Verlening van toestemming tot opneming van meer dan een kind (artikel 3, tweede lid, van de wet)
2 In beide gevallen dient uit onderzoek, verricht door de raad voor de kinderbescherming, de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van meer dan een buitenlands kind aannemelijk te zijn geworden.
Verlening van een beginseltoestemming bij overschrijding van de leeftijdsgrens van tweeënveertig jaren door een aspirant-adoptiefouder (artikel 5, vijfde lid, onder b., juncto artikel 3, eerste lid, laatste zin van de wet).
1 Indien een aspirant-adoptiefouder op het tijdstip van indiening van het verzoek om verlening van een beginseltoestemming de leeftijd van tweeënveertig jaren heeft bereikt, kan dit verzoek worden ingewilligd indien bijzondere omstandigheden inwilliging wenselijk maken.
Op bijzondere omstandigheden kan geen beroep worden gedaan in de volgende gevallen:
a. bij een verzoek om verlening van een beginseltoestemming van twee met elkaar gehuwde aspirant-adoptiefouders tezamen:
- -
indien beide aspirant-adoptiefouders op het tijdstip van de indiening van het verzoek de leeftijd van vierenveertig jaren hebben bereikt, of
- -
indien redelijkerwijs te verwachten is dat de oudste aspirant-adoptiefouder op het tijdstip van de beslissing over de verlening van een beginseltoestemming de leeftijd van zesenveertig jaren zal hebben bereikt.
b. bij een verzoek om verlening van een beginseltoestemming van één aspirant-adoptiefouder alleen, indien die aspirant-adoptiefouder op het tijdstip van de indiening van het verzoek de leeftijd van vierenveertig jaren heeft bereikt.
2 Als bijzondere omstandigheden worden in ieder geval aangemerkt:
a. aannemelijk geworden geschiktheid van en afwezigheid van risicofactoren bij de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind van twee jaar of ouder;
b. gebleken bereidheid en aannemelijk geworden geschiktheid van en afwezigheid van risicofactoren bij de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een gehandicapt buitenlands kind;
c. de aanwezigheid van een ter adoptie opgenomen buitenlands kind, dat als enig kind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders verblijft, mits dit leidt tot een onderplaatsing;
d. de aanwezigheid van een broer of zus van het op te nemen buitenlands kind in het gezin van de aspirant-adoptiefouders.
In de onder a. tot en met d. genoemde gevallen dient uit specifiek daarop gericht onderzoek, verricht door de raad voor de kinderbescherming, te blijken dat de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn tot de verzorging en opvoeding van een daar bedoeld buitenlands kind en dat risicofactoren redelijkerwijs uitgesloten worden geacht.
In de onder c. en d. genoemde gevallen dient bovendien door onderzoek, verricht door de raad voor de kinderbescherming, de daar bedoelde bijzondere omstandigheid bevestigd te worden.
Verlening van toestemming tot opneming van een buitenlands kind, indien is te verwachten dat op het mogelijke tijdstip van opneming van een buitenlands kind het leeftijdsverschil tussen een of beide aspirant-adoptiefouders en het kind meer dan veertig jaren bedraagt (artikel 5, zesde en zevende lid, van de wet)
1 In geval van opneming van een buitenlands kind in een gezin van aspirant-adoptiefouders, waarin eigen kinderen, Nederlandse pleegkinderen dan wel uit het buitenland geadopteerd kinderen verblijven, kan, indien dat buitenlandse kind in verband met de leeftijdsopbouw van het gezin jonger zal zijn dan de reeds in het gezin verblijvende kinderen, een overschrijding van het leeftijdsverschil van ten hoogste veertig jaren tussen een van de aspirant-adoptiefouders en het buitenlandse kind worden toegestaan met ten hoogste twee jaren, met dien verstande dat het verschil in leeftijd tussen dat kind en het jongste kind in het gezin in beginsel niet meer dan twee jaren mag bedragen.
3 In alle gevallen dient uit specifiek daarop gericht onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te blijken dat de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn tot de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind als bedoeld in het tweede lid, a. tot en met d. en dat risicofactoren redelijkerwijs uitgesloten worden geacht.
Verlening van toestemming tot opneming van een buitenlands kind dat op het tijdstip van binnenkomst in Nederland zes jaar of ouder zal zijn (artikel 8, onder a, van de wet)
2 In alle gevallen, genoemd in het eerste lid, dient uit onderzoek verricht door de raad voor de kinderbescherming de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een kind of kinderen als daar bedoeld aannemelijk te zijn geworden.
Voorts dient in de gevallen, genoemd in het eerste lid onder a., uit dat onderzoek te zijn gebleken dat de opneming van het buitenlandse kind niet in strijd is met het belang van het reeds in het gezin verblijvende buitenlandse kind.
Deze regeling kan worden aangehaald als Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van plaatsing van de regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant.
Met ingang van datzelfde tijdstip vervallen de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 1998 II.