Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen

[Regeling vervallen per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2007

Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Per 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) in werking getreden. Deze wet, die is ondergebracht in titel III van de Faillissementswet, heeft als hoofddoel het in het leven roepen van een regeling waarmee kan worden tegengegaan dat een natuurlijke persoon die in een problematische financiële situatie is terechtgekomen tot in lengte van jaren met zijn schulden wordt achtervolgd. Als uitgangspunt bij de verwezenlijking van dit doel geldt dat bevrediging van schuldeisers geen voorwaarde kan zijn voor het bieden van uitzicht aan een natuurlijke persoon om als het ware weer met een schone lei verder te kunnen gaan.

Een belangrijk nevendoel van de wet is dat door het bestaan van een wettelijke schuldsaneringsregeling de bereidheid van schuldeisers tot het treffen van regelingen in onderling overleg of tot het aangaan van een minnelijk akkoord met de schuldenaar wordt bevorderd. Van het bestaan van een wettelijke schuldsaneringsregeling moet in dat opzicht een stimulerende werking uitgaan. De bestaande praktijk van hulp en dienstverlening door instellingen als gemeentelijke sociale diensten, Gemeentelijke Kredietbanken en particuliere instellingen worden door de voorgestelde schuldsaneringsregeling niet doorkruist of bemoeilijkt.

In het kwijtscheldingsbeleid is destijds op het hiervoor genoemde nevendoel (stok achter de deur voor schuldeisers) ingespeeld door het in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 opnemen van de artikelen 19a en 22a. Daarmee is de mogelijkheid tot kwijtschelding van belastingschulden aanmerkelijk verruimd voor personen op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard (gerechtelijke akkoorden) alsmede voor personen die in aanmerking komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling maar die hun schuldeisers – als het ware vooruitlopend daarop – een akkoord aanbieden (buitengerechtelijk akkoord).

De genoemde regeling biedt met name soulaas aan natuurlijke personen die in staat zijn hun schuldeisers een akkoord aan te bieden tegen finale kwijting. Daartoe is veelal een vorm van voorfinanciering vereist. In de praktijk blijkt echter in een groot aantal gevallen dat kredietinstellingen niet bereid zijn deze groep van schuldenaren de daartoe benodigde middelen te verstrekken. Geconstateerd is dan ook dat het thans geldende fiscale beleid dat erop gericht is te voorkomen dat schuldenaren onnodig de wettelijke schuldsaneringsregeling ‘in worden gedreven’, voor deze schuldenaren in zekere zin tekort schiet.

Minnelijk schuldsaneringsplan

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

In verband met het voorgaande wordt met ingang van 1 januari 2002 in de Leidraad Invordering 1990 een regeling geïntroduceerd waardoor schuldenaren die niet in de gelegenheid zijn hun schuldeisers een akkoord aan te bieden en die zich onder begeleiding stellen van een schuldhulpverlener die lid of geassocieerd lid is van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet uitzicht wordt geboden op een schone lei. Aan deze regeling is voorshands vormgegeven door aanvulling van het uitstelbeleid. In afwijking van het geldende uitstelbeleid, dat uitgaat van een uitsteltermijn voor particulieren van ten hoogste twaalf maanden, kan aan de betreffende belastingschuldigen onder de in de Leidraad Invordering 1990 gestelde voorwaarden uitstel van betaling worden verleend voor een periode van drie jaar. Aan het eind van die periode zal kwijtschelding worden verleend op de voet van artikel 19a Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Het daartoe te sluiten akkoord zal daarbij worden gefinancierd uit het door de schuldhulpverlener gedurende de looptijd van het uitstel gevormde fonds.

Wijzigingen in het uitstelbeleid per 1 januari 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Aan artikel 25 Leidraad Invordering 1990 zal per 1 januari 2002 de volgende paragraaf worden toegevoegd.

