i. Syllabus praktijktraining radiotelefonie – VFR Eindterm van de praktijktraining
De cursist kan geheel zelfstandig, en gebruikmakend van de correcte fraseologieën,
zendtechniek en spreeksnelheid, de radiocommunicatie tijdens een gesimuleerde gecontroleerde
vlucht uitvoeren. Daarbij kan in voldoende mate door de cursist worden aangetoond
dat hij begrip heeft van de verschillende verkeerssituaties en een aantoonbaar voldoende
niveau luchtvaart Engels beheerst.
NB 1
De leerdoelen hebben betrekking op de FIR Amsterdam, op de van kracht zijnde versie
van de AIP Netherlands en de van kracht zijnde versies van de ICAO-publicaties Annex
10 volume II, DOC 4444, DOC 7030 en DOC 9432.
NB 2
In onderstaande tekst hebben de termen ‘uur’, ‘uren’ en ‘lesuren’ betrekking op een
lesperiode van 60 minuten c.q. een veelvoud van 60 minuten.
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 28.
Aantal uren praktijktraining: ca. 18 (exclusief de praktijkvaardigheidstoets). Gebaseerd
op: 6 cursisten tijdens de praktijktrainingslessen.
NB 3
Bij meer of minder dan 6 cursisten zal het aantal uren praktijktraining meer of minder
zijn dan het aangegeven aantal van ca. 18:
Bij 4 cursisten zal het aantal uren praktijktraining ca. 12 bedragen. Bij 5 cursisten
zal het aantal uren praktijktraining ca. 15 bedragen. Bij 7 cursisten zal het aantal
uren praktijktraining ca. 21 bedragen. Bij 8 cursisten zal het aantal uren praktijktraining
ca. 24 bedragen.
Onderstaand is een lesschema opgenomen met daarin de verplichte leerdoelen. Een opleider
kan gebruik maken van een afwijkend lesschema, mits de verplichte leerdoelen hierin
zijn opgenomen.
Les 1
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 6
De cursist:
-
• weet waar het ATIS systeem voor dient en weet hoe de ontvangstbevestiging dient te
worden aangegeven;
-
• weet hoe te handelen indien het onmogelijk is gebleken de ATIS-informatie te ontvangen;
-
• heeft kennis van de zendtechnieken en weet:
-
1. hoe en welke berichten dienen te worden teruggelezen en bij welke berichten mag worden
volstaan met wilco, roger of het noemen van de roepnaam;
-
2. wanneer de roepnaam van het luchtvaarttuig in antwoord op de verkeersleiding achteraan
geplaatst wordt;
-
3. wanneer een transponder geactiveerd dient te zijn en welke instellingen daarbij van
toepassing zijn.
-
• kent het spellingsalfabet en de uitspraak van cijfers en getallen, inclusief de daarbij
behorende uitzonderingen;
-
• weet hoe frequenties dienen te worden uitgesproken met betrekking tot het aantal cijfers
achter het decimaalteken;
-
• weet hoe afkortingen en termen dienen te worden uitgesproken;
-
• kent de betekenis van de door ICAO in Annex 10 Volume II chapter 5 gepubliceerde ‘Standard
words and phrases’ en kan deze interpreteren;
-
• kent het verschil kennen met betrekking tot het gebruik van de woorden ‘Stand-by’
en ‘Monitor’;
-
• weet welke meeteenheden van toepassing zijn voor: afstanden gebruikt bij navigatie
en positiemelding; korte afstanden zoals baanlengte;
horizontale snelheid en windsnelheid; verticale snelheid; hoogtemeterinstellingen;
lucht- en dauwpunttemperatuur;
-
• weet welke referentierichting van toepassing is voor de windrichting in relatie met
opstijgen en landen;
-
• weet hoe tijdstippen, tijdsduren, geografische posities en baanaanduidingen worden
uitgesproken alsook de aanduidingen van veel voorkomende vliegtuigtypes;
-
• weet hoe roepnamen van luchtvaartuigstations worden samengesteld en hoe en wanneer
deze mogen worden verkort;
-
• weet welke fraseologie kan worden toegepast door een luchtvaartgrondstation om (tijdelijk)
een roepnaam te wijzigen;
-
• weet hoe roepnamen van grondstations worden samengesteld en welke ‘suffixen’ van toepassing
kunnen zijn;
-
• weet wanneer de roepnaam van een grondstation mag worden verkort dan wel geheel mag
worden weggelaten;
-
• weet hoe contact moet worden gemaakt met een grondstation;
-
• weet hoe een frequentiewisseling wordt aangegeven en wordt teruggelezen;
-
• weet hoe een proefoproep dient te worden uitgevoerd en wat de betekenis van de getallen
van de leesbaarheidsschaal is;
-
• weet hoe te handelen indien men niet zeker is dat men wordt opgeroepen;
-
• weet welke fraseologie van toepassing is indien men weet dat men wordt opgeroepen
maar niet weet door wie.
Vertrekkende vlucht van een gecontroleerd luchtvaartterrein in Nederland met de intentie
om circuit te vliegen.
De cursist:
-
• weet hoe een eerste verbinding tot stand moet worden gebracht gebruikmakend van roepnaam
van luchtvaarttuig en grondstation;
-
• kan de informatie opsommen die na het contact maken moet worden verstrekt;
-
• weet dat bij starten vanaf en landen op militaire luchtvaartterreinen het aantal ‘Persons
on board’ dient te worden doorgegeven;
-
• weet dat er op gecontroleerde luchtvaartterreinen toestemming voor het starten van
de motoren moet worden aangevraagd, weet hoe en bij bevestigd;
-
• weet dat er op gecontroleerde luchtvaartterreinen toestemming om te taxiën moet worden
aangevraagd, weet hoe en bij wie deze toestemming moet worden aangevraagd en hoe deze
moet worden bevestigd;
-
• weet hoe taxibanen worden aangeduid, wat een holding point is en hoe een ‘runway holding
position’ wordt aangeduid;
-
• weet het verschil tussen het gebruik van de woorden ‘departure’ en ‘take-off’;
-
• kent de diverse ‘line-up’ klaringen en weet hoe deze moeten worden teruggelezen;
-
• weet wat een ‘intersection departure’ inhoudt;
-
• kan ‘take-off’ klaringen interpreteren en weet hoe deze moeten worden teruggelezen;
-
• weet hoe de instructies voor het afbreken van de start en het annuleren van de ‘take
off’ klaring luiden en hoe deze moeten worden teruggelezen;
-
• weet hoe een circuit moet worden gevlogen en wat daarbij de verplichte meldingen zijn;
-
• kent de opdrachten ‘Extend downwind’, ‘Go around’, ‘Touch and Go’, ‘360 turn’ en ‘270
turn’ en weet hoe deze moeten worden teruggelezen;
-
• kan de landingsklaringen interpreteren, weet hoe deze moeten worden teruggelezen en
kan informatie betreffende de landing bevestigen en interpreteren;
-
• kan de gepubliceerde procedures ten aanzien van de frequentie-overdracht, waaronder
‘automatic frequency change’ na landing, en het verlaten van de baan interpreteren
en kan de daaruit voortvloeiende meldingen uitvoeren.
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 1 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
-
• Spellingsoefeningen met alle uitzonderingen.
-
• Contact maken en uitvoeren proefoproep.
-
• Oefening van een vertrekkende vlucht op een gecontroleerd luchtvaartterreinen waarna
circuit wordt gevlogen. Hierbij wordt de radiotelefonie uitgevoerd als zou het een
daadwerkelijke vlucht zijn.
Les 2
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 6
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 2 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
-
• Oefening van een vertrekkende vlucht van een gecontroleerd luchtvaartterrein via een
vertrekroute.
-
• Oefening van een binnenkomende vlucht naar een gecontroleerd luchtvaartterrein via
een aankomstroute.
Les 3
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie uren: ca. 6
-
• ‘Flight information centres’ in de FIR Amsterdam
De cursist:
-
1. kan de werkgebieden van de ‘flight information centres’ in de FIR Amsterdam beschrijven
en kent de roepnamen;
-
2. weet op welke wijze een verbinding tot stand moet worden gebracht en dat Dutch MIL
Info bij het contact maken opgeroepen dient te worden met vermelding van de huidige
positie;
-
3. kan de informatie opsommen die dient te worden doorgegeven na het contact maken;
-
4. weet op welke wijze een positiemelding moet worden gemaakt;
-
5. weet welke fraseologie er gebruikt moet worden indien er besloten wordt om uit te
wijken;
-
6. weet op welke wijze de frequentie wordt verlaten.
-
• Procedures voor kruisend verkeer
De cursist:
-
1. weet hoe het kruisen van een CTR dient te worden aangevraagd en welke informatie daarbij
dient te worden verstrekt;
-
2. weet op welke wijze de route door de CTR moet worden aangegeven;
-
3. weet welke verplichtingen gelden voor het binnenkomen en verlaten van de CTR;
-
4. weet op welke wijze het binnenkomen en verlaten van de CTR moet worden gemeld;
-
5. weet hoe opdrachten voor hoogteveranderingen moeten worden teruggelezen en hoe de
bereikte hoogte moet worden gerapporteerd;
-
6. weet op welke wijze de frequentie wordt verlaten.
-
• Procedures met betrekking tot peilingen en plaatsbepaling door middel van peilingen
De cursist:
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 3 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
-
• Oefening van een gehele vlucht van/naar gecontroleerde luchtvaartterreinen inclusief
het contact maken met een ‘Flight information centre’ in de FIR Amsterdam.
-
• Oefening van een gehele vlucht van/naar gecontroleerde luchtvaartterreinen, inclusief
het contact maken met een ‘Flight Information centre’ in de FIR Amsterdam en het kruisen
van een gecontroleerd luchtruim (CTR). Tevens wordt er tijdens de oefeningen verzocht
om ‘heading’-informatie verkregen door middel van radiopeilingen (QDM) of positie-informatie
verkregen door middel van radiopeilingen (QTF) of wordt gehoor gegeven aan een opdracht
tot uitzenden teneinde het luchtvaartuig te kunnen peilen.
Les 4
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 6
-
• DOC 4444 Chapter 12 en AIP Netherlands
De cursist kent de relevante in DOC 4444 Chapter 12 opgenomen fraseologieën en de
relevante radiotelefonie-instructies opgenomen in de AIP Netherlands.
-
• Fraseologie bij gebruik van radar
-
1. Men dient te weten hoe radaridentificatie en -koersopdrachten plaatsvinden en hoe
daaraan gerelateerde opdrachten moeten worden bevestigd.
-
2. Men dient de fraseologie in relatie met het gebruik van ‘Secondary Surveillance Radar’
te kennen.
-
• Traffic information and avoiding action
Men dient de ‘O-clock procedure’ te kennen en met de juiste fraseologie te kunnen
reageren op gegeven ‘traffic information’ en ‘avoiding action’.
-
• Bijzondere routes
De cursist weet hoe een vertrek- of aankomstroute die niet overeenkomt met de gepubliceerde
routes, moet worden aangevraagd (inclusief de positiemelding).
-
• Spoed/Noodoproepen
De cursist weet hoe en op welke frequentie(s) men een grondstation dient op te roepen
in het geval er sprake is van een spoed- of noodgeval.
-
• Luchtvaartkaarten
De cursist bestudeert de Aeronautical Chart 1: 500.000 ICAO The Netherlands voor zover
van toepassing voor het kruisen van CTR’s en de voor vertrekkende en aankomende vluchten
van toepassing zijnde luchtvaartkaarten die gepubliceerd zijn in de AIP Netherlands.
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 4 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
Les 5
Aantal uren zelfstudie: ca. 2
EXAMENTRAINING
De cursist bereidt voor deze les twee of meerdere oefeningen voor. Deze oefeningen
voldoen aan de eisen die door ILT zijn gesteld aan de samenstelling van een praktijkvaardigheidstoets
(zie voor deze eisen LES 7).
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 5 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
Les 6
Aantal uren zelfstudie: ca. 2
EXAMENTRAINING
De cursist bereidt voor deze les twee of meerdere oefeningen voor. Deze oefeningen
voldoen aan de eisen die door ILT zijn gesteld aan de samenstelling van een praktijkvaardigheidstoets
(zie voor deze eisen LES 7)
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 6 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 3
Les 7
PRAKTIJKVAARDIGHEIDSTOETS
Doel:
Om te bereiken dat de praktijkvaardigheidstoetsen radiotelefonie, waar dan ook gehouden,
voldoen aan dezelfde norm, zijn de praktijkvaardigheidstoetsen van een vergelijkbaar
niveau. Om dit te verwezenlijken worden bij het opstellen van een praktijkvaardigheidstoets
onderstaande elementen gebruikt als handleiding.
1. Hoofdonderdelen
De praktijkvaardigheidstoets bestaat uit vier hoofdonderdelen:
-
a. het uitvoeren van een spellingsopdracht;
-
b. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het vertrekdeel;
-
c. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het en-route deel en
-
d. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het aankomstdeel van een gesimuleerde
vlucht.
2. Soorten vluchten
Bij de praktijkvaardigheidstoets worden vluchten gesimuleerd met als vertrek- en aankomstpunt
gecontroleerde luchtvaartterreinen in de FIR Amsterdam waar burgerluchtvaart is toegestaan.
Het uitwijken naar één van deze luchtvaartterreinen kan een deel van de vluchtsituatie
vormen.
Hieronder wordt in detail aangegeven waar de onderdelen van de praktijkvaardigheidstoets
aan moeten voldoen en welke specifieke opdrachten in de praktijkvaardigheidstoetsen
moeten worden opgenomen.
3. Onderdelen en specifieke opdrachten
-
a. spellingsopdracht
Deze bestaat uit:
-
• vier woorden bestaande uit minimaal vijf letters (elke letter mag maar éénmaal voorkomen);
-
• acht getallen waarmee getoetst kan worden of de regels voor de uitspraak van eenheden
en van honderd- en duizendtallen op de juiste wijze worden toegepast.
-
b. vertrekdeel
In het vertrekdeel wordt tenminste één specifieke opdracht opgenomen. Men heeft daarbij
de keuze uit:
-
• het doorgeven van vliegplanwijzigingen;
-
• het verzoeken om weergegevens wanneer de ATIS niet blijkt te werken;
-
• het indienen van een verzoek om van een andere baan of intersectie dan gegeven te
mogen starten;
-
• het indienen van een verzoek om de CTR te mogen verlaten via een niet gepubliceerde
route;
-
• het indienen van een verzoek om op een andere hoogte dan de gepubliceerde of toegewezen
hoogte de CTR te mogen verlaten.
-
c. en-route deel
In het en-route deel worden er tenminste twee van de onderstaande specifieke opdrachten
in de praktijkvaardigheidstoets opgenomen:
-
• het contact opnemen met een ‘flight information centre’;
-
• het indienen van een verzoek om een CTR te mogen kruisen;
-
• het doorgeven van een besluit om uit te wijken wegens technische storing aan het luchtvaarttuig,
verslechterende vliegomstandigheden of medische redenen, eventueel gebruik makend
van de spoed- of noodoproep.
