Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting

Geraadpleegd op 27-04-2025.
Geldend van 01-04-2025 t/m heden

Wet van 25 april 2002, houdende regels voor de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige donorbevruchting (Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is regels te stellen voor de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige donorbevruchting;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. College: College donorgegevens kunstmatige bevruchting als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • c. kunstmatige donorbevruchting: het beroeps-of bedrijfsmatig verrichten van handelingen, gericht op het anders dan op natuurlijke wijze tot stand komen van een zwangerschap met gebruikmaking van:

    • 1. zaadcellen van een ander dan de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de vrouw of

    • 2. eicellen van een andere vrouw;

  • d. donor: degene die zaadcellen of eicellen heeft afgestaan ten behoeve van kunstmatige donorbevruchting;

  • e. de Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

  • f. verrichter: instelling of een natuurlijke persoon die, anders dan in dienst of onmiddellijk of middellijk in opdracht van een instelling, kunstmatige donorbevruchting verricht;

  • g. instelling: rechtspersoon die kunstmatige donorbevruchting verricht of doet verrichten, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die kunstmatige donorbevruchting verricht of doet verrichten, dan wel een natuurlijk persoon die kunstmatige donorbevruchting doet verrichten;

  • h. donorcode: het als zodanig overeenkomstig deze wet aan een donor toegekend nummer;

  • i. moedercode: het als zodanig overeenkomstig deze wet aan een donorcode gekoppeld nummer;

  • j. wettelijk maximumaantal moedercodes: het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde maximumaantal moedercodes dat aan een donorcode wordt gekoppeld.

§ 1a. Donorcode en moedercode

Artikel 1a

  • 1 Kunstmatige donorbevruchting is uitsluitend toegestaan indien de verrichter beschikt over:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. een reservering voor een aan die donorcode gekoppelde moedercode of een aan die donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan de te behandelen vrouw is toegekend.

  • 2 Indien ten tijde van de behandeling de te behandelen vrouw de echtgenote of geregistreerde partner is van de vrouw aan wie de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde moedercode reeds is toegekend, of een samenlevingscontract met die vrouw heeft gesloten, is in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kunstmatige donorbevruchting toegestaan met gebruikmaking van de reeds toegekende moedercode.

Artikel 1b

  • 1 Ten behoeve van het verkrijgen van de donorcode, bedoeld in artikel 1a, onderdeel a, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van de donor en het type donatie,

    • b. het burgerservicenummer van de donor, tenzij aan de donor geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en

    • c. het door de donor bepaalde maximumaantal aan de donorcode te koppelen moedercodes, indien dat aantal lager is dan het wettelijk maximumaantal moedercodes.

      • 2. Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. het aantal aan de donorcode gekoppelde moedercodes dat de verrichter wenst te reserveren, indien dat aantal lager is dan het wettelijk maximumaantal moedercodes dan wel het door de donor bepaalde lagere maximumaantal, of

    • b. ten behoeve van het verkrijgen van een aan de donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend, de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en burgerservicenummer van die vrouw, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

      • 3. De verrichter stelt de donor op de hoogte van de gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1c

Het College kent aan een donor van wie niet eerder de gegevens, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, onderdeel a, zijn verstrekt, eenmalig een donorcode toe en koppelt daaraan het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal moedercodes, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 1d

  • 1 Het College verstrekt aan de verrichter die de gegevens, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, heeft verstrekt, de donorcode. Indien de donorcode reeds eerder na verstrekking van de gegevens door een andere verrichter is toegekend, wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 2 Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter het maximale aantal aan de donorcode gekoppelde moedercodes, tenzij de verrichter gegevens als bedoeld in artikel 1b, tweede lid, heeft verstrekt.

  • 3 Indien de verrichter de gegevens, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, onderdeel a, heeft verstrekt, reserveert het College gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de verrichter het aantal door de verrichter verzochte moedercodes.

  • 4 Indien de verrichter de gegevens, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, onderdeel b, heeft verstrekt, verstrekt het College, gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, aan de verrichter de aan die donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend.

  • 5 Het eerste, tweede of derde lid zijn niet van toepassing, indien er geen aan de donorcode gekoppelde moedercode meer beschikbaar is. In dat geval volstaat het College met mededeling daarvan aan de verrichter.

Artikel 1e

  • 1 Indien een verrichter, anders dan met toepassing van artikel 1b, een reservering voor een aan een donorcode gekoppelde moedercode wenst te verkrijgen, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. het aantal aan die donorcode gekoppelde moedercodes dat de verrichter wenst te reserveren.