§ 13A. Uitstel van betaling gedurende de periode van schuldbemiddeling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Uitstel voor een periode van 36 maanden

1. De ontvanger verleent uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden gedurende de periode van schuldbemiddeling indien:

  • a. een overeenkomst van schuldbemiddeling in de zin van de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet tot stand is gekomen;

  • b. de schuldhulpverlener lid of geassocieerd lid is van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

  • c. de schuldbemiddeling betrekking heeft op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers;

  • d. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige, afgezien van de daarvoor te vervullen formaliteiten, in aanmerking zou komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;

  • e. bij het eind van de schuldhulpbemiddeling een betaling zal worden verricht van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien in het kader van een wettelijke schuldsanering in rechte een saneringsplan zou worden vastgesteld.

In dit verband wordt opgemerkt dat tussentijdse betalingen gedurende het uitstel zoveel als mogelijk is dienen te worden voorkomen, tenzij sprake is van substantiële bedragen.

Met betrekking tot de voorwaarde onder c wordt opgemerkt dat de betreffende regeling ook van toepassing is op een natuurlijk persoon die zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen.

Voorts wordt opgemerkt dat, gelet op de onder d gestelde voorwaarde, nu de wettelijke schuldsaneringsregeling ook betrekking kan hebben op belastingaanslagen, waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting, de onderhavige regeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen. Met andere woorden ook voor belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, kan in dit kader gedurende 36 maanden uitstel van betaling worden verleend. In dit verband wordt verwezen naar art. 26, § 2a, lid 14, van deze leidraad.

De belastingaanslagen die in de uitstelregeling kunnen worden opgenomen zijn de aanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot aan het moment van het verzoek tot schuldhulpbemiddeling.

Zodra de ontvanger door een schuldhulpverlener schriftelijk op de hoogte is gesteld van het verzoek tot schuldbemiddeling in de zin van dit lid, worden, gedurende de behandeling van dat verzoek door die hulpverlener, geen dwanginvorderingsmaatregelen genomen en worden lopende invorderingsmaatregelen zo nodig, in overleg met de schuldhulpverlener, opgeschort.

Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra het voormelde uitstel is verleend.

Gedurende het uitstel is verrekening mogelijk van belastingaanslagen waarvoor uitstel van betaling is verleend met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot aan de dag waarop de schriftelijke mededeling van schuldhulpbemiddeling is ontvangen.

Als sprake is van een verleend uitstel van betaling in het kader van een schuldhulpbemiddeling handelt de ontvanger in voorkomende gevallen gedurende de periode van uitstel als ware sprake van een wettelijke schuldsaneringsregeling.

De ontvanger trekt het uitstel in indien:

  • de schuldbemiddeling wordt beëindigd;

  • de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden, die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na het verzoek tot schuldbemiddeling, onbetaald laat;

  • de schuldenaar overigens zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt; of

  • de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen.

Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de schuldbemiddeling op grond van dit lid wordt de kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van die schuldbemiddeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling. Zie in dit verband artikel 26, § 2a, lid 16a, van deze leidraad.

Wijzigingen in het kwijtscheldingsbeleid per 1 januari 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Na artikel 26, § 2a, lid 16, wordt per 1 januari 2002 een nieuw lid ingevoegd, dat komt te luiden:

Gevolgen schuldbemiddeling

16a. Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de schuldbemiddeling in de zin van artikel 25, § 13A, van deze leidraad, wordt de kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van die schuldbemiddeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling.

Dit akkoord is voor inwilliging vatbaar indien is gebleken dat:

  • de schuldenaar aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst van schuldbemiddeling heeft voldaan;

  • aan de in artikel 19a van de regeling gestelde voorwaarden is voldaan. In dit verband worden betalingen die hebben plaatsgevonden nadat de schriftelijke mededeling van schuldhulpbemiddeling is ontvangen, geacht onderdeel uit te maken van het te ontvangen deel van de belastingschuld of de belastingschulden. Verrekening van teruggaven maken geen deel uit van het te ontvangen deel van de belastingschuld of de belastingschulden.

