Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2017. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 11-11-2024.
Geldend van 01-07-2017 t/m heden

Besluit van 23 november 2001 tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juli 2001, kenmerk AV/RV/2001/44102;

Gelet op de artikelen 13 en 14, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen;

De Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2001, nr. W12.01.0307/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 november 2001, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/RV/2001/44102;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de medische keuringen;

  • b. klacht: een uiting van onvrede over de toepassing van de wet of de daarop berustende bepalingen door een klager;

  • c. klager: degene als bedoeld in artikel 9, eerste lid, die de klacht indient;

  • d. verweerder: degene tegen wie de klacht is gericht;

  • e. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 3;

  • f. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • g. de Raad: de Sociaal-Economische Raad; en

  • h. bedrijfsarts: een arts die als bedrijfsarts is ingeschreven in een erkend specialistenregister als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

§ 2. De commissie

Instelling

Artikel 3. Instelling

  • 1 De Raad stelt een commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in.

  • 2 De commissie bestaat uit vijf leden.

  • 3 In de commissie hebben zitting: drie onafhankelijke leden, waaronder de voorzitter, een lid dat op voordracht van de representatieve organisaties van werkgevers wordt benoemd en een lid dat op voordracht van de representatieve organisaties van werknemers wordt benoemd.

  • 4 Van de drie onafhankelijke leden is ten minste een lid jurist en ten minste een lid arts.

Benoeming en zittingsduur

Artikel 4

  • 1 De Raad benoemt de leden van de commissie.

  • 2 De Raad benoemt voor ieder lid een plaatsvervangend lid.

  • 3 De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden geschiedt voor een periode van maximaal drie jaren. De leden en plaatsvervangend leden zijn eenmaal herbenoembaar.

  • 4 De commissie stelt een rooster van aftreden van haar leden en plaatsvervangende leden op.

  • 5 In de vacature van een lid of plaatsvervangend lid wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 6 Hij die optreedt ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij komt had moeten aftreden.

Taken

Artikel 5

  • 1 De commissie heeft tot taak:

    • a. het behandelen van en het geven van een oordeel over klachten;

    • b. het desgevraagd informeren van belangstellenden over de mogelijkheid tot indiening van een klacht;

    • c. het uitbrengen van een jaarlijks verslag van haar werkzaamheden.

  • 2 Het verslag bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt in ieder geval gezonden aan Onze Minister.

Bevoegdheden

Artikel 6

  • 1 De commissie heeft ter uitvoering van haar taak de volgende bevoegdheden:

    • a. het inwinnen van informatie en het raadplegen en inzien van stukken, voor zover dit voor de vervulling van haar taak, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, redelijkerwijs nodig is;

    • b. personen die direct bij de ingediende klacht zijn betrokken en getuigen te verzoeken te verschijnen en hen te horen;

    • c. het inschakelen van deskundigen.

  • 2 Degene bij wie op grond van het eerste lid, onderdeel a, informatie wordt ingewonnen of aan wie om raadpleging en inzage van stukken wordt gevraagd, is verplicht, behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim, de gevraagde informatie of gelegenheid tot raadpleging en inzage te verschaffen.

  • 3 De commissie kan aan Onze Minister aanbevelingen doen inzake mogelijkheden voor bewaking en bevordering van de kwaliteit van de keuring op grond van signalen, ontvangen uit door haar behandelde klachten en overige door haar verkregen informatie.

Geheimhoudingsplicht

Artikel 8

De leden, plaatsvervangende leden en de medewerkers van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht van hetgeen hen uit hoofde van hun functie dan wel betrokkenheid bij de behandeling van klachten bekend is geworden.

§ 3. Het indienen van klachten

Artikel 9

  • 1 Een klacht kan, uiterlijk zes maanden nadat de gedraging of het feit waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgevonden, worden ingediend door de:

    • a. keurling;

    • b. bedrijfsarts;

    • c. keuringvrager; of

    • d. ondernemingsraad, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden of een met die ondernemingsraad vergelijkbaar medezeggenschapsorgaan, van de onderneming of van de organisatie van de keuringvrager.

  • 2 Een klacht wordt schriftelijk ingediend, is voldoende omschreven en gedagtekend alsmede voorzien van naam, adres en handtekening van de klager en zo mogelijk van naam en adres van de verweerder.

