Gaswet

Geraadpleegd op 12-12-2024.
Geldend van 01-10-2022 t/m 31-12-2023

Wet van 22 juni 2000, houdende regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PbEG 1998, L 204), de mogelijkheden voor levering en in- en uitvoer van gas en voor het gebruik van infrastructuur voor gastransport te verruimen en daarvoor met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, milieuhygiënisch verantwoord en doelmatig functioneren van de gasvoorziening een regeling tot stand te brengen met betrekking tot het transport en de levering van gas;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

    • b. gas:

      • 1°. aardgas dat bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is en

      • 2°. stof die:

        • is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen of

        • is opgewekt in een hybride productie-installatie die gebruik maakt van zowel hernieuwbare als fossiele energiebronnen en

        • bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is voor zover het mogelijk en veilig is deze stof overeenkomstig hoofdstuk 2 te transporteren;

    • c. gasproductienet: een of meer pijpleidingen die onderdeel uitmaken van een olie- of gaswinningsproject of die worden gebruikt voor het transport van gas rechtstreeks van een gaswinningsproject naar een verwerkingsinstallatie, een opslagplaats of een aanlandingsplaats;

    • d. gastransportnet: niet tot een gasproductienet behorende, met elkaar verbonden leidingen of hulpmiddelen bestemd of gebruikt voor het transport van gas, met inbegrip van hulpmiddelen en installaties waarmee ondersteunende diensten voor dat transport worden verricht, behoudens voor zover deze leidingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of gelegen zijn binnen de installatie van de afnemer;

    • e. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 is aangewezen voor het beheer van een of meer gastransportnetten,

    • f. gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie, en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;

    • g. gasopslagbedrijf: een ieder die een gasopslaginstallatie beheert;

    • h. LNG-installatie: een installatie die gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, of voor de invoer, de verlading, of de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het transportsysteem, met uitzondering van de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag;

    • i. LNG-bedrijf: een ieder die een LNG-installatie beheert;

    • j. gasbedrijf: een netbeheerder, een gasopslagbedrijf, een LNG-bedrijf of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, maar geen eindafnemer van dit gas is;

    • k. verwant bedrijf: verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

    • l. netgebruiker: degene voor wie met behulp van een gastransportnet het transport van gas wordt verricht;

    • m. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een gastransportnet en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder begrepen één of meer verbindingen tussen een gastransportnet dat wordt beheerd door een netbeheerder en een gastransportnet dat beheerd wordt door een ander dan die netbeheerder;

    • n. landelijk gastransportnet: een gastransportnet dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor het op landelijk niveau transporteren van gas;

    • o. afnemer: een persoon met een aansluiting op een gastransportnet;

    • p. vergunninghouder: een houder van een leveringsvergunning als bedoeld in artikel 43;

    • q. richtlijn: richtlijn nr. 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (Pb EU 2009, L 211);

    • r. Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    • s. [Red: vervallen;]

    • t. ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of de werking van gastransportnetten, LNG-installaties of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gastransportnet en menging, maar met uitzondering van de installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;

    • u. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is;

    • v. [Red: vervallen;]

    • w. programmaverantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een programma als bedoeld in artikel 17b, eerste of tweede lid;

    • x. programmaverantwoordelijke: degene op wie programmaverantwoordelijkheid rust;

    • y. continentaal plat: het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarop het Koninkrijk mede overeenkomstig het op 10 december 1982 te Montego-Bay gesloten Verdrag inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) soevereine rechten heeft en welke is gelegen aan de zeezijde van de in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee bedoelde lijn;

    • z. interconnector: transmissieleiding die de grens tussen Nederland en een ander land overschrijdt met de bedoeling het gastransportnet met het gastransportnet van dat andere land te koppelen;

    • aa. [Red: vervallen;]

    • ab. meetinrichting: het gehele samenstel van apparatuur dat ten minste tot doel heeft het uitgewisselde gas te meten;

    • ac. meetbedrijf: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het collecteren, valideren en vaststellen van meetgegevens betreffende gas;

    • ad. verordening 715/2009: verordening nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (Pb EU 2009, L 211);

    • ae. verordening 2019/942: verordening 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (Pb EU 2019, L 158);

    • af. Acer: agentschap als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening 2019/942;

    • ag. producent: een organisatorische eenheid die zich bezig houdt met het produceren van gas;

    • ah. leverancier: een organisatorische eenheid die zich bezig houdt met het leveren van gas;

    • ai. handelaar: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten betreffende de koop en verkoop van gas;

    • aj. producent van elektriciteit: een producent als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Elektriciteitswet 1998;

    • ak. leverancier van elektriciteit: een leverancier als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998;

    • al. handelaar in elektriciteit: een handelaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998;

    • am. gesloten distributiesysteem: een net waarvoor op grond van artikel 2a ontheffing is verleend;

    • an. directe lijn: een of meer leidingen voor het transport van gas, behoudens voor zover die gelegen is binnen een installatie, die:

      • 1°. niet is verbonden met een gastransportnet of een andere leiding voor het transport van gas en die een geïsoleerde productie-installatie van een producent rechtstreeks verbindt met een geïsoleerde verbruiker van gas, niet zijnde de producent, of

      • 2°. ten hoogste via de installatie van één aangeslotene op de leiding is verbonden met een gastransportnet of een andere leiding voor het transport van gas en die een productie-installatie van een producent met tussenkomst van een leverancier rechtstreeks verbindt met één of meer verbruikers van gas, niet zijnde de producent of in hoofdzaak huishoudelijke verbruikers, teneinde te voorzien in de gasbehoefte van deze verbruikers;

    • ao. hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare niet-fossiele bronnen waarmee hernieuwbare energie als bedoeld in artikel 2, eerste onderdeel, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) kan worden opgewekt;

    • ap. verordening 1227/2011: verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PbEU 2011, L 326), alsmede de door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van verordening 1227/2011;

    • aq. marktdeelnemer: een marktdeelnemer als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van verordening 1227/2011;

    • ar. Autoriteit Financiële Markten: de Autoriteit Financiële Markten, genoemd in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

    • as. gas uit hernieuwbare energiebronnen: een stof die is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook gebruik maakt van fossiele energiebronnen;

    • at. garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen: gegevens op een rekening die betrekking hebben gas uit hernieuwbare energiebronnen en waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie een hoeveelheid gas uit hernieuwbare energiebronnen heeft opgewekt;

    • au. productiemeetgegevens: de gegevens betreffende de hoeveelheid gas uit hernieuwbare energiebronnen die door een producent wordt ingevoed op een gastransportnet;

    • av. bindende gedragslijn: een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;

    • aw. zelfstandige last: de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.

    • bb. verordening 2017/1938: verordening nr. 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening nr. 994/2010 (Pb EU 2017, L 280/30);

    • bc. gasjaar: periode vanaf 1 oktober in enig jaar tot en met 30 september van het daaropvolgende kalenderjaar;

    • bd. interconnectiepunt: een punt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening 2017/459 van de Europese Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van verordening 984/2013;

    • be. connectiepunt: een fysiek punt dat aangrenzende landelijke gastransportnetten met elkaar verbindt of een landelijk gastransportnet verbindt met een interconnector of een gasproductienet verbindt met een landelijk gastransportnet;

    • bf. eerste interconnectiepunt: het interconnectiepunt dat een interconnector met een derde land verbindt met een landelijk gastransportnet;

    • bg. eerste connectiepunt: het connectiepunt dat een interconnector met een derde land of een gasproductienet dat begint in een derde land verbindt met een landelijk gastransportnet;

    • bh. omschakelen: het voorzien van een afnemer van een aansluiting, met een doorlaatwaarde van groter dan 40m3(n) per uur, waarmee hoogcalorisch gas kan worden onttrokken aan het gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit, welke in de plaats treedt van de aansluiting waarmee laagcalorisch gas aan het gastransportnet wordt onttrokken;

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op andere gasvormige stoffen dan de stof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op gasopslaginstallaties, LNG-installaties, interconnectoren met andere lidstaten, voor zover deze zijn gelegen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone of op het continentaal plat, en op interconnectoren met derde landen vanaf het eerste connectiepunt tot en met de territoriale zee.

Paragraaf 1.1a. Uitvoering en toezicht

Artikel 1a

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt is de regulerende instantie, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de richtlijn en in verordening 715/2009 en is de bevoegde instantie als bedoeld in verordening 715/2009.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt houdt bij de uitoefening van de haar op grond van deze wet toegekende taken en bevoegdheden rekening met artikel 40 van de richtlijn.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt werkt, onder meer teneinde de nationale markten op één of meer geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009 te integreren en samenwerking tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en buitenlandse instelling die op grond van nationale wettelijke regels belast zijn met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de richtlijn in deze gebieden aan te moedigen, samen met:

    • a. instellingen in andere lidstaten van de Europese Unie die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met de toepassing van de regels op het gebied van gas;

    • b. Acer.

  • 5 De Autoriteit Consument en Markt draagt bij aan de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen in één of meer geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009.

  • 6 De Autoriteit Consument en Markt beslist over de goedkeuring van de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet gehanteerde congestiebeheersprocedures voor interconnectoren en interconnectiepunten.

  • 7 De Autoriteit Consument en Markt werkt met betrekking tot interconnectoren met derde landen waarvan het eerste connectiepunt is gelegen op Nederlands grondgebied samen met de bevoegde instantie in het derde land teneinde te bewerkstelligen dat aan de bij en krachtens deze wet gestelde eisen wordt voldaan.

  • 8 Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing op een gasproductienet dat begint in een derde land en is verbonden met een landelijk gastransportnet.

Artikel 1b

De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen en onderwerpen, bedoeld in artikel 1c, eerste en tweede lid, en in verband met verordening 2019/942, verordening 715/2009, verordening 2017/1938 en verordening 1227/2100.

Artikel 1c

  • 1 Onze Minister is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikelen 5a, 8a, 11, 35a, 51, 54a, 54b en 56, alsmede met onderwerpen die samenhangen met de kwaliteit van het transport van gas met als doel het voorkomen van ongevallen, voorvallen en schade.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden de artikelen of delen hiervan betreffende de kwaliteit van het transport van gas bedoeld in het eerste lid aangewezen.

  • 3 Onze Minister wijst bij besluit de ambtenaren aan die toezicht houden op de naleving van de artikelen bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4 Onze Minister kan in verband met de naleving van de voorschriften bedoeld in het eerste en tweede lid een bindende aanwijzing geven of een bindende gedragslijn opleggen.

  • 5 Onze Minister kan ter handhaving van de voorschriften bedoeld in het eerste en tweede lid een last onder bestuursdwang opleggen.

Artikel 1d

De Autoriteit Consument en Markt volgt nauwlettend in welke mate de gasmarkt aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 40 van de richtlijn, voldoet. Tevens volgt zij:

  • a. de samenhang tussen de voorgenomen investeringen, bedoeld in artikel 8, van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netontwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van verordening 715/2009;

  • b. het niveau van transparantie, met inbegrip van de groothandelsprijzen;

  • c. het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinverbruikersniveau;

  • d. het bestaan van praktijken gericht op het aangaan van overeenkomsten die afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, kunnen weerhouden van of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier.

Artikel 1e

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt zendt het verslag toe aan Onze Minister, Acer en de Europese Commissie.

Artikel 1g

Artikel 1h

  • 1 Onze Minister kan van een gasbedrijf, een gasbeurs, een netgebruiker of een afnemer de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet of verordening 715/2009.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 4 In afwijking van het derde lid is Onze Minister bevoegd bescheiden, gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, te verstrekken aan:

    • a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van gas, voor zover die bescheiden, gegevens en inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling;

    • b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan;

    • c. Acer, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van Acer.

  • 5 Op basis van het vierde lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens of inlichtingen worden verstrekt indien:

    • a. de geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd, en

    • b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 6 Indien Onze Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.

Paragraaf 1.1.b. Duurzame decentrale experimenten

Artikel 1i

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan, met inachtneming van bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie, bij wege van experiment worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Er kan uitsluitend toepassing worden gegeven aan het eerste lid indien het experiment bijdraagt aan ontwikkelingen op het gebied van de decentrale productie, het transport en de levering van gas dat decentraal is opgewekt in een installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen en past binnen verantwoorde financiële kaders van het Rijk.

  • 3 Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden regels gesteld over experimenten, als bedoeld in het eerste lid, waarbij in elk geval wordt bepaald:

    • a. welke afwijking of afwijkingen van deze wet zijn toegestaan,

    • b. voor welke categorieën afnemers de afwijkingen gelden en de omvang van de groep afnemers waarvoor een afwijking geldt,

    • c. de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijking of afwijkingen,

    • d. het aantal situaties waarin een afwijking is toegestaan en

    • e. de wijze waarop wordt vastgesteld of een afwijking aan haar doel beantwoordt, en of de tijdsduur daarvan aanpassing behoeft.

  • 4 Onze Minister zendt uiterlijk drie maanden na de beëindiging van een experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan, alsmede een standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 5 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Paragraaf 1.2. Aanwijzing van netbeheerders

Artikel 2

  • 1 Onze Minister wijst op verzoek een naamloze of een besloten vennootschap voor tien jaar als netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan. Bij het verzoek wordt een besluit van de Autoriteit Consument en Markt overgelegd waaruit blijkt dat is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 2c en 3b, vierde lid.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt besluit op verzoek van degene die wenst te worden aangewezen als netbeheerder van het landelijk gastransportnet of naar aanleiding van een situatie, bedoeld in het zevende lid, of is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 2c en 3b, vierde lid.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt neemt de beschikking, bedoeld in het tweede lid, overeenkomstig de procedure van artikel 10, vijfde en zesde lid, van de richtlijn en artikel 3 van verordening 715/2009 .

  • 4 De Europese Commissie kan van een producent, een leverancier of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de gegevens en inlichtingen verlangen die zij nodig heeft voor de uitvoering van artikel 10 van de richtlijn.

  • 5 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken als bedoeld in het vierde lid, is verplicht binnen de door de Europese Commissie gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van haar bevoegdheden.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet meldt de Autoriteit Consument en Markt omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot herziening van de beschikking, bedoeld in het tweede lid.

  • 7 De Autoriteit Consument en Markt kan de beschikking, bedoeld in het tweede lid, wijzigen of intrekken:

    • a. naar aanleiding van een melding als bedoeld in het zesde lid;

    • b. naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden;

    • c. op verzoek van de Europese Commissie.

  • 8 Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk gastransportnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.

  • 9 Een aanwijzing als bedoeld in het achtste lid geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop Onze Minister heeft ingestemd met de aanwijzing op grond van artikel 4, tweede lid.

  • 10 Degene aan wie een gastransportnet toebehoort handelt als beheerder van dat net, indien daarvoor geen beheerder is aangewezen krachtens deze wet. De bij of krachtens deze wet aan een netbeheerder opgelegde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2a

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan op diens aanvraag ontheffing verlenen aan een eigenaar van een gastransportnet, niet zijnde het landelijk gastransportnet, van het gebod van artikel 2, achtste lid, indien:

    • a. het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers van een gastransportnet om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is of het gastransportnet primair gas distribueert voor de eigenaar van dat net of de daarmee verwante ondernemingen,

    • b. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met een netbeheerder verbonden is,

    • c. het gastransportnet binnen een geografisch afgebakende industriële locatie, commerciële locatie of locatie met gedeelde diensten ligt en dat net technisch, organisatorisch of functioneel verbonden is,

    • d. op het gastransportnet minder dan 500 afnemers zijn aangesloten,

    • e. het gastransportnet geen huishoudelijke eindafnemers van gas voorziet, tenzij er sprake is van incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudelijke eindafnemers dat werkzaam is bij of vergelijkbare betrekkingen heeft met de eigenaar van het gastransportnet en

    • f. de veiligheid en betrouwbaarheid van het gastransportnet voldoende is gewaarborgd.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt neemt het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd. De Autoriteit Consument en Markt kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:

    • a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid;

    • b. in strijd handelt met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid en het bepaalde bij of krachtens het vierde tot en met het zevende lid;

    • c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 4 Indien een ontheffing is verleend, zijn uitsluitend het vijfde en zesde lid van toepassing op de eigenaar van een gesloten distributiesysteem.

  • 5 De eigenaar van een gesloten distributiesysteem beheert het gesloten distributiesysteem.

  • 7 De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag van degene die voornemens is een gastransportnet aan te leggen en die beschikt over de daarvoor benodigde vergunningen, ontheffingen en toestemmingen, ontheffing verlenen van het gebod van artikel 2, achtste lid. Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De Autoriteit Consument en Markt keurt op verzoek van een aangeslotene op een gesloten distributiesysteem de van kracht zijnde methode voor de berekening van de tarieven goed.

  • 9 Indien een verzoek als bedoeld in het achtste lid is ontvangen, overlegt de eigenaar van een gesloten distributiesysteem binnen drie maanden na de datum waarop de Autoriteit Consument en Markt de eigenaar van een gesloten distributiesysteem over het verzoek heeft geïnformeerd, aan de Autoriteit Consument en Markt informatie over het aan het verzoek voorafgaande kalenderjaar die relevant is voor de beoordeling van het verzoek, met daarbij een toerekening van de kosten en opbrengsten aan activiteiten die verband houden met de aanleg en het beheer van het gesloten distributiesysteem in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 10 Een besluit als bedoeld in het achtste lid, wordt genomen binnen zes maanden nadat de informatie, bedoeld in het negende lid door de Autoriteit Consument en Markt is ontvangen. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

Artikel 2b

  • 1 Artikel 2, eerste, tweede, derde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing voor de aanwijzing van een interconnector-beheerder, met dien verstande dat in afwijking van artikel 2, eerste lid, de interconnector-beheerder geen naamloze of besloten vennootschap behoeft te zijn. Voor een interconnector-beheerder zijn het vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet is aangewezen als interconnector-beheerder zijn, in afwijking van het vierde en vijfde lid, de bij of krachtens de Gaswet voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geldende bepalingen van overeenkomstige toepassing, rekening houdend met het grensoverschrijdende karakter en de regulering van het andere land.

