Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden

Geraadpleegd op 14-11-2024.
Geldend van 01-12-2021 t/m 16-12-2022

Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 13, derde lid, artikel 15, zesde lid, artikel 25, vierde lid en artikel 52, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien op de adviezen van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 4 maart 1999, kenmerk 74766798, 27 september 1999, kenmerk 789741/99, 14 december 1999, kenmerk 805820/99 en 21 december 1999, kenmerk 796162/99;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. wet:

    de Penitentiaire beginselenwet;

  • b. besluit:

    de Penitentiaire maatregel;

  • c. maatschappelijk risico:

    het risico dat de gedetineerde bij een eventuele ontvluchting vormt voor de maatschappij, in termen van maatschappelijke onrust;

  • d. risicoprofiel:

    de aanduiding van het vlucht- en maatschappelijk risico van een gedetineerde;

  • e. opgelegde vrijheidsstraf:

    de opgelegde vrijheidsstraf, dan wel het totaal van de opgelegde vrijheidsstraffen zonder aftrek van de vervroegde invrijheidstelling;

  • f. divisiedirecteur GW/VB: de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • fa. divisiedirecteur IZ: de directeur van de divisie Individuele Zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • g. Meldpunt-GRIP:

    het Gedetineerden Recherche Informatiepunt van de Dienst landelijke informatieorganisatie van de Landelijke eenheid;

  • h. forensische zorg: zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg en artikel 2 van de Regeling forensische zorg;

  • i. basisprogramma: het in een inrichting aangeboden dagprogramma;

  • j. plusprogramma: het in een gevangenis aangeboden programma bestaande uit de onderdelen van het basisprogramma, aangevuld met extra onderwijsfaciliteiten, gekwalificeerde arbeid of arbeid met meer vrijheden, gedragsinterventies, extra re-integratieactiviteiten alsmede de mogelijkheid om het tijdstip van deelname aan bepaalde activiteiten aan te geven;

  • k. promotie: beslissing tot het plaatsen van een gedetineerde in een plusprogramma op grond van goed gedrag van de gedetineerde;

  • l. degradatie: beslissing tot intrekking van promotie.

  • m. arrestant:

    • een al dan niet onherroepelijk veroordeelde die is aangehouden nadat hij zich heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf of de voorlopige hechtenis;

    • een veroordeelde die is aangehouden nadat ten aanzien van hem de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf is gelast;

    • een persoon die is aangehouden nadat hij zich heeft onttrokken aan de vervangende hechtenis als bedoeld in artikel 24c juncto artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan de gijzeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften of aan de lijfsdwang als bedoeld in artikel 577c juncto artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht;

    • een tot vrijheidsstraf veroordeelde die niet gedetineerd is op het moment waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk wordt en die geen gehoor heeft gegeven aan een oproep tot het ondergaan van zijn vrijheidsstraf;

    • een veroordeelde die is aangehouden nadat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen;

  • n. levenslanggestrafte: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf plaatsvindt;

  • o. voortgezet crimineel handelen: handelen van een gedetineerde dat is gericht op:

    • het voortzetten van dan wel deelnemen aan een samenwerkingsverband dat het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft;

    • het ongeoorloofd beïnvloeden van het eigen dan wel van een ander strafproces; of

    • het anderszins begaan van ernstige misdrijven.

Artikel 1a

Indien de veroordeling tot een vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is, wordt het strafrestant voor de toepassing van deze regeling berekend op grond van de veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend.

Hoofdstuk Ia. Promoveren en degraderen

Artikel 1b. Uitgesloten van dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gedetineerden aan wie de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders onherroepelijk is opgelegd.

Artikel 1c. Het detentie- en re-integratieplan

Voor levenslanggestraften worden in het detentie- en re-integratieplan geen activiteiten opgenomen als bedoeld in artikel 1, onder f, van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften gedurende de periode dat deze activiteiten hen niet worden aangeboden.

Artikel 1d. Beslissing tot promoveren en degraderen

  • 1 De directeur besluit over promotie en degradatie.

  • 2 De directeur beoordeelt het gedrag van een gedetineerde op basis van bijlage 1 of, voor zover het een vreemdeling betreft die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, op basis van bijlage 2 van deze regeling. De gedetineerde wordt geïnformeerd omtrent de bijlagen zoals deze voor hem gelden.

  • 3 De gedetineerde komt in aanmerking voor promotie indien hij gedurende zes weken na aanvang van detentie het in de categorie “re-integratie/resocialisatie” en het in de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze regeling beschreven gewenste gedrag heeft laten zien.

  • 4 Indien de gedetineerde die is gepromoveerd, niet het in de categorie “re-integratie/resocialisatie” en de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze regeling beschreven gewenste gedrag laat zien, kan de directeur besluiten tot degradatie.

  • 5 Er volgt altijd een besluit tot degradatie indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2, laat zien.

  • 6 De directeur bepaalt de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

  • 7 In afwijking van het derde lid is een tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde die niet is gedetineerd op het moment waarop de rechtelijke uitspraak onherroepelijk wordt en ten aanzien van wie geen aanhouding en plaatsing in een penitentiaire inrichting is bevolen, bij aanvang van zijn detentie gepromoveerd.

Artikel 1e. Uitgesloten van promotie of het plusprogramma

Uitgesloten van promotie of het plusprogramma zijn gedetineerden:

  • a. tegen wie het openbaar ministerie een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders vordert;

  • b. die zijn geplaatst in een Justitieel Medisch Centrum als bedoeld in artikel 19 of in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum als bedoeld in artikel 20c;

  • c. die zijn geplaatst in een uitgebreid beveiligde inrichting of afdeling als bedoeld in artikel 5, een extra beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 6, of een Terroristen Afdeling als bedoeld in artikel 20a;

  • d. die zijn geplaatst in het Pieter Baan Centrum, als bedoeld in artikel 12, en in een Justitieel Medisch Centrum, als bedoeld in artikel 19;

  • e. die gedurende de eerste acht weken van hun detentie verblijven in een regime voor arrestanten.

Hoofdstuk II. Beveiligingsniveau

Artikel 2. Beperkt beveiligde afdeling

Artikel 4. Normaal beveiligde inrichting of afdeling

In normaal beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die niet in aanmerking komen voor plaatsing in een inrichting of afdeling met een ander beveiligingsniveau.

Artikel 5. Uitgebreid beveiligde inrichting of afdeling

In uitgebreid beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen.

Artikel 6. Extra beveiligde inrichting

In extra beveiligde inrichting kunnen gedetineerden worden geplaatst die:

  • a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of

  • b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is;

  • c. een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.

Hoofdstuk III. Regimes

Artikel 7. Gemeenschapsregime

In een gemeenschapsregime worden gedetineerden geplaatst die niet zijn geplaatst in een individueel regime.

Artikel 10. Extra beveiligd regime van beperkte gemeenschap

[Vervallen per 01-07-2021]

Artikel 11. Individueel regime

In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, de aard van het door hen gepleegde delict, of de aard van het delict van het plegen waarvan zij worden verdacht een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat dan wel ongeschikt zijn in een gemeenschapsregime te functioneren of te verblijven.

Hoofdstuk IIIa. Toewijzing verblijfsruimte in inrichting of afdeling

Artikel 11a

  • 1 De directeur kan een gedetineerde die in een gemeenschapsregime is geplaatst, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.

  • 2 Ongeschiktheid van een gedetineerde als bedoeld in het eerste lid kan samenhangen met:

    • a. diens psychische gestoordheid;

    • b. diens verslavingsproblematiek;

    • c. diens gezondheidstoestand;

    • d. diens gedragsproblematiek;

    • e. de achtergrond van het door hem gepleegde delict;

    • f. de aan hem opgelegde beperkingen.

Hoofdstuk IV. Inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang

Artikel 12. Pieter Baan Centrum (PBC)

  • 1 In het Pieter Baan Centrum kunnen gedetineerden worden geplaatst ten aanzien van wie een bevel tot overbrenging ten behoeve van observatie is gegeven als bedoeld in artikel 198 juncto 196 Wetboek van strafvordering.

  • 2 Ten behoeve van een onderzoek gericht op risicoanalyse, delictgevaarlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling kan een levenslanggestrafte in het Pieter Baan Centrum worden geplaatst. De onderzoeksrapportage wordt toegezonden aan de directeur van de inrichting waaruit de levenslanggestrafte is overgeplaatst.

  • 3 Indien het onderzoek wordt verricht ten behoeve van het Adviescollege levenslanggestraften, geschiedt de in het tweede lid bedoelde plaatsing uiterlijk zes maanden voorafgaande aan het in artikel 4, tweede lid, van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften bedoelde moment. De onderzoeksrapportage wordt toegezonden aan de secretaris van het Adviescollege levenslanggestraften.

Artikel 14. Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (FOBA)

[Vervallen per 17-08-2011]

Artikel 16. Inrichtingen voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassenen (JOVO)

[Vervallen per 01-03-2014]

Artikel 17. Inrichtingen of afdelingen voor moeders met kinderen

  • 1 In de inrichtingen of afdelingen, bedoeld in artikel 12 van de wet, worden vrouwelijke gedetineerden geplaatst:

    • a. ten aanzien van wie de plaatsing in het belang is van de instandhouding van de moeder- kindrelatie,

    • b. die voldoende vaardigheden hebben om zelf verantwoordelijk te kunnen zijn voor de opvoeding van het kind, of van wie ingeschat wordt dat deze vaardigheden in voldoende mate zijn aan te leren, en

    • c. voor wiens kind niet minstens gelijkwaardige opvangmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden buiten de inrichting.

  • 2 Voor plaatsing in de inrichtingen of afdeling, bedoeld in artikel 12 van de wet, komen niet in aanmerking vrouwelijke gedetineerden:

    • a. met een strafrestant van minder dan drie maanden bij plaatsing,

    • b. met een acute psychiatrische of psychische problematiek,

    • c. van wie het kind op de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling van de moeder een leeftijd heeft ouder dan de bij de bestemmingsaanwijzing van de inrichting vastgestelde maximale leeftijd van het kind,

    • d. van wie het kind een ernstig lichamelijk of geestelijk gebrek heeft, waardoor intensieve begeleiding is vereist, of

    • e. ten aanzien van wie de plaatsing niet in het belang van het kind is.

Artikel 19. Justitieel Medisch Centrum (PZ)

In het Justitieel Medisch Centrum kunnen gedetineerden worden geplaatst:

  • a. die medische behandeling behoeven waarvoor opname in een ziekenhuis geïndiceerd is,

  • b. ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij voorwerpen in hun lichaam hebben verborgen die een ernstig gevaar kunnen vormen voor de gezondheid van de gedetineerde, of

  • c. die langdurig extra medische verzorging behoeven en ten gevolge daarvan niet of zeer moeilijk in een reguliere inrichting of afdeling kunnen verblijven.

Artikel 20a. Terroristen Afdeling (TA)

In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:

  • a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;

  • b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf;

  • c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting;

tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.

Artikel 20b. Inrichtingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen

  • 1 In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis ingevolge een bevel van gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.

  • 2 De inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen worden onderscheiden in:

    • a. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van ten minste vier maanden;

    • b. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van minder dan vier maanden.

  • 3 Plaatsing in een andere inrichting of afdeling dan bedoeld in dit artikel is in ieder geval aangewezen als het gedetineerden betreft als bedoeld in artikel 20a.

Artikel 20c. Penitentiair Psychiatrisch Centrum

In het Penitentiair Psychiatrisch Centrum kunnen gedetineerden worden geplaatst ten aanzien van wie:

  • a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;

  • b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.

Hoofdstuk V. Selectie

Artikel 21. Aanwijzingen

Indien de selectiefunctionaris voornemens is van de aanwijzingen, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de wet af te wijken, stelt hij het openbaar ministerie dan wel de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

Artikel 22. Risicoprofiel

  • 1 Ten behoeve van de eerste plaatsing van een gedetineerde, stelt de selectiefunctionaris het risicoprofiel van de gedetineerde vast.

  • 2 Voor de bepaling van het risicoprofiel worden de volgende gegevens of indicatoren in onderlinge samenhang beschouwd:

    • a. de kenmerken en achtergronden van het delict waarvan de gedetineerde wordt verdacht of waarvoor hij is veroordeeld,

    • b. de gegevens over een eventuele eerdere detentie in binnen- dan wel buitenland, en

    • c. eventueel overige beschikbare informatie waaronder de bevindingen van het meldpunt-GRIP na analyse van beschikbare gegevens omtrent de gedetineerde.

  • 3 Indien het Openbaar Ministerie geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om gegevens te verstrekken of indicatoren te onderbouwen, dan volstaat de selectiefunctionaris bij de bepaling van het risicoprofiel met de overige hem ter beschikking staande gegevens en daaraan gerelateerde indicatoren.

  • 4 De selectiefunctionaris plaatst een gedetineerde, zo mogelijk, in een inrichting of afdeling met de mate van beveiliging die op grond van het risicoprofiel voor betrokkene geïndiceerd is.

  • 5 Indien het regime dan wel de bijzondere opvang die voor de gedetineerde geïndiceerd is, niet wordt geboden in een inrichting of afdeling met het voor de gedetineerde geïndiceerde beveiligingsniveau, plaatst de selectiefunctionaris de gedetineerde in een inrichting of afdeling met een hoger beveiligingsniveau.

