Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst,
van 19 oktober 2001, Nr SUWI/SEC/2001/71128;
Gelet op de artikelen 13, vijfde lid, 25, eerste lid, onderdeel d, 28, derde lid,
en 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de
artikelen 125, derde lid, en 145, eerste lid, van de Algemene bijstandswet, de artikelen
48, derde lid, en 64, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 48, derde lid, en 64, eerste
lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen, de artikelen 8, zevende lid, 10, vijfde lid, 14, tweede lid, 15, tweede
lid, en 33a, vierde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel
72, vijfde lid, van de Werkloosheidswet en artikel 8, vijfde lid, van de Wet inschakeling
werkzoekenden;
De Raad van State gehoord (advies van 12 december 2001, nr. W12.01.0543/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 13
december 2001, nr. SUWI/SEC/2001/366;
Hebben goedgevonden en verstaan: