De Minister van Justitie,
in overeenstemming, voor zoveel nodig, met zijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken,
Defensie en Financiën,
Gelet op de artikelen 6, eerste lid, 9, derde lid, 14, 20, 24, tweede lid, 25, tweede lid, 28, 33, 42, vierde lid, 47, eerste lid, onder c, 50, vierde lid, 55, eerste lid, 56. eerste lid, 59, 62, vierde lid, en 63, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Stb. 2000, 495) en de artikelen 1.4, 2.2, eerste lid, 2.3, derde lid, onder a en b, 2.4, derde lid, zesde lid onder a, en achtste lid, 2.6, zesde lid, 2.7, vijfde lid, 2.11, derde lid, 3.1, 3.4, vierde lid, 3.12, derde lid, 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.29, derde lid, 3.31, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, 3.43, vierde lid, 3.44, tweede lid, 3.74, onder b en c, 3.75, vierde lid, 3.77, vierde lid, 3.79, tweede lid, 3.86, negende lid, 3.99, eerste lid, 3.108, eerste en tweede lid, 3.110, tweede lid, 4.2, tweede en vierde lid, 4.9, onder a, 4.11 eerste lid, onder a, 4.15, tweede lid, 4.21, eerste lid, onder a, b en c, 4.29, derde lid, 4.36, 4.38, 4.51, tweede lid, 5.5, eerste en tweede lid, 6.1, 6.2, 8.1 en 8.2 van het Vreemdelingenbesluit (Stb. 2000, 497),
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Afdeling 1. Definitiebepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
het Besluit: het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
b.
EVRM: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
-
c.
de BRP: de basisregistratie personen;
-
d.
vervolging: vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag;
-
e.
ernstige schade: daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet en artikel 15 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van
13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of
staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme
status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire
bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011
L 337);
-
f.
Terugtrekkingsakkoord: het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
2019/C 384 I/01 van 12 november 2019.
Ter uitvoering van een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar de buitengrenzen,
wordt onder 'Nederland' in de artikelen 4.7 en 4.8 mede verstaan het grondgebied van andere bij dat verdrag aangesloten landen waarover
de werking van dat verdrag zich uitstrekt.
Voorzover uit een wettelijk voorschrift niet anders voortvloeit, worden de bevoegdheden
genoemd in deze regeling uitgeoefend namens de Minister. Bij de uitoefening van deze
bevoegdheden worden de algemene en bijzondere aanwijzingen van de Minister in acht
genomen.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor
arbeid als kennismigrant of voor een overplaatsing binnen een onderneming, draagt
er zorg voor dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld
van de relevante regelgeving.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland
verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:
-
a. op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;
-
b. het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
-
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door
een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;
-
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld
van de relevante regelgeving;
-
e. hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen
houden;
-
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het
verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;
-
g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten;
-
h. hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt
Misbruik au pairs, en
-
i. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen
hiervan passende maatregelen treft.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als uitwisselingsjongere,
niet zijnde een au pair, in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor
dat:
-
a. indien sprake is van verblijf in een gastgezin er op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld
tussen de vreemdeling en het gastgezin;
-
b. de vreemdeling en, indien sprake is van verblijf in een gastgezin het gastgezin op
zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
-
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door
een gastgezin plaatsing in dit gastgezin achterwege blijft;
-
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld
van de relevante regelgeving;
-
e. hij zich ervan vergewist dat de vreemdeling zich aan de verplichtingen houdt;
-
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende zijn
verblijf;
-
g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten,
en
-
h. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen
hiervan passende maatregelen treft.
Artikel 1.7
[Vervallen per 01-01-2014]
De referent van een vreemdeling die in Nederland wil verblijven voor studie in het
hoger onderwijs draagt er zorg voor dat alleen studenten worden geworven die toelaatbaar
tot de opleiding zijn en dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte
wordt gesteld van de relevante regelgeving.
-
1 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil
verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling voortgezet onderwijs
volgt of wil volgen, die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, en die:
-
a. door de Internationale Baccalaureaat Organisatie geaccrediteerd is;
-
b. het Internationale Baccalaureaat diplomaprogramma aanbiedt, en
-
c. deel uitmaakt van een internationale organisatie, waarbij een uitwisseling van leerlingen
over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke
comités van deze internationale organisatie, of die zijn leerlingen in een internaat
plaatst.
-
2 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil
verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling middelbaar beroepsonderwijs
volgt of wil volgen die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de wet, en die is aangesloten bij de Gedragscode internationale student middelbaar beroepsonderwijs
niveau 4 en is opgenomen in het daarbij behorende register.
Als referent van een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie verricht of wil verrrichten kan slechts optreden:
-
a. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid, of
-
b. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie die deel uitmaakt van een organisatie
die rechtspersoonlijkheid heeft.
Paragraaf 2. Erkenning als referent
De aanvrager om erkenning als referent die niet op grond van de Handelsregisterwet 2007 inschrijvingsplichtig is en niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, verstrekt bij de aanvraag de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats,
de nationaliteit, het burgerservicenummer en de functie van iedere bestuurder van
de onderneming of rechtspersoon.
-
3 Indien de aanvrager een vestiging van een onderneming betreft die onderdeel uitmaakt
van een buitenlandse onderneming, kan de aanvrager, in afwijking van het eerste en
tweede lid, de continuïteit en solvabiliteit aantonen door een verklaring van bekendheid
van de Netherlands Foreign Investment Agency van het Ministerie van Economische Zaken
over te leggen.
-
4 Indien er naar het oordeel van de Minister of de Minister van Economische Zaken twijfel
bestaat of de continuïteit en solvabiliteit voldoende zijn gewaarborgd verstrekt de
aanvrager, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid:
-
a. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die nog geen anderhalf jaar bestaat
of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan;
-
b. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan anderhalf jaar maar
korter dan drie jaar bestaat of langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar
bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan en de beschikbare, door een
onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen en geverifieerde exploitatieprognoses
en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten;
-
c. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan drie jaar bestaat
of langer dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht, door een onafhankelijke
partij geverifieerde jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren en geverifieerde exploitatieprognoses
en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten.
-
5 Voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming voldoende
zijn gewaarborgd, worden de bewijsmiddelen, bedoeld in het tweede en vierde lid, ter
advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
-
6 Indien de aanvrager om erkenning als referent in het kader van uitwisseling van au
pairs een uitwisselingsorganisatie betreft die is gevestigd in een andere lidstaat
van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, is een verklaring die vergelijkbaar
is met de verklaring, bedoeld in het eerste lid, vereist, voor zover die in de betreffende
lidstaat verkrijgbaar is. Indien een vergelijkbare verklaring niet verkrijgbaar is,
toont de aanvrager op andere wijze de continuïteit en solvabiliteit aan.
De erkenning als referent kan worden ingetrokken indien:
-
a. er in de afgelopen drie jaar ten behoeve van een vreemdeling geen machtiging tot voorlopig
verblijf of een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, en
-
b. er geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt.
Hoofdstuk 1a. Nationale visa
-
3 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste
lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol
bij de op 12 september 2963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie
tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70)
of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende
de ontwikkeling van de Associatie, een bedrag van € 46 verschuldigd.
-
1 Als luchthavens, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit, zijn aangewezen:
-
a. de luchthavens die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, en
-
b. de luchthavens, vanaf welke vluchten vertrekken voor het vervoer van personen in
het ongeregeld vervoer, als bedoeld in het Besluit Vracht- en overige vluchten van de Minister van Infrastructuur en Milieu, met uitzondering van de vluchten die
door onze Minister door tussenkomst van de Minister van Infrastructuur en Milieu van
de verplichting tot het maken van een afbeelding zijn ontheven.
-
2 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit voor één of meer vervoerders vanaf één of meer van de in het eerste lid, onder a,
genoemde luchthavens tijdelijk worden opgeschort.
-
3 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit van toepassing zijn op één of meer vervoerders door wiens tussenkomst de aanvoer
van niet- of onvoldoende gedocumenteerde vreemdelingen op korte termijn vanaf een
bepaalde, niet in het eerste lid, onder a, genoemde luchthaven aanzienlijk is toegenomen.
-
1 De vervoerder, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, van het Besluit, verzamelt de passagiersgegevens, bedoeld in artikel 2.2a, derde lid, van het Besluit,
ten aanzien van alle passagiers die hij naar een luchthaven in Nederland vervoert
vanaf een luchthaven die niet in de Europese Unie of een land dat betrokken is bij
de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis gelegen is.
-
3 De ingevolge het tweede lid te zenden gegevens worden verzonden in een bericht met
de structuur die is gebaseerd op de vanwege de Economische Commissie voor Europa van
de Verenigde Naties vastgestelde indeling voor elektronische gegevensuitwisseling
voor overheid, handel en vervoer, gepubliceerd onder de titel: Electronic Data Interchange
For Administration, Commerce and Transport (EDIFACT) Passenger List Message (PAXLST).
Als de categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, onder b, van het Besluit zijn aangewezen de vreemdelingen die behoren tot een van de categorieën, opgenomen
in bijlage 3 bij deze regeling, voor zover de vreemdeling:
-
a. voldoet aan de voor hem gestelde voorwaarden, en
-
b. zich naar Nederland begeeft voor een tijdsduur of doel als aangegeven bij die categorie.
Artikel 2.5
[Vervallen per 01-08-2007]
Artikel 2.7
[Vervallen per 01-08-2007]
Artikel 2.8
[Vervallen per 01-08-2007]
Voor de ondertekening door een daartoe solvabele derde van de garantverklaring, bedoeld
in artikel 2.11, derde lid, van het Besluit, wordt bij het verlenen van toegang aan:
-
a. een zeeman of meerdere zeelieden gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6a onderscheidenlijk als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd;
-
b. een andere vreemdeling gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.
-
1 De ambtenaren, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a en b, dan wel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, zijn bevoegd een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel terugkeervisum in te
trekken dan wel te annuleren op de gronden en in de gevallen, bedoeld in artikel 2m, derde en vierde lid, van de Wet.
-
3 De bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten
de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voort te zetten in overeenstemming
met artikel 6a van de Wet.
-
4 De oplegging of opheffing van de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet, met toepassing van artikel 6, zesde lid, van de Wet vindt plaats door de bevoegde
ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Afdeling 1. Bescheiden rechtmatig verblijf
-
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en schriftelijke verklaringen, waarbij
het vastgestelde model van dat document of die schriftelijke verklaring wordt aangegeven:
-
a. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet: het document I van het model dat als bijlage 7a bij deze regeling is gevoegd of een schriftelijke verklaring, waaruit volgt dat een
onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht
op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Besluit geniet, dat als bijlage 7a2 en bijlage 7a3 bij deze regeling is gevoegd;
-
b. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet:
het document II van het model dat als bijlage 7b bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond
van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Wet;
-
c. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet: het document III van het model dat als bijlage 7c bij deze regeling is gevoegd;
-
d. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet:
het document IV van het model dat als bijlage 7d bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond
van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Wet, en
-
e. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder b en d, van de Wet: het document V van het model dat als bijlage 7d2 bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond
van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a van de Wet.
