Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 4 juli 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/UB/00/42726;
Gelet op de artikelen 14a, zevende lid, van de Algemene bijstandswet, 17, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, 20a, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 20a, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 27a, zevende lid, van de Werkloosheidswet, 45a, zevende lid, van de Ziektewet, 29a, zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, zevende lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 40, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14a, zevende lid, van de Toeslagenwet, 17c, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet, 39, zevende lid, van de Algemene nabestaandenwet, 17a, zevende lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, artikel 46, zevende lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2000, nr. W12.00.0269/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 11 oktober 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/UB/00/64581;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
ANW:
Algemene nabestaandenwet;
b.
AOW:
Algemene Ouderdomswet;
c.
AKW:
Algemene Kinderbijslagwet;
d.
IOAW:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
e.
IOAZ:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
f.
IOW:
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
g.
RW:
Remigratiewet;
h.
TW:
Toeslagenwet;
i.
WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
j.
WAZ:
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
k.
WW:
Werkloosheidswet;
l.
ZW:
Ziektewet;
m.
Wajong:
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
n.
Wet WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
o.
Wet SUWI:
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
p.
benadelingsbedrag: hetgeen hieronder wordt verstaan in de artikelen, genoemd in onderdeel q;
q.
bestuurlijke boete: de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 27a van de WW, 21, van de IOW, 45a van de ZW, 29a van de WAO, 48 van de WAZ, 2:69 en 3:40 van de Wajong, 14a van de TW, 17c van de AOW, 39 van de ANW, 17a van de AKW, 3:16 eerste lid, onderdeel o, en 3:27, eerste lid, onderdeel m, van de Wet arbeid en zorg, 91van de Wet WIA, 20a van de IOAW, 20a van de IOAZ, en 18a en 47g van de Participatiewet en 6b van de RW;
r.
inlichtingenverplichting: de verplichting, bedoeld in de artikelen 25 van de WW, 12, eerste lid, van de IOW, 31, eerste lid, en 49 van de ZW, 80 van de WAO, 70 van de WAZ, 2:7, eerste en zevende lid, en 3:74 van de Wajong, 12 van de TW, 49 van de AOW, 35 van de ANW, 15 van de AKW, 3:16, eerste lid, onderdeel g, en 3:27, eerste lid, onderdeel f, van de Wet arbeid en zorg, 27 van de Wet WIA, 13, eerste lid, van de IOAW, 13, eerste lid, van de IOAZ, 17, eerste lid, van de Participatiewet, 5a van de RW, en 30c, tweede en derde lid, van de Wet SUWI;
s.
waarschuwing: de waarschuwing, bedoeld in de artikelen, genoemd in onderdeel q;
t.
werkgever: de werkgever in de zin van de ZW;
u.
werkgeversboete ZW/WAO: de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 38, derde lid, 38a, achtste lid, 38aa, derde lid, en 63c van de ZW en artikel 71a, derde en vierde lid, van de WAO zoals dit artikel luidde voor 1 april 2002.
Artikel 2. Berekening bestuurlijke boete
7 Indien het benadelingsbedrag, of het benadelingsbedrag bij toepassing van het zesde lid, hoger is dan 100/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt in afwijking van het vierde en vijfde lid, de bestuurlijke boete:
a. indien geen sprake is van opzet of grove schuld ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, vastgesteld op 50/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie;
b. indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, vastgesteld op 25/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie.
8 De percentages, genoemd in het tweede tot en met zesde lid, en de factoren, genoemd in het zevende lid, onderdelen a en b, worden zo nodig verlaagd voor de vaststelling van een evenredige bestuurlijke boete.
11 Indien een overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, en niet volstaan wordt met het geven van een schriftelijke waarschuwing, wordt als uitgangspunt een bestuurlijke boete van € 150 vastgesteld, tenzij een afwijkend bedrag noodzakelijk is voor de vaststelling van een evenredige boete.
Artikel 2a. Criteria verwijtbaarheid
Artikel 2aa. Waarschuwing
Artikel 2b. Niet of niet behoorlijke melding door werkgever
1 De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 38, eerste lid en tweede lid, eerste zin, 38a, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 38aa, eerste en tweede lid, en 38b, tweede en derde lid, van de ZW zijn niet behoorlijk nagekomen indien:
a. de aangifte van de ongeschiktheid tot werken of de hersteldmelding niet tijdig is gedaan, of
b. de datum van de eerste dag van ongeschiktheid tot werken, van de laatste dag van de dienstbetrekking of herstel onjuist is opgegeven.