  • 2 Naar aanleiding van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter het aantal door de verrichter verzochte moedercodes, tenzij er geen aan de donorcode gekoppelde moedercode meer beschikbaar is. In dat geval volstaat het College met mededeling daarvan aan de verrichter.

Artikel 1f

  • 1 Indien een verrichter, anders dan met toepassing van artikel 1b, een aan een donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend wenst te verkrijgen, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en burgerservicenummer van die vrouw, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 2 Naar aanleiding van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het College aan de verrichter de aan de donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan de vrouw is toegekend.

Artikel 1g

  • 1 Indien de donor het maximumaantal moedercodes wenst te verlagen, doet de verrichter daarvan mededeling aan het College.

  • 2 Het College verlaagt het aantal moedercodes tot het door de donor bepaalde aantal en draagt ervoor zorg dat een reservering voor een niet langer beschikbare moedercode ongedaan wordt gemaakt. Het College doet daarvan mededeling aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Toepassing van het tweede lid geschiedt niet ten aanzien van een moedercode die naar aanleiding van een reeds plaatsgevonden behandeling aan een vrouw is toegekend. Het College doet daarvan mededeling aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid. De verrichter dient hiervan mededeling te doen aan de donor.

Artikel 1h

  • 1 Indien na toepassing van artikel 1c aan een donorcode minder dan het wettelijk maximumaantal moedercodes zijn gekoppeld en de donor het aantal moedercodes wenst te verhogen, doet de verrichter daarvan mededeling aan het College.

  • 2 Het College verhoogt het aantal moedercodes tot het door de donor bepaalde aantal met inachtneming van het wettelijk maximumaantal moedercodes en reserveert deze moedercodes ten behoeve van de verrichter, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1i

Indien een verrichter geen gebruik meer wenst te maken van een ten behoeve van hem gereserveerde moedercode, doet hij daarvan mededeling aan het College. Het College draagt ervoor zorg dat de reservering ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 1j

  • 1 Het College kan uit eigener beweging aan een donor een donorcode toekennen of aan een donorcode een moedercode koppelen en deze moedercode toekennen aan een behandelde vrouw. Het College kan daartoe gegevens opvragen bij een verrichter die gehouden is de gevraagde gegevens aan het College te verstrekken.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid maakt het College een reservering voor een moedercode ongedaan indien daarmee overschrijding van het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal wordt voorkomen. Het College doet hiervan mededeling aan de verrichter ten behoeve van wie de moedercode was gereserveerd.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid niet mogelijk is, is het College bevoegd om bij de toepassing van het eerste lid het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal te overschrijden.

§ 2. Bewaring en verstrekking van gegevens van de donor

Artikel 2

  • 1 De verrichter is ter zake van een kunstmatige donorbevruchting verplicht om binnen een door het College bij reglement te bepalen termijn de volgende gegevens aan het College te verstrekken:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik heeft gemaakt, en

    • b. de volgende gegevens van de donor: fysieke kenmerken, opleiding en beroep, alsmede gegevens omtrent de sociale achtergrond en een aantal persoonlijke kenmerken, een en ander zoals bij algemene maatregel van bestuur nader bepaald.

  • 2 De verrichter is tevens verplicht om binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, de volgende gegevens aan het College te verstrekken:

    • a. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, woonplaats van de vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden, alsmede het burgerservicenummer, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, of de reeds aan deze vrouw toegekende moedercode die gekoppeld is aan de donorcode van de donor, bedoeld in het eerste lid. In de situatie, bedoeld in artikel 1a, tweede lid, dient de verrichter zowel de persoonsidentificerende gegevens van de behandelde vrouw als de gebruikte reeds toegekende moedercode te verstrekken,

    • b. het tijdstip waarop de donorbevruchting heeft plaatsgevonden, en

    • c. de aantekening of de identiteit van de donor, bedoeld in het eerste lid, bekend is aan de vrouw.

  • 3 De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, mogen afzonderlijk of in combinatie niet herleidbaar zijn tot de individuele donor.

  • 4 De verplichtingen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, gelden niet of vervallen, zodra komt vast te staan dat de bevruchting niet tot de geboorte van een kind heeft geleid, tenzij de terbeschikkingstelling van de betreffende gegevens voor het College noodzakelijk is ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3a.

