regelt de voltrekking van huwelijken tussen christenen in
India. Deel I (artikelen 4 t/m 9 van de ICMA, 1872) betreft huwelijken tussen twee
personen van wie er ten minste één christen is. Christelijke huwelijken worden voltrokken
door een conform deze wet gemachtigde persoon (artikel 5), overeenkomstig de regels,
riten, ceremonies en gewoonten van de christelijke kerk. De bruidegom moet ouder zijn
dan 21 jaar en de bruid ouder dan 18 jaar. In bepaalde gevallen kunnen minderjarigen
huwen met de toestemming van de vader of de voogd (artikel 19, ICMA, 1872).
Deel II en III van de wet betreffen de tijd en plaats waar huwelijken kunnen worden
voltrokken en de andere formaliteiten die in acht moeten worden genomen. Deel IV bepaalt
de registratie van huwelijken die zijn voltrokken door Ministers of Religion (geestelijken).
Deel V zet de procedure uiteen voor huwelijken welke worden voltrokken in aanwezigheid
van een Marriage Registrar.
Al diegenen aan wie middels een volmacht de bevoegdheid is verleend om huwelijken
te voltrekken, hebben de plicht om alle huwelijksgegevens te registreren. Daarnaast
kunnen zij huwelijksakten afgeven (artikel 9). Deze personen hebben ook de plicht
naar behoren gewaarmerkte afschriften te deponeren bij de Registrar General of Births,
Deaths and Marriages van de betrokken deelstaat (artikel 62, ICMA, 1872). Tegen betaling
van de voorgeschreven kosten kan een gewaarmerkt uittreksel van een huwelijksakte
worden verkregen (artikel 63, ICMA, 1872).
Artikel 2 van de Indian Divorce Act, 1869 (Indiase echtscheidingwet, 1869, verder
aangeduid als IDA, 1869) regelt de echtscheiding van huwelijken waarin ten minste
één partij de christelijke godsdienst belijdt. Verzoeken tot echtscheiding op basis
van deze wet kunnen slechts worden ingediend in gevallen waarin de echtelieden ten
tijde van indiening van het echtscheidingsverzoek woonachtig zijn in India. Verder
kan een verzoek tot nietigverklaring uitsluitend worden toegekend indien het huwelijk
in India is voltrokken en de verzoeker, ten tijde van de indiening, ingezetene van
India is. Overige verzoeken (anders dan ontbinding of nietigverklaring) op basis van
deze wet kunnen ook uitsluitend worden ingediend indien de verzoeker op het moment
van indiening woonachtig is in India.
IDA, 1869 regelt de bevoegdheid van de rechtbanken, stelt de procedurele regels vast
en bepaalt de gronden voor inwilliging van verzoeken tot scheiding van tafel en bed,
nietigverklaring van een huwelijk of het inwilligen van een verzoek tot echtscheiding
en hiermee verband houdende voorzieningen.
I. Parsihuwelijk en -echtscheiding
De Parsi Marriage and Divorce Act, 1936 (Wet parsihuwelijk en -echtscheiding, 1936)
is gewijzigd door de Parsi Marriage and Divorce (Amendment) Act, 1988 (Wijzigingswet
parsihuwelijk en -scheiding, 1988) en heeft betrekking op huwelijken en echtscheidingen
tussen parsi's.
J. De Converts' Marriage Dissolution Act, 1866 (De Wet inzake huwelijksontbinding
tussen bekeerlingen, 1866)
Deze wet is aangenomen om de ontbinding van huwelijken van tot het christendom bekeerden
onder bepaalde omstandigheden mogelijk te maken met inbegrip van verlating of verstoting
op religieuze gronden door vrouw of man.
K. De Foreign Marriage Act, 1969 (Wet op de buitenlandse huwelijken, 1969, verder
aangeduid als FMA, 1969)
Deze wet bevat bepalingen inzake huwelijksvoltrekkingen van Indiase staatsburgers
buiten India. Op basis van deze wet worden diplomatieke of consulaire ambtenaren benoemd
tot huwelijksambtenaren (artikel 3, FMA, 1969). Uit hoofde van deze wet kan een huwelijk
slechts worden voltrokken indien ten minste één van de partijen Indiaas staatsburger
is. Voorts dient aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 4 van de FMA, 1969 te
worden voldaan. Deze houden in dat ten tijde van de huwelijksvoltrekking geen van
de partijen een in leven zijnde echtgeno(o)t(e) heeft, noch geestesziek of zwakbegaafd
is, de man ouder is dan 21 jaar en de vrouw de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
De bepalingen inzake kennisgeving zijn gelijk aan die van de SMA, 1954, met uitzondering
van het feit dat de kennisgeving ook bekend moet worden gemaakt in het land waar de
ouders van beide echtelieden wonen (artikel 7, FMA, 1969). Andere bepalingen inzake
de voltrekking en de registratie van huwelijken in het buitenland zijn ook gelijk
aan die van de SMA, 1954. Artikel 18, FMA, 1969 regelt dat de in de SMA, 1954 vervatte
bepalingen met betrekking tot de gevolgen van huwelijk, echtscheiding enz. tevens
van toepassing zijn op huwelijken voltrokken op grond van de FMA, 1969.
L. Verklaringen van ongehuwd zijn
Er bestaat geen wettelijke regeling voor de afgifte van verklaringen van ongehuwd
zijn.
In sommige deelstaten worden echter op basis van een affidavit (zie onder I.E) verklaringen
van ongehuwd zijn (ook aangeduid als 'huwelijksbevoegdheidsverklaringen') afgegeven.