Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

Geraadpleegd op 30-10-2024.
Geldend van 05-04-2009 t/m heden

Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

De Minister van Financiën;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 3, 5 en 8 van de Wet financiering decentrale overheden,

Besluit:

Artikel 1

In deze ministeriële regeling wordt verstaan onder:

a. Het bedrag aan renteherziening:

Het bedrag aan leningen die een onderdeel vormen van de vaste schuld, gesaldeerd met verstrekte geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, waarvan op grond van de leningvoorwaarden de rente in het lopende kalenderjaar op basis van de leningvoorwaarden eenzijdig door de tegenpartij kan worden herzien.

b. Het bedrag aan herfinanciering:

Het bedrag aan nieuwe leningen in een jaar met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, gesaldeerd met nieuw verstrekte leningen voor zover dezelfde rentetypische looptijd, voor zover dit het bedrag van de verplicht afgeloste leningen niet overstijgt.

c. De wet:

De Wet financiering decentrale overheden.

Artikel 2

  • 1 Voor de openbare lichamen wordt het percentage, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet als volgt vastgesteld:

    • a. voor de provincies: 7,0%;

    • b. voor de gemeenten: 8,5%;

    • c. voor de waterschappen: 23%;

    • d. voor de gemeenschappelijke regelingen: 8,2%.

  • 2 Voor de openbare lichamen wordt het in artikel 5 van de wet genoemde percentage als volgt vastgesteld:

    • a. voor de provincies: 20%;

    • b. voor de gemeenten: 20%;

    • c. voor de waterschappen: 30%;

    • d. voor de gemeenschappelijke regelingen: 20%.

  • 3 Voor de renterisiconorm geldt een minimumbedrag van 2.500.000 euro.

Artikel 3

Het renterisico op de vaste schuld in een jaar wordt als volgt berekend: de som van het bedrag aan herfinanciering en het bedrag aan renteherziening op de vaste schuld.

Artikel 4

  • 1 De openbare lichamen zenden aan de toezichthouder

    • a. Jaarlijks tezamen met het jaarverslag een opgave van:

      • 1°. Het begrotingstotaal bij aanvang van het voorgaande jaar en het komende jaar;

      • 2°. De kasgeldlimiet bij aanvang van het voorgaande jaar;

      • 3°. De gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het voorgaande jaar;

      • 4°. De renterisiconorm bij aanvang van het komende jaar;

      • 5°. Het renterisico op de vaste schuld over de komende vier jaren.

  • 2 De openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, lid a, van de wet zenden aan het Centraal bureau voor de statistiek driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze.

  • 3 Een openbaar lichaam kan toezending van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde gegevens aan de toezichthouder achterwege laten, indien de kasgeldlimiet van deze openbare lichamen gelijk is aan het wettelijke minimumbedrag.

Artikel 5

Het Centraal Bureau voor de Statistiek zendt iedere drie maanden voor het einde van het eerstvolgende kwartaal verzamelopgaven van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens aan Onze Minister van Financiën.

Artikel 6

De opgaven bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden verstrekt overeenkomstig de als bijlage bij deze regeling gevoegde modelstaten.

Artikel 7

  • 1 Gedurende het jaar van inwerkingtreding van de wet, mag een openbaar lichaam in overleg met de toezichthouder stapsgewijs het nieuwe percentage van de kasgeldlimiet, als bedoeld in artikel 3 van de wet, eerste lid, bereiken.

  • 2 Gedurende het jaar van inwerkingtreding van de wet, is, in afwijking van artikel 2, tweede lid, een percentage van de renterisiconorm van 30% van toepassing.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

De

Minister

van Financiën,

G. Zalm

Bijlage

Modelstaat A

  • Liquiditeitspositie over het ..... kwartaal van het jaar .....

  • Van de decentrale overheid:

    Provincie .....

    Gemeente .....

    Waterschap .....

    Gemeenschappelijke regeling .....

  • In de provincie: .....

Toelichting: liquiditeitspositie in relatie tot kasgeldlimiet

De modelstaten A over de kwartalen van het voorafgaande jaar worden normaliter eenmaal per jaar als onderdeel van de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag naar de toezichthouder verzonden. De liquiditeitspositie heeft betrekking op de financiering met een rentetypische looptijd van korter dan een jaar. Een derivaat kan daarbij de looptijd van de financiering veranderen. Zo kan een derivaat vaste schuld omzetten in een korte schuld met variabele rente. De liquiditeitspositie is het saldo van (a) de vlottende of korte schulden, zoals schulden in rekening-courant en in bewaring zijnde kasgelden van derden en (b) de vlottende middelen zoals kasgelden en tegoeden in rekening-courant. De liquiditeitspositie heeft betrekking op het gehele openbaar lichaam, alsmede op de gemeentelijke kredietbank en op diensten zoals het grondbedrijf, exclusief interne schuldverhoudingen. De gemiddelde liquiditeitspositie van de drie kwartaalmaanden wordt getoetst aan het bedrag van de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet heeft betrekking op het totaal van de begroting van het lopende jaar naar de stand van 1 januari. Als de gemiddelde liquiditeitspositie van drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt, dan dient de betrokken decentrale overheid de drie kwartaalrapportages toe te zenden aan de toezichthouder, met daarbij een plan om weer te voldoen aan de kasgeldlimiet.

Berekening (bedragen x € 1.000)

Stappen (1–4)

(1) Vlottende schuld

(2) Vlottende middelen

(3) Netto vlottend (+) of Overschot middelen (–)

(1) – (2) = (3)

     

ultimo maand 1

     

ultimo maand 2

     

ultimo maand 3

     
       

(4) gemiddelde van (3)

     
       

Stappen (5–9)

Variabelen

Bedragen

     

(5)

kasgeldlimiet

 

(6a) = (5>4)

ruimte onder de kasgeldlimiet

 

(6b) = (4>5)

overschrijding van de kasgeldlimiet

 
     

Berekening kasgeldlimiet (5)

   
     

(7)

Begrotingstotaal

 

(8)

Percentage regeling

 
     

(5) = (7) x (8) / 100

Kasgeldlimiet

 

Modelstaat B

  • Renterisico vaste schuld over de jaren .....

  • Van de decentrale overheid:

    Provincie .....

    Gemeente .....

    Waterschap .....

    Gemeenschappelijke regeling .....

  • In de provincie: .....

Toelichting: renterisico vaste schuld in relatie tot renterisiconorm

Modelstaat B wordt eenmaal per jaar als onderdeel van de financierings-paragraaf bij de begroting en het jaarverslag naar de toezichthouder verzonden. Op deze staat wordt over het renterisico van de komende vier jaren gerapporteerd. Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico heeft betrekking op het gehele openbaar lichaam, op de gemeentelijke kredietbank en op diensten zoals het grondbedrijf. Het renterisico wordt getoetst aan het bedrag van de renterisiconorm. De renterisiconorm heeft betrekking op het totaal van de begroting van uitsluitend het komende jaar. Het komende jaar is jaar T in de tabel hierna.

Berekening (bedragen x € 1.000)

Stap

Variabelen Renterisico(norm)

Jaar T:

Jaar T+1:

Jaar T+2:

Jaar T+3:

(1)

Renteherzieningen

       

(2)

Aflossingen

       
           

(3)

Renterisico (1+2)

       
           

(4)

Renterisiconorm

       
           

(5a) = (4>3 )

Ruimte onder renterisiconorm

       

(5b) = (3>4)

Overschrijding renterisiconorm

       
           
 

Renterisiconorm

       
           

Berekening

Begrotingstotaal jaar T

       

(4a)

Percentage

       

(4b)

Regeling

       
           
 

Renterisiconorm (van alleen jaar T)

       
           

(4) = (4a x 4b/100)