  • 3 De indiener van de klacht kan zich bij de indiening van de klacht door een derde laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 4 De commissie bevestigt binnen een week de ontvangst van de klacht schriftelijk onder vermelding van de wijze waarop en de termijn waarbinnen de klacht zal worden behandeld.

Artikel 10

Indien klager hetzij voorafgaand aan de indiening van een klacht bij de commissie, hetzij tijdens een bij de commissie lopende procedure, elders een procedure is gestart over het onderwerp van de klacht, dan informeert hij de commissie hierover. De commissie beoordeelt in hoeverre dit gevolgen moet hebben voor de verdere behandeling van een bij haar aanhangige klacht.

§ 4. Het behandelen van klachten

Artikel 11

  • 1 Alvorens een klacht in behandeling te nemen, gaat de commissie in overleg met de klager na in hoeverre er mogelijkheden zijn voor een behandeling van de klacht door de verweerder. Indien dit tot de reële mogelijkheden behoort geeft de commissie de klager in overweging hiervan gebruik te maken. Mocht de klager hiertoe besluiten dan neemt de commissie de klacht niet in behandeling.

  • 2 Indien een klacht door de commissie in behandeling wordt genomen en die klacht naar het oordeel van de commissie onvoldoende informatie bevat, stelt zij de klager in de gelegenheid aanvullende informatie te verstrekken, binnen een door de commissie te bepalen termijn.

Artikel 12

De commissie doet binnen een week na de ontvangst van de klacht dan wel, bij toepassing van artikel 11, binnen een week na ontvangst van de aanvullende informatie, mededeling van de inhoud van de klacht aan de verweerder, met het verzoek daarop binnen twee weken schriftelijk te reageren. De commissie kan zo nodig deze laatste termijn verlengen.

Artikel 13

  • 1 De klager en de verweerder kunnen zich bij de behandeling van de klacht door een derde laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 2 De klager en de verweerder kunnen de commissie verzoeken andere personen die direct bij de ingediende klacht zijn betrokken, getuigen en deskundigen te horen. Als de klager of de verweerder van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, dient hij ten minste twee weken voor de zitting de namen van de getuigen en deskundigen aan de commissie op te geven. De commissie beslist binnen een week op het verzoek daartoe en informeert de wederpartij terzake.

Artikel 14

  • 1 De klager, de verweerder en eventuele andere betrokkenen, getuigen en deskundigen kunnen in een besloten zitting in de gelegenheid worden gesteld hun visie tijdens een mondelinge behandeling aan de commissie duidelijk te maken. Op verzoek van de klager of de verweerder kan de commissie beslissen tot het horen in gescheiden besloten zittingen.

  • 2 Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing in gevallen waarin de klacht naar de mening van de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond is. Deze beslissing van de voorzitter wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de klager en de verweerder.

§ 5. Het oordeel van de commissie

Artikel 15

  • 1 Binnen zes weken na de mondelinge behandeling of binnen zes weken na verzending van de ontvangstbevestiging van de klacht indien geen mondelinge behandeling plaats vindt, geeft de commissie een schriftelijk en met redenen omkleed oordeel over de gegrondheid van de klacht. Bij afwijking van deze termijn doet de commissie met redenen omkleed mededeling aan de klager en de verweerder, onder vermelding van een andere, redelijke termijn waarbinnen de commissie haar oordeel uit zal brengen.

  • 2 De commissie kan haar oordeel vergezeld doen gaan van een aanbeveling.

  • 3 Het oordeel van de commissie wordt gezonden aan de klager en aan de verweerder.

  • 4 De commissie kan het oordeel in geanonimiseerde vorm ter publicatie aanbieden.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, kan de commissie, indien daarmee het algemeen belang wordt gediend en dit met redenen omkleed in het oordeel is bepaald, het oordeel in niet-geanonimiseerde vorm ter publicatie aanbieden, mits:

    • a. de namen van natuurlijke personen niet worden vermeld;

    • b. de namen van rechtspersonen niet worden vermeld indien zij onmiddellijk herleidbaar zijn tot een natuurlijk persoon; en

    • c. de aanbieding ter publicatie op zijn vroegst 14 dagen, nadat het oordeel ter kennis is gebracht aan de klager en de verweerder, plaatsvindt.

§ 6. Kosten

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2017. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 16

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2017. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onze Minister voorziet in een bij beschikking vast te stellen tegemoetkoming ter financiering van de kosten van de commissie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van de toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de dertiende december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals