Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 16 mei 2001, nr. DGTP/01/2472/RJD, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post, mede namens Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 3.10, vierde lid, onderdeel a, en 13.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 2001, nr. W09.01.0232/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 12 december 2001, nr. DGTP/01/5617/RJD, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan: