Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
het besluit: het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid;
-
b.
de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
c.
kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen
van 0 jaar tot de leeftijd waarop het primair onderwijs eindigt door anderen dan de
eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders of verzorgers hiervoor niet
beschikbaar zijn;
-
d.
dagopvang: kinderopvang van kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar;
-
e.
buitenschoolse opvang: kinderopvang van kinderen in de leeftijd dat zij naar het primair onderwijs gaan
met dien verstande dat naast verzorging en opvoeding ook toezicht en vrijetijdsactiviteiten
worden aangeboden, waarbij in ieder geval opvang wordt geboden na school en in de
schoolvakanties;
-
f.
kindercentrum: kinderopvang buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie,
indien de opvang betrekking heeft op gelijktijdig meer dan vier kinderen;
-
g.
gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie, die tot stand komt door middel van een gastouderbureau
en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen;
-
h.
gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders,
pleeg- of stiefouders regelt;
-
i.
koppeling: schriftelijke overeenkomst met ouder(s), pleeg- of stiefouder(s), waarin de omvang
van de te bieden gastouderopvang is vastgelegd en waarbij die omvang minimaal gemiddeld
vijf uren opvang per week omvat;
-
j.
opvangplaats: aanbod van kinderopvang gedurende tenminste 1.050 uren buitenschoolse opvang dan
wel 2.160 uren dagopvang per jaar in een kindercentrum of aanbod van gastouderopvang
gedurende minimaal gemiddeld 5 uren per week waarbij het kindercentrum of het gastouderbureau
door de gemeente gesubsidieerd wordt of waarbij de gemeente met het kindercentrum
of het gastouderbureau een overeenkomst heeft gesloten tot het leveren van opvangplaatsen.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
4 Bij het bepalen van het aantal gerealiseerde opvangplaatsen blijven buiten beschouwing
de opvangplaatsen die op 31 december 1996 in zoverre het buitenschoolse opvang betreft
dan wel op 31 december 1998 in zoverre het dagopvang betreft, reeds in exploitatie
waren bij kindercentra of bij gastouderbureaus die op die data door de gemeente niet
werden gesubsidieerd of waarmee de gemeente geen overeenkomst tot het leveren van
opvangplaatsen had gesloten.
-
9 Bij het bepalen van het aantal gerealiseerde opvangplaatsen, bedoeld in het tweede
lid, onder a en b, waarbij gastouderopvang wordt aangeboden, wordt:
-
a. voor de vaststelling per 31 december 2002, het gemiddelde van het aantal koppelingen
op 31 augustus 2002, 31 oktober 2002 en 31 december 2002 ten opzichte van het gemiddelde
van het aantal koppelingen op 31 december 1996 en 31 maart 1997, in zoverre het buitenschoolse
opvang betreft dan wel op 31 december 1998, 28 februari 1999 en 30 april 1999, in
zoverre het dagopvang betreft, vermenigvuldigd met de factor 0,43;
-
b. voor de vaststelling per 31 december 2003, het gemiddelde van het aantal koppelingen
op 31 augustus 2003, 31 oktober 2003 en 31 december 2003 ten opzichte van het gemiddelde
van het aantal koppelingen op 31 december 1996 en 31 maart 1997, in zoverre het buitenschoolse
opvang betreft dan wel op 31 december 1998, 28 februari 1999 en 30 april 1999, in
zoverre het dagopvang betreft, vermenigvuldigd met de factor 0,43.
Voor de toepassing van het vijfde lid, onder b, wordt bij het bepalen van het aantal
gerealiseerde opvangplaatsen waarbij gastouderopvang wordt aangeboden, het gemiddelde
van het aantal koppelingen op 31 augustus, 31 oktober en 31 december in 1997 respectievelijk
1998 vermenigvuldigd met 0,43.
Voor de toepassing van het vijfde lid, onder c, wordt bij het bepalen van het aantal
gerealiseerde opvangplaatsen waarbij gastouderopvang wordt aangeboden, het gemiddelde
van het aantal koppelingen op 31 augustus 2001, 31 oktober 2001 en 31 december 2001
vermenigvuldigd met 0,43.