Artikel 23. Selectie-adviescommissie

De divisiedirecteur IZ kan ten behoeve van de selectie van gedetineerden voor een bepaalde categorie inrichtingen of afdelingen een selectie-adviescommissie instellen.

Er is in ieder geval:

  • -

    een selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting welke adviseert over de plaatsing in een extra beveiligde inrichting;

  • -

    een selectie-adviescommissie geestelijk gestoorde gedetineerden welke adviseert over plaatsing krachtens artikel 6.4 van het Besluit forensische zorg.

Artikel 24. Selectie en plaatsing van gedetineerden vóór veroordeling in eerste aanleg

  • 1 De eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg geschiedt in een huis van bewaring, bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging.

  • 2 Op voorstel van de directeur dan wel op grond van een verzoek bedoeld in artikel 18 van de wet, kan de selectiefunctionaris de gedetineerde overplaatsen naar een ander huis van bewaring, al dan niet met een ander niveau van beveiliging of een ander regime.

  • 3 Indien de overplaatsing mede gebaseerd is op het risicoprofiel, bedoeld in artikel 22, eerste lid, beoordeelt de selectiefunctionaris of de informatie op basis waarvan het risicoprofiel is vastgesteld, nog ongewijzigd van toepassing is. Zonodig wordt het risicoprofiel aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

  • 4 Indien de selectiefunctionaris voornemens is de gedetineerde te selecteren voor een inrichting of afdeling waarvoor een selectie-adviescommissie bestaat, legt de selectiefunctionaris zijn voorgenomen besluit ter advisering aan deze commissie voor.

  • 5 In spoedeisende gevallen kan het in het vierde lid genoemde advies achterwege blijven. In dat geval spreekt de selectie-adviescommissie zich in de eerstvolgende vergadering alsnog uit over het plaatsingsbesluit.

Artikel 25. Selectie en plaatsing van al dan niet onherroepelijk veroordeelden

  • 1 Ten aanzien van een veroordeelde, beoordeelt de selectiefunctionaris op grond van de beschikbare informatie omtrent het gedrag, de persoon en persoonlijkheidskenmerken van de veroordeelde welk regime het meest geëigend is voor de veroordeelde, alsmede of de veroordeelde voor plaatsing in een inrichting of afdeling voor bijzondere opvang in aanmerking komt. Met inachtneming van het gestelde in artikel 21, plaatst de selectiefunctionaris de veroordeelde vervolgens in een inrichting of afdeling die het meest geïndiceerd is voor betrokkene. Indien de directeur voornemens is aan de selectiefunctionaris een voorstel te doen tot plaatsing van een nog niet onherroepelijk veroordeelde, dan wel van een onherroepelijk veroordeelde bij wiens vonnis een executie-indicator is afgegeven, in een beperkt beveiligde afdeling als bedoeld in artikel 2, dan vraagt de directeur het Openbaar Ministerie om advies.

  • 2 Op voorstel van de directeur dan wel op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 18 van de wet, kan de selectiefunctionaris de gedetineerde overplaatsen naar een andere inrichting of afdeling, al dan niet met een ander beveiligingsniveau of regime.

  • 3 Indien de plaatsing of overplaatsing van een veroordeelde mede gebaseerd is op het risicoprofiel van betrokkene, bedoeld in artikel 22, eerste lid, beoordeelt de selectiefunctionaris of de informatie op basis waarvan het risicoprofiel is vastgesteld, nog ongewijzigd van toepassing is. Zo nodig wordt het risicoprofiel aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

  • 4 Indien de selectiefunctionaris voornemens is de veroordeelde te selecteren voor een inrichting of afdeling waarvoor een selectie-adviescommissie bestaat, legt de selectiefunctionaris zijn voorgenomen besluit ter advisering aan deze commissie voor.

  • 5 Indien het de selectie van een veroordeelde betreft met een al dan niet onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf van 8 jaar of meer, legt de selectiefunctionaris zijn voorgenomen besluit eerst ter advisering voor aan het Penitentiair Selectie Centrum. De selectie-adviescommissie baseert haar advies aan de selectiefunctionaris in dat geval mede op het advies van het Penitentiair Selectie Centrum.

  • 6 In spoedeisende gevallen kunnen de in het vierde en vijfde lid genoemde adviezen achterwege blijven. In dat geval spreekt de selectie-adviescommissie zich in de eerstvolgende vergadering alsnog uit over het plaatsingsbesluit.

  • 7 Gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, worden in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst tenzij een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet zich daartegen verzet. Indien in het arrondissement geen gevangenis is aangewezen, dan wel geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst. Ten aanzien van plaatsing in een gevangenis wordt een volgorde gehanteerd, waarbij gedetineerden die verblijven in het plusprogramma, voorrang krijgen boven gedetineerden die verblijven in het basisprogramma.

  • 8 Het zevende lid is niet van toepassing op de arrestanten.

Artikel 26. Plaatsing in een extra beveiligde inrichting (EBI)

  • 1 In aanvulling op het gestelde in de artikelen 24 en 25 worden ten aanzien van een plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting de volgende voorwaarden in acht genomen:

    • a. Alvorens het selectievoorstel wordt voorgelegd aan de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting wordt dit voorzien van externe justitiële informatie, in ieder geval van het meldpunt-GRIP en het Openbaar Ministerie, omtrent het vlucht- en maatschappelijk risico of het risico op voortgezet crimineel handelen van betrokkene.

    • b. De selectiefunctionaris hoort de betrokken gedetineerde alvorens een beslissing omtrent de plaatsing te nemen. Eventueel door de gedetineerde tegen de plaatsing aangevoerde argumenten worden in het selectieadvies vastgelegd.

    • c. Indien binnen de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting geen consensus wordt bereikt over het advies tot plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting, gaat de selectiefunctionaris enkel tot plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting over met instemming van de divisiedirecteur IZ. In alle andere gevallen wordt de divisiedirecteur IZ door of namens de selectiefuntionaris geïnformeerd over de genomen beslissing.

  • 2 Indien feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die wijzen op een onmiddellijk dreigend ontvluchtingsgevaar of een ernstig gevaar voor personen of goederen, kan spoedshalve afgeweken worden van de in het eerste lid gestelde procedure. In dat geval spreekt de selectie-adviescommissie zich in de eerstvolgende vergadering alsnog uit over het plaatsingsbesluit.

  • 3 De selectiefunctionaris neemt ambtshalve elke zes maanden een besluit omtrent de verlenging van het verblijf in een Extra Beveiligde Inrichting. De eerste besluitvorming over verlenging of beëindiging van het verblijf in een Extra Beveiligde Inrichting vindt plaats zes maanden na de plaatsing van betrokkene in een Extra Beveiligde Inrichting.

  • 4 Bij het nemen van de beslissing, bedoeld in het derde lid, worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

    • a. Ten behoeve van de besluitvorming stelt de directeur van de Extra Beveiligde Inrichting vijf maanden na de plaatsing dan wel laatste beslissing omtrent de verlenging van het verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting, een schriftelijke (gedrags)rapportage over de gedetineerde op.

    • b. Alvorens hij het voorstel indient, wint de directeur beschikbare informatie over de betrokken gedetineerde in bij de secretaris van de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. De secretaris van de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting wendt zich vervolgens ter verkrijging van externe justitiële informatie tot het meldpunt-GRIP en het Openbaar Ministerie, verzamelt en analyseert de beschikbare gegevens en informeert de directeur van de Extra Beveiligde Inrichting schriftelijk dan wel in spoedeisende gevallen telefonisch met schriftelijke bevestiging achteraf.

    • c. De directeur bespreekt de rapportage met de gedetineerde alvorens deze naar de selectiefunctionaris te verzenden. Eventuele opmerkingen van de gedetineerde worden in de rapportage vastgelegd.

    • d. Indien de selectiefunctionaris overweegt de plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting te verlengen hoort hij de gedetineerde. Eventueel door de gedetineerde aangevoerde bezwaren worden vastgelegd.

    • e. Indien de gedragsdeskundige informatie daartoe aanleiding geeft, legt de selectiefunctionaris de beschikbare informatie ter advisering voor aan het Penitentiair Selectie Centrum.

    • f. De selectiefunctionaris legt, de onder a tot en met c bedoelde informatie, voorzien van zijn voorgenomen besluit ter advisering voor aan de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. Indien binnen de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting geen consensus wordt bereikt over het advies tot verlenging van de plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting, gaat de selectiefunctionaris enkel tot verlenging van de plaatsing in een Extra Beveiligde Inrichting over met instemming van de divisiedirecteur IZ. In alle andere gevallen worden de divisiedirecteur IZ en de divisiedirecteur GW/VB door of namens de selectiefuntionaris geïnformeerd over de genomen beslissing.

  • 5 Een in een Extra Beveiligde Inrichting verblijvende gedetineerde wiens strafrestant nog slechts anderhalf jaar of minder bedraagt wordt uit de Extra Beveiligde Inrichting geplaatst, tenzij:

    • a. er sprake is van een uitlevering of dreigende uitlevering,

    • b. er nog immer sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij ontvluchting of op voortgezet crimineel handelen,

    • c. de betrokken gedetineerde in de voorafgaande periode van een jaar ontvlucht is, een ontvluchtingspoging heeft gedaan, zich schuldig heeft gemaakt aan voortgezet crimineel handelen of op andere wijze de orde en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar heeft gebracht, of

    • d. er nog steeds valide informatie van het meldpunt-GRIP dan wel het Openbaar Ministerie aanwezig is omtrent een reëel vluchtgevaar van de gedetineerde of voortgezet crimineel handelen.

  • 6 De directeur van een Extra Beveiligde Inrichting kan in verband met nieuwe feiten de selectiefunctionaris tussentijds voorstellen de gedetineerde over te plaatsen. De selectiefunctionaris kan, na instemming van de divisiedirecteur IZ en de divisiedirecteur GW/VB, op basis van het vastgestelde feitenmateriaal tot overplaatsing van de betrokken gedetineerde besluiten. In dat geval wordt de selectie-adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting achteraf geïnformeerd.

Artikel 26a

Een in een Terroristen Afdeling verblijvende gedetineerde als bedoeld in artikel 20a onder b die eenderde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en wiens strafrestant tenminste vier maanden en ten hoogste één jaar bedraagt, wordt uit de Terroristen Afdeling geplaatst, tenzij:

  • a. er sprake is van een uitlevering of dreigende uitlevering;

  • b. er sprake is van een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting;

  • c. er gedurende het laatste jaar van het verblijf op de Terroristen Afdeling sprake is geweest van het verkondigen of verspreiden van een boodschap van radicalisering daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting.

Artikel 26b

De selectiefunctionaris neemt ten aanzien van gedetineerden als bedoeld in art. 20a onder c ambtshalve elke twaalf maanden een besluit omtrent de verlenging van het verblijf in een Terroristen Afdeling. De eerste besluitvorming over verlenging of beëindiging van het verblijf in een Terroristen Afdeling vindt plaats twaalf maanden na de plaatsing van betrokkene in een Terroristen Afdeling.

Hoofdstuk VI. Plaatsing in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden

Artikel 27. Plaatsing van onherroepelijk veroordeelden tot een vrijheidsstraf in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, met toepassing van artikel 13, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

[Vervallen per 05-11-2021]

Artikel 28. Plaatsing van onherroepelijk veroordeelden tot een vrijheidsstraf aan wie tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, met toepassing van artikel 13, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht

[Vervallen per 05-11-2021]

Artikel 29. Jaarlijkse beoordeling tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf als bedoeld in artikel 44 van het besluit

[Vervallen per 05-11-2021]

Hoofdstuk VII. Plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum of in een ziekenhuis

Artikel 32. Plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum

  • 1 Indien plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum medisch geïndiceerd is, wordt de indicatie door de medische dienst van de inrichting van verblijf schriftelijk voorgelegd aan het hoofd van de medische dienst van het Justitieel Medisch Centrum.

  • 2 Nadat de directeur van het Justitieel Medisch Centrum de directeur van de inrichting alwaar de gedetineerde verblijft heeft gemeld dat een opname kan worden gerealiseerd, kan de directeur van de inrichting alwaar betrokkene verblijft de gedetineerde in het Justitieel Medisch Centrum plaatsen. Indien een langer verblijf in het Justitieel Medisch Centrum niet meer geïndiceerd is, plaatst de directeur van de inrichting van herkomst de gedetineerde terug in zijn inrichting.

  • 3 Indien de plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum is gebaseerd op één van de gronden als genoemd in artikel 19 onder a en b, blijft de gedetineerde administratief ingeschreven in de inrichting van herkomst.

  • 4 Indien een plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum geïndiceerd is als bedoeld in artikel 19, onder c, plaatst de selectiefunctionaris, op voorstel van de directeur van de inrichting van herkomst en de directeur van het Justitieel Medisch Centrum, de gedetineerde over naar het Justitieel Medisch Centrum. Indien een langer verblijf in het Justitieel Medisch Centrum niet langer geïndiceerd is, plaatst de selectiefunctionaris de gedetineerde, op voorstel van de directie van het Justitieel Medisch Centrum, over.

  • 5 Indien een spoedeisende plaatsing in het Justitieel Medisch Centrum geïndiceerd is, kan, met instemming van de directeur van het Justitieel Medisch Centrum, afgeweken worden van de in dit artikel gestelde procedure.

