Meldingsregeling milieu-investeringsaftrek 2001

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 14-05-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Artikel 2

  • 1 De aanmelding, bedoeld in artikel 3.42a, zevende lid, van de wet, van de aangegane verplichtingen of de gemaakte voortbrengingskosten ter zake van een bedrijfsmiddel als bedoeld in de bijlage 1 van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen moet binnen een termijn van drie maanden plaats vinden. Deze termijn vangt aan:

    • a. met betrekking tot verplichtingen: bij het aangaan van de verplichting;

    • b. met betrekking tot voortbrengingskosten: bij de aanvang van het kalenderkwartaal volgend op dat waarin de kosten zijn gemaakt of, ingeval het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de voortbrengingskosten zijn gemaakt in het kalenderkwartaal in gebruik is genomen, bij ingebruikneming van het bedrijfsmiddel.

  • 2 Ingeval artikel 3.52, eerste lid, onderdeel b, van de wet toepassing vindt, vangt met betrekking tot voortbrengingskosten de termijn aan bij de inwerkingtreding van de ministeriële regeling indien dat leidt tot een aanmelding op een eerder tijdstip dan op grond van het eerste lid.

Artikel 3

  • 1 De aanmelding van de aangegane verplichtingen en de gemaakte voortbrengingskosten vindt uitsluitend plaats langs de daartoe door de Minister van Economische Zaken en Klimaat geopende elektronische weg.

  • 2 De aanmelding wordt gedaan voor aangegane verplichtingen en gemaakte voortbrengingskosten die per melding samen ten minste € 2.500 bedragen.

Artikel 3a

  • 1 Een advies als bedoeld in artikel 3.42a, vierde lid, van de wet (milieu-advies) omvat tenminste:

    • a een overzicht van de grond- en hulpstoffen, processen, producten en emissies, gebruikt in of voortgebracht in het in onderdeel a van dat artikellid bedoelde object;

    • b een gespecificeerde opgave van:

      • voor de onderneming nieuwe en economisch haalbare technieken en methoden om de emissies veroorzaakt door bestaande en toekomstige activiteiten in dat object te verminderen, alsmede van de omvang van de vermindering; en

      • voor de onderneming nieuwe en economische haalbare technieken en methoden om de milieubelasting van processen of producten te verminderen;

    • c een overzicht van de als gevolg van de uitvoering van het advies noodzakelijke organisatorische en administratieve aanpassingen in de bedrijfsvoering; en

    • d een raming van het bedrag van de voor de uitvoering van het advies te maken investeringskosten en overige kosten en van de te verwachten baten.

  • 2 Een milieu-advies wordt slechts in aanmerking genomen indien:

    • a. de milieu-investering waarop het advies betrekking heeft, plaatsvindt binnen 24 maanden na het tijdstip waarop de opdracht tot het advies is verstrekt;

    • b. de milieu-investering aanbevolen is in het advies; en

    • c. de kosten van het advies niet tevens worden toegerekend aan andere milieu-investeringen.

  • 4 Bij een gecombineerd milieu- en energie-advies wordt 50% van de totale advieskosten toegerekend aan het milieu-advies.

Artikel 3b

  • 1 De verklaring van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bedoeld in artikel 3.42a, eerste lid, van de wet, vermeldt in welke aangewezen bedrijfsmiddelen of onderdelen is geïnvesteerd alsmede het bedrag van de investering.

  • 2 Het verzoek om een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan bij de aanmelding, bedoeld in de artikelen 2 en 3.

  • 3 De belastingplichtige overlegt ten behoeve van het verstrekken van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, indien de Minister van Infrastructuur en Waterstaat daarom verzoekt, vergunningen, certificaten of andere voor de verklaring benodigde informatie.

Artikel 3c

  • 1 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan de in artikel 3b bedoelde verklaring intrekken op verzoek van de belastingplichtige, dan wel wijzigen of intrekken indien de door of namens de belastingplichtige verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig zijn geweest dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend zouden zijn geweest. Onjuistheid of onvolledigheid van gegevens of bescheiden die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kunnen geen grond opleveren voor wijziging of intrekking van een verklaring.

  • 2 De bevoegdheid tot het intrekken of wijzigen van een verklaring ingevolge het eerste lid vervalt door verloop van vijf jaren na de dagtekening van de verklaring.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Meldingsregeling milieu-investeringsaftrek 2001.