-
2 De beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, wordt verleend, wordt vermeld op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld
in het eerste lid, onder a.
-
3 Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b,
c, d en e, wordt de aantekening gesteld ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.
Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder a,
wordt de aantekening gesteld:
-
a. ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’;
-
b. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;
-
c. ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid in loondienst niet toegestaan’;
-
d. ‘Arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;
-
e. ‘TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;
-
f. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;
-
g. ‘Arbeid als kennismigrant en zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met
TWV’;
-
h. ‘Arbeid als houder van de Europese blauwe kaart en zelfstandige toegestaan, andere
arbeid toegestaan met TWV’;
-
i. ‘Arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV’;
-
j. Arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV;
-
k. ‘Arbeid toegestaan, TWV alleen gedurende eerste 12 maanden vereist’;
-
l. ‘Arbeid niet toegestaan’;
-
m. ‘arbeid toegestaan conform aanvullend document’;
-
n. ‘arbeid wegens overplaatsing binnen een onderneming en arbeid als zelfstandige toegestaan,
andere arbeid toegestaan met TWV;’
-
o. ‘TWV niet vereist voor incidentele arbeid in het kader van WHP/WHS, andere arbeid
niet toegestaan’;
-
p. arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist.
-
5 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn ingevolge artikel 4.21, eerste lid, onder a, van het Besluit tevens vastgesteld als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit
en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld
in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet. Voor de schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt dat
deze enkel in combinatie met een geldig grensoverschrijdend document wordt beschouwd
als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke
positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet.
-
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde
model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
-
a. voor gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende of als
grensarbeider verblijven: de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen
van het model dat als bijlage 7h bij deze regeling is gevoegd;
-
b. voor gemeenschapsonderdanen, niet zijnde onderdanen van een staat die partij is bij
het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en
de Zwitserse Bondsstaat, en voor gemeenschapsonderdanen die werkzaamheden in loondienst
verrichten waarvan de te verwachten duur meer dan zes maanden maar minder dan een
jaar bedraagt: het document I van het model, dat als bijlage 7a bij deze regeling is gevoegd;
-
c. voor vreemdelingen die hun rechtmatig verblijf ontlenen aan het Terugtrekkingsakkoord:
de documenten ‘Terugtrekkingsakkoord’ van de modellen die als bijlage 7e2, 7e3 en 7e4 bij deze regeling zijn gevoegd, en;
-
d. voor de overige gemeenschapsonderdanen: het document EU/EER van het model dat als
bijlage 7e bij deze regeling is gevoegd.
Artikel 3.2a
[Vervallen per 01-01-2020]
-
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f tot en met h, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde
model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
-
a. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke beslissing
omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet: het document W van het model dat als bijlage 7f bij deze regeling is gevoegd;
-
b. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of rechterlijke uitspraak
omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of wijziging
van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en in het verleden een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning als
bedoeld in artikel 28 van de Wet hebben ingediend: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
-
c. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van de beslissing op een aanvraag tot het
verlengen van de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning: de sticker Verblijfsaantekeningen
Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het derde lid;
-
d. voor overige vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke
uitspraak omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of
wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en waarbij naar oordeel van de Minister sprake is van zeer bijzondere omstandigheden:
het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
-
e. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f of g, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vierde
lid, en
-
f. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder h, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Vervolgprocedures van het model dat als bijlage 7i bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vijfde
lid;
-
g. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder m, van de Wet: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd.
-
3 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder c, luidt: ‘verlenging aangevraagd
voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14 Vw 2000 op (datum). TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits
TWV is verleend. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag
is beslist’.
-
4 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder e, luidt: 'aanvraag ingediend/verlenging
aangevraagd voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14/20/33/45a Vw 2000 op (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist.
Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag is beslist'.
-
5 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder f, luidt: 'bezwaarschrift ingediend
of beroep rechtbank ingediend op (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning
wel/niet vereist. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld bezwaar/beroep
is beslist.'
-
6 De aantekening bedoeld in het eerste lid, onder g, luidt: ‘verblijf als bedoeld in
artikel 8, onder m, van de Wet. Arbeid niet toegestaan. Geldig tot (datum).’
-
7 De aantekening, bedoeld in het derde lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste
drie maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt voordat een
beslissing op de aanvraag is genomen, kan de desbetreffende aantekening wederom worden
gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden. Indien afwijzend is
beslist, wordt de aantekening ‘vervallen’ geplaatst.
-
8 De aantekeningen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, hebben een geldigheidsduur
van ten hoogste zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt
voordat een beslissing is genomen op de aanvraag, onderscheidenlijk het bezwaar of
beroep, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur
van ten hoogste zes maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen'
geplaatst.
-
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder i, van de Wet blijkt, is aangewezen de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat
als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het tweede
lid.
-
2 De tekst van de aantekening, bedoeld in het eerste lid, luidt: 'aangemeld op (datum)
voor verblijf op grond van artikel 12 Vw 2000 tot (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingvergunning wel/niet vereist'.
Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk
te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening omtrent aanmelding aangevuld
met 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.
Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder j, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde
model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
-
a. in de gevallen, bedoeld in artikel 4.29, derde lid, van het Besluit: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
-
b. in de overige gevallen: de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model
dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening 'verblijf als bedoeld in
artikel 8, onder j, Vw 2000 tot (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist'.
Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder k, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen:
-
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder l, van de Wet blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde
model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
-
1 Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond
van artikel 8, onder a, b, d, e, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen
of wijzigen van een verblijfsvergunning bedoeld in artikel 14 – alsmede i, l en m van de Wet blijkt, worden verstrekt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
-
2 Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond
van artikel 8, onder c, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen
of verlengen van een verblijfsvergunning bedoeld in de artikelen 28 en 33 – alsmede j en k van de Wet blijkt, worden verstrekt door de korpschef.
Afdeling 2. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 1. Inburgering in het buitenland
-
1 De vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.71a, tweede lid, onder c, van het Besluit en daarbij medische omstandigheden aanvoert, overlegt een verklaring van het model
dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd, dat is ingevuld en ondertekend door
een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging
aangewezen arts. De verklaring mag niet ouder zijn dan zes maanden bij de indiening
van de aanvraag.
De kosten, bedoeld in artikel 3.98b, tweede lid, van het Besluit bedragen € 150 en worden voldaan door storting of overschrijving van het verschuldigde
bedrag in Euro op een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te
wijzen bankrekening.
De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit die lager onderwijs in de Nederlandse
taal, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet, heeft gevolgd, overlegt:
-
a. een schooldiploma of getuigschrift behaald in Suriname voor 25 november 1975 waaruit
blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond en een verklaring
van het Centraal Bureau Burgerzaken voorzien van een apostille waaruit blijkt dat
de vreemdeling ten tijde van afronding van deze school woonachtig is geweest in Suriname;
-
b. een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma
of getuigschrift, behaald in Suriname na 25 november 1975, waaruit blijkt dat tenminste
de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond, dan wel een verklaring van het
Examenbureau van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaruit dit blijkt.
Het diploma, het getuigschrift of de verklaring dient te zijn voorzien van een apostille;
-
c. een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;
-
d. een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat
de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van
elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of
-
e. een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding
van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig
is geweest in Nederland.
Artikel 3.14
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.15
[Vervallen per 13-04-2004]
Paragraaf 2. Verlening onder beperking en voorschriften
-
3 Ter zake van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap afgenomen toets of de vreemdeling het leervermogen heeft om
het examen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering of een diploma, certificaat of ander document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet, te behalen, is de vreemdeling aan DUO een bedrag van € 150 verschuldigd.
-
4 Ter zake van het advies, bedoeld in het tweede lid, is de vreemdeling aan de door
de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onafhankelijk medisch
adviseur een bedrag van € 240,79 verschuldigd.
Als categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van het Besluit, is aangewezen vreemdelingen met het verblijfsdoel verblijf in het kader van de pilot
huisvesting Akense niet-EU studenten.
Artikel 3.17a
[Vervallen per 01-05-2019]
Als de landen, bedoeld in de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.24a, eerste lid, onder c, 3.30c, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, onder c en 3.79, tweede lid, van het Besluit, zijn aangewezen:
-
a. de staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
b. de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte;
-
c. Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw Zeeland, Suriname, de Verenigde Staten
van Amerika en Zwitserland, en
-
d. de overige staten die op de landenlijst van het KNCV Tuberculosefonds zijn uitgezonderd
van de binnenkomstscreening op tuberculose.
Artikel 3.18a
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.18b
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.18c
[Vervallen per 01-06-2013]
-
1 Voor alleenstaanden in de zin van artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet en alleenstaande ouders in de zin van artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet
zijn de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de som van het loon,
bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering
krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst
uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen ten minste gelijk is
aan 70 procent van het minimumloon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder a, en 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet.
-
2 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland
verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor zover de vreemdeling
als au pair verblijft of wil verblijven of van medische behandeling, zijn de middelen
van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten
minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met 50 procent
van het in het eerste lid bedoelde minimumloon.
-
3 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland
verblijft of wil verblijven in het kader van studie, zijn de middelen van bestaan
voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het normbedrag
voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering 2000, aangevuld met het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe de persoon behoort die het verblijf financiert.
-
4 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland
verblijft of wil verblijven in het kader van medische behandeling en van zijn gezinsleden,
zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid
bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met:
-
a. 90 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon in het geval dat hij het
verblijf van de vreemdeling die alleenstaande ouder is financiert of
-
b. 100 procent in het geval dat de derde het verblijf van een gezin financiert.
-
2 Met de arbeid als zelfstandige is een wezenlijk Nederlands belang gediend, indien
aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstelsel, bedoeld in het eerste lid,
ten minste 30 punten worden toegekend voor elk van de drie navolgende criteria: diens
persoonlijke ervaring, diens ondernemingsplan als voor diens toegevoegde waarde voor
de Nederlandse economie.
-
3 In afwijking van het tweede lid geldt dat met de arbeid als zelfstandige tevens een
wezenlijk Nederlands belang is gediend, indien aan de vreemdeling met toepassing van
het puntenstel, bedoeld in het eerste lid, minder dan 30 punten worden toegekend voor
diens toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie en ten minste 45 punten worden
toegekend voor diens persoonlijke ervaring en ten minste 45 punten voor diens ondernemingsplan.
-
1 Verblijf in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, is mogelijk indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister beschikt over
een betrouwbare deskundige begeleider en voldoet aan artikel 3.30, zesde lid, van
het Besluit. De beoordeling geschiedt aan de hand van bijlage 8b bij deze regeling.
-
3 Indien het verblijf middels periodieke betalingen wordt bekostigd, zijn middelen van
bestaan slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid
is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.
-
4 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag
is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het
voorgenomen verblijf in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.
-
5 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling
gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de begeleider,
een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf, of zoveel minder als het voorgenomen verblijf in Nederland
zal duren.
Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag
is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het
voorgenomen verblijf in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming zal
duren, beschikbaar zijn.
Een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin
van richtlijn (EU) 2016/801 kan worden verleend indien de vreemdeling een gastovereenkomst
heeft gesloten met de referent, en daarin is opgenomen:
-
a. de titel of het doel van de onderzoeksactiviteit of het onderzoeksgebied;
-
b. een verklaring van de vreemdeling dat hij zal trachten de onderzoeksactiviteit volledig
uit te voeren;
-
c. een verklaring van de onderzoeksinstelling dat zij de vreemdeling ontvangt met het
oog op de voltooiing van het onderzoek;
-
d. de begindatum en de einddatum of de geschatte duur van de onderzoeksactiviteit;
-
e. informatie over de voorgenomen mobiliteit in een of meerdere tweede lidstaten, indien
die mobiliteit op het moment van de aanvraag in de eerste lidstaat bekend is;
-
f. informatie over de rechtsbetrekking tussen de onderzoeksinstelling en de vreemdeling;
-
g. informatie over de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling.
Als opleiding of studie, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder c, van het Besluit zijn aangewezen:
-
a. opleidingen die worden verzorgd in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
-
b. opleidingsactiviteiten in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, en
-
c. een opleiding aan een Academie voor Bouwkunst waarbij werkervaring en studie worden
gecombineerd.
-
2 Indien de studie en het verblijf middels periodieke betalingen worden bekostigd, zijn
middelen van bestaan in afwijking van artikel 3.75 van het Besluit slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is
verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.
-
3 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag
is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als de
voorgenomen studie in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.
-
4 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling
gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de onderwijsinstelling
waar de student zich heeft ingeschreven, een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het
maandelijkse normbedrag, bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf of
zoveel minder als het aantal maanden dat de voorgenomen studie in Nederland zal duren.
Als buitenlandse onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, zijn aangewezen de onderwijsinstellingen opgenomen in de top-200 van de algemene
ranglijsten en de beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied van:
-
a. de Times Higher Education World University Rankings;
-
b. de QS World University Rankings;
-
c. de Academic Ranking of World Universities.
-
3 In een uitwisselingsprogramma, als bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Besluit, wordt in ieder geval opgenomen:
-
a. op welke wijze de vreemdeling gedurende het tijdelijk verblijf in Nederland kennis
maakt met de Nederlandse samenleving en cultuur;
-
b. de wijze waarop de referent invulling geeft aan de zorgplicht;
-
c. de aard en omvang van de werkzaamheden die de vreemdeling gaat verrichten;
-
d. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het
gastgezin de dagindeling overeenkomen, en
-
e. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het
gastgezin de bewustverklaring ondertekenen. De bewustverklaring is opgenomen in bijlage 10a van deze regeling.
De aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet in het kader van uitwisseling, ten behoeve van een uitwisselingsjongere, niet zijnde
een au pair, wordt niet op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet afgewezen indien de uitwisselingsjongere in zijn eigen levensonderhoud voorziet.
-
1 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfsdoel:
-
a. verblijf in het kader van remigratie op grond van de Remigratiewet;
-
b. verblijf in het kader van verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen voor vreemdelingen
met de Afghaanse nationaliteit;
-
c. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van
een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996;
-
d. verblijf als vreemdeling die zich in de terminale fase van een ziekte bevindt;
-
e. verblijf op basis van de duurzaamheids- en proportionaliteitsbeoordeling van vreemdelingen
aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen;
-
f. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel;
-
g. verblijf in het kader van beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie
Landelijke Eenheid.
-
2 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.51, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfdoel:
-
a. verblijf als oud-Nederlander in het kader van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, d en e van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
-
b. verblijf in het kader van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende
kinderen;
-
c. verblijf wegens bijzondere individuele omstandigheden na verblijf als familie- of
gezinslid;
-
d. verblijf na verblijf als slachtoffer van mensenhandel die hiervan geen aangifte kan
of wil doen;
-
e. verblijf na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend)
huiselijk geweld;
-
f. verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel;
-
g. verblijf na verblijf als getuige aangever van mensenhandel;
-
h. verblijf in het kader van de uitoefening van het privéleven, bedoeld in artikel 8
EVRM;
-
i. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van
een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996;
-
j. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel;
-
k. verblijf in het kader van beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie
Landelijke Eenheid.
In aanvulling op artikel 3.75, eerste lid, van het Besluit, zijn in het kader van verblijf als familie- of gezinslid middelen van bestaan verkregen
uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag
is ontvangen of de beschikking wordt gegeven een aaneengesloten periode van een jaar
voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen
van bestaan nog zes maanden beschikbaar zijn.
Artikel 3.25a
[Vervallen per 01-06-2013]
Paragraaf 3. Procedurele bepalingen
Artikel 3.26a
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.27
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.28
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.29
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.30
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.31
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.32
[Vervallen per 01-06-2013]
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn
dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen de vreemdelingenadministratie
en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling
van voorzieningen nodig hebben.
De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling:
-
a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;
-
b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn
verwijdering;
-
c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke
lidstaat.
Artikel 3.33b
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.33c
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.33d
[Vervallen per 22-09-2007]
Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen onderscheidenlijk
verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling die niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf
geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, voor een verblijfsdoel als
bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom
III verschuldigd.
I. Verblijfsdoel
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’
|
€ 174
|
€ 174
|
b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’
|
€ 174, of als vermogende vreemdeling: € 2.223
|
€ 174, of als vermogende vreemdeling: € 1.112
|
c. ‘arbeid als zelfstandige’
|
In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 333, overige € 1.379
|
€ 369
|
d. ‘arbeid als kennismigrant’
|
€ 290
|
€ 290
|
e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’
|
€ 290
|
€ 290
|
f. ‘seizoenarbeid’
|
€ 174
|
€ 174
|
g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’
|
€ 290
|
€ 290
|
h. ‘arbeid in loondienst’
|
€ 290
|
€ 290
|
i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’
|
€ 290
|
€ 290
|
j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’
|
€ 174
|
€ 174
|
k. ‘lerend werken’
|
€ 290
|
€ 290
|
l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’
|
€ 0
|
€ 0
|
m. ‘studie’
|
€ 174
|
€ 174
|
n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’
|
€ 174
|
niet van toepassing
|
o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’
|
€ 290
|
€ 290
|
p. ‘medische behandeling’
|
In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.057
|
In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van
het Besluit € 0, overige € 369
|
q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 333, overige € 0
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 333, overige € 0
|
r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’
|
€ 1.057
|
€ 369
|
s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige € 1.057
|
In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de
regeling langdurig verblijvende kinderen € 168, overige € 369
|
t. alle overige verblijfsdoelen
|
€ 1.057
|
€ 369
|
In afwijking van artikel 3.34 geldt voor de navolgende categorieën vreemdelingen als bedoeld in kolom I, het daarachter
vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III.
I. Categorie
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt
bij een ouder
|
€ 174
|
€ 174
|
b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt
|
€ 174
|
€ 174
|
c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere
lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt
|
€ 174
|
€ 174
|
d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970
te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara
gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese
Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit
1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie
|
€ 58
|
€ 58
|
e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet
|
€ 58
|
€ 58
|
f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong,
Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in
het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme
|
€ 58
|
niet van toepassing
|
g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’
aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme
|
€ 58
|
€ 58
|
h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op
7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal
Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in
loondienst’ aanvraagt
|
€ 68
|
€ 68
|
i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december
2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de
Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de
Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel
‘arbeid in loondienst’ aanvraagt
|
€ 68
|
€ 68
|
j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt
en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet
op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting
te kunnen voldoen
|
€ 0
|
€ 0
|
k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking
komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of
met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’
bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel
‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond
van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit
|
€ 0
|
€ 0
|
m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als
bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor
verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld,
slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld
in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire
gronden is verleend
|
niet van toepassing
|
€ 0
|
n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’
bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel
‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling
die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is
|
€ 0
|
€ 0
|
o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf
als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal
militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid
in loondienst’
|
€ 290
|
€ 0
|
In aanvulling op artikel 3.34 en 3.34a kan de Minister in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de
vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.
-
2 In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning
als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband
houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.50, eerste lid, of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en ander a, ten eerste, van het Besluit, een bedrag van € 174 verschuldigd.
In afwijking van artikel 3.34 is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag
tot het verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, indien:
-
a. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het wijzigen van een
verblijfsvergunning, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat
de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning afloopt;
-
b. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur
van de vergunning afloopt.
Artikel 3.34e
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.34f
[Vervallen per 01-06-2013]
-
2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit aan wie
het verrichten van arbeid is toegestaan ter zake van de afdoening van een aanvraag
tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
3 In afwijking van het eerste lid is het toegelaten gezinslid van een vreemdeling als
bedoeld in het tweede lid, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen
van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
2 Onverminderd artikel 3.34g, derde en vierde lid, is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november
1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963
te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen
de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of
13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling
van de Associatie, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van
een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake
van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsdocument als bedoeld
in artikel 19 van het terugtrekkingsakkoord indien de vreemdeling die deze aanvraag
indient reeds in het bezit is van een document, waaruit het verblijfsrecht als bedoeld
in artikel 8.17 van het Besluit blijkt.
Artikel 3.34i
[Vervallen per 01-06-2013]
-
1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar
het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een
bedrag van € 135 verschuldigd.
-
2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar
het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een
bedrag van € 135 verschuldigd.
-
3 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar
het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een
bedrag van € 58 verschuldigd.
-
5 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling een bedrag van € 135 verschuldigd
ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf,
bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt, voor zover de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband
houdend met verblijf als familie- of gezinslid.
In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34a, rij d tot en met g, en de artikelen 3.34g, tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en tweede lid, en 3.34j, derde en vierde lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 31 verschuldigd.
In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34, rij a, de tarieftabel in artikel 3.34a, rij a tot en met c, en de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste lid, en 3.34j, tweede en vijfde lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
1 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld
in artikel 8, onder a of b, van de Wet blijkt, aan de minderjarige vreemdeling die voor de eerste keer een zelfstandig verblijfsdocument
aanvraagt, is de vreemdeling een bedrag van € 110 verschuldigd.
-
2 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld
in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 31 verschuldigd.
Indien de referent de eigen verklaring, bedoeld in artikel 24a, tweede lid, van de Wet, niet kan afleggen, legt hij voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, de gegevens
en bescheiden over op basis waarvan de Minister kan vaststellen of aan de voorwaarden
wordt voldaan.
Afdeling 3. De verblijfsvergunning asiel
Paragraaf 1. Inhoudelijke bepalingen
Artikel 3.35
[Vervallen per 20-07-2015]
-
3 Er moet een verband zijn tussen enerzijds de gronden voor vervolging genoemd in artikel
1A van het Vluchtelingenverdrag en anderzijds de daden, bedoeld in het eerste lid,
die als vervolging worden aangemerkt of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke
daden.
-
2 Bij de beoordeling of de vrees van de vreemdeling voor vervolging in de zin van het
Vluchtelingenverdrag gegrond is, doet het niet ter zake of de vreemdeling in werkelijkheid
de raciale, godsdienstige, nationale, sociale of politieke kenmerken vertoont die
aanleiding geven tot de vervolging indien deze kenmerken hem door de actor van de
vervolging worden toegeschreven.
Actoren van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel van ernstige
schade kunnen onder meer zijn:
-
a. de staat;
-
b. partijen of organisaties die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied
beheersen;
-
c. niet-overheidsactoren, indien kan worden aangetoond dat de actoren als bedoeld onder
a en b, inclusief internationale organisaties, geen bescherming als bedoeld in artikel 3.37c kunnen of willen bieden tegen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag,
dan wel tegen ernstige schade.
-
2 Een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel
risico op ernstige schade kan gegrond zijn op activiteiten van de vreemdeling sedert
hij het land van herkomst heeft verlaten, met name wanneer wordt vastgesteld dat de
betrokken activiteiten de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen
of strekkingen die de betrokkene in het land van herkomst aanhing.
-
1 Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden
door:
-
a. de staat, of
-
b. partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat
of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen,
mits zij bereid en in staat zijn bescherming te bieden overeenkomstig het tweede lid.
-
2 Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke
aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren
als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming
van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een
doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing
van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker
toegang tot een dergelijke bescherming heeft.
-
1 Bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 28 van die wet geldt dat een vreemdeling geen behoefte heeft aan bescherming, indien hij in een
deel van het land van herkomst:
-
a. geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade
loopt; of
-
b. toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c tegen vervolging of tegen ernstige schade,
en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang verschaffen
tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt.
-
2 Bij de beoordeling of de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging of een
reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging
of tegen ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het
eerste lid, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van
het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling in overeenstemming
met artikel 31 van de Wet. Daartoe wordt ervoor gezorgd dat wordt beschikt over nauwkeurige en actuele informatie
uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen
en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.
-
1 De beoordeling of een derde land een veilig derde land is, als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie
uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de
UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
-
4 Eerder verblijf, als bedoeld in artikel 3.106a, derde lid, van het Besluit wordt in ieder geval aangenomen indien uit objectieve feiten of omstandigheden blijkt
dat de vreemdeling in het land van herkomst niet de intentie had om naar Nederland
te reizen.
-
5 Bij de uitvoering van een uitsluitend op artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet gebaseerde beslissing, wordt aan de vreemdeling een document verschaft waarin de
autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis gesteld worden
dat de asielaanvraag niet inhoudelijk is onderzocht.
-
1 Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften
in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond
dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van
foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging
door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict.
Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend
op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die
grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende
ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging
dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening
van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien
de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging
dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van
het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van
het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.
Paragraaf 2. Procedurele bepalingen
Artikel 3.38
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.39
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.40
[Vervallen per 01-01-2014]
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn
dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem
en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling
van voorzieningen nodig hebben.
Artikel 3.42a
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.43
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.43a
[Vervallen per 20-07-2015]
-
1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar
het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een
bedrag van € 135 verschuldigd.
-
2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar
het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een
bedrag van € 135 verschuldigd.
-
3 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit
ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf,
bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
4 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling die het gezinslid is van
een vreemdeling als bedoeld in het derde lid ter zake van de afgifte van een vervangend
document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 58 verschuldigd.
-
1 De in artikel 3.112, tweede lid, van het Besluit bedoelde vragenlijst bevat in ieder geval vragen omtrent de personalia van de vreemdeling,
zijn geboorteplaats en geboortedatum, zijn nationaliteit en etnische afkomst, de datum
van zijn vertrek uit het land van herkomst, de datum van zijn aankomst in Nederland,
eventueel verblijf in derde landen, en het bezit van een paspoort en identiteitsdocumenten.
-
2 De termijn van twee weken, bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b en c, van de Wet, vangt aan met ingang van de dag na die waarop bekend is geworden dat de vreemdeling
niet is verschenen bij een gehoor onderscheidenlijk is verdwenen of zonder toestemming
van de Minister is vertrokken.
De in artikel 3.122 van het Besluit bedoelde informatie wordt verschaft door het verzenden dan wel uitreiken van een
brochure aan de vreemdeling tegelijk met, dan wel zo spoedig mogelijk na de bekendmaking
van de beschikking waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet wordt ingewilligd.
Indien de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, wordt ingetrokken, wordt daarvan een aantekening gemaakt in het dossier van de vreemdeling.
Duidelijke aanwijzingen dat de vreemdeling de eerste opvolgende asielaanvraag heeft
ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te
verhinderen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Besluit, zijn in ieder geval dat:
-
a. de vreemdeling bekend is met de datum waarop hij wordt uitgezet en de aanvraag indient
kort voorafgaand aan zijn uitzetting terwijl:
-
1° hij voldoende mogelijkheid heeft gehad om de aanvraag eerder in te dienen, maar hij
daarvan geen gebruikt heeft gemaakt;
-
2° hij de aanvraag niet heeft onderbouwd;
-
3° de argumenten of bewijzen die hij heeft voorgelegd, evident niet relevant zijn voor
de beoordeling van de aanvraag of evident niet kunnen leiden tot inwilliging van de
aanvraag; of
-
4° hij zijn eerder afgelegde verklaringen essentieel wijzigt of aanvult;
-
b. de vreemdeling eerst na aanhouding of een periode van feitelijk verblijf te kennen
geeft dat hij een aanvraag wil indienen, en er duidelijke aanwijzingen zijn dat hij
daarvoor niet de bedoeling had zich uit vrije wil bij de autoriteiten te melden en
een aanvraag te doen.