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Tekst Gedragscode Schuldregeling NVVK

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

1. In de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) wordt verstaan onder:

Problematische schuldsituatie: de situatie waarin van een natuurlijke persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of waarin hij heeft opgehouden te betalen, bepaald op basis van de in bijlage 1 opgenomen criteria;

Schuldregeling: het geheel van activiteiten in het kader van het regelen van schulden. Schuldregeling is een verzamelnaam en omvat schuldsanering en/of schuldbemiddeling;

Schuldsanering: het volledig oplossen van een schuldenpakket door middel van het verstrekken van een saneringskrediet;

Schuldbemiddeling: het volledig oplossen van een schuldenpakket door het bemiddelen tot een regeling met schuldeisers zonder zelf krediet te verstrekken;

Budget: het volgens de NVVK-norm berekende bedrag dat de schuldenaar nodig heeft voor levensonderhoud en vaste lasten;

Aflossingscapaciteit: het volgens de NVVK-norm berekende bedrag dat de schuldenaar aan zijn schuldeisers voor de aflossing van zijn schulden ter beschikking kan stellen; derhalve al hetgeen de schuldenaar ter beschikking krijgt boven het conform de NVVK-norm vastgestelde budget;

Kredietbank: een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam en/of gemeentelijk bedrijf als bedoeld in de Gemeentewet, dat is opgericht krachtens een daartoe strekkend besluit van de gemeenteraad en tevens lid is van de NVVK, alsmede de overige leden van de NVVK;

Totale schuldenlast: de nog te verschijnen termijnen alsmede de achterstallige termijnen van een lening vermeerderd met de eventuele reeds verschenen rente, alsmede andere achterstallige betalingsverplichtingen;

Preferentie: voorrecht voortvloeiend uit pand, hypotheek en andere in de wet aangegeven gronden. Voorrechten ontstaan alleen uit de wet;

Vaste Commissie Kwaliteitszorg: de krachtens artikel 14 van het Huishoudelijk Reglement van de NVVK door het Bestuur ingestelde commissie, belast met de controle op de naleving van de bepalingen van de Gedragscode Schuldregeling.

2. Voordat de kredietbank een verzoek tot schuldregeling in behandeling neemt, informeert zij de aanvrager: voor wie een schuldregeling is bedoeld, wat deze inhoudt en wat de consequenties zijn.

3. Een verzoek tot schuldregeling kan uitsluitend worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld en door de aanvrager ondertekend aanvraagformulier.

4. Na een analyse van de totale financiële situatie van de schuldenaar op basis van het in artikel 3 vermelde aanvraagformulier stelt de kredietbank vast of er sprake is van een problematische schuldsituatie en besluit, indien zulks het geval is, tot het al dan niet opzetten van een schuldregeling.

5. Indien de kredietbank besluit geen schuldregeling op te zetten, informeert zij terstond de schuldenaar schriftelijk onder vermelding van de reden(en) die tot dat besluit hebben geleid. Zo mogelijk adviseert zij de schuldenaar hoe deze in de gegeven omstandigheden kan handelen.

6. Indien de kredietbank besluit een schuldregeling op te zetten, informeert zij de schuldenaar en de schuldeisers schriftelijk binnen een termijn van vier weken na het besluit dienaangaande.

De kredietbank vraagt de schuldeisers een gespecificeerde schriftelijke opgave van het netto-saldo van hun vordering(en) op dat moment, berekend vervolgens de geldende contracts- of leveringsvoorwaarden. De kredietbank informeert daarbij de schuldeisers dat van hen wordt verlangd dat zij gedurende de behandelingsperiode het schuldenpakket niet verder verhogen met (vertragings)rente en/of (invorderings)kosten.

7. De kredietbank verleent alleen medewerking aan een schuldregeling, indien die leidt tot een structurele oplossing van de totale schuldpositie.

8.1. In geval van een schuldsanering is voor delging van de schulden beschikbaar: het netto-bedrag dat vrij komt bij een saneringskrediet ter grootte van de aflossingscapaciteit van de schuldenaar gedurende maximaal drie jaar.

8.2. Indien met het saneringskrediet de schulden niet volledig kunnen worden betaald, doet de kredietbank de schuldeisers een voorstel tegen finale kwijting (percentagevoorstel), waarbij de schuldeisers zich vooraf met deze finale kwijting akkoord moeten verklaren.