Artikel 33. Plaatsing in een algemeen ziekenhuis op grond van artikel 42, vierde lid, van de wet

  • 1 De directeur gaat tot plaatsing in een algemeen ziekenhuis over indien de opname in een ziekenhuis medisch geïndiceerd en opname in het Justitieel Medisch Centrum niet mogelijk of wenselijk is.

  • 2 Indien de plaatsing een voorlopig gehechte gedetineerde betreft, vraagt de directeur toestemming aan het Openbaar Ministerie. Ten aanzien van een onherroepelijk veroordeelde gedetineerde wordt de visie van het Openbaar Ministerie gevraagd indien op het vonnis een executie-indicator is gegeven.

  • 3 Indien het verblijf in een ziekenhuis zonder toezicht, gelet op het vlucht- of maatschappelijk risico van betrokkene, onverantwoord is, treft de directeur maatregelen welke noodzakelijk zijn voor de bewaking van de gedetineerde.

  • 4 De inrichting van herkomst volgt gedurende het verblijf in het ziekenhuis het behandelingsverloop en treedt als aanspreekpunt dan wel intermediair op bij eventuele bijzonderheden en incidenten.

  • 5 Indien spoedeisende medische zorg geboden is, kan afgeweken worden van de in dit artikel gestelde procedure.

Artikel 34. Plaatsing in de Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling

[Vervallen per 17-08-2011]

Hoofdstuk IIX. Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 35

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • -

    05-11-1999, 798621/99/DJI. Wijziging criteria POI-plaatsing.

  • -

    01-02-1999, 744495/99/DJI. Herziening selectie en plaatsingsprocedure gedetineerden.

  • -

    16-09-1998, 713085/98/DJI. Selectie van gedetineerden behorend tot de categorie arrestant.

  • -

    24-03-1998, 673100/98/DJI. Wijziging criteria HOI-plaatsing.

  • -

    26-09-1997, 653291/97/DJI. De Regeling plaatsing veroordeelden gevangenisstraf en TBS.

  • -

    22-08-1997, 646188/97/DJI. Herziening Selectie- en Plaatsingsprocedure extra beveiligde inrichting.

  • -

    18-07-1997, 638818/97/DJI. Sober regime.

  • -

    25-01-1996, 536910/96/DJI. Plaatsingsprocedure IBA's HvB.

  • -

    04-08-1995, 505887/95/DJI. Selectie en (over)plaatsing van jeugdigen.

  • -

    30-12-1994, 442883/94/DJI. Selectie & detentiebegeleiding langgestraften.

  • -

    12-08-1994, 451672/94/DJ. Detentiefasering; overplaatsing van gedetineerden naar halfopen inrichtingen in de laatste fase van de detentie.

  • -

    28-07-1993, 377359/93/DJ. Detentiefasering; overplaatsing van gedetineerden naar halfopen inrichtingen in de laatste fase van de detentie.

  • -

    25-02-1993, 229622/93/DJ. 1. Dagdetentie Groningen; 2. Beleidskader dagdetentie.

  • -

    14-02-1992, 017877/92/DJ. Uitbreiding van begeleiding van het experiment dagdetentie naar een aantal grotere gemeenten.

  • -

    02-12-1991, 168236/91/DJ. Onderbrenging kortgestrafte volwassenen in het ressort Amsterdam - HvB Het schouw te Amsterdam.

  • -

    26-09-1990, 294469 DJ 90. Herziening selectie en plaatsingsprocedure Open inrichtingen.

  • -

    17-04-1990, 141139 DJ 90. Voortzetting experiment dagdetentie te Rotterdam.

  • -

    12-05-1987, 214/387. Regeling begrip `werkelijke straftijd'.

  • -

    18-05-1981, 331/381. Differentiatie inrichtingen voor vrouwelijke gedetineerden.

  • -

    02-04-1979, 275/379. Richtlijnen voor de selectie en plaatsing van kortgestrafte jeugdigen en van kortgestrafte volwassenen.

  • -

    07-06-1978, 133/378. Richtlijnen voor de selectie- en detentiebegeleiding van langgestraften en van tot gevangenisstraf veroordeelden die tevens ter beschikking van de regering zijn gesteld.

Artikel 37. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie

A.H. Korthals

Bijlage 1. Stimuleren en ontmoedigen

Gewenst gedrag in het kader van re-integratie/resocialisatie

Ongewenst gedrag in het kader van re-integratie/resocialisatie

Ontoelaatbaar gedrag dat leidt tot directe degradatie

     

– Een gedetineerde doorloopt de benodigde screening/ diagnostiek en intake.

– Een gedetineerde werkt actief mee aan het opstellen van het eigen D&R-plan, met inbegrip van een plan van aanpak op de basisvoorwaarden.

– Een gedetineerde voert het D&R-plan uit.

– Een gedetineerde doorloopt niet de benodigde screening/diagnostiek en intake.

– Een gedetineerde werkt niet mee aan het opstellen van het eigen D&R-plan, met inbegrip van een plan van aanpak op de basisvoorwaarden.

– Een gedetineerde voert het D&R-plan niet uit.

– Een gedetineerde keert verwijtbaar te laat of niet terug van verlof.

– Een gedetineerde brengt in de inrichting verboden goederen binnen, handelt daarin of heeft deze in bezit.

– Een gedetineerde gedraagt zich fysiek agressief of bedreigt personeel of een medegedetineerde ernstig.

– Een gedetineerde ontvlucht de inrichting, dan wel onderneemt een poging daartoe.

– Een gedetineerde wordt vervolgd voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van een misdrijf.

– Een gedetineerde gebruikt alcohol drugs, of weigert een drugstest af te nemen of fraudeert bij het afnemen van de test.

   

Gewenst gedrag in het kader van verblijf en leefbaarheid

Ongewenst gedrag in het kader van verblijf en leefbaarheid

– Een gedetineerde werkt mee aan het dagprogramma.

– Een gedetineerde werkt mee aan arbeid.

– Een gedetineerde houdt zich aan (huis)regels.

– Een gedetineerde houdt zich aan afspraken.

– Een gedetineerde laat zich aanspreken op gedrag.

– Een gedetineerde gebruikt geen alcohol of drugs en werkt mee aan drugstesten (urinecontroles).

– Een gedetineerde werkt niet mee aan het dagprogramma.

– Een gedetineerde werkt niet mee aan arbeid.

– Een gedetineerde houdt zich niet aan (huis)regels.

– Een gedetineerde houdt zich niet aan afspraken.

– Een gedetineerde laat zich niet aanspreken op gedrag.

Bijlage 2. Stimuleren en Ontmoedigen (Vris)

Gewenst gedrag in het kader van re-integratie/resocialisatie in land van herkomst

Ongewenst gedrag in het kader van re-integratie/resocialisatie in land van herkomst

Ontoelaatbaar gedrag dat leidt tot directe degradatie

– Een gedetineerde doorloopt de benodigde screening/diagnostiek en intake.

– Een gedetineerde werkt actief mee aan het opstellen van het eigen terugkeerplan, met inbegrip van een plan van aanpak op de basisvoorwaarden.

– Een gedetineerde voert het terugkeerplan uit.

– Een gedetineerde doorloopt niet de benodigde screening/diagnostiek en intake.

– Een gedetineerde werkt niet mee aan het opstellen van het eigen terugkeerplan, met inbegrip van een plan van aanpak op de basisvoorwaarden.

– Een gedetineerde voert het terugkeerplan niet uit.

– Een gedetineerde keert verwijtbaar te laat of niet terug van verlof.

– Een gedetineerde brengt in de inrichting verboden goederen binnen, handelt daarin of heeft deze in bezit.

– Een gedetineerde gedraagt zich fysiek agressief of bedreigt personeel of een medegedetineerde ernstig.

– Een gedetineerde ontvlucht de inrichting, dan wel onderneemt een poging daartoe.

– Een gedetineerde wordt vervolgd voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van een misdrijf.

– Een gedetineerde gebruikt alcohol of drugs, weigert een drugstest af te nemen of fraudeert bij het afnemen van de test.

   

Gewenst gedrag in het kader van verblijf en leefbaarheid

Ongewenst gedrag in het kader van verblijf en leefbaarheid

– Een gedetineerde werkt mee aan het dagprogramma.

– Een gedetineerde werkt mee aan arbeid.

– Een gedetineerde houdt zich aan (huis)regels.

– Een gedetineerde houdt zich aan afspraken.

– Een gedetineerde laat zich aanspreken op gedrag.

– Een gedetineerde gebruikt geen alcohol of drugs en werkt mee aan drugstesten (urinecontroles).

– Een gedetineerde werkt niet mee aan het dagprogramma.

– Een gedetineerde werkt niet mee aan arbeid.

– Een gedetineerde houdt zich niet aan (huis)regels.

– Een gedetineerde houdt zich niet aan afspraken.

– Een gedetineerde laat zich niet aanspreken op gedrag.