-
10 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel c, wordt bij het bepalen van het aantal
gerealiseerde opvangplaatsen, waarbij gastouderopvang wordt aangeboden, de toename
gemeten van het gemiddelde van het aantal koppelingen op 31 augustus 2003 dan wel
31 augustus 2004, 31 oktober 2003 dan wel 31 oktober 2004 en 31 december 2003 dan
wel 31 december 2004 ten opzichte van het gemiddelde van het aantal koppelingen op
31 augustus 2002, 31 oktober 2002 en 31 december 2002, vermenigvuldigd met een factor
0,43. Bij de vaststelling van het gemiddelde aantal koppelingen, worden de koppelingen
die betrekking hebben op opvangplaatsen als bedoeld in het derde lid onderdelen a
of b, buiten beschouwing gelaten.
-
11 Bij het bepalen van het aantal gerealiseerde opvangplaatsen waarbij buitenschoolse
opvang wordt aangeboden, wordt het aantal opvangplaatsen waarvan de aangeboden uren
opvang per jaar 1.650 of meer uren per jaar bedragen, vermenigvuldigd met 1,2.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Het maximum aantal gerealiseerde opvangplaatsen waarvoor aan een gemeente in 1997
een uitkering wordt verleend, bedraagt:
de som van
-
33,48 maal het aantal inwoners van 0 tot 20 jaar in de gemeente, zoals opgenomen in
de tabel 'Leeftijdsopbouw per gemeente, 1 januari 1997' van de Maandstatistiek bevolking
van het Centraal Bureau voor de Statistiek,
-
8,01 maal het aantal huishoudens met een laag inkomen in de gemeente, zoals vermeld
in kolom 3 van bijlage 7 van de circulaire van 23 juni 1997 van de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken met kenmerk FO97/U875,
-
en 17,89 maal het aantal inwoners in de gemeente dat tot de minderheden behoort, waarmee
bij de bevoorschotting van de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor het uitkeringsjaar
1997 voor de betaalmaand juli 1997 is gerekend,
gedeeld door 8.000.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
4 De verhoging bedraagt het gevraagde aantal, tenzij de som van de in 1997 aangevraagde
uitkeringen vermeerderd met de som van de in dat jaar aangevraagde verhogingen meer
is dan € 71 924 164,25. In dat geval bedraagt de verhoging voor een gemeente niet
meer dan:
-
het voor betrokken gemeente overeenkomstig artikel 3 geldende maximum aantal opvangplaatsen,
-
gedeeld door de som van dit maximum van alle gemeenten die een verhoging aanvragen,
-
vermenigvuldigd met het totaal aantal opvangplaatsen dat in 1997 voor verhoging beschikbaar
is.
Artikel 4a
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
3 Ten aanzien van gemeenten die per 1 januari 1998 een wijziging van de indeling dan
wel een grenscorrectie hebben ondergaan, wordt het maximum aantal gerealiseerde opvangplaatsen
voor 1998 berekend door toepassing van het vorige lid op de in 1997 bestaande gemeenten
die per 1 januari 1998 een wijziging van de indeling dan wel een grenscorrectie hebben
ondergaan, gecorrigeerd door toerekening naar rato van het aantal overgaande inwoners.
Artikel 4b
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
4 Ten aanzien van gemeenten die per 1 januari 1999 een wijziging van de indeling dan
wel een grenscorrectie hebben ondergaan, wordt het maximum aantal gerealiseerde opvangplaatsen
voor 1999 berekend door toepassing van het derde lid op de in 1998 bestaande gemeenten
die per 1 januari 1999 een wijziging van de indeling dan wel een grenscorrectie hebben
ondergaan, gecorrigeerd door toerekening naar rato van het aantal overgaande inwoners.
-
8 Voor een verhoging als bedoeld in het zesde lid, komen bij voorrang in aanmerking
de gemeenten, genoemd in de bijlage bij deze regeling, en vervolgens zo mogelijk ook de overige gemeenten.
