De Minister van Justitie,
in overeenstemming, voor zoveel nodig, met zijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken, Defensie en Financiën,
Gelet op de artikelen 6, eerste lid, 9, derde lid, 14, 20, 24, tweede lid, 25, tweede lid, 28, 33, 42, vierde lid, 47, eerste lid, onder c, 50, vierde lid, 55, eerste lid, 56. eerste lid, 59, 62, vierde lid, en 63, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Stb. 2000, 495) en de artikelen 1.4, 2.2, eerste lid, 2.3, derde lid, onder a en b, 2.4, derde lid, zesde lid onder a, en achtste lid, 2.6, zesde lid, 2.7, vijfde lid, 2.11, derde lid, 3.1, 3.4, vierde lid, 3.12, derde lid, 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.29, derde lid, 3.31, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, 3.43, vierde lid, 3.44, tweede lid, 3.74, onder b en c, 3.75, vierde lid, 3.77, vierde lid, 3.79, tweede lid, 3.86, negende lid, 3.99, eerste lid, 3.108, eerste en tweede lid, 3.110, tweede lid, 4.2, tweede en vierde lid, 4.9, onder a, 4.11 eerste lid, onder a, 4.15, tweede lid, 4.21, eerste lid, onder a, b en c, 4.29, derde lid, 4.36, 4.38, 4.51, tweede lid, 5.5, eerste en tweede lid, 6.1, 6.2, 8.1 en 8.2 van het Vreemdelingenbesluit (Stb. 2000, 497),
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Afdeling 1. Definitiebepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
het Besluit: het Vreemdelingenbesluit 2000;
b.
EVRM: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
c.
de BRP: de basisregistratie personen;
d.
vervolging: vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag;
e.
ernstige schade: daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet en artikel 15 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011 L 337).
Ter uitvoering van een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar de buitengrenzen, wordt onder 'Nederland' in de artikelen 4.7 en 4.8 mede verstaan het grondgebied van andere bij dat verdrag aangesloten landen waarover de werking van dat verdrag zich uitstrekt.
Voorzover uit een wettelijk voorschrift niet anders voortvloeit, worden de bevoegdheden genoemd in deze regeling uitgeoefend namens de Minister. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden worden de algemene en bijzondere aanwijzingen van de Minister in acht genomen.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor arbeid als kennismigrant of voor een overplaatsing binnen een onderneming, draagt er zorg voor dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:
a. op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;
b. het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;
e. hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen houden;
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;
g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten;
h. hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt Misbruik au pairs, en
i. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:
a. indien sprake is van verblijf in een gastgezin er op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;
b. de vreemdeling en, indien sprake is van verblijf in een gastgezin het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing in dit gastgezin achterwege blijft;
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;
e. hij zich ervan vergewist dat de vreemdeling zich aan de verplichtingen houdt;
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende zijn verblijf;
g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten, en
h. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.
Artikel 1.7
[Vervallen per 01-01-2014]
De referent van een vreemdeling die in Nederland wil verblijven voor studie in het hoger onderwijs draagt er zorg voor dat alleen studenten worden geworven die toelaatbaar tot de opleiding zijn en dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.
1 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling voortgezet onderwijs volgt of wil volgen, die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, en die:
a. door de Internationale Baccalaureaat Organisatie geaccrediteerd is;
b. het Internationale Baccalaureaat diplomaprogramma aanbiedt, en
c. deel uitmaakt van een internationale organisatie, waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie, of die zijn leerlingen in een internaat plaatst.
2 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling middelbaar beroepsonderwijs volgt of wil volgen die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de wet, en die is aangesloten bij de Gedragscode internationale student middelbaar beroepsonderwijs niveau 4 en is opgenomen in het daarbij behorende register.
Als referent van een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht of wil verrrichten kan slechts optreden:
a. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid, of
b. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie die deel uitmaakt van een organisatie die rechtspersoonlijkheid heeft.
Paragraaf 2. Erkenning als referent
De aanvrager om erkenning als referent die niet op grond van de Handelsregisterwet 2007 inschrijvingsplichtig is en niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, verstrekt bij de aanvraag de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het burgerservicenummer en de functie van iedere bestuurder van de onderneming of rechtspersoon.
3 Indien de aanvrager een vestiging van een onderneming betreft die onderdeel uitmaakt van een buitenlandse onderneming, kan de aanvrager, in afwijking van het eerste en tweede lid, de continuïteit en solvabiliteit aantonen door een verklaring van bekendheid van de Netherlands Foreign Investment Agency van het Ministerie van Economische Zaken over te leggen.
4 Indien er naar het oordeel van de Minister of de Minister van Economische Zaken twijfel bestaat of de continuïteit en solvabiliteit voldoende zijn gewaarborgd verstrekt de aanvrager, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid:
a. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die nog geen anderhalf jaar bestaat of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan;
b. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar bestaat of langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan en de beschikbare, door een onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen en geverifieerde exploitatieprognoses en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten;
c. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan drie jaar bestaat of langer dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht, door een onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren en geverifieerde exploitatieprognoses en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten.
5 Voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming voldoende zijn gewaarborgd, worden de bewijsmiddelen, bedoeld in het tweede en vierde lid, ter advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
6 Indien de aanvrager om erkenning als referent in het kader van uitwisseling van au pairs een uitwisselingsorganisatie betreft die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, is een verklaring die vergelijkbaar is met de verklaring, bedoeld in het eerste lid, vereist, voor zover die in de betreffende lidstaat verkrijgbaar is. Indien een vergelijkbare verklaring niet verkrijgbaar is, toont de aanvrager op andere wijze de continuïteit en solvabiliteit aan.
De erkenning als referent kan worden ingetrokken indien:
a. er in de afgelopen drie jaar ten behoeve van een vreemdeling geen machtiging tot voorlopig verblijf of een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, en
b. er geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt.
Hoofdstuk 1a. Nationale visa
3 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 2963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, een bedrag van € 45 verschuldigd.
1 Als luchthavens, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit, zijn aangewezen:
a. de luchthavens die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, en
b. de luchthavens, vanaf welke vluchten vertrekken voor het vervoer van personen in het ongeregeld vervoer, als bedoeld in het Besluit Vracht- en overige vluchten van de Minister van Infrastructuur en Milieu, met uitzondering van de vluchten die door onze Minister door tussenkomst van de Minister van Infrastructuur en Milieu van de verplichting tot het maken van een afbeelding zijn ontheven.
2 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit voor één of meer vervoerders vanaf één of meer van de in het eerste lid, onder a, genoemde luchthavens tijdelijk worden opgeschort.
3 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit van toepassing zijn op één of meer vervoerders door wiens tussenkomst de aanvoer van niet- of onvoldoende gedocumenteerde vreemdelingen op korte termijn vanaf een bepaalde, niet in het eerste lid, onder a, genoemde luchthaven aanzienlijk is toegenomen.
1 De vervoerder, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, van het Besluit, verzamelt de passagiersgegevens, bedoeld in artikel 2.2a, derde lid, van het Besluit, ten aanzien van alle passagiers die hij naar een luchthaven in Nederland vervoert vanaf een luchthaven die niet in de Europese Unie of een land dat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis gelegen is.
3 De ingevolge het tweede lid te zenden gegevens worden verzonden in een bericht met de structuur die is gebaseerd op de vanwege de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties vastgestelde indeling voor elektronische gegevensuitwisseling voor overheid, handel en vervoer, gepubliceerd onder de titel: Electronic Data Interchange For Administration, Commerce and Transport (EDIFACT) Passenger List Message (PAXLST).
Als de categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, onder b, van het Besluit zijn aangewezen de vreemdelingen die behoren tot een van de categorieën, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling, voor zover de vreemdeling:
a. voldoet aan de voor hem gestelde voorwaarden, en
b. zich naar Nederland begeeft voor een tijdsduur of doel als aangegeven bij die categorie.
Artikel 2.5
[Vervallen per 01-08-2007]
Artikel 2.7
[Vervallen per 01-08-2007]
Artikel 2.8
[Vervallen per 01-08-2007]
Voor de ondertekening door een daartoe solvabele derde van de garantverklaring, bedoeld in artikel 2.11, derde lid, van het Besluit, wordt bij het verlenen van toegang aan:
a. een zeeman of meerdere zeelieden gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6a onderscheidenlijk als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd;
b. een andere vreemdeling gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.
1 De ambtenaren, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a en b, dan wel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, zijn bevoegd een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel terugkeervisum in te trekken dan wel te annuleren op de gronden en in de gevallen, bedoeld in artikel 2m, derde en vierde lid, van de Wet.
3 De bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voort te zetten in overeenstemming met artikel 6a van de Wet.
4 De oplegging of opheffing van de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet, met toepassing van artikel 6, zesde lid, van de Wet vindt plaats door de bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Afdeling 1. Bescheiden rechtmatig verblijf
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en schriftelijke verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die schriftelijke verklaring wordt aangegeven:
a. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet: het document I van het model dat als bijlage 7a bij deze regeling is gevoegd of een schriftelijke verklaring, waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Besluit geniet, dat als bijlage 7a2 bij deze regeling is gevoegd;
b. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet:
het document II van het model dat als bijlage 7b bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Wet;
c. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet: het document III van het model dat als bijlage 7c bij deze regeling is gevoegd;
d. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet:
het document IV van het model dat als bijlage 7d bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Wet, en
e. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder b en d, van de Wet: het document V van het model dat als bijlage 7d2 bij deze regeling is gevoegd indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a van de Wet.
2 De beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, wordt verleend, wordt vermeld op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder a.
3 Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, c, d en e, wordt de aantekening gesteld ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’. Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de aantekening gesteld:
a. ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’;
b. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;
c. ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid in loondienst niet toegestaan’;
d. ‘Arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;
e. ‘TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;
f. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;
g. ‘Arbeid als kennismigrant en zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’;
h. ‘Arbeid als houder van de Europese blauwe kaart en zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’;
i. ‘Arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV’;
j. Arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV;
k. ‘Arbeid toegestaan, TWV alleen gedurende eerste 12 maanden vereist’;
l. ‘Arbeid niet toegestaan’;
m. ‘arbeid toegestaan conform aanvullend document’;
n. ‘arbeid wegens overplaatsing binnen een onderneming en arbeid als zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV;’
o. ‘TWV niet vereist voor incidentele arbeid in het kader van WHP/WHS, andere arbeid niet toegestaan’.
5 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn ingevolge artikel 4.21, eerste lid, onder a, van het Besluit tevens vastgesteld als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet. Voor de schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt dat deze enkel in combinatie met een geldig grensoverschrijdend document wordt beschouwd als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet.
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
a. voor gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende of als grensarbeider verblijven: de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen van het model dat als bijlage 7h bij deze regeling is gevoegd;
b. voor gemeenschapsonderdanen, niet zijnde onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, en voor gemeenschapsonderdanen die werkzaamheden in loondienst verrichten waarvan de te verwachten duur meer dan zes maanden maar minder dan een jaar bedraagt: het document I van het model, dat als bijlage 7a bij deze regeling is gevoegd, en
c. voor de overige gemeenschapsonderdanen: het document EU/EER van het model dat als bijlage 7e bij deze regeling is gevoegd.
1 In afwijking van artikel 3.2, tweede lid, wordt op de documenten en verklaringen, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, de aantekening gesteld: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’, indien het een vreemdeling betreft die de nationaliteit bezit van Bulgarije of Roemenië. Dezelfde aantekening wordt gesteld op de documenten en verklaringen van de echtgenote dan wel geregistreerde partner, van de in de voorgaande volzin bedoelde vreemdeling, en bloedverwanten in neergaande lijn beneden de leeftijd van 21 jaar of die te hunnen laste zijn, ongeacht hun nationaliteit, voorzover zij geen onderdaan zijn van een staat die op 31 december 2006 partij was, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder b, en evenmin van Cyprus of Malta.
2 Het voorgaande lid is niet van toepassing indien de vreemdeling, bedoeld in de eerste volzin ervan, op of na 1 januari 2007 legaal in Nederland verbleef en diens toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt die dag gold voor de duur van ten minste twaalf onafgebroken maanden, ingevolge een tewerkstellingsvergunning of blijkens een daartoe strekkende aantekening op een eerder verleende verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, van zodanige duur.
