1 De president, de overige leden in gewone dienst, de leden in buitengewone dienst en
de secretaris leggen, alvorens hun ambt te aanvaarden, in Onze handen de volgende
eed (verklaring en belofte) af. «Ik zweer (verklaar) dat ik, tot het verkrijgen van
mijn aanstelling, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of welk voorwendsel
ook, aan iemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik om iets in dit ambt te doen of te laten, van
niemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen, middellijk
of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, dat ik de Grondwet steeds zal helpen onderhouden
en mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)».