Fiscaal bestuursrecht: Boete, sancties bij jaarafsluiting loon- en omzetbelasting

[Regeling vervallen per 31-03-2007.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-03-2007

Fiscaal bestuursrecht: Boete, sancties bij jaarafsluiting loon- en omzetbelasting

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 7 november 2000 nr. RTB2000/2247M.

Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per 1 januari 2002 en bevat, naast een geactualiseerde verwijzing in richtlijn 4 en een daarop gebaseerde afstemming van enkele bedragen, geen inhoudelijke wijzigingen.

Inleiding

[Regeling vervallen per 31-03-2007]

De Belastingdienst voert periodiek controles uit voor de loonbelasting en de premie voor de volksverzekeringen (tezamen hierna: loonbelasting) alsmede voor de omzetbelasting. Voor de loonbelasting wordt het door de inhoudingsplichtige ingeleverde jaarwerk (verzamelloonstaat) vergeleken met de over dat jaar door de inhoudingsplichtige daadwerkelijk afgedragen loonbelasting. Met betrekking tot de omzetbelasting wordt aan de hand van de informatie die in de jaarstukken is opgenomen, gecontroleerd of de verschuldigde omzetbelasting volledig en tijdig op aangifte is voldaan. Indien uit de controle blijkt dat de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig heeft voldaan of afgedragen, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd: een verzuimboete op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dan wel, in geval van grove schuld of opzet, een vergrijpboete op grond van artikel 67f van de AWR. De verzuimboete bedraagt 10% van de niet of niet tijdig betaalde belasting met een maximum van € 4.537 (paragraaf 24, eerste lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, hierna BBBB 1998). De vergrijpboete bedraagt in geval van grove schuld 25% van het bedrag van de belasting dat als gevolg van de grove schuld niet of niet tijdig is betaald, in geval van opzet 50% van het bedrag van de belasting dat als gevolg van de opzet niet of niet tijdig is betaald (paragraaf 25, tweede en derde lid, juncto paragraaf 28, eerste lid, van het BBBB 1998).

Om te bereiken dat het opleggen van een bestuurlijke boete in geval de inhoudingsplichtige of de belastingplichtige de over een jaar verschuldigde loonbelasting respectievelijk omzetbelasting niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig heeft betaald, op uniforme en doelmatige wijze plaatsvindt, worden, in aanvulling op hetgeen is bepaald in het BBBB 1998, de volgende richtlijnen gegeven.

Richtlijnen

[Regeling vervallen per 31-03-2007]

  • 1. Indien het bedrag van de over een jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting dat niet of niet tijdig is betaald minder dan € 1.134 bedraagt, wordt een verzuimboete opgelegd.

  • 2. Indien het bedrag van de over een jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting dat niet of niet tijdig is betaald € 1.134 of meer bedraagt, maar minder dan € 11.500, en dit bedrag van de belasting minder dan 10% bedraagt van het bedrag van de over dat jaar verschuldigde belasting dat is afgedragen respectievelijk voldaan, wordt een verzuimboete opgelegd.

  • 3. Indien het bedrag van de over een jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting dat niet of niet tijdig is betaald € 1.134 of meer bedraagt, maar minder dan € 11.500, en dit bedrag van de belasting 10% of meer bedraagt van het bedrag van de over dat jaar verschuldigde belasting dat is afgedragen respectievelijk voldaan, wordt een onderzoek ingesteld naar de mate van schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige. Indien het bedrag van de loon- of omzetbelasting 10% of meer, maar minder dan 50% bedraagt van het bedrag van de over het desbetreffende jaar verschuldigde belasting dat is afgedragen respectievelijk voldaan, wordt grove schuld vermoed. Indien het bedrag van de loon- of omzetbelasting 50% of meer bedraagt van het bedrag van de over het desbetreffende jaar verschuldigde belasting dat is afgedragen respectievelijk voldaan, wordt opzet vermoed. Indien het bewijs kan worden geleverd dat er sprake is van grove schuld, dan wel opzet, wordt een vergrijpboete aangekondigd; indien dat bewijs niet kan worden geleverd, wordt een verzuimboete opgelegd.

  • 4. Indien het bedrag van de over een jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting dat niet of niet tijdig is betaald € 11.500 of meer bedraagt, wordt de zaak op grond van de aanmeldingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten voorgelegd aan de in het boete- en strafrecht gespecialiseerde medewerker op de eenheid (Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten, vastgesteld op 18 december 2001, nr. DGB2001/1476M, (Stcrt. 2001 Nr. 248).

Toelichting

[Regeling vervallen per 31-03-2007]

In dit besluit worden in aanvulling op het BBBB 1998 richtlijnen gegeven voor het opleggen van een bestuurlijke boete ingeval de loonbelasting en de premie voor de volksverzekeringen (tezamen hierna: loonbelasting) of de omzetbelasting niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald en de inspecteur dit niet in het kader van de periodieke betalingen, maar pas later heeft kunnen constateren (de zogenoemde gebleken onjuistheden).

In geval van gebleken onjuistheden kan – voor tijdvakken aanvangend op of na 1 januari 1998 – een verzuimboete worden opgelegd op grond van artikel 67c van de AWR, dan wel, in geval van grove schuld of opzet, een vergrijpboete op grond van artikel 67f van de AWR. Gelet op het massale karakter van de werkstroom die voortvloeit uit de periodieke controles die de belastingdienst uitvoert voor de loon- en omzetbelasting, bestaat ter zake behoefte aan een nadere invulling van de bevoegdheid een verzuimboete of een vergrijpboete op te leggen. De in het besluit gegeven richtlijnen beogen het opleggen van een bestuurlijke boete in geval van gebleken onjuistheden bij de loon- en omzetbelasting op uniforme en doelmatige wijze te laten plaatsvinden.

Indien het verschil tussen de over een jaar op aangifte betaalde loon- of omzetbelasting en de over dat jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting in absolute of relatieve zin gering is (minder dan € 1.134, dan wel € 1.134 of meer, maar minder dan € 11.500 en minder dan 10% van het over dat jaar betaalde bedrag), wordt verondersteld dat er geen sprake is van grove schuld of opzet van de inhoudingsplichtige of de belastingplichtige. Er wordt dan een verzuimboete opgelegd (richtlijn 1 en 2).

Indien het verschil tussen de over een jaar betaalde loon- of omzetbelasting en de over dat jaar verschuldigde loon- op omzetbelasting € 1.134 of meer, maar minder dan € 11.500 bedraagt en 10% of meer van het over dat jaar betaalde bedrag aan loon- of omzetbelasting, wordt een schuldonderzoek ingesteld. Indien het genoemde verschil 10% of meer, maar minder dan 50% bedraagt van het bedrag van de over het desbetreffende jaar verschuldigde belasting dat is betaald, wordt grove schuld vermoed. Indien het verschil 50% of meer bedraagt van het bedrag van de over het desbetreffende jaar verschuldigde belasting dat is betaald, wordt opzet vermoed.

Indien grove schuld of opzet kan worden bewezen, wordt een vergrijpboete aangekondigd; indien dat bewijs niet kan worden geleverd, wordt een verzuimboete opgelegd (richtlijn 3).

Indien het verschil tussen de over een jaar op aangifte betaalde loon- of omzetbelasting en de over dat jaar verschuldigde loon- of omzetbelasting meer dan € 11.500 bedraagt, wordt de zaak overeenkomstig de aanmeldingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten voorgelegd aan de in het boete- en strafrecht gespecialiseerde medewerker op de eenheid. Deze medewerker beoordeelt vervolgens op welke wijze de zaak dient te worden gesanctioneerd (richtlijn 4).

Naar boven