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f tot en met h, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
a. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke beslissing omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet: het document W van het model dat als bijlage 7f bij deze regeling is gevoegd;
b. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of rechterlijke uitspraak omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en in het verleden een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet hebben ingediend: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
c. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van de beslissing op een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning: de sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het derde lid;
d. voor overige vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke uitspraak omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en waarbij naar oordeel van de Minister sprake is van zeer bijzondere omstandigheden: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
e. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f of g, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vierde lid, en
f. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder h, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Vervolgprocedures van het model dat als bijlage 7i bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vijfde lid;
g. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder m, van de Wet: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd.
3 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder c, luidt: ‘verlenging aangevraagd voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14 Vw 2000 op (datum). TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag is beslist’.
4 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder e, luidt: 'aanvraag ingediend/verlenging aangevraagd voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14/20/33/45a Vw 2000 op (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag is beslist'.
5 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder f, luidt: 'bezwaarschrift ingediend of beroep rechtbank ingediend op (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld bezwaar/beroep is beslist.'
6 De aantekening bedoeld in het eerste lid, onder g, luidt: ‘verblijf als bedoeld in artikel 8, onder m, van de Wet. Arbeid niet toegestaan. Geldig tot (datum).’
7 De aantekening, bedoeld in het derde lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening ‘vervallen’ geplaatst.
8 De aantekeningen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, hebben een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt voordat een beslissing is genomen op de aanvraag, onderscheidenlijk het bezwaar of beroep, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen' geplaatst.
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder i, van de Wet blijkt, is aangewezen de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het tweede lid.
2 De tekst van de aantekening, bedoeld in het eerste lid, luidt: 'aangemeld op (datum) voor verblijf op grond van artikel 12 Vw 2000 tot (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingvergunning wel/niet vereist'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening omtrent aanmelding aangevuld met 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.
Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder j, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
a. in de gevallen, bedoeld in artikel 4.29, derde lid, van het Besluit: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;
b. in de overige gevallen: de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening 'verblijf als bedoeld in artikel 8, onder j, Vw 2000 tot (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist'.
Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder k, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen:
1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder l, van de Wet blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:
1 Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a, b, d, e, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning bedoeld in artikel 14 – alsmede i, l en m van de Wet blijkt, worden verstrekt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
2 Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder c, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning bedoeld in de artikelen 28 en 33 – alsmede j en k van de Wet blijkt, worden verstrekt door de korpschef.
Afdeling 2. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 1. Inburgering in het buitenland
1 De vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.71a, tweede lid, onder c, van het Besluit en daarbij medische omstandigheden aanvoert, overlegt een verklaring van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd, dat is ingevuld en ondertekend door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts. De verklaring mag niet ouder zijn dan zes maanden bij de indiening van de aanvraag.
De kosten, bedoeld in artikel 3.98b, tweede lid, van het Besluit bedragen € 150 en worden voldaan door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag in Euro op een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen bankrekening.
De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit die lager onderwijs in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet, heeft gevolgd, overlegt:
a. een schooldiploma of getuigschrift behaald in Suriname voor 25 november 1975 waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond en een verklaring van het Centraal Bureau Burgerzaken voorzien van een apostille waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van afronding van deze school woonachtig is geweest in Suriname;
b. een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma of getuigschrift, behaald in Suriname na 25 november 1975, waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond, dan wel een verklaring van het Examenbureau van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaruit dit blijkt. Het diploma, het getuigschrift of de verklaring dient te zijn voorzien van een apostille;
c. een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;
d. een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of
e. een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland.
Artikel 3.14
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.15
[Vervallen per 13-04-2004]
Paragraaf 2. Verlening onder beperking en voorschriften
3 Ter zake van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgenomen toets of de vreemdeling het leervermogen heeft om het examen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering of een diploma, certificaat of ander document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet, te behalen, is de vreemdeling aan DUO een bedrag van € 150 verschuldigd.
4 Ter zake van het advies, bedoeld in het tweede lid, is de vreemdeling aan de door de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onafhankelijk medisch adviseur een bedrag van € 240,79 verschuldigd.
Als categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van het Besluit, is aangewezen vreemdelingen met het verblijfsdoel verblijf in het kader van de pilot huisvesting Akense niet-EU studenten.
2 Indien de vreemdeling die in het bezit is van de ambtshalve verleende verblijfsvergunning als bedoeld in het eerste lid een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet op grond van definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling indient en niet aan de daar vermelde voorwaarden voldoet, kan ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op grond van de definitieve regeling van de Terugtrekkingsregeling worden verleend, indien de vreemdeling wel aan die voorwaarden voldoet.
Artikel 3.17a
[Vervallen per 01-05-2019]
Als de landen, bedoeld in de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.24a, eerste lid, onder c, 3.30c, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, onder c en 3.79, tweede lid, van het Besluit, zijn aangewezen:
a. de staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
b. de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
c. Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw Zeeland, Suriname, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland, en
d. de overige staten die op de landenlijst van het KNCV Tuberculosefonds zijn uitgezonderd van de binnenkomstscreening op tuberculose.
Artikel 3.18a
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.18b
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.18c
[Vervallen per 01-06-2013]
1 Voor alleenstaanden in de zin van artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet en alleenstaande ouders in de zin van artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet zijn de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de som van het loon, bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen ten minste gelijk is aan 70 procent van het minimumloon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder a, en 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet.
2 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor zover de vreemdeling als au pair verblijft of wil verblijven of van medische behandeling, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met 50 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon.
3 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie, zijn de middelen van bestaan voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering 2000, aangevuld met het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe de persoon behoort die het verblijf financiert.
4 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van medische behandeling en van zijn gezinsleden, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met:
a. 90 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon in het geval dat hij het verblijf van de vreemdeling die alleenstaande ouder is financiert of
b. 100 procent in het geval dat de derde het verblijf van een gezin financiert.
2 Met de arbeid als zelfstandige is een wezenlijk Nederlands belang gediend, indien aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstelsel, bedoeld in het eerste lid, ten minste 30 punten worden toegekend voor elk van de drie navolgende criteria: diens persoonlijke ervaring, diens ondernemingsplan als voor diens toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie.
3 In afwijking van het tweede lid geldt dat met de arbeid als zelfstandige tevens een wezenlijk Nederlands belang is gediend, indien aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstel, bedoeld in het eerste lid, minder dan 30 punten worden toegekend voor diens toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie en ten minste 45 punten worden toegekend voor diens persoonlijke ervaring en ten minste 45 punten voor diens ondernemingsplan.