Artikel 3.118b van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:
-
a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
-
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd
naar het land van herkomst;
-
c. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn
verwijdering, of
-
d. wiens eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Wet of niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a,
b, c of e, van de Wet en:
-
1°. deze afwijzingsgrond niet meer van toepassing is; of
-
2°. de vreemdeling na afwijzing van de eerdere aanvraag vrijwillig is teruggekeerd naar
of overgedragen is aan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn
aanvraag.
Afdeling 4. De status van EU-langdurig ingezetene
Paragraaf 1. Procedurele bepalingen
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 45a van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn
dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem
en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling
van voorzieningen nodig hebben.
Hoofdstuk 4. Grensbewaking, toezicht en uitvoering
Afdeling 1. Grensbewaking en toezicht
-
2 Bij de uitoefening van zijn taak draagt de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, een
legitimatiebewijs als opgenomen in bijlage 12a, bij zich.
Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke
voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn tevens belast de daartoe door
de korpschef aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c, van de Politiewet 2012 die met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de Schengengrenscode voldoende
zijn opgeleid. Deze aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden
en kan telkenmale worden verlengd met ten hoogste zes maanden.
-
1 Als de plaatsen waar grensdoorlaatposten zijn gevestigd, zijn aangewezen de plaatsen
vermeld in kolom A van bijlage 4 bij deze regeling. Personencontrole in het kader van de grensbewaking kan worden
uitgevoerd op de locaties, vermeld in kolom B van bijlage 4 bij deze regeling.
-
2 De grensdoorlaatposten, bedoeld in het eerste lid, zijn voor het inreizen en uitreizen
van personen opengesteld gedurende de tijden, vermeld in kolom C van bijlage 4 bij deze regeling.
Artikel 4.4. Modellen bemanningslijst/passagierslijst zeeschip
-
1 Het model van de bemanningslijst, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid onder a, van het Besluit is opgenomen in bijlage 14a en 14b bij deze regeling. Op de bemanningslijst worden de gegevens verstrekt omtrent de
familienaam, voornamen, rang, nationaliteit, geboortedatum en geboorteplaats, van
zowel de gezagvoerder als van alle bij het binnenvaren van Nederland aan boord aanwezige
personen die deel uitmaken van de bemanning en als zodanig op de monsterrol voorkomen.
-
1 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd
persoon van een zeeschip of ander schip, daaronder begrepen schepen die vanuit Nederlandse
havens veerverbindingen met havens in derde landen verzorgen, zendt de in artikel 4.11 van het Besluit en artikel 4.4 bedoelde gegevens elektronisch aan het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch
platform waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem
Single Window heeft aangewezen.
-
2 De gegevens worden, onverminderd specifieke bepalingen betreffende aanmelding opgenomen
in andere toepasselijke wet- en regelgeving, door de gezagvoerder, scheepsagent of
een andere, door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon, verstuurd aan het
hoofd van de grensdoorlaatpost:
-
a) uiterlijk vierentwintig uur voor aankomst in de haven, of
-
b) uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur
minder dan vierentwintig uur bedraagt, of
-
c) indien de aanloophaven nog niet bekend is of tijdens de reis wordt gewijzigd, zodra
deze informatie bekend is.
-
4 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd
persoon ontvangt van het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch platform,
waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem Single Window
heeft aangewezen, een automatische elektronische ontvangstbevestiging als bedoeld
in artikel 4.12 van het Besluit, van de informatie die hij verstrekt heeft.
-
2 Het opleggen van een verplichting tot aanmelding bij de korpschef aan een vreemdeling,
aan wie een bijzonder doorlaatbewijs als bedoeld in bijlage 3 onder I bij deze regeling is afgegeven, geschiedt door in dat document achter de woorden
'zich melden binnen drie dagen na afgifte van dit doorlaatbewijs bij' aan te tekenen:
'de korpschef te (plaats)'.
Voor het stellen van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren van de vreemdeling,
bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het model dat als bijlage 7j bij deze regeling is gevoegd.
De aantekening, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, omtrent het voldoen aan een verplichting tot aanmelding of vervoeging bij een korpschef
ingevolge de artikelen 4.39, 4.47 tot en met 4.51 van het Besluit luidt: 'Aangemeld op (datum)'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is
gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening
aangevuld met de zinsnede 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.
-
2 In de reis- en identiteitspapieren van een vreemdeling wiens uitzetting achterwege
blijft hangende de beslissing op een door hem ingediend verzoek om een voorlopige
voorziening wordt de aantekening: 'verzoek voorlopige voorziening ingediend (datum).
Arbeid is wel/niet toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning is wel/niet verplicht.
Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld verzoek is beslist' gesteld.
Tevens worden aangetekend het V-nummer en het paspoortnummer.
-
3 De aantekening, bedoeld in het tweede lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste
zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening is verstreken voordat een
beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening, kan de desbetreffende
aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden.
Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen' geplaatst.
-
4 Voor de aantekeningen, bedoeld in het tweede lid, wordt gebruik gemaakt van de Sticker
Aantekening Voorlopige Voorziening, waarvan het model als bijlage 7k bij deze regeling is gevoegd.