  • 5 Indien een persoon uit een derde land zeggenschap heeft over een eigenaar van een interconnector of een interconnector-beheerder, besluit de Autoriteit Consument en Markt in het besluit, bedoeld in artikel 2, tweede lid, op verzoek en volgens de procedure van artikel 11 van de richtlijn of is voldaan aan artikel 11, derde lid, van de richtlijn.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur worden ter implementatie van artikel 9 van de richtlijn nadere regels gesteld voor interconnector-beheerders.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt en de beheerder van dat net, voor zover deze regels nodig zijn voor het functioneren en de exploitatie van dat net of voor het functioneren van die beheerder.

Artikel 2c

  • 2 Rechtspersonen en vennootschappen die deel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt, houden geen aandelen in een netbeheerder of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een netbeheerder behoort en nemen niet deel in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een netbeheerder behoort.

  • 3 Een netbeheerder en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

    • a. houden geen aandelen in een rechtspersoon die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt;

    • b. nemen niet deel in een vennootschap die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt.

  • 4 In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid:

    • a. maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geen deel uit van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die elektriciteit produceert of levert of daarin handelt;

    • b. maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geen deel uit van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe een rechtspersoon of vennootschap behoort die activiteiten als bedoeld in het eerste lid of onderdeel a verricht buiten Nederland;

    • c. oefent de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geen directe of indirecte zeggenschap uit over een producent, een leverancier, een producent van elektriciteit of een leverancier van elektriciteit.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden ter implementatie van artikel 9 van de richtlijn nadere regels gesteld.

Artikel 3

  • 1 Een rechtspersoon die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht wordt niet aangewezen als netbeheerder.

  • 2 De statuten van de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bevatten in ieder geval:

    • a. de instelling van een raad van commissarissen,

    • b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas verricht,

    • c. in afwijking van artikel 129, derde lid, of artikel 239, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid van de bestuurders;

    • e. de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met de instemming van de aandeelhouders en met inachtneming van de uitvoering van de aan de netbeheerder bij wet opgedragen taken en verplichtingen om zijn netten in werking te hebben, te vernieuwen, te onderhouden en uit te breiden.

  • 3 Indien een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, een afhankelijke maatschappij is in de zin van artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten van die netbeheerder, in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.

  • 4 In het in het derde lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is aan de in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ten aanzien van het bestuur van de netbeheerder.

  • 5 Een netbeheerder mag een activiteit als bedoeld in het eerste lid uitoefenen indien die activiteit een dat transport ondersteunende dienst is.

Artikel 3a

  • 1 De statuten van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevatten in ieder geval:

    • a. de instelling van een raad van commissarissen,

    • b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon,

    • c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is in de zin van artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.

  • 3 In het in het tweede lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is aan de in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten aanzien van het bestuur van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet mag een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid uitoefenen indien die activiteit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn wettelijke taken.

Artikel 3b

  • 1 Een netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde gastransportnet.

  • 2 Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2, achtste lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.

  • 3 De overdracht geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet of een tot de groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet deel uitmaakt behorende vennootschap beschikt over de eigendom van het landelijk gastransportnet.

Artikel 3c

  • 1 Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.

  • 2 De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.

  • 3 De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de Autoriteit Consument en Markt en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.

Artikel 4

  • 1 De netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, meldt aan Onze Minister onverwijld na zijn aanwijzing zijn naam en adres en de naam en het adres van zijn aandeelhouders en zendt aan Onze Minister een beschrijving van het gastransportnet dat door hem wordt beheerd. Tenminste eenmaal per jaar meldt hij Onze Minister iedere wijziging van de namen of adressen en zendt hij hem een beschrijving van de wijziging van het gastransportnet dat door hem wordt beheerd.

  • 2 De aanwijzing behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming indien niet is voldaan aan de artikelen 2c, 3, 3b of 3c, of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 1h en 10e te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 10, 10b, 42 of 54a uit te voeren, indien een netbeheerder niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10Aa of 10c dan wel, indien een netbeheerder deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de met hem verbonden groepsmaatschappij niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 10d.

  • 3 Indien Onze Minister voorschriften verbindt aan zijn instemming, strekken deze er slechts toe de geconstateerde tekortkomingen, bedoeld in het tweede lid, weg te nemen.

Artikel 5

  • 1 Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, achtste lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een gastransportnet dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing of indien er sprake is van een gastransportnet waarvoor ten onrechte geen netbeheerder is aangewezen dan wel instemming van Onze Minister met een aanwijzing ontbreekt, kan Onze Minister door aanwijzing van een naamloze of besloten vennootschap een netbeheerder van dat gastransportnet aanwijzen.

  • 2 Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 2c, 3, 3b of 3c of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 1h en 10e te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 10 of 42 uit te voeren, of indien een netbeheerder niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10Aa of 10b dan wel, indien een netbeheerder deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de met hem verbonden groepsmaatschappij niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 10d, kan Onze Minister de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.

  • 3 Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, opdrachten als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, niet uitvoert of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de gasvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:

    • a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of

    • b. artikel 5a toepassen.

  • 4 In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop de aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.

  • 5 Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 5a toepassen.

  • 6 Uiterlijk op de dag waarop een beschikking tot aanwijzing van Onze Minister in werking treedt, draagt de netbeheerder of, indien van toepassing, degene aan wie een gastransportnet toebehoort, de economische eigendom van het gastransportnet over aan de aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.

  • 7 De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag in eens.

  • 8 Indien de tegenprestatie, bedoeld in het zevende lid, niet kan worden afgeleid uit de vastgestelde tarieven, kan de tegenprestatie worden vastgesteld volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels.

  • 9 Aan de vaststelling van de tegenprestatie, bedoeld in het zevende en achtste lid, verlenen degene die de economische eigendom van het net overdraagt en degene die deze eigendom overneemt, voor zover nodig hun medewerking.

  • 10 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 5a

  • 1 Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.

  • 2 De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.

  • 3 Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.

  • 4 De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 5 Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.

Artikel 6

  • 1 Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of achtste lid, kunnen met inachtneming van een redelijke termijn de aanwijzing van een netbeheerder vervangen door de aanwijzing van een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder.

  • 2 Ingeval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de vennootschap die als netbeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing als netbeheerder van rechtswege en wijzen degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of achtste lid, volgens de procedure van artikel 2 een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 3 Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of achtste lid, wijzen voor afloop van de periode, bedoeld in artikel 2, eerste of negende lid, een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan voor de daarop aansluitende periode. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 4 De artikelen 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing als netbeheerder, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid.

Artikel 7

Een ieder die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, onthoudt zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die een netbeheerder heeft ingevolge de artikelen 10, 10a, 42 en 54a, alsmede hoofdstuk 2, tenzij de netbeheerder hem als verwant bedrijf uitdrukkelijk verzoekt een dat transport ondersteunende dienst te verrichten.

Artikel 7a

  • 1 Een netbeheerder stelt periodiek een investeringsplan op waarin alle noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen worden beschreven en onderbouwd.

  • 2 Een netbeheerder legt een ontwerpinvesteringsplan achtereenvolgens voor:

    • a. aan een ieder ter consultatie en verwerkt de gegeven reacties op de ingediende zienswijzen in het plan,

    • b. aan de Autoriteit Consument en Markt en, voor zover het een ontwerpinvesteringsplan voor het landelijk gastransportnet betreft, aan Onze Minister.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt toetst of een netbeheerder in redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft kunnen komen.

  • 4 Onze Minister toetst of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zich in voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de energiemarkt.

  • 5 Een netbeheerder stelt het investeringsplan vast en verantwoordt daarbij hoe de resultaten van consultatie en toetsing zijn verwerkt.

  • 6 Een netbeheerder voert de in het investeringsplan opgenomen investeringen uit.

  • 7 Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij een significante wijziging.

  • 8 In het investeringsplan opgenomen investeringen worden noodzakelijk geacht voor de uitvoering van de op grond van deze wet aan de netbeheerder toegekende taken.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

    • a. de termijn waarvoor het investeringsplan geldt,

    • b. de nadere inhoud en het aggregatieniveau van een investeringsplan,

    • c. de procedure waarlangs een investeringsplan tot stand komt,

    • d. de wijze waarop de noodzaak van investeringen wordt aangetoond,

    • e. het tijdstip en de frequentie waarmee een investeringsplan dan wel onderdelen daarvan, wordt opgesteld dan wel aangepast,

    • f. de wijze waarop en bij wie een ontwerpinvesteringsplan wordt geconsulteerd,

    • g. de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een investeringsplan.

  • 10 De regels, bedoeld in het negende lid, kunnen verschillen voor verschillende soorten gastransportnetten, verschillende delen van gastransportnetten met een verschillend drukniveau en verschillende netbeheerders.

  • 11 Onze Minister kan een bindende gedragslijn opleggen in het kader van de verplichting om rekenschap te geven van ontwikkelingen in de energiemarkt, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 8

  • 1 Een netbeheerder:

    • a. hanteert een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem voor de uitvoering van de op grond van deze wet aan hem toegekende taken en

    • b. beschikt over een document waarin is aangegeven op welke wijze hij uitvoering geeft aan onderdeel a.

  • 2 Onder een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem wordt verstaan het geheel van samenhangende plannen, processen en procedures dat een netbeheerder in staat stelt de kwaliteit, waaronder tevens wordt begrepen de veiligheid en betrouwbaarheid, van zijn gastransportnet en de uitvoering van de op grond van deze wet aan hem toegekende taken te registreren, te monitoren en waar nodig bij te sturen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld, die kunnen verschillen voor verschillende gastransportnetten, verschillende delen van gastransportnetten met een verschillend drukniveau en verschillende netbeheerders, over:

    • a. het kwaliteitsborgingsysteem;

    • b. de onderwerpen die in het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste moeten zijn opgenomen;

    • c. het verstrekken van gegevens en inlichtingen over het kwaliteitsborgingssysteem of het verstrekken van het document bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de Autoriteit Consument en Markt of aan Onze Minister;

    • d. het bewaren en openbaar maken van gegevens over het kwaliteitsborgingssysteem of van het document bedoeld in het eerste lid;

    • e. evaluatie van het kwaliteitsborgingssysteem.

Artikel 8a

  • 1 Indien zich met betrekking tot een gastransportnet een voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de mens of het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt de netbeheerder dat voorval zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van door de netbeheerder te nemen maatregelen ten aanzien van voorvallen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de meldplicht, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8b

Onze Minister kan een netbeheerder een bindende aanwijzing geven in het kader van de bescherming van zijn gastransportnet tegen een mogelijke invloed van buitenaf, bedoeld in artikel 10, elfde lid.

Artikel 9

  • 1 Indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt uit het investeringsplan, bedoeld in artikel 7a, het document, bedoeld in artikel 8, of uit de overzichten, bedoeld in artikel 35b, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas over de door hem beheerde netten, meldt zij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.

  • 2 Nadat hij een melding heeft ontvangen, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van gas in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt.

  • 3 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 9a

  • 1 Degene aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie toebehoort, wijst ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, een beheerder van die installatie aan.

Artikel 9b

  • 1 Een gasopslagbedrijf is onafhankelijk wat betreft de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming van andere, niet met gastransport of gasopslag samenhangende activiteiten indien:

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter implementatie van de richtlijn,nadere eisen gesteld aan de onafhankelijkheid van een gasopslagbedrijf.

Paragraaf 1.3. Beheerstaken op het gebied van gastransport, gasopslag en LNG

Artikel 10

  • 1 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf heeft tot taak zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet.

  • 2 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf verstrekt aan:

    • a. andere netbeheerders, gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van gas met behulp van zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie, en de daarmee verbonden gastransportnetten op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden,

    • b. gebruikers van het gastransportnet of de installatie alle gegevens die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net of de installatie en

    • c. de netbeheerder van het landelijk gastransportnet informatie over de actuele gasstromen op zijn net.

  • 3 Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid, tevens tot taak:

    • a. koppelingen met andere gastransportnetten te realiseren en reparaties aan zijn gastransportnet uit te voeren;

    • b. onverminderd artikel 37, op geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen gastransportnetten, het gebruik van die netten en de toewijzing van transportcapaciteit;

    • c. voorzieningen te treffen in geval van faillissement van een leverancier van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid;

    • d. onverminderd artikel 54a, gas te weren dat niet voldoet aan de invoedspecificaties, opgenomen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 11;

    • e. netverliezen in te kopen.

  • 4 Bij de toepassing van het eerste tot en met het derde lid onthouden gasbedrijven als bedoeld in het eerste lid zich van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers van de gastransportnetten of de installaties.

  • 5 Een netbeheerder heeft met betrekking tot zijn netten, in aanvulling op de in het eerste en derde lid genoemde taken, tevens tot taak:

    • a. ervoor zorg te dragen dat een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor elke aansluiting beschikt over een geïnstalleerde meetinrichting, tenzij die afnemer blijkens de voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdelen a of b, beschikt over een onbemeten aansluiting;

    • b. zorg te dragen voor het beheer en onderhoud van de bij een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, geïnstalleerde meetinrichting;

    • c. op verzoek van een producent vast te stellen of diens productie-installatie geschikt is voor de opwekking van gas uit hernieuwbare energiebronnen, alsmede of de inrichting om te meten geschikt is voor de meting van het gas uit hernieuwbare energiebronnen dat met de productie-installatie wordt opgewekt en op een gastransportnet ingevoed;

    • d. de hoeveelheid gas uit hernieuwbare energiebronnen te meten.

  • 6 Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de in het eerste, derde en vijfde lid genoemde taken, in het voor hem krachtens artikel 12b, eerste lid, onderdeel f vastgestelde gebied tevens tot taak om:

    • a. een ieder die verzoekt om een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft van ten hoogste 40m3(n) per uur te voorzien van deze aansluiting;

    • b. een ieder die verzoekt om een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40m3(n) per uur te voorzien van deze aansluiting op het dichtstbijzijnde punt van het gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit, met dien verstande dat een installatie niet wordt voorzien van een aansluiting waarmee laagcalorisch gas aan het gastransportnet kan worden onttrokken, indien die installatie onderling technische, organisatorische of functionele bindingen heeft en in de onmiddellijke nabijheid is gelegen van een installatie die als gevolg van het verbod in artikel 10g, eerste lid, niet meer is aangesloten op dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd;

    • c. aansluitingen te beheren en onderhouden;

    • d. aansluitingen te wijzigen, anders dan het omschakelen van die aansluitingen, of verwijderen, indien de afnemer hierom verzoekt.

  • 7 Het zesde lid, onderdeel a, is niet van toepassing:

    • a. voor het aansluiten van een te bouwen bouwwerk, tenzij een college van burgemeester en wethouders het gebied waarin dit bouwwerk wordt gebouwd, hebben aangewezen als gebied waar aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, waaronder begrepen de maatschappelijke kosten en baten. Bij ministeriële regeling worden hiertoe nadere regels gesteld;

    • b. in gebieden waar een gastransportnet aanwezig is, indien een college van burgemeester en wethouders het gebied hebben aangewezen als gebied waar zich een warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet, of een andere energie-infrastructuur bevindt of gaat bevinden die kan voorzien in de verwachte warmtebehoefte.

  • 8 Een college van burgemeester en wethouders meldt een besluit als bedoeld in het zevende lid, onderdeel a of b, aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 9 De Autoriteit Consument en Markt houdt een register bij van de gebieden waarover een besluit is genomen als bedoeld in het zevende lid, onderdeel a of b, en die krachtens artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, zijn uitgezonderd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de in het register te vermelden gegevens.

  • 10 Onverminderd artikel 37, eerste lid, maakt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt openbaar.

  • 11 Een netbeheerder heeft tot taak zijn gastransportnet te beschermen tegen mogelijke invloeden van buitenaf.

  • 12 Degene, niet zijnde een netbeheerder, die bij een afnemer de meting van op het gastransportnet ingevoed gas uit hernieuwbare bronnen verricht, deelt de verkregen productiemeetgegevens mee aan de betreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens gastransport net de producent is aangesloten.

  • 13 De netbeheerder deelt de productiemeetgegevens, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel d, en het twaalfde lid, mee aan Onze Minister, alsmede aan de desbetreffende producent voor zover die nog niet de beschikking heeft over die informatie.

Artikel 10Aa

  • 1 Een netbeheerder verricht geen andere werkzaamheden dan die nodig zijn voor een goede uitvoering van de bij of krachtens de wet aan hem toegekende taken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mag een netbeheerder in opdracht van een andere netbeheerder de aan die netbeheerder toegekende taken uitvoeren.

  • 3 Een netbeheerder besteedt geen werkzaamheden bij een afnemer uit aan een onderneming waar een leverancier onderdeel van uitmaakt.

  • 4 Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden behoudt de netbeheerder de verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke uitvoering van deze werkzaamheden.

Artikel 10a

  • 1 Onverminderd de artikelen 10, 42 en 54a, en hoofdstuk 2 heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tevens tot taak:

    • a. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid,

    • b. het in evenwicht houden van het door hem beheerde gastransportnet,

    • c. ten behoeve van gebruikers van het door hem beheerde gastransportnet en gelet op het minimaliseren van de winning van gas uit het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, voor zover het gas uit het Groningenveld betreft:

      • 1°. indien noodzakelijk gelet op het verschil tussen de kwaliteit van het op het gastransportnet ingevoede gas en het aan het gastransportnet onttrokken gas, gas met een hogere energie-inhoud naar een lagere energie-inhoud administratief of fysiek om te zetten;

      • 2°. indien noodzakelijk gelet op het verschil tussen de kwaliteit van het op het gastransportnet ingevoede gas en het aan het gastransportnet onttrokken gas, gas met een lagere energie-inhoud naar een hogere energie-inhoud administratief om te zetten, voor zover er gas met een hogere energie-inhoud voor omzetting beschikbaar is;

      tenzij deze taken redelijkerwijs niet van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kunnen worden gevergd;

    • d. [Red: vervallen;]

    • e. een programmaverantwoordelijke actuele en zo correct en volledig mogelijke informatie te verschaffen over:

      • 1°. de mate waarin hij zich overeenkomstig zijn programma als bedoeld in artikel 17b, eerste en tweede lid, gedraagt;

      • 2°. de mate waarin het landelijk gastransportnet in evenwicht is;

    • f. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, en

    • g. voorzieningen te treffen, gericht op de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit met het oog op voldoende transportzekerheid;

    • h. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van verordening 2017/1938;

    • i. samen te werken met buitenlandse instellingen die op grond van nationale wettelijke regels belast zijn met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de richtlijn in geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009 teneinde een concurrerende interne markt voor gas tot stand te brengen;

    • j. te beschikken over één of meer geïntegreerde systemen in geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009 waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net;

    • k. het voorzien in voldoende grensoverschrijdende capaciteit om te komen tot een geïntegreerde Europese infrastructuur die voldoet aan de economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas;

    • l. de taken te vervullen die voortvloeien uit verordening 715/2009;

    • m. samen te werken met Acer;

    • n. gas dat op het door hem beheerde gastransportnet wordt ingevoed te bewerken, te behandelen of te mengen teneinde te voldoen aan de afleverspecificaties, opgenomen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 11;

    • o. gas te weren dat voldoet aan de invoedspecificaties, opgenomen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 11, maar waarvoor de uitvoering van de taak, bedoeld in onderdeel n, redelijkerwijs niet van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan worden gevergd;

    • p. in afwijking van onderdeel o en artikel 10, derde lid, onderdeel d, op verzoek van een afnemer het gas dat door die afnemer wordt ingevoed met gebruikmaking van het gastransportnet te bewerken, te behandelen of te mengen teneinde te voldoen aan de afleverspecificaties, opgenomen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 11, tegen een tarief dat de doelmatige kosten dekt;

    • q. jaarlijks voor een bij ministeriële regeling te bepalen datum, na raadpleging van de representatieve organisaties van netgebruikers een raming aan Onze Minister aan te bieden van:

      • 1°. de in een gasjaar benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas en de daarvoor benodigde capaciteit die uit het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, benodigd is om eindafnemers van de geraamde hoeveelheid laagcalorisch gas te voorzien, waarbij alle beschikbare middelen en methoden die deze hoeveelheid minimaliseren worden betrokken, en

      • 2°. de vraagontwikkeling voor de komende tien jaar naar laagcalorisch gas;

    • r. van technische overeenkomsten over interconnectoren met derde landen kennis te geven aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn wettelijke taken energie inkoopt, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.

  • 3 De rechtspersoon, aangewezen op grond van het vijftiende lid, is verplicht de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een aanbod met redelijke tarieven en voorwaarden te doen tot levering aan de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter uitvoering van zijn wettelijke taken benodigde hoeveelheden gas in de door hem gevraagde hoeveelheden en op de door hem gewenste tijdstippen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en artikel 10, derde lid, onderdeel c. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en anderzijds gasproductiebedrijven, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, andere netbeheerders, leveranciers en afnemers zich jegens elkaar gedragen.

  • 5 De Autoriteit Consument en Markt brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

  • 6 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 7 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet deelneemt aan een gemeenschappelijke onderneming waaraan ook een verticaal geïntegreerde buitenlandse instelling die op grond van nationale wettelijke regels belast is met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de richtlijn deelneemt, draagt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet er zorg voor dat de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma ontwerpt, door Acer laat goedkeuren en implementeert met maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten.

  • 8 Voordat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet congestiebeheersprocedures hanteert voor interconnectiepunten, legt hij deze procedures ter goedkeuring voor aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 9 De raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, onder 1°, bevat tenminste een beschrijving van:

    • a. de verwachte behoefte aan laagcalorisch gas op basis van mogelijke temperatuurscenario’s;

    • b. de optimale inzet van andere middelen en methoden, waaronder:

      • 1°. een minimaal percentage van de beschikbare conversiecapaciteit per gasjaar om gas met een hogere energie-inhoud om te zetten naar gas met een lagere energie-inhoud,

      • 2°. het mengen van gas met een hogere energie-inhoud bij gas met een lagere energie-inhoud,

      • 3°. gasopslaginstallaties en LNG-installaties, en

      • 4°. de verwachte productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen;

    • c. de verwachte vraag naar gas van verschillende categorieën eindafnemers.

  • 10 De raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, onder 2°, bevat tenminste een beschrijving van:

    • a. de verwachte vraag naar laagcalorisch gas waarbij een onderscheid in vraag tussen verschillende categorieën eindafnemers wordt aangegeven;

    • b. de verwachte inzet van de middelen en methoden.

  • 11 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet meldt een langdurige en substantiële afwijking van de inzet van de middelen en methoden of de vraag naar laagcalorisch gas ten opzichte van de raming aan Onze Minister.

  • 12 Bij ministeriële regeling wordt de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, en het percentage, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, vastgesteld en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q.

  • 13 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zendt binnen een maand na afloop van een gasjaar een rapportage aan Onze Minister over de wijze waarop de middelen en methoden, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, zijn ingezet.

  • 14 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert zijn wettelijke taken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en q, zo uit dat dit optimaal bijdraagt aan het minimaliseren van de winning van gas uit het Groningenveld.

  • 15 Onze Minister wijst een rechtspersoon aan voor de taak, bedoeld in het derde lid.

Paragraaf 1.4. Overige verplichtingen voor netbeheerders

Artikel 10b

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen één of meer andere taken dan de op grond van deze wet toegekende taken voor de duur van ten hoogste vijf jaren per taak worden toegekend aan een netbeheerder voor zover:

    • a. deze taken verband houden met de op grond van deze wet aan hem toegekende taken,

    • b. deze taken van belang zijn voor het toekomstig beheer van het gastransportnet en

    • c. marktpartijen niet of in beperkte mate in de uitvoering van de taken voorzien.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voortzetting of beëindiging van een overeenkomstig het eerste lid toegekende taak.

  • 3 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 10c

  • 1 Een netbeheerder bevoordeelt niet een met hem verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek boven een andere onderneming waarmee die groepsmaatschappij in concurrentie treedt en kent aan die groepsmaatschappij geen voordelen toe die verder gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over handelingen die voordelen genereren die verder gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.