Artikel 2a

Indien de verrichter ten tijde van de kunstmatige donorbevruchting beschikte over een reservering voor een aan de donorcode gekoppelde moedercode, als bedoeld in artikel 1a, onderdeel b, kent het College na de verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan de behandelde vrouw de moedercode toe en verstrekt het deze moedercode aan de verrichter.

Artikel 3

  • 1 Het College verstrekt de bij hem berustende gegevens van de betrokken donor:

    • a. aan degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, op zijn verzoek, voor zover het betreft de gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b;

    • b. aan de ouders of een van hen van het kind dat door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting is verwekt, op hun verzoek, indien het kind de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt en voor zover het betreft de gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b.

  • 2 De persoonsidentificerende gegevens van de donor worden aan degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, op zijn verzoek verstrekt, nadat de donor daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

    Verstrekking blijft, indien de donor daarmee niet instemt, uitsluitend achterwege indien, in aanmerking genomen de gevolgen die niet-verstrekking voor de verzoeker zou kunnen hebben, zwaarwegende belangen van de donor meebrengen dat verstrekking niet behoort plaats te vinden. De naar aanleiding van deze belangenafweging te nemen beslissing wordt door het College genomen na daarover advies te hebben ingewonnen van een adviescommissie, tenzij naar het oordeel van het College de noodzaak daartoe ontbreekt.

  • 3 Indien de donor is overleden dan wel onvindbaar is, wordt de instemming, bedoeld in het tweede lid, geacht te zijn geweigerd, tenzij de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel dan wel, bij het ontbreken van een van hen, een bloedverwant in de eerste of tweede graad, schriftelijk instemt met de verstrekking van de persoonsidentificerende gegevens. Na een weigering in te stemmen worden de in de eerste volzin bedoelde personen in de gelegenheid gesteld de belangen van de donor bij niet-verstrekking naar voren te brengen.

  • 4 Het bestuur van het College stelt de donor onverwijld schriftelijk in kennis van een voorgenomen verstrekking van zijn persoonsgegevens, alsmede van de gronden waarop dit voornemen berust. Tegen de voorgenomen verstrekking kan de donor bezwaar maken bij het College. Verstrekking geschiedt, indien deze niet berust op instemming van de donor, niet dan nadat de beslissing op het bezwaar onherroepelijk is geworden. Indien verstrekking van de persoonsgegevens achterwege blijft op de grond, bedoeld in het slot van het tweede lid, kan de aanvrager tegen het daartoe strekkende besluit bezwaar maken bij het College.

  • 6 Van een verstrekking van gegevens van de donor aan een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, worden de ouders op de hoogte gesteld. Aan de minderjarige wordt hiervan mededeling gedaan. Op verzoek van beide ouders of van een van hen worden deze gegevens eveneens aan hen verstrekt.

  • 7 Het College draagt zorg voor deskundige begeleiding bij de verstrekking van de gegevens, bedoeld in het eerste lid onderdeel b en in het tweede lid.

  • 8 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke bescheiden een verzoek tot verstrekking van gegevens van de donor moeten vergezellen.

  • 9 Het College stelt bij reglement in ieder geval regels vast omtrent de samenstelling van de adviescommissie, die tot taak heeft te adviseren over de beoordeling van door de donor aangevoerde zwaarwegende belangen als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3a

Op verzoek van de ouder van het kind dat door kunstmatige donorbevruchting is verwekt, verstrekt het College een verklaring als bedoeld in artikelen 198, eerste lid, onder b, of 227, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de persoonsidentificerende gegevens van de donor niet worden opgenomen.

Artikel 3b

  • 1 Het College verstrekt aan degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, op diens verzoek de persoonsidentificerende gegevens van elke andere persoon die verwekt is door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting waarbij gebruik is gemaakt van zaadcellen of eicellen van dezelfde donor, indien de betreffende persoon daarmee heeft ingestemd.

  • 2 Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het College de persoonsidentificerende gegevens van de verzoeker aan de betreffende persoon.

  • 3 Het College draagt zorg voor deskundige begeleiding bij de verstrekking van de gegevens.

  • 5 Indien de verzoeker, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend inzage wenst in het aantal behandelingen waarbij gebruik is gemaakt van zaadcellen of eicellen van dezelfde donor, verstrekt het College uitsluitend dat gegeven.

Artikel 3c

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder erfelijke aandoening: een aandoening ter zake waarvan uit een professionele standaard als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, voortvloeit dat personen met een risico op erfelijke aanleg voor die aandoening daarover dienen te worden geïnformeerd.

  • 3 Naar aanleiding van de in het tweede lid bedoelde mededeling verstrekt het College aan de arts de persoonsidentificerende gegevens van degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting waarbij gebruik is gemaakt van de geslachtscellen van de betreffende donor, indien het College over die gegevens beschikt vanwege een eerder ingediend verzoek als bedoeld in deze paragraaf, en indien aan de orde de persoonsidentificerende gegevens van de donor. Indien het College niet over de gegevens beschikt van degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting waarbij gebruik is gemaakt van de geslachtscellen van de betreffende donor, verstrekt het aan de arts de persoonsidentificerende gegevens van de vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de geslachtscellen van de betreffende donor om de arts in staat te stellen te kunnen voldoen aan de in het eerste lid bedoelde professionele standaard.

  • 4 Het College informeert de verrichter of verrichters die gebruik hebben gemaakt van de geslachtscellen van de donor ten aanzien van wie de mededeling is gedaan, over de betreffende mededeling.

§ 3. Het College donorgegevens kunstmatige bevruchting

Artikel 4

  • 1 Er is een College donorgegevens kunstmatige bevruchting.

  • 2 Het College heeft tot taak:

    • a. de gegevens, bedoeld in paragraaf 1a en de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3c, eerste lid, te bewaren, te beheren en te verstrekken overeenkomstig de bepalingen bij of krachtens de wet gesteld. Het College stelt ter uitvoering van deze taak bij reglement regels;

    • b. bij reglement te bepalen op welke wijze en op welk moment de gegevens bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid, aan het College worden verstrekt en op welke wijze deze gegevens door het College aan een persoon als bedoeld in de artikelen 3 en 3c worden verstrekt;

    • c. bij reglement te bepalen op welke wijze de gegevens, bedoeld in artikel 3b, aan een persoon als bedoeld in dat artikel worden verstrekt;

    • d. voorlichting te verschaffen, voor zover de onder a, b en c omschreven taken van het College dat vereisen, alsmede zorg te dragen voor de begeleiding bij de verstrekking van deze gegevens;

    • e. andere bij regeling van Onze Minister opgedragen taken die verband houden met het door deze wet bestreken terrein.

  • 3 Degenen op wie de verplichtingen, bedoeld in paragraaf 1a of artikel 2, rusten, zijn verplicht het reglement van het College na te leven.

Artikel 5

  • 1 Het College bestaat uit zeven leden, onder wie een voorzitter.

  • 2 Het College bestaat in elk geval uit:

    • a. een persoon die door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting is verwekt,

    • b. een persoon die kunstmatige bevruchting beroepsmatig toepast of nauw daarbij betrokken is,

    • c. een persoon die deskundig is op psychosociaal terrein op het gebied van kunstmatige bevruchting,

    • d. een persoon die deskundig is op pedagogisch terrein,

    • e. een persoon die deskundig is op juridische terrein, en

    • f. een persoon die deskundig is op ethisch terrein.

  • 3 De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal voor ten hoogste eenzelfde periode plaatsvinden.

  • 4 Het College wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.

Artikel 6

  • 1 Het reglement van het College alsmede wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Goedkeuring kan worden geweigerd wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 8

Het College draagt zorg voor een zorgvuldige bewaring van de gegevens, bedoeld in paragraaf 1a en de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3c, eerste lid, gedurende ten minste tachtig jaren te rekenen van de dag waarop het deze gegevens ontvangt.

§ 4. Naleving en strafbepaling

Artikel 10

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

  • 3 Voor zover de verrichter dan wel het College uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift tot geheimhouding van de gegevens verplicht is, kan diegene deze verplichting, in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet inroepen tegenover de in het eerste lid bedoelde ambtenaren. Op deze ambtenaren rust dezelfde geheimhoudingsplicht als op de verrichter dan wel op het College.

Artikel 10a

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom aan de verrichter ter handhaving van het bepaalde in artikelen 2, eerste of tweede lid, 12a, eerste of derde lid, en 13, derde lid.

Artikel 10b

Artikel 11

  • 1 Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een boete van de derde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met een verplichting, bedoeld in de artikelen 1a of 2, eerste of tweede lid.

  • 2 Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

  • 1 De op het tijdstip waarop artikel 4 in werking treedt bij natuurlijke personen of rechtspersonen aanwezige gegevens, bedoeld in artikel 2, worden aan de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting of het College overdragen.