2 De verplichting, bedoeld in artikel 63c, van de ZW, is niet nagekomen indien de werkgever de melding dat hij zich met betrekking tot de begeleiding van zijn zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een persoon als bedoeld in dat artikel, niet binnen 7 kalenderdagen heeft gedaan.
Artikel 2c. Hoogte van de werkgeversboete bij niet of niet behoorlijke melding
1 De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 38, derde lid, 38a, achtste lid, 38aa, derde lid, en 63c van de ZW bedraagt:
a. € 70, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken, de aangifte van de laatste dag van de dienstbetrekking, de hersteldmelding respectievelijk de melding zich niet meer te laten bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 63c van de ZW, of de melding, bedoeld in artikel 38a, zevende lid, van de ZW, minder dan 7 kalenderdagen te laat is gedaan;
b. € 230, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken, de aangifte van de laatste dag van de dienstbetrekking, de hersteldmelding respectievelijk de melding zich niet meer te laten bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 63c van de ZW, of de melding, bedoeld in artikel 38a, zevende lid, van de ZW, 7 kalenderdagen of meer doch minder dan 28 kalenderdagen te laat is gedaan;
c. € 455, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken, de aangifte van de laatste dag van de dienstbetrekking, de hersteldmelding respectievelijk de melding zich niet meer te laten bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 63c van de ZW, of de melding, bedoeld in artikel 38a, zevende lid, van de ZW, 28 kalenderdagen of meer te laat is gedaan;
d. € 455, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken, de datum van de laatste dag van de dienstbetrekking, de datum van herstel respectievelijk de datum sedert wanneer de werkgever zich niet meer laat bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 63c van de ZW, of de melding, bedoeld in artikel 38a, zevende lid, van de ZW, onjuist is opgegeven.
Artikel 2d. Werkgeversboete bij het niet indienen van en het niet meewerken aan het opstellen of uitvoeren van het reïntegratieplan
1 Indien de werkgever de verplichtingen, bedoeld in artikel 71a, eerste, tweede of derde lid, van de WAO, zoals dat artikel luidde voor 1 april 2002, niet of niet behoorlijk nakomt ten aanzien van de werknemer of de in dat artikel bedoelde verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor die datum, is artikel 4 van het Besluit boete ZW/WAO werkgevers 2002, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.
2 Indien de werkgever de verplichting, bedoeld in artikel 71a, vierde lid, van de WAO, zoals dat artikel luidde voor 1 april 2002, niet nakomt ten aanzien van de werknemer of de in dat artikel bedoelde verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor die datum, is artikel 5 van het Besluit boete ZW/WAO werkgevers 2002, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.
Artikel 3. Afstemming
[Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 4. Intrekking van een besluit en vervallen van artikelen
Artikel 5. Overgangsrecht
1 Het Besluit tarieven administratieve boeten Abw, Ioaw en Ioaz, het Boetebesluit Tica, het Boetebesluit AOW, het Boetebesluit Anw en het Boetebesluit AKW, zoals die luidden op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op de niet of niet behoorlijke nakoming van de inlichtingenverplichting die voorafgaat aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit.
2 Indien voor de niet of niet behoorlijke nakoming van de inlichtingenverplichting die vooraf gaat aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, op grond van dit besluit een lagere bestuurlijke boete zou moeten worden opgelegd dan op grond van het Besluit tarieven administratieve boeten Abw, Ioaw en Ioaz, de artikelen 7 tot en met 10 van het Uitvoeringsbesluit WIK, het Boetebesluit Tica, het Boetebesluit AOW, het Boetebesluit Anw of het Boetebesluit AKW, wordt, in afwijking van het eerste lid, dit besluit toegepast.
3 Het Boetebesluit socialezekerheidswetten, zoals dat luidde voor 1 juli 2007, blijft van toepassing op de niet of niet behoorlijke nakoming van de inlichtingenverplichting die voorafgaat aan die datum, tenzij de beschikking waarbij de boete wordt opgelegd wordt genomen op of na die datum en sindsdien een gunstiger boete geldt.
Dit besluit is mede gebaseerd op de artikelen 20a, negende lid, van de IOAW, 20a, negende lid, van de IOAZ,18a, negende lid, en 47g, negende lid, van de Participatiewet en 6b, zevende lid, van de RW.
Artikel 7. Inwerkingtreding van dit besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2001.
Dit besluit wordt aangehaald als: Boetebesluit socialezekerheidswetten.