1 Verblijf in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, is mogelijk indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister beschikt over een betrouwbare deskundige begeleider en voldoet aan artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit. De beoordeling geschiedt aan de hand van bijlage 8b bij deze regeling.
3 Indien het verblijf middels periodieke betalingen wordt bekostigd, zijn middelen van bestaan slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.
4 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.
5 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de begeleider, een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf, of zoveel minder als het voorgenomen verblijf in Nederland zal duren.
Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming zal duren, beschikbaar zijn.
Een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 kan worden verleend indien de vreemdeling een gastovereenkomst heeft gesloten met de referent, en daarin is opgenomen:
a. de titel of het doel van de onderzoeksactiviteit of het onderzoeksgebied;
b. een verklaring van de vreemdeling dat hij zal trachten de onderzoeksactiviteit volledig uit te voeren;
c. een verklaring van de onderzoeksinstelling dat zij de vreemdeling ontvangt met het oog op de voltooiing van het onderzoek;
d. de begindatum en de einddatum of de geschatte duur van de onderzoeksactiviteit;
e. informatie over de voorgenomen mobiliteit in een of meerdere tweede lidstaten, indien die mobiliteit op het moment van de aanvraag in de eerste lidstaat bekend is;
f. informatie over de rechtsbetrekking tussen de onderzoeksinstelling en de vreemdeling;
g. informatie over de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling.
2 Indien de studie en het verblijf middels periodieke betalingen worden bekostigd, zijn middelen van bestaan in afwijking van artikel 3.75 van het Besluit slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.
3 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als de voorgenomen studie in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.
4 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de onderwijsinstelling waar de student zich heeft ingeschreven, een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf of zoveel minder als het aantal maanden dat de voorgenomen studie in Nederland zal duren.
Als buitenlandse onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, zijn aangewezen de onderwijsinstellingen opgenomen in de top-200 van de algemene ranglijsten en de beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied van:
a. de Times Higher Education World University Rankings;
b. de QS World University Rankings;
c. de Academic Ranking of World Universities.
3 In een uitwisselingsprogramma, als bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Besluit, wordt in ieder geval opgenomen:
a. op welke wijze de vreemdeling gedurende het tijdelijk verblijf in Nederland kennis maakt met de Nederlandse samenleving en cultuur;
b. de wijze waarop de referent invulling geeft aan de zorgplicht;
c. de aard en omvang van de werkzaamheden die de vreemdeling gaat verrichten;
d. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het gastgezin de dagindeling overeenkomen, en
e. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het gastgezin de bewustverklaring ondertekenen. De bewustverklaring is opgenomen in bijlage 10a van deze regeling.
De aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet in het kader van uitwisseling, ten behoeve van een uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, wordt niet op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet afgewezen indien de uitwisselingsjongere in zijn eigen levensonderhoud voorziet.
1 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfsdoel:
a. verblijf in het kader van remigratie op grond van de Remigratiewet;
b. verblijf in het kader van verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen voor vreemdelingen met de Afghaanse nationaliteit;
c. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996;
d. verblijf als vreemdeling die zich in de terminale fase van een ziekte bevindt;
e. verblijf op basis van de duurzaamheids- en proportionaliteitsbeoordeling van vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen.
2 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.51, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfdoel:
a. verblijf als oud-Nederlander in het kader van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, d en e van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
b. verblijf in het kader van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen;
c. verblijf wegens bijzondere individuele omstandigheden na verblijf als familie- of gezinslid;
d. verblijf na verblijf als slachtoffer van mensenhandel die hiervan geen aangifte kan of wil doen;
e. verblijf na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend) huiselijk geweld;
f. verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel;
g. verblijf na verblijf als getuige aangever van mensenhandel;
h. verblijf in het kader van de uitoefening van het privéleven, bedoeld in artikel 8 EVRM;
i. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
In aanvulling op artikel 3.75, eerste lid, van het Besluit, zijn in het kader van verblijf als familie- of gezinslid middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven een aaneengesloten periode van een jaar voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog zes maanden beschikbaar zijn.
Artikel 3.25a
[Vervallen per 01-06-2013]
Paragraaf 3. Procedurele bepalingen
Artikel 3.26a
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.27
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.28
[Vervallen per 13-04-2004]
Artikel 3.29
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.30
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.31
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.32
[Vervallen per 01-06-2013]
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen de vreemdelingenadministratie en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.
De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling:
a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;
b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering;
c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.
Artikel 3.33b
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.33c
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.33d
[Vervallen per 22-09-2007]
Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling die niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, voor een verblijfsdoel als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III verschuldigd.
I. Verblijfsdoel
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’
|
€ 171
|
€ 171
|
b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’
|
€ 171, of als vermogende vreemdeling: € 2.173
|
€ 171, of als vermogende vreemdeling: € 1.087
|
c. ‘arbeid als zelfstandige’
|
In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 326, overige € 1.348
|
€ 361
|
d. ‘arbeid als kennismigrant’
|
€ 285
|
€ 285
|
e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’
|
€ 285
|
€ 285
|
f. ‘seizoenarbeid’
|
€ 171
|
€ 171
|
g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’
|
€ 285
|
€ 285
|
h. ‘arbeid in loondienst’
|
€ 285
|
€ 285
|
i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’
|
€ 285
|
€ 285
|
j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’
|
€ 171
|
€ 171
|
k. ‘lerend werken’
|
€ 285
|
€ 285
|
l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’
|
€ 0
|
€ 0
|
m. ‘studie’
|
€ 171
|
€ 171
|
n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’
|
€ 171
|
niet van toepassing
|
o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’
|
€ 285
|
€ 285
|
p. ‘medische behandeling’
|
In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.033
|
In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 361
|
q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 326, overige € 0
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 326, overige € 0
|
r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’
|
€ 1.033
|
€ 361
|
s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’
|
€ 1.033
|
In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen of afsluitingsregeling DRLVK € 164, overige € 361
|
t. alle overige verblijfsdoelen
|
€ 1.033
|
€ 361
|
In afwijking van artikel 3.34 geldt voor de navolgende categorieën vreemdelingen als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III.
I. Categorie
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betrtikel 3.343.34d komen te luiden:nderdeel NNet Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden de bij dit besluit opgenomen bijlagen ingreft die verblijf vraagt bij een ouder
|
€ 171
|
€ 171
|
b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt
|
€ 171
|
€ 171
|
c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt
|
€ 171
|
€ 171
|
d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie
|
€ 57
|
€ 57
|
e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet
|
€ 57
|
€ 57
|
f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme
|
€ 57
|
niet van toepassing
|
g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme
|
€ 57
|
€ 57
|
h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt
|
€ 66
|
€ 66
|
i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt
|
€ 66
|
€ 66
|
j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen
|
€ 0
|
€ 0
|
k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit
|
€ 0
|
€ 0
|
m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend
|
niet van toepassing
|
€ 0
|
n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is
|
€ 0
|
€ 0
|
o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’
|
€ 285
|
€ 0
|
In aanvulling op artikel 3.34 en 3.34a kan de Minister in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.
2 In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.50, eerste lid, of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en ander a, ten eerste, van het Besluit, een bedrag van € 171 verschuldigd.
In afwijking van artikel 3.34 is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, indien:
a. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning afloopt;
b. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de vergunning afloopt.
Artikel 3.34e
[Vervallen per 01-06-2013]
Artikel 3.34f
[Vervallen per 01-06-2013]
2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit aan wie het verrichten van arbeid is toegestaan ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 57 verschuldigd.
3 In afwijking van het eerste lid is het toegelaten gezinslid van een vreemdeling als bedoeld in het tweede lid, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 57 verschuldigd.
2 Onverminderd artikel 3.34g, derde en vierde lid, is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, een bedrag van € 57 verschuldigd.
1 In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen, onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling een bedrag van € 57 verschuldigd.
2 In afwijking van artikel 3.34g, eerste lid is de vreemdeling ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling een bedrag van € 57 verschuldigd.
3 In afwijking van het tweede lid is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, op grond van de Terugtrekkingsregeling indien de vreemdeling die deze aanvraag indient reeds in het bezit is van een document, waaruit het verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8.17 van het Besluit blijkt.
Artikel 3.34i
[Vervallen per 01-06-2013]
1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 132 verschuldigd.
2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 132 verschuldigd.
3 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 57 verschuldigd.
5 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling een bedrag van € 132 verschuldigd ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt, voor zover de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid.
In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34a, rij d tot en met g, en de artikelen 3.34g, tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en tweede lid, en 3.34j, derde en vierde lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 30 verschuldigd.
In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34, rij a, de tarieftabel in artikel 3.34a, rij a tot en met c, en de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste lid, en 3.34j, tweede en vijfde lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 57 verschuldigd.
1 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a of b, van de Wet blijkt, aan de minderjarige vreemdeling die voor de eerste keer een zelfstandig verblijfsdocument aanvraagt, is de vreemdeling een bedrag van € 108 verschuldigd.
2 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 30 verschuldigd.
Indien de referent de eigen verklaring, bedoeld in artikel 24a, tweede lid, van de Wet, niet kan afleggen, legt hij voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, de gegevens en bescheiden over op basis waarvan de Minister kan vaststellen of aan de voorwaarden wordt voldaan.
Afdeling 3. De verblijfsvergunning asiel
Paragraaf 1. Inhoudelijke bepalingen
Artikel 3.35
[Vervallen per 20-07-2015]
3 Er moet een verband zijn tussen enerzijds de gronden voor vervolging genoemd in artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en anderzijds de daden, bedoeld in het eerste lid, die als vervolging worden aangemerkt of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden.
2 Bij de beoordeling of de vrees van de vreemdeling voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag gegrond is, doet het niet ter zake of de vreemdeling in werkelijkheid de raciale, godsdienstige, nationale, sociale of politieke kenmerken vertoont die aanleiding geven tot de vervolging indien deze kenmerken hem door de actor van de vervolging worden toegeschreven.
Actoren van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel van ernstige schade kunnen onder meer zijn:
a. de staat;
b. partijen of organisaties die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen;
c. niet-overheidsactoren, indien kan worden aangetoond dat de actoren als bedoeld onder a en b, inclusief internationale organisaties, geen bescherming als bedoeld in artikel 3.37c kunnen of willen bieden tegen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel tegen ernstige schade.
2 Een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade kan gegrond zijn op activiteiten van de vreemdeling sedert hij het land van herkomst heeft verlaten, met name wanneer wordt vastgesteld dat de betrokken activiteiten de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen of strekkingen die de betrokkene in het land van herkomst aanhing.
1 Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden door:
a. de staat, of
b. partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen,
mits zij bereid en in staat zijn bescherming te bieden overeenkomstig het tweede lid.
2 Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.
1 Bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet geldt dat een vreemdeling geen behoefte heeft aan bescherming, indien hij in een deel van het land van herkomst:
a. geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt; of
b. toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c tegen vervolging of tegen ernstige schade,
en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang verschaffen tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt.
2 Bij de beoordeling of de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of tegen ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het eerste lid, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling in overeenstemming met artikel 31 van de Wet. Daartoe wordt ervoor gezorgd dat wordt beschikt over nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.
1 De beoordeling of een derde land een veilig derde land is, als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
4 Eerder verblijf, als bedoeld in artikel 3.106a, derde lid, van het Besluit wordt in ieder geval aangenomen indien uit objectieve feiten of omstandigheden blijkt dat de vreemdeling in het land van herkomst niet de intentie had om naar Nederland te reizen.
5 Bij de uitvoering van een uitsluitend op artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet gebaseerde beslissing, wordt aan de vreemdeling een document verschaft waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis gesteld worden dat de asielaanvraag niet inhoudelijk is onderzocht.
1 Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict.
Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.
Paragraaf 2. Procedurele bepalingen
Artikel 3.38
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.39
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.40
[Vervallen per 01-01-2014]
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.
Artikel 3.42a
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.43
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 3.43a
[Vervallen per 20-07-2015]
1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 132 verschuldigd.
2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 132 verschuldigd.
3 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 57 verschuldigd.
4 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling die het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in het derde lid ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 57 verschuldigd.
1 De in artikel 3.112, tweede lid, van het Besluit bedoelde vragenlijst bevat in ieder geval vragen omtrent de personalia van de vreemdeling, zijn geboorteplaats en geboortedatum, zijn nationaliteit en etnische afkomst, de datum van zijn vertrek uit het land van herkomst, de datum van zijn aankomst in Nederland, eventueel verblijf in derde landen, en het bezit van een paspoort en identiteitsdocumenten.
2 De termijn van twee weken, bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b en c, van de Wet, vangt aan met ingang van de dag na die waarop bekend is geworden dat de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor onderscheidenlijk is verdwenen of zonder toestemming van de Minister is vertrokken.
De in artikel 3.122 van het Besluit bedoelde informatie wordt verschaft door het verzenden dan wel uitreiken van een brochure aan de vreemdeling tegelijk met, dan wel zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de beschikking waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet wordt ingewilligd.
Indien de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, wordt ingetrokken, wordt daarvan een aantekening gemaakt in het dossier van de vreemdeling.
Duidelijke aanwijzingen dat de vreemdeling de eerste opvolgende asielaanvraag heeft ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Besluit, zijn in ieder geval dat:
a. de vreemdeling bekend is met de datum waarop hij wordt uitgezet en de aanvraag indient kort voorafgaand aan zijn uitzetting terwijl:
1° hij voldoende mogelijkheid heeft gehad om de aanvraag eerder in te dienen, maar hij daarvan geen gebruikt heeft gemaakt;
2° hij de aanvraag niet heeft onderbouwd;
3° de argumenten of bewijzen die hij heeft voorgelegd, evident niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag of evident niet kunnen leiden tot inwilliging van de aanvraag; of
4° hij zijn eerder afgelegde verklaringen essentieel wijzigt of aanvult;
b. de vreemdeling eerst na aanhouding of een periode van feitelijk verblijf te kennen geeft dat hij een aanvraag wil indienen, en er duidelijke aanwijzingen zijn dat hij daarvoor niet de bedoeling had zich uit vrije wil bij de autoriteiten te melden en een aanvraag te doen.
Artikel 3.118b van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:
a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd naar het land van herkomst;
c. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering, of
d. wiens eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Wet of niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b, c of e, van de Wet en:
1°. deze afwijzingsgrond niet meer van toepassing is; of
2°. de vreemdeling na afwijzing van de eerdere aanvraag vrijwillig is teruggekeerd naar of overgedragen is aan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag.
Afdeling 4. De status van EU-langdurig ingezetene
Paragraaf 1. Procedurele bepalingen
Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 45a van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.
Hoofdstuk 4. Grensbewaking, toezicht en uitvoering
Afdeling 1. Grensbewaking en toezicht
2 Bij de uitoefening van zijn taak draagt de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, een legitimatiebewijs als opgenomen in bijlage 12a, bij zich.
Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn tevens belast de daartoe door de korpschef aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c, van de Politiewet 2012 die met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de Schengengrenscode voldoende zijn opgeleid. Deze aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden en kan telkenmale worden verlengd met ten hoogste zes maanden.
1 Als de plaatsen waar grensdoorlaatposten zijn gevestigd, zijn aangewezen de plaatsen vermeld in kolom A van bijlage 4 bij deze regeling. Personencontrole in het kader van de grensbewaking kan worden uitgevoerd op de locaties, vermeld in kolom B van bijlage 4 bij deze regeling.
2 De grensdoorlaatposten, bedoeld in het eerste lid, zijn voor het inreizen en uitreizen van personen opengesteld gedurende de tijden, vermeld in kolom C van bijlage 4 bij deze regeling.
Artikel 4.4. Modellen bemanningslijst/passagierslijst zeeschip
1 Het model van de bemanningslijst, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid onder a, van het Besluit is opgenomen in bijlage 14a en 14b bij deze regeling. Op de bemanningslijst worden de gegevens verstrekt omtrent de familienaam, voornamen, rang, nationaliteit, geboortedatum en geboorteplaats, van zowel de gezagvoerder als van alle bij het binnenvaren van Nederland aan boord aanwezige personen die deel uitmaken van de bemanning en als zodanig op de monsterrol voorkomen.
1 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon van een zeeschip of ander schip, daaronder begrepen schepen die vanuit Nederlandse havens veerverbindingen met havens in derde landen verzorgen, zendt de in artikel 4.11 van het Besluit en artikel 4.4 bedoelde gegevens elektronisch aan het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch platform waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem Single Window heeft aangewezen.
2 De gegevens worden, onverminderd specifieke bepalingen betreffende aanmelding opgenomen in andere toepasselijke wet- en regelgeving, door de gezagvoerder, scheepsagent of een andere, door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon, verstuurd aan het hoofd van de grensdoorlaatpost:
a) uiterlijk vierentwintig uur voor aankomst in de haven, of
b) uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of
c) indien de aanloophaven nog niet bekend is of tijdens de reis wordt gewijzigd, zodra deze informatie bekend is.
4 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon ontvangt van het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch platform, waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem Single Window heeft aangewezen, een automatische elektronische ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 4.12 van het Besluit, van de informatie die hij verstrekt heeft.
2 Het opleggen van een verplichting tot aanmelding bij de korpschef aan een vreemdeling, aan wie een bijzonder doorlaatbewijs als bedoeld in bijlage 3 onder I bij deze regeling is afgegeven, geschiedt door in dat document achter de woorden 'zich melden binnen drie dagen na afgifte van dit doorlaatbewijs bij' aan te tekenen: 'de korpschef te (plaats)'.
Voor het stellen van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren van de vreemdeling, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het model dat als bijlage 7j bij deze regeling is gevoegd.
De aantekening, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, omtrent het voldoen aan een verplichting tot aanmelding of vervoeging bij een korpschef ingevolge de artikelen 4.39, 4.47 tot en met 4.51 van het Besluit luidt: 'Aangemeld op (datum)'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening aangevuld met de zinsnede 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.
2 In de reis- en identiteitspapieren van een vreemdeling wiens uitzetting achterwege blijft hangende de beslissing op een door hem ingediend verzoek om een voorlopige voorziening wordt de aantekening: 'verzoek voorlopige voorziening ingediend (datum). Arbeid is wel/niet toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning is wel/niet verplicht. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld verzoek is beslist' gesteld. Tevens worden aangetekend het V-nummer en het paspoortnummer.
3 De aantekening, bedoeld in het tweede lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening is verstreken voordat een beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen' geplaatst.
4 Voor de aantekeningen, bedoeld in het tweede lid, wordt gebruik gemaakt van de Sticker Aantekening Voorlopige Voorziening, waarvan het model als bijlage 7k bij deze regeling is gevoegd.
1 De aantekening omtrent de ontheffing met toepassing van artikel 4.51, tweede lid, van het Besluit van de verplichting tot wekelijkse aanmelding, luidt: 'ontheffing verleend van de verplichting tot wekelijkse aanmelding onder de volgende beperking(en) en/of voorschrift(en) (beperkingen/voorschriften) (datum)'.
1 Indien met toepassing van artikel 54, derde lid, van de Wet een individuele verplichting tot periodieke aanmelding is opgelegd, wordt de aantekening gesteld 'Verplichting tot periodieke aanmelding krachtens artikel 54, derde lid, Vreemdelingenwet 2000', aangevuld met de periode van aanmelding en eventuele bijzonderheden.
2 Indien de verplichting, bedoeld in artikel 54, derde lid, van de Wet, wordt opgeheven, wordt de aantekening gesteld: 'Verplichting tot periodieke aanmelding opgeheven op (datum)'.
1 Aan de verplichting op grond van artikel 4.52 van het Besluit, om het verblijfsdocument in te leveren, wordt voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, diens referent of gemachtigde bij een loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst of door verzending per post naar een door de Immigratie- en Naturalisatiedienst bepaald postadres.
2 Indien de vreemdeling een nieuw verblijfsdocument in persoon komt afhalen bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, kan aan de verplichting om het verblijfsdocument in te leveren uitsluitend worden voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3 Indien de vreemdeling gebruikmaakt van terugkeerfaciliteiten, kan aan de verplichting om het verblijfsdocument in te leveren uitsluitend worden voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Afdeling 2. Verplichtingen van de referent
Paragraaf 1. Informatieplichten
1 De inlichtingen, bedoeld in deze paragraaf, worden binnen vier weken door de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger, diens referent of diens gewezen referent verstrekt, voor zover hij daarvan kennis heeft of kan hebben, in een door de Minister ter beschikking gesteld formulier.
4 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over diens positie als referent, indien en voor zover van toepassing, een wijziging optreedt in de accreditatie door het Nederlands Jeugdinstituut.
4 Indien de vreemdeling naar Nederland is gekomen voor een verblijf op grond van artikel 3.3, vijfde lid, van het Besluit doet de erkend referent, na machtiging daartoe door de vreemdeling, schriftelijk de aanmelding als bedoeld in artikel 4.47, vierde lid, van het Besluit.
De erkend referent verstrekt dezelfde bescheiden en gegevens als bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met studie. Tevens meldt de referent in het kader van welk uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen, of welke overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor het hoger onderwijs, de mobiliteit plaatsvindt.
2 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma, verstrekt inlichtingen over zijn positie als referent indien hij:
a. niet langer door de Internationale Baccalaureaat Organisatie geaccrediteerd is;
b. niet meer op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt bekostigd;
c. geen deel meer uitmaakt van een internationale organisatie, waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie of deze internationale organisatie zijn leerlingen niet langer in een internaat plaatst.
3 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van een studie aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4, verstrekt inlichtingen over zijn positie als referent indien:
De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, lerend werken of arbeid in loondienst verstrekt inlichtingen indien:
a. de vreemdeling niet meer bij de referent werkzaam is;
b. de vreemdeling niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
c. de vreemdeling andere werkzaamheden gaat verrichten.
2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over de nakoming van zijn verplichtingen als referent indien hij niet meer kan voldoen aan een zorgvuldige werving en selectie van de vreemdeling.
2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over diens positie als referent indien de referent niet langer behoort tot dezelfde onderneming of tot dezelfde groep van ondernemingen als de buiten het grondgebied van de Europese Unie gevestigde onderneming, als bedoeld in artikel 3, onder l, van richtlijn 2014/66/EU.
3 Indien de vreemdeling naar Nederland is gekomen voor een verblijf op grond van artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit doet de erkend referent, na machtiging daartoe door de vreemdeling, schriftelijk de aanmelding als bedoeld in artikel 4.47, vierde lid, van het Besluit. De erkend referent verstrekt dezelfde bescheiden en gegevens als bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.
De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven als familie- of gezinslid, verstrekt inlichtingen indien:
a. de gezinsband met de vreemdeling is verbroken;
b. de vreemdeling en de referent niet meer samenwonen en deze wijziging niet tijdig is gemeld bij het betreffende college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de vreemdeling als ingezetene is ingeschreven.
De vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, studie, seizoenarbeid, lerend werken, arbeid in loondienst, arbeid als kennismigrant, als houder van de Europese blauwe kaart of in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, verstrekt inlichtingen indien hij van uitwisselings- of au pairorganisatie, onderwijsinstelling of werkgever wijzigt.
Paragraaf 2. Administratieplichten
De referent, met uitzondering van de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is, het woonadres van de vreemdeling in de administratie op.
2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent bewijsstukken waaruit voldoende blijkt dat de student toelaatbaar tot de opleiding is gebleken, in de administratie op.
Bewijsstukken als bedoeld in artikel 4.29, eerste lid, onder d en 4.30, eerste lid, onder e, zijn:
a. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door de vreemdeling zelf:
1°. een kopie van een bankafschrift van een bankrekening mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling, waarop het saldo dat voor het studiejaar ter beschikking staat is vermeld, of
2°. een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de student wordt overgemaakt op een bankrekening, die mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling staat;
b. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door middel van een beurs:
1°. een kopie van het document waaruit blijkt dat de studiebeurs is toegekend, en
2°. indien een derde partij via de onderwijsinstelling de beurs betaalt een kopie van de overeenkomst tussen een derde partij en de onderwijsinstelling;
c. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in het buitenland woont:
1°. een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling, gedurende het verblijf in Nederland, of
2°. een originele verklaring van de financier, waarin deze verklaart welk bedrag maandelijks wordt overgemaakt naar de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling gedurende diens verblijf in Nederland, en
3°. een kopie van het paspoort van de financier, en
4°. een recent(e) bankafschrift of rekeningsspecificatie waar het rekeningsaldo van de financier op staat;
d. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in Nederland woont:
1°. bewijsstukken omtrent het inkomen van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner van de financier, en
2°. een kopie van het identiteitsbewijs van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner als hij of zij Nederlander is;
e. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd uit middelen die zijn gestort op een rekening van de onderwijsinstelling een kopie van een bankafschrift van de onderwijsinstelling waarop het bedrag staat dat is gestort ten behoeve van de vreemdeling.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
a. een door de vreemdeling ondertekende verklaring waarin deze verklaart direct voorafgaand aan de aanvraag om toelating in het kader van seizoenarbeid gedurende een aaneengesloten periode van tenminste veertien weken buiten Nederland te hebben verbleven;
b. de originele tewerkstellingsvergunning;
c. de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;
d. de loonspecificaties;
e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van lerend werken, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
a. de overeenkomst voor lerend werken, het leerplan of het stageprogramma waaruit de duur en de aard van het dienstverband of de stage en de overeengekomen onkostenvergoeding blijken;
b. de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;
c. de loonspecificaties of de specificaties van de stagevergoeding;
d. de stageovereenkomst bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en i tot en met v, van richtlijn (EU) 2016/801;
e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid in loondienst, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
a. de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;
b. de arbeidsovereenkomst of het aanstellingsbesluit waaruit de duur en de aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;
c. de loonspecificaties;
d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.