  • 2 Tot de volledige inwerkingtreding van de wet kan de donor die voorafgaande aan de volledige inwerkingtreding daarvan zaadcellen of eicellen heeft afgestaan, op schrift verklaren dat de op hem betrekking hebbende gegevens inzake geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en woonplaats niet worden verstrekt aan degene die weet of vermoedt dat hij is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige bevruchting of aan diens ouders, indien een verzoek daartoe wordt gedaan. De verklaring wordt door de verrichter aan de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting of het College verstrekt.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gegevens omtrent een donor die een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet heeft afgelegd worden niet verstrekt aan degene die weet of vermoedt dat hij is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige bevruchting of aan diens ouders dan met instemming van de donor.

  • 5 Het College verzoekt een andere persoon dan de donor om de instemming, bedoeld in het derde lid, indien de donor is overleden en de donor het College toestemming heeft verleend om na zijn overlijden die andere persoon voor het vragen van instemming te benaderen. Bij de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor de uitvoering hiervan kan gebruik worden gemaakt van het burgerservicenummer van die andere persoon.

Artikel 12a

  • 1 Ten behoeve van de beoordeling van de toepasselijkheid van artikel 12 op een verzoek om verstrekking deelt een verrichter op verzoek aan het College mede of ten tijde van de kunstmatige donorbevruchting ten gevolge waarvan de verzoeker is verwekt, de donor van wie daarbij de geslachtscellen zijn gebruikt, bij de verrichter bekend stond als een donor die niet instemt met de verstrekking van zijn persoonsidentificerende gegevens.

  • 2 Indien het College vaststelt dat de donor bij de verrichter niet bekend stond als een donor die niet instemt met de verstrekking van zijn persoonsidentificerende gegevens, is artikel 12, tweede en derde lid, niet van toepassing op het verzoek. Het verzoek wordt in dat geval overeenkomstig artikel 3, tweede en vierde tot en met zevende lid, behandeld. Indien de donor is overleden dan wel onvindbaar is, is artikel 3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing, tenzij de donor toestemming als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, heeft verleend. In dat geval geldt dat als die andere persoon weigert in te stemmen, die persoon in de gelegenheid wordt gesteld de belangen van de donor bij niet-verstrekking naar voren te brengen.

  • 3 De verrichter verstrekt op verzoek aan het College alle relevante gegevens die inzicht bieden in de afspraken met de donor omtrent de verstrekking van zijn persoonsidentificerende gegevens, indien dat noodzakelijk is voor de beslissing op een verzoek om verstrekking daarvan.

Artikel 13

  • 2 Alvorens op grond van artikel 1c aan de toegekende donorcode een of meerdere moedercodes te koppelen, verstrekt het College aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid, een overzicht van de bij hem berustende gegevens over elke vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid. Indien uit de bij het College berustende gegevens blijkt dat ook een andere verrichter de geslachtscellen van de betreffende donor bij een kunstmatige donorbevruchting heeft gebruikt, verstrekt het College ook een overzicht aan die andere verrichter.

  • 3 De verrichter, bedoeld in het tweede lid, vergewist zich van de juistheid en volledigheid van het overzicht en doet daarvan mededeling aan het College. De verrichter vult het overzicht aan door verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van elke vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid, indien deze gegevens in het door het College verstrekte overzicht ontbreken.

  • 4 Bij de toepassing van artikel 1c bedraagt het aantal door het College aan de donorcode van de donor, bedoeld in het eerste lid, te koppelen moedercodes ten hoogste het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal minus het aantal vrouwen bij wie blijkens het overzicht of de overzichten kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor.

  • 5 Het College kent eenmalig een moedercode toe aan elke vrouw bij wie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid. Het College doet hiervan mededeling aan de betrokken verrichter of verrichters.

  • 6 Bij de toepassing van artikel 1d, tweede of derde lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter, bedoeld in het eerste lid, ten hoogste het aantal moedercodes dat na toepassing van het vierde en vijfde lid nog beschikbaar is.

Artikel 13a

Het College verstrekt aan de huisarts van degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting, op zijn verzoek, de medische gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zoals deze luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet van 25 augustus 2023 tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2023, 294, met uitzondering van gegevens over de bloedgroep, rhesusfactor of bloedgroeptypering van de donor.

Artikel 14

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan luiden met uitzondering van artikel 3, tweede lid, tweede volzin, en derde tot en met vijfde lid, welke bepalingen in werking treden met ingang van de eerste kalendermaand na verloop van twee jaren na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze wet wordt aangehaald als: Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 april 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de achtentwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals