Regeling plaatsing en overplaatsing jeugdigen

Geraadpleegd op 07-10-2024.
Geldend van 24-03-2015 t/m heden

Regeling plaatsing en overplaatsing jeugdigen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 8, eerste lid, artikel 15, derde lid, en artikel 16, zesde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

Gezien het advies van het College van advies voor de justitiële kinderbescherming van 1 februari 2001, nummer 5078699/01/TH/rb.

Besluit:

Paragraaf 2. Beveiligingsniveau

Artikel 2

  • 1 In een beperkt beveiligde inrichting of afdeling kunnen jeugdigen worden geplaatst:

    • a. aan wie een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, van de wet is opgelegd,

    • b. die, gelet op de uitvoering van het perspectiefplan of op de aanwijzingen van het openbaar ministerie en de autoriteiten die de maatregel hebben opgelegd, in aanmerking komen voor een beperkt beveiligde inrichting, en

    • c. een te verwaarlozen risico hebben dat zij zich onttrekken aan het toezicht van de inrichting.

  • 2 Voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting of afdeling komen niet in aanmerking jeugdigen:

    • a. ten aanzien van wie vaststaat dat zij, na de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de wet, Nederland zullen dienen te verlaten, uitgezet of uitgeleverd zullen worden, of;

    • b. die aansluitend op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de wet, een andere vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zullen ondergaan.

Artikel 3

In een normaal beveiligde inrichting of afdeling worden jeugdigen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de wet, geplaatst alsmede jeugdigen die op grond van artikel 2 niet in aanmerking komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

Paragraaf 3. Inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang dan wel behandeling

Artikel 4

Jeugdigen kunnen worden geplaatst op een door de Minister van Veiligheid en Justitie als zodanig aangewezen:

  • a. intensieve zorgafdeling, of

  • b. intensieve behandelafdeling, of

  • c. individuele trajectafdeling, of

  • d. observatieafdeling.

Paragraaf 4. Plaatsing en overplaatsing van strafrechtelijke jeugdigen

Artikel 7

Indien de selectiefunctionaris afwijkt van de in artikel 12, vijfde lid, van de wet genoemde aanwijzingen, stelt de selectiefunctionaris het openbaar ministerie dan wel de autoriteit die de straf of de maatregel heeft opgelegd hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

Artikel 8

  • 2 Op voordracht van de directeur dan wel op grond van een verzoekschrift van de jeugdige als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, kan de selectiefunctionaris een jeugdige overplaatsen naar een andere inrichting. De voordracht tot overplaatsing van de directeur bevat tenminste een rapportage over de uitvoering van het perspectiefplan van de betrokken jeugdige. De directeur kan in zijn voordracht aangeven voor welke inrichting de jeugdige naar zijn mening in aanmerking zou komen.

Artikel 9

  • 1 In deze bepaling wordt onder jeugdige verstaan de jeugdige in voorlopige hechtenis, de jeugdige die tot een onherroepelijke vrijheidsstraf is veroordeeld, de jeugdige in gijzeling en de jeugdige in vreemdelingenbewaring.

  • 2 Op voordracht van de directeur, dan wel op grond van een verzoek van de jeugdige als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, kan de selectiefunctionaris een jeugdige overplaatsen naar een andere inrichting.

  • 4 De voordracht tot overplaatsing van de directeur bevat, indien beschikbaar, de rapportage over de uitvoering van het perspectiefplan, voor zover dit plan wettelijk is voorgeschreven, alsmede overige relevante informatie betreffende de jeugdige.

  • 6 De selectiefunctionaris neemt een beslissing tot overplaatsing met inachtneming van artikel 22c van de wet. Indien het een verzoek tot overplaatsing van de jeugdige betreft, neemt de selectiefunctionaris zijn besluit tevens met inachtneming van de voordracht dan wel het advies van de directeur en de stukken die bij die voordracht of dat advies zijn gevoegd.

Paragraaf 6. Opname in een ziekenhuis, dan wel een andere instelling

Artikel 11

  • 1 Indien overbrenging naar een psychiatrisch ziekenhuis, bedoeld in artikel 12, achtste lid, van de wet, geïndiceerd is, dient de directeur van de inrichting waar de jeugdige verblijft, na overleg met een psychiater, een daartoe strekkend advies in bij de selectiefunctionaris.

  • 2 Het advies van de directeur gaat vergezeld van:

    • a. een schriftelijk advies van het psycho-medisch overleg dan wel een schriftelijk advies van een gedragsdeskundige betreffende de psychiatrische dan wel psychische problematiek van de jeugdige en de wenselijkheid van opname,

    • b. een recent perspectiefplan,

    • c. een inschatting van het risico van onttrekking aan het toezicht door de jeugdige bij een eventuele opname,

    • d. een instemming van het openbaar ministerie indien het een voorlopige gehechte jeugdige betreft.

  • 3 De selectiefunctionaris beslist op grond van de beschikbare informatie, genoemd in het tweede lid, over de overbrenging naar een psychiatrisch ziekenhuis.

  • 4 De jeugdige blijft gedurende het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis administratief ingeschreven in de inrichting van herkomst.

  • 5 De inrichting waar de jeugdige administratief is ingeschreven, volgt gedurende het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis het behandelingsverloop en treedt als aanspreekpunt op bij bijzonderheden en incidenten.

  • 6 De jeugdige kan in het kader van de behandeling, met instemming van de selectiefunctionaris, een dagbehandeling volgen. De directeur van de inrichting waar de jeugdige administratief is ingeschreven, pleegt hieromtrent overleg met de selectiefunctionaris. Het tweede lid, onder d, is van overeenkomstige toepassing. Voorwaarde voor plaatsing is dat voorzien is in de noodzakelijke kosten van bestaan.

Artikel 12

  • 2 Indien de overbrenging een voorlopig gehechte jeugdige betreft, dan wel bij het vonnis een executie-indicator is gegeven, vraagt de directeur toestemming aan het openbaar ministerie. Indien de overbrenging een jeugdige betreft die met toepassing van artikel 6.2.2, tweede lid, van de Jeugdwet in een inrichting is geplaatst, overlegt de directeur met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 3 Indien het verblijf in een ziekenhuis dan wel een andere instelling zonder toezicht, gelet op het risico van onttrekking aan het toezicht door de jeugdige, onverantwoord is, treft de directeur maatregelen welke noodzakelijk zijn voor de bewaking van de jeugdige. De directeur maakt hierover in een zo vroeg mogelijk stadium afspraken over met de directie van het ziekenhuis.

  • 4 De inrichting van herkomst volgt gedurende het verblijf in het ziekenhuis dan wel een andere instelling het behandelingsverloop en treedt als aanspreekpunt op bij eventuele bijzonderheden en incidenten.

  • 5 Indien spoedeisende medische zorg geboden is, kan afgeweken worden van de in dit artikel gestelde procedure. De directeur vraagt in dat geval achteraf toestemming aan het openbaar ministerie of overlegt met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 6 De directeur meldt de plaatsing in het ziekenhuis dan wel in een andere instelling en de beëindiging van die plaatsing aan de selectiefunctionaris. De beëindiging van de plaatsing wordt tevens gemeld aan de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals