Regeling Les- en cursusgeldwet

Meerdere toekomstige wijzigingen; eerste op 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-08-2025 t/m heden.

Regeling Les- en cursusgeldwet

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,mede namens de minister van landbouw, cultuur en visserij;

Gelet op de artikelen 2, vierde lid, 3, tweede lid, 4, vierde lid, 6, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, 7, derde lid, 8, 9, tweede lid, 10 en 14, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 ( Stb. 250);

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit:

    Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000,

  • cursist:

    degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit,

  • cursusgeldperiode:

    periode die gelijk is aan de duur van de opleiding met een maximum van een cursusjaar,

  • cursusgeldplichtige:

    cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger,

  • lesgeld:

    krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende schooljaar vastgestelde bedrag,

  • lesgeldplichtige:

    degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd,

  • Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

  • schooljaar:

    tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend.

Artikel 4. Termijnbetaling lesgeld bij inschrijving na 30 september

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

  • 1 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling van het lesgeld in een of meer termijnen heeft verstrekt en de leerling na 30 september van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt de eerste termijn afgeschreven in de maand volgend op de maand van inschrijving.

  • 2 [Red: Vervallen.]

Artikel 5. Bijzondere vorm van dagonderwijs

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

  • 1 Als een bijzondere vorm van dagonderwijs, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, wordt aangemerkt het door een gedetineerde leerling in het kader van een justitieel behandelplan volgen van onderwijs dat wordt verzorgd door een reguliere onderwijsinstelling.

  • 2 Bij een aanvraag tot vrijstelling van lesgeld in geval van een inschrijving als bedoeld in het eerste lid, wordt een verklaring van de justitiële inrichting overgelegd waaruit blijkt dat de leerling daar is geïnterneerd en in het kader van een justitieel behandelplan onderwijs volgt.

Artikel 6. Bijzondere familieomstandigheden

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

Onder bijzondere familieomstandigheden, bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, onderdeel d, en 14, tweede lid, onderdeel d, van het besluit worden verstaan:

  • a. overlijden van of ernstige ziekte bij de partner van de leerling,

  • b. overlijden van of ernstige ziekte bij een familielid tot en met de tweede graad van de leerling, en

  • c. echtscheiding van de ouders van de leerling.

Artikel 7. Over te leggen bewijsmiddelen bij aanvraag tot restitutie lesgeld

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

  • 1 Een aanvraag om teruggave van het lesgeld als bedoeld in artikel 7, derde lid, van het besluit wordt gedaan aan de Minister.

  • 2 Bij een aanvraag om terugbetaling op grond van artikel 7, tweede lid, wordt overgelegd in geval van:

    • a. onderdeel a, van het besluit: bewijsstuk waaruit blijkt dat de opleiding met goed gevolg is afgerond,

    • b. onderdeel b, van het besluit: afschrift van het bewijs van inschrijving aan een cursus,

    • c. onderdeel c, van het besluit: afschrift van of uittreksel uit de akte van overlijden van de leerling, of verklaring van een daartoe bevoegd arts, niet zijnde de behandelend arts van de leerling waaruit blijkt dat de leerling in het desbetreffende schooljaar redelijkerwijs geen onderwijs meer kan volgen,

    • d. onderdeel d, van het besluit juncto artikel 6, onderdeel a: afschrift van of uittreksel uit de akte van overlijden van de partner van de leerling, of verklaring van een daartoe bevoegd arts, niet zijnde de behandelend arts van de partner van de leerling,

    • e. onderdeel d, van het besluit juncto artikel 6, onderdeel b: afschrift van of uittreksel uit de akte van overlijden van het familielid van de leerling, of verklaring van een daartoe bevoegd arts, niet zijnde de behandelend arts van het familielid van de leerling,

    • f. onderdeel d, van het besluit juncto artikel 6, onderdeel c: afschrift van of uittreksel uit de echtscheidingsakte.

Artikel 9. Inschrijvingsformulier cursus

  • 1 Het inschrijvingsformulier, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het besluit, bestaat uit 2, wat de gegevens betreft, gelijkluidende delen. Na inschrijving van de cursist is een deel bestemd voor het bevoegd gezag en een deel voor de cursusgeldplichtige.

  • 2 Het ingevulde inschrijvingsformulier bevat naast de in artikel 9, tweede lid, van het besluit genoemde gegevens in ieder geval:

    • a. geboortedatum en geslacht van de cursist en, indien deze minderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger,

    • b. datum waarop de cursist is ingeschreven,

    • c. cursusgeldperiode waarvoor de inschrijving geldt,

    • d. categorie van opleidingen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit waarvoor de cursist is ingeschreven, en

    • e. ondertekening door de cursusgeldplichtige.

Artikel 10. Bewijs van uitschrijving cursus

  • 1 Het bewijs van uitschrijving, genoemd in artikel 10 van het besluit, bestaat uit 2, wat de gegevens betreft, gelijkluidende delen. Na uitschrijving van de cursist is een deel bestemd voor het bevoegd gezag en een deel voor de cursusgeldplichtige.

  • 2 Het ingevulde bewijs van uitschrijving bevat in ieder geval:

    • a. naam van de cursusgeldplichtige,

    • b. naam van de cursist

    • c. datum waarop de inschrijving is beëindigd,

    • d. naam van de onderwijsinstelling.

Artikel 11. Hoogte lesgeld

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-08-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

Het lesgeld, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van het besluit, wordt voor het cursusjaar 2025–2026 na toepassing van artikel 3a, tweede lid, van het besluit vastgesteld op € 1.458.

Artikel 12. Hoogte cursusgeldtarieven

[Toekomstige wijziging(en) voorzien met ingang van: 01-08-2026. Zie het wijzigingenoverzicht.]

De cursusgeldtarieven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit, worden voor het cursusjaar 2025–2026 na toepassing van artikel 15, tweede lid, van het besluit als volgt vastgesteld:

  • a. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 303.

  • b. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 735.

  • c. voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of onderdelen van dat diploma: € 0,97 voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Les- en cursusgeldwet.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

Drs. K.Y.I.J. Adelmund