8.3. Een schuldsanering wordt vastgelegd in een door de schuldenaar te ondertekenen kredietovereenkomst.

9.1. In geval van schuldbemiddeling begroot de kredietbank de aflossingscapaciteit van de schuldenaar gedurende maximaal drie jaar, onder aftrek van de kosten als bedoeld in artikel 12, en baseert daarop een bemiddelingsvoorstel aan de schuldeisers.

9.2. De kredietbank reserveert de door de schuldenaar ingebrachte aflossingscapaciteit. De schuldeisers ontvangen aan het einde van de periode van schuldbemiddeling of tussentijds indien de door de schuldenaar ingebrachte middelen dat rechtvaardigen, een uitkering.

9.3. Van de schuldenaar wordt verlangd dat deze gedurende de periode van schuldbemiddeling aantoonbare inspanningen verricht om zijn inkomsten te vergroten en dat hij de kredietbank terstond informeert over wijzigingen in zijn financiële omstandigheden.

9.4. Tenminste één maal per jaar en aan het einde van de periode van schuldbemiddeling bepaalt de kredietbank de aflossingscapaciteit van de schuldenaar opnieuw, waarbij rekening wordt gehouden met wijzigingen in de inkomens- en vermogenspositie van de schuldenaar.

De kredietbank controleert daarbij of de schuldenaar in de verstreken periode zijn aflossingscapaciteit volledig heeft ingebracht.

9.5. Van de schuldeisers wordt verlangd, dat zij finale kwijting verlenen, nadat de schuldenaar gedurende de overeengekomen periode aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

9.6. Een schuldbemiddeling wordt vastgelegd in een door de schuldenaar te ondertekenen overeenkomst waarin naast de regeling van de schuldbemiddeling ook de verplichtingen van de schuldenaar zijn opgenomen.

10.1. Alle schuldregelingen door de kredietbanken worden gedaan op basis van gelijkberechtiging van schuldeisers.

10.2. Vorderingen waaraan zekerheden zijn verbonden, worden als concurrente vorderingen erkend ná uitwinning van de zekerheid.

10.3. De betaling aan de schuldeisers geschiedt naar evenredigheid van hun vordering, met dien verstande, dat de schuldeisers met een wettelijke preferentie een twee keer zo hoog percentage als de concurrente schuldeisers ontvangen tot maximaal het beloop van hun vordering.

11. Een schuldregeling wordt altijd als een ‘S-melding’ (‘SK’ voor saneringskrediet en ‘SB’ voor schuldbemiddeling) bij de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) aangemeld.

12. De kredietbanken zijn gerechtigd de kosten van schuldbemiddeling tot een door de Algemene Ledenvergadering van de NVVK vast te stellen percentage over de in het kader van een bemiddeling aan de schuldeisers doorbetaalde aflossingscapaciteit, in mindering te brengen.

De kosten voor de behandeling van de aanvraag voor een schuldregeling mogen niet aan de schuldenaar en/of de schuldeisers in rekening worden gebracht.

13. In het kader van een schuldregeling komen uitkeringen uit gemeentelijke en particuliere fondsen aan of ten behoeve van de schuldenaar alle schuldeisers op basis van gelijkberechtiging ten goede, tenzij de uitkerende instantie op grond van de doelstellingen van het fonds uitdrukkelijk anders bepaalt.

14.1. Indien de toepassing van de Gedragscode Schuldregeling door de kredietbank naar de mening van de schuldeiser tot structurele problemen leidt, kan deze een klacht indienen bij het Dagelijks Bestuur van de NVVK.

14.2. Het Dagelijks Bestuur kan de Vaste Commissie Kwaliteitszorg verzoeken ter zake een nader onderzoek in stellen.

De kredietbank is te allen tijde verplicht de Vaste Commissie Kwaliteitszorg op verzoek inzage te geven in haar dossiers, zulks met in achtneming van de uitgangspunten van de Wet persoonsregistratie.

14.3. Het door het Dagelijks Bestuur genomen besluit, zulks met inachtneming van het advies van de Vaste Commissie Kwaliteitszorg, is bindend voor de kredietbank.

15. De Gedragscode Schuldregeling is bindend voor de kredietbanken en de overige leden van de NVVK die zich met schuldregeling bezighouden.

Naar boven