Artikel 1.
Voor de overtredingen van voorschriften gesteld bij artikel 5, 6, 7 en 8, bedraagt het basisbedrag van de boete € 87 125 (vast tarief). Voor de overtredingen van voorschriften gesteld bij artikel 9, eerste en tweede lid, bedraagt het basisbedrag van de boete € 5 445 (vast tarief)
Artikel 2.
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in artikel 1 is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie I: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal minder dan € 9 075 604: factor 1;
Categorie II: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 9 075 604 maar minder dan € 45 378 022: factor 2;
Categorie III: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 022 maar minder dan € 226 890 108: factor 3;
Categorie IV: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 226 890 108 maar minder dan € 453 780 216 : factor 4;
Categorie V: bedrijfstakpensioenfondsen met een balanstotaal van meer dan € 453 780 216: factor 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het basisbedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan De Nederlandsche Bank beschikbaar zijn gesteld, kan De Nederlandsche Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.