-
d. aankomstdeel
In het aankomstdeel wordt tenminste één specifieke opdracht opgenomen. Men heeft daarbij
de keuze uit:
-
• het verzoeken om weergegevens daar de ATIS niet blijkt te werken;
-
• het indienen van een verzoek op een andere baan te mogen landen dan eerder aangegeven;
-
• het indienen van een verzoek om de CTR binnen te mogen vliegen via een niet-gepubliceerde
route;
-
• het indienen van een verzoek om op een andere hoogte dan de gepubliceerde hoogte de
CTR binnen te mogen vliegen;
-
• het doorgeven van een, eventueel eerder genomen, besluit om uit te wijken wegens technische
storing aan het luchtvaarttuig, verslechterende vliegomstandigheden of medische redenen,
eventueel gebruik makend van de spoed- of noodoproep;
-
• het verzoeken om een QDM;
-
• het verzoeken om navigatie-assistentie.
4. Lay-out van de praktijkvaardigheidstoets
De volgende eisen zijn van toepassing:
-
• de spellingsopdracht en de gesimuleerde vlucht worden op één A4-formulier beschreven;
-
• de voor de vlucht relevante frequenties worden op dit A4-formulier vermeld;
Recente, dat wil zeggen niet ouder dan 6 maanden, kaarten uit de AIP Netherlands en
de delen van een recente uitgave van de Aeronautical Chart ICAO 1: 500.000 The Netherlands
die relevant zijn voor de vlucht, worden aan de beschrijving toegevoegd.
ii. Syllabus praktijkexamen radiotelefonie – IFR Eindterm van de praktijktraining
De cursist kan geheel zelfstandig, en gebruikmakend van de correcte fraseologieën,
zendtechniek en spreeksnelheid, de radiocommunicatie tijdens een gesimuleerde gecontroleerde
vlucht uitvoeren. Daarbij kan de cursist in voldoende mate aantonen dat hij begrip
heeft van de verschillende verkeerssituaties en een aantoonbaar voldoende niveau luchtvaart
Engels beheerst.
NB 1
De leerdoelen hebben betrekking op de FIR Amsterdam en de van kracht zijnde versie
van de AIP Netherlands en de van kracht zijnde versies van de ICAO-publicaties Annex
10 volume II, DOC 4444, DOC 7030 en DOC 9432.
NB 2
In onderstaande tekst hebben de termen ‘uur’, ‘uren’ en ‘lesuren’ betrekking op een
lesperiode van 60 minuten c.q. een veelvoud van 60 minuten.
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 151/2
Aantal uren praktijktraining: ca. 15 (exclusief de praktijkvaardigheidstoets). Gebaseerd
op: 6 cursisten tijdens de praktijktrainingslessen.
NB 3
Bij meer of minder dan 6 cursisten is het aantal uren praktijktraining meer of minder
zijn het aangegeven aantal van ca. 15:
Bij 4 cursisten bedraagt het aantal uren praktijktraining ca 10. Bedragen. Bij 5 cursisten
bedraagt het aantal uren praktijktraining ca. 13. Bij 7 cursisten bedraagt het aantal
uren praktijktraining ca. 18. Bij 8 cursisten bedraagt het aantal uren praktijktraining
ca. 20.
Onderstaand is een lesschema opgenomen met daarin de verplichte leerdoelen. Het lesschema
zelf is slechts een voorbeeld. De opleider is vrij zijn eigen lesplannen samen te
stellen zolang alle leerdoelen maar worden gehaald.
Er wordt in deze syllabus vanuit gegaan dat een praktijkcursus VFR radiotelefonie
is gevolgd.
Les 1
Aantal uren zelfstudie of onderricht: ca. 4
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 1 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
Les 2
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 4
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 2 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
Les 3
Aantal uren zelfstudie of onderricht/instructie: ca. 4
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 3 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
-
• Oefening van een vertrekkende vlucht tot en met het verlaten van de FIR Amsterdam
(herhaling les 1).
-
• Oefening van een de FIR Amsterdam binnenkomende vlucht waarbij de nadruk ligt op RVR’s
en naderingen anders dan ‘ILS approaches’.
Les 4
Aantal uren zelfstudie: ca. 11/2
-
• DOC 4444 Chapter 12 en AIP Netherlands
De cursist kent de relevante in DOC 4444 Chapter 12 opgenomen fraseologieën en de
relevante radiotelefonie-instructies opgenomen in de AIP Netherlands.