-
9 De verhoging bedraagt het gevraagde aantal, tenzij de som van de in 1999 aangevraagde
uitkeringen vermeerderd met de som van de in dat jaar aangevraagde verhogingen meer
is dan € 243 498 463,95. In dat geval bedraagt de verhoging voor een gemeente niet
meer dan:
-
het voor de betrokken gemeente overeenkomstig het derde lid geldende maximum aantal
opvangplaatsen,
-
gedeeld door de som van dit maximum van alle gemeenten die een verhoging aanvragen,
-
vermenigvuldigd met het totaal aantal opvangplaatsen dat in 1999 voor verhoging beschikbaar
is.
Artikel 4c
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Een in 1997, 1998 of 1999 aan een gemeente verleende uitkering, de wijzigingen hiervan
in verband met grenscorrecties, wordt verhoogd met een bedrag van € 1768,60 voor iedere
opvangplaats die een gemeente op grond van artikelen 3, 4, 4a, 4b en 5, tweede lid, op 31 december 2002 heeft gerealiseerd en die op 31 december 2003 nog in exploitatie
is.
Artikel 4d
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
1 Het maximaal aantal opvangplaatsen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, waarvoor aan gemeenten een uitkering kan worden verleend, bedraagt 10.000.
-
2 Verlening van een uitkering, als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op grond
van aanvraag, met dien verstande dat, indien het totaal der aanvragen meer dan 10.000
opvangplaatsen betreft, toekenning zal plaatsvinden evenredig aan de behoefte aan
kinderopvang per gemeente, zoals die is vastgesteld in het Gemeentelijk Ramingsmodel
Kinderopvang, SCP, 2002.
-
3 Voor de aanvraag van een uitkering, als bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik
gemaakt van een door de Minister daartoe vastgesteld aanvraagformulier. De aanvraag
wordt voor 15 november 2002 ingediend bij de Minister.
-
4 Voor de aanvraag van verlenging van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt
gebruik gemaakt van het mede hiertoe door de minister vastgesteld verantwoordingsformulier,
bedoeld in artikel 6. Dit formulier wordt uiterlijk 31 januari 2004 aan alle gemeenten verstrekt en dient
uiterlijk 31 oktober 2004 door de minister te zijn ontvangen.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
-
2 Indien op grond van tussentijds door gemeenten verstrekte informatie blijkt dat de
opvangplaatsen waarvoor een uitkering is verleend voor een deel niet zullen worden
gerealiseerd, worden aanvragen van gemeenten die meer opvangplaatsen kunnen realiseren
dan het aantal op grond waarvan een uitkering is verleend in behandeling genomen.
Daartoe zal de Minister tegelijkertijd met het verzoek aan de gemeenten om aan te
geven in hoeverre zij het in de vorige volzin genoemde aantal opvangplaatsen kunnen
realiseren, gemeenten in de gelegenheid stellen een verhoging aan te vragen. Artikel 4b, vijfde, zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3 De op grond van het tweede lid vrijgekomen middelen worden vermeerderd met € 6 216
788,96. Indien het totaal van de vermeerderingen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onderdeel b, minder bedraagt dan € 7 169 727,41, wordt dit mindere eveneens toegevoegd aan de
op grond van het tweede lid vrijgekomen middelen.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Voor de verantwoording, bedoeld in artikel 50 van het besluit, worden gegevens verstrekt op een door de Minister vastgesteld verantwoordingsformulier.
Artikel 6a
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
De Minister kan de uitkering wijzigen in verband met wijziging van de indeling van
gemeenten of grenscorrecties.
Artikel 6b
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Aanvragen voor een vermeerdering van een uitkering als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onder b, worden uiterlijk 1 oktober 2000 bij de Minister ingediend.
Artikel 6c
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Aanvragen voor een vermeerdering van een uitkering als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onder c, worden voor 1 november 2000 bij de Minister ingediend.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2004,
met dien verstande dat zij tot en met 31 december 2004 van toepassing blijft op de
uitkering, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, en van toepassing blijft op de financiële verantwoording en vaststelling van op
grond van die regeling verleende uitkeringen.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-01-2004]
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse
opvang.