Middelenvereiste
Inkomsten uit arbeid in loondienst
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig
en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
-
• een kopie van de arbeidsovereenkomst;
-
• een recente werkgeversverklaring (niet ouder dan drie maanden, voorzien van datum,
handtekening en firmastempel van de werkgever), in de vorm van een volledig ingevuld
en ondertekend model of in de vorm van een verklaring waarin dezelfde inlichtingen
als dit model zijn opgenomen; en
-
• kopieën van loonspecificaties over de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag (tenzij
de werkzaamheden op grond van de arbeidsovereenkomst minder dan drie maanden geleden
zijn aangevangen).
Voor zover relevant beschouwt de IND ten aanzien van het arbeidsverleden als bewijsmiddel
waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende
middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
-
• kopieën van arbeids- of uitzendovereenkomsten van het jaar dan wel de drie jaren (in
geval van toetsing aan respectievelijk artikel 3.24b VV dan wel artikel 3.75, derde lid, Vb) voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag;
-
• kopieën van jaaropgaven over het jaar dan wel de drie jaren (in geval van toetsing
aan respectievelijk artikel 3.24b VV dan wel artikel 3.75, derde lid, Vb) voorafgaand
aan de datum van indiening van de aanvraag; en
-
• (voor zover van toepassing) uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie
jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de middelen van bestaan
als bedoeld in artikel 3.24b VV nog zes maanden beschikbaar zijn, een verklaring van
de werkgever (bijvoorbeeld het uitzendbureau).
Inkomsten uit arbeid als zelfstandige
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig
en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:
-
• een recent uittreksel van de inschrijving van de onderneming of vestiging in het handelsregister
(tenzij inschrijving niet mogelijk is); en
-
• een verklaring inkomen ondernemer, volledig ingevuld door:
-
− een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur,
een College Belastingadviseur of een administrateur met een beconnummer van de Belastingdienst;
-
− ondertekend door zowel de administrateur als door de ondernemer zelf; en
-
− voorzien van de bijbehorende bijlagen.
De IND beschouwt als aanvullend bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling
zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als
zelfstandige:
Inkomsten uit inkomensvervangende uitkering
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig
en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit (een) inkomensvervangende
uitkering(en):
Inkomsten uit eigen vermogen
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig
en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit eigen vermogen de volgende
bescheiden:
-
• de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
-
• de meest recente voorlopige aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
-
• de meest recente opgave van het inkomen aan de Belastingdienst; en
-
• bescheiden waaruit het eigen vermogen blijkt op het moment van de indiening van de
aanvraag.
Inkomsten uit overige bronnen
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig
en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit overige bronnen:
Geldig document voor grensoverschrijding
De IND beschouwt een geldig – door Nederland erkend – paspoort als bewijsmiddel dat
de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding waaruit
zijn identiteit en nationaliteit blijkt.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat niet over een geldig document voor grensoverschrijding
kan worden beschikt door de vreemdeling, een schriftelijke verklaring van de autoriteiten
van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is waarin wordt gemotiveerd waarom de
vreemdeling niet (meer) in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding.
Als de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig paspoort en heeft aangetoond
dat hij niet (meer) in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort, beschouwt
de IND aanvullende gegevens en bescheiden als bewijsmiddel waaruit zijn identiteit
en nationaliteit moet blijken.
Tbc-onderzoek
De IND beschouwt een ingevulde en ondertekende ‘intentieverklaring tbc-onderzoek’
als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zich bereid verklaart een
medisch onderzoek en eventuele behandeling van tbc te ondergaan.
Openbare orde
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken of de vreemdeling van 12 jaar
of ouder strafbare feiten heeft begaan:
-
• een door de vreemdeling ingevuld en ondertekend vastgesteld formulier ‘Antecedentenverklaring’;
of
-
• als de vreemdeling de ‘Antecedentenverklaring’ niet wil of kan ondertekenen, relevante
gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat er antecedenten zijn.
De IND beschouwt als bewijsmiddel voor het bepalen van het moment waarop een opgelegde
sanctie ten uitvoer is gelegd en de aanvang van de (maximale) termijn waarbinnen antecedenten
kunnen worden tegengeworpen gegevens en bescheiden die zien op:
-
• het moment van invrijheidsstelling;
-
• voltooiing van de taakstraf; of
-
• betaling van het opgelegde bedrag.
De IND beschouwt een door de vreemdeling overgelegd gewaarmerkt afschrift van het
buitenlandse strafvonnis als bewijsmiddel voor de toepassing van de glijdende schaal.
Basisexamen inburgering buitenland
De IND beschouwt een op naam van de vreemdeling gestelde uitslagbrief van Dienst Uitvoering
Onderwijs (DUO) met de verklaring dat de vreemdeling het basisexamen inburgering met
goed gevolg heeft afgelegd als bewijsmiddel dat het basisexamen met goed gevolg is
afgelegd; dit examen is een jaar geldig na de datum van de uitslagbrief waarin is
opgenomen dat het laatste examenonderdeel is behaald. Als het basisexamen vóór 1 november
2014 is afgelegd, dan heeft de vreemdeling de uitslagbrief van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken ontvangen.
De IND beschouwt conform de Wet inburgering en het Besluit inburgering als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is vrijgesteld van het
afleggen van het basisexamen inburgering:
-
• een op wettelijke basis uitgereikt Nederlands diploma of getuigschrift van afronding
van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger beroepsonderwijs, algemeen
voortgezet onderwijs, of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2, na onderwijs
te hebben gevolgd in de Nederlandse taal;
-
• een met een van de hierboven genoemde diploma’s of getuigschriften vergelijkbaar diploma
of ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België of Suriname,
mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal;
-
• een diploma, certificaat of ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs
in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaçao of Sint
Maarten, waaruit blijkt dat een bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aangewezen opleiding is afgerond, mits een voldoende behaald is voor
het vak Nederlandse taal;
-
• een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school bedoeld in het Statuut
van de Europese school (Trb. 1957, 246), voor zover dat baccalaureaat het vak Nederlands
als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald;
-
• het getuigschrift International Baccalaureate Middle Years certificate, International
General Certificate of Secondary Education of Internationaal Baccalaureaat, als daartoe
een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal baccalaureaat
met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor dat vak een voldoende is behaald;
-
• het inburgeringsdiploma van de Wet inburgering;
-
• het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten
in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430);
-
• een certificaat Inburgering in het kader van de Wet inburgering nieuwkomers en bijbehorende verklaring van het ROC waaruit blijkt dat voor de onderdelen ‘luisteren’,
‘spreken’, ‘lezen’ en ‘schrijven’ ten minste NT2 niveau 2 is behaald en voor het onderdeel
Maatschappij Oriëntatie 80% als die toets is afgelegd na 31 augustus 2001 respectievelijk
85% als de toets voor 1 september 2001 is afgelegd;
-
• een Certificaat Inburgering Oudkomers van de Regeling certificaat inburgering oudkomers,
waaruit blijkt dat voor de onderdelen ‘luisteren’, ‘spreken’, ‘lezen’ en ‘schrijven’
niveau NT2-2 is behaald;
-
• een document ‘Korte Vrijstellingstoets’ bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Besluit inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013, waaruit blijkt dat aanvrager niveau B1 van
het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald;
-
• een kopie van het besluit waaruit blijkt dat de vaststelling van een inburgeringsprogramma
achterwege wordt gelaten, omdat een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg is afgelegd.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden
van het basisexamen niet behoeven te worden behaald, het certificaat, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, alsmede de verklaring van het regionaal opleidingencentrum op grond waarvan dat
certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel
Nederlands als tweede taal ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands
als Tweede Taal is behaald.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de kennis van de Nederlandse samenleving van
het basisexamen niet behoeft te worden behaald, het certificaat, bedoeld in artikel
13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, alsmede de verklaring van het
regionaal opleidingencentrum op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien
uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie is behaald
het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, of een score van de MO-Profieltoets van ten minste: 85%, indien die toets is afgelegd
voor 1 september 2001, respectievelijk 80%, indien die toets is afgelegd na 31 augustus
2001.
De IND beschouwt als bewijsmiddel voor het vereiste dat voor het vak Nederlands een
voldoende is behaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst, waaruit
blijkt dat voor Nederlands een voldoende is behaald.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, dat de vreemdeling is vrijgesteld van het afleggen
van het basisexamen inburgering:
-
• een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II.
-
• een uittreksel van de Basisregistratie personen (BRP) of een daaraan voorafgaande
bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat de
vreemdeling ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was
in Nederland.
De IND beschouwt als bewijsmiddel ter onderbouwing van het beroep op bijzondere individuele
omstandigheden:
-
• bescheiden waaruit blijkt dat de vreemdeling inspanningen heeft geleverd die in redelijkheid
kunnen worden gevergd om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen.
Dit kan onder meer blijken uit het één of meermalen afleggen van het basisexamen inburgering,
waarbij een positief resultaat is behaald voor het onderdeel Spreekvaardigheid en
de toets Kennis van de Nederlandse Samenleving, maar geen positief resultaat is behaald
voor het onderdeel Leesvaardigheid. Een afschrift van deze resultaten voegt de vreemdeling
bij de mvv-aanvraag;
-
• bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden
aan de hand waarvan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oordeelt of de
vreemdeling bij handhaving van de verplichting om het basisexamen inburgering met
goed gevolg af te leggen, onmogelijk of uiterst moeilijk zijn recht op gezinshereniging
kan uitoefenen; en
een kopie van het vragenformulier dat is ingevuld en ondertekend door een door het
hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen
arts, in het geval van medische omstandigheden (bijlage 19 VV).