-
• Luchtvaartkaarten
De cursist bestudeert de voor vertrekkende en aankomende vluchten van toepassing zijnde
luchtvaartkaarten die gepubliceerd zijn in de AIP Netherlands.
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 4 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
Les 5
Aantal uren zelfstudie: ca. 1
EXAMENTRAINING
De cursist bereidt voor deze les twee of meerdere oefeningen voor. Deze oefeningen
voldoen aan de eisen die door ILT zijn gesteld aan de samenstelling van een praktijkvaardigheidstoets
(zie voor deze eisen LES 7).
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 5 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
Les 6
Aantal uren zelfstudie: ca. 1
EXAMENTRAINING
De cursist bereidt voor deze les twee of meerdere oefeningen voor. Deze oefeningen
voldoen aan de eisen die door ILT zijn gesteld aan de samenstelling van een praktijkvaardigheidstoets
(zie voor deze eisen LES 7).
DE VOLGENDE PRAKTISCHE OEFENINGEN WORDEN IN LES 6 GEOEFEND
Aantal lesuren: ca. 21/2
Les 7
PRAKTIJKVAARDIGHEIDSTOETS
Doel:
Om te bereiken dat de praktijkvaardigheidstoetsen radiotelefonie, waar dan ook gehouden,
voldoen aan dezelfde norm, zijn de praktijkvaardigheidstoetsen van een vergelijkbaar
niveau te. Om dit te verwezenlijken worden bij het opstellen van een praktijkvaardigheidstoets
onderstaande elementen gebruikt als handleiding.
1. Hoofdonderdelen
De praktijkvaardigheidstoets bestaat uit drie hoofdonderdelen:
-
a. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het vertrekdeel;
-
b. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het en-route deel; en
-
c. het voeren van de radiocommunicatie tijdens het aankomstdeel van een gesimuleerde
vlucht.
2. Soorten vluchten
Bij de praktijkvaardigheidstoets worden vluchten gesimuleerd met als vertrek- en aankomstpunt
gecontroleerde luchtvaartterreinen in de FIR Amsterdam waar burgerluchtvaart is toegestaan.
Het uitwijken naar één van deze luchtvaartterreinen en het uitvoeren van een spoed-of
noodoproep kan een deel van de vluchtsituatie vormen.
Hieronder wordt in detail aangegeven waar de onderdelen van de praktijkvaardigheidstoets
aan dienen te voldoen en welke specifieke opdrachten in de praktijkvaardigheidstoetsen
dienen te worden opgenomen.
3. Onderdelen en specifieke opdrachten
-
a. vertrekdeel:
-
b. en-route deel:
-
• in de beschrijving is aangegeven met welke ‘aera control centre(s)’, ‘approach control
unit(s)’ en ‘departure control unit(s)’ zal worden gewerkt;
-
• specifieke opdracht: Het doorgeven van een besluit om uit te wijken wegens technische
storing aan het vliegtuig, verslechterende weersomstandigheden of een calamiteit.
-
c. aankomstdeel:
-
• in de beschrijving zijn de mogelijke, voor het betrokken luchtvaartterrein relevante,
instrumentnaderingen aangegeven en indien van toepassing de ‘circling approaches’;
-
• in de beschrijving is aangegeven welke ‘MINIMUM RVR REQUIRED Touchdown Zone/ Part
A’ van toepassing is;
-
• in de beschrijving is aangegeven bij welke frequentiewisseling(en) ‘automatic frequency
change’ van toepassing is.
4. Lay-out van de praktijkvaardigheidstoets
De volgende eisen zijn van toepassing:
-
• de gesimuleerde vlucht wordt op één A4-formulier beschreven;
-
• de voor de vlucht relevante frequenties worden op dit A4-formulier vermeld;
-
• recente, dat wil zeggen niet ouder dan 6 maanden, kaarten uit de AIP Netherlands die
relevant zijn voor de vlucht worden aan de beschrijving toegevoegd.