2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent in de administratie op de stukken omtrent de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de zorgplicht.
2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent in de administratie op de stukken omtrent de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de zorgplicht.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
a. de gastovereenkomst bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801;
b. een kopie van het passend diploma van hoger onderwijs dat toegang geeft tot doctoraal programma’s;
c. de eigen verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan en de bewijsmiddelen die daaraan ten grondslag liggen;
d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.
Bewijsstukken als bedoeld in artikel 4.36, onder c, zijn:
a. een afschrift van de arbeidsovereenkomst, een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel en afschriften van loonspecificaties;
b. een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer en een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist;
c. sponsorovereenkomst(en) waaruit de hoogte van de sponsorgelden en de duur van de sponsorovereenkomst(en) blijken;
d. schriftelijke bewijsstukken waaruit de hoogte van de beurs of het stipendium blijkt en het tijdvak waarover de beurs of het stipendium is toegekend;
e. bewijsstukken van periodieke betalingen waaruit blijkt dat voldoende zekerheid bestaat over het ongestoorde verloop van de geldstroom;
f. in geval van een dienstbetrekking van de vreemdeling met een in het buitenland gevestigde werkgever een verklaring van die werkgever waaruit de duur van de dienstbetrekking en de hoogte van het salaris blijkt.
3 De referent van een minderjarige vreemdeling die in afwachting van het onderzoek naar de geschiktheid van de referent als adoptieouder in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van verblijf als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is of was in de administratie op:
a. het document waaruit de identiteit van de minderjarige vreemdeling blijkt;
b. de gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de ouders van het kind, of als deze zijn overleden of een onbekende verblijfplaats hebben, de autoriteiten van het land van herkomst vóór de komst naar Nederland hebben ingestemd met het vertrek van de vreemdeling en met de opneming van het kind ter adoptie in het gezin van de referent.
Bewijsstukken als bedoeld in 4.38, eerste lid, onder e en vierde lid, onder c, zijn:
a. indien de referent beschikt over inkomen uit arbeid in loondienst:
1°. een afschrift van de arbeidsovereenkomst;
2°. een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel, en
3°. afschriften van loonstroken over de drie maanden direct voorafgaand aan de aanvraag;
b. indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, van het Besluit:
1°. de bewijsstukken genoemd onder a;
2°. afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;
3°. afschriften van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en
4°. voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;
c. indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.24b:
1°. de bewijsstukken genoemd onder a;
2°. afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van het jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;
3°. afschriften van jaaropgaven over het jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en
4°. voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over het jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;
d. indien de referent beschikt over inkomen als zelfstandige:
1°. een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer, en
2°. een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist.
e. indien de referent naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is:
f. indien de referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen:
1°. alle toekenningsbesluiten ingevolge de Participatiewet die betrekking hebben op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;
2°. voor zover van toepassing correspondentie met het college van burgemeester en wethouders omtrent ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling, die betrekking heeft op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, en
3°. voor zover van toepassing bescheiden waaruit blijkt dat een arbeidsinschakeling binnen een jaar niet te verwachten valt;
g. indien de referent beschikt over inkomen uit eigen vermogen:
1°. de laatst afgegeven definitieve aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;
2°. de laatst afgegeven voorlopige aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;
3°. de meest recente aangifte Inkomstenbelasting aan de rijksbelastingdienst;
4°. bescheiden waaruit het eigen vermogen op het moment van de indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning blijkt.
Artikel 4.40
[Vervallen per 01-01-2019]
1 De referent of de gewezen referent houdt de administratie ter plaatse waar hij in Nederland kantoor houdt, dan wel ter plaatse waar hij in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep heeft, of ter plaatse waar hij woont of gevestigd is. Bij gebreke aan een van vorenstaande plaatsen houdt hij de administratie onder zijn berusting. De referent doet bij het model, bedoeld in artikel 2a, derde lid, van de Wet, opgave van de plaats waar de administratie wordt gehouden.
3 De referent of gewezen referent verstrekt schriftelijk op verzoek van de Minister de gegevens of bescheiden binnen een periode van vier weken na ontvangst van het daartoe strekkend verzoek, of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, binnen een door de Minister te bepalen termijn.
Indien de referent of gewezen referent niet aan de op hem ingevolge artikel 4.53 van het Besluit rustende verplichtingen kan voldoen, stelt hij de Minister daarvan binnen vier weken op de hoogte, alsmede van de redenen daarvan.
Hoofdstuk 5. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen
Indien de korpschef of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Wet, mandateert, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is, of de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.
De maatregel, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet, wordt opgelegd, gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef, of door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe bevoegd zijn.
1 De maatregel, bedoeld in artikel 59, 59a of 59b van de Wet, wordt opgelegd en opgeheven door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef, of door de daartoe door de Minister aangewezen ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek of de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
2 De maatregel, bedoeld in artikel 59 of 59a van de Wet, wordt gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar van Dienst Terugkeer en Vertrek, die daartoe bevoegd is, of door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet die tevens hulpofficier van justitie is of door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.
3 De maatregel, bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Wet, wordt verlengd als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van de Wet, door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek die daartoe bevoegd is, of door de ambtenaar, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a of b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is of door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.
Hoofdstuk 6. Vertrek en uitzetting
Afdeling 1. Uitzetting en overdracht