Artikel 10d

  • 2 Een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek beperkt zich in Nederland tot:

    • a. handelingen of activiteiten die gerelateerd zijn aan het beheer van gastransportnetten of netten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998, en betrekking hebben op:

      • 1°. aanleg en beheer van interconnectoren en daarvoor benodigde connectiepunten,

      • 2°. aanleg en beheer van een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel as, van de Elektriciteitswet 1998,

      • 3°. aanleg en beheer van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen,

      • 4°. aanleg en beheer van infrastructuur voor het op- of ontladen van elektrische voertuigen,

      • 5°. aanleg, onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties,

      • 6°. meetdiensten en meetinrichtingen,

      • 7°. certificering van hernieuwbare energie,

      • 8°. energiebeurzen en

      • 9°. schakelen van installaties, niet zijnde productie-installaties;

    • b. handelingen of activiteiten met betrekking tot aanleg en beheer van LNG- en gasopslaginstallaties indien het een met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek betreft;

    • c. handelingen of activiteiten die bij of krachtens de Drinkwaterwet zijn toegestaan aan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf;

    • d. handelingen of activiteiten met betrekking tot infrastructuur voor koolstofdioxide;

    • e. aanleg en beheer van andere infrastructuur dan bedoeld in onderdelen a tot en met e met inbegrip van transport via die infrastructuur, voor zover de met de groepsmaatschappij verbonden netbeheerder blijft voldoen aan artikel 2c. Onder andere infrastructuur wordt in ieder geval verstaan: leidingen of installaties voor waterstof, biogas, warmte en koude.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde handelingen of activiteiten worden aangewezen die de groepsmaatschappij, bedoeld in het tweede lid, voor een in deze algemene maatregel van bestuur vastgestelde duur kan verrichten.

  • 4 Indien handelingen of activiteiten worden aangewezen op grond van het derde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de voortzetting of beëindiging van die handelingen of activiteiten.

  • 5 De voordracht voor een krachtens het derde en vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 10Ee

Het is een ander dan een netbeheerder verboden de op grond van deze wet aan een netbeheerder toegekende taken, anders dan tijdelijke taken als bedoeld in artikel 10b, uit te voeren, met uitzondering van:

  • a. de werkzaamheden die een netbeheerder aan een ander uitbesteedt;

  • b. de aanleg van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen.

Artikel 10e

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een goed financieel beheer van de netbeheerder.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regels houden in ieder geval in dat

    • a. de netbeheerder voldoet aan bij of krachtens die maatregel gestelde eisen aan zijn kredietwaardigheid waaronder de verhouding tussen vreemd vermogen en totaal vermogen, of dat

    • b. de netbeheerder beschikt over een verklaring van een onafhankelijke deskundige ten aanzien van zijn kredietwaardigheid.

  • 3 In de in het eerste lid bedoelde maatregel kunnen tevens

    • a. regels worden gesteld omtrent de wijze van berekening van vermogensonderdelen;

    • b. eisen worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring en de daar bedoelde deskundige.

  • 4 Indien de netbeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid:

    • a. stelt de netbeheerder de Autoriteit Consument en Markt hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte,

    • b. stelt de netbeheerder binnen vier weken na de melding een herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel beheer gaat verbeteren en zendt hij dit plan aan de Autoriteit Consument en Markt, en

    • c. keert de netbeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.

  • 5 De Autoriteit Consument en Markt kan de netbeheerder aanwijzingen geven met betrekking tot de verbetering van het financieel beheer.

Paragraaf 1.5. Regels aangaande beperking vraag laagcalorisch gas

Artikel 10f. (maximaal verbruik laagcalorisch gas)

  • 1 Het is met ingang van 1 oktober 2022 verboden via een aansluiting die is verbonden met dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd in een gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas aan dat gastransportnet te onttrekken.

  • 2 Indien installaties die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, van gas worden voorzien door middel van meer dan een aansluiting, is het met ingang van 1 oktober 2022 verboden via die gezamenlijke aansluitingen meer dan 100 miljoen m3(n) gas te onttrekken aan dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, indien een of meerdere van die aansluitingen na inwerkingtreding van dit artikel zijn gerealiseerd.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 oktober 2030 of op een bij koninklijk besluit eerder te bepalen tijdstip.

Artikel 10g. (verbod onttrekken laagcalorisch gas grootste afnemers)

  • 1 Het is een afnemer die in de gasjaren 2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019 in ten minste twee van die gasjaren meer dan 100 miljoen m3 (n) gas hebben onttrokken via diens aansluiting die verbonden is met dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, met ingang van 1 oktober 2022 verboden via die aansluiting gas aan dat deel van het gastransportnet te onttrekken.

  • 2 Deze afnemer meldt zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van dit artikel schriftelijk aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dat zijn aansluiting omgeschakeld of afgesloten dient te worden en verstrekt hem alle gegevens die naar diens oordeel relevant zijn voor een voor de bedrijfsprocessen van de afnemer doelmatige en efficiënte planning van het omschakelen onderscheidenlijk afsluiten van de betrokken aansluiting. De afnemer stuurt een afschrift van deze melding en de daarbij gevoegde gegevens aan Onze Minister.

Artikel 10h. (uitzondering verbodsbepalingen)

De artikelen 10f en 10g zijn niet van toepassing op een netbeheerder of gasopslagbedrijf.

Artikel 10i. (omschakeltaak netbeheerder landelijke gastransportnet)

In aanvulling op artikel 10, zesde lid, heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tot taak om de aansluiting van een afnemer die ingevolge artikel 10g, tweede lid, heeft gemeld dat diens aansluiting omgeschakeld moet worden, om te schakelen overeenkomstig de planning of aangepaste planning, bedoeld in artikel 10k, eerste onderscheidenlijk tweede of derde lid, of, indien op grond van artikel 10l, eerste lid, een ontheffing is verleend aan de betrokken afnemer, overeenkomstig de aangepaste planning die aan die ontheffing ten grondslag ligt.

Artikel 10j. (planning afsluiten)

  • 1 De afnemer die ingevolge artikel 10g, tweede lid, de netbeheerder van het landelijk gastransport heeft gemeld dat diens aansluiting dient te worden afgesloten, informeert de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en Onze Minister over de planning van de afsluiting, voorzien van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de onderscheiden activiteiten die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om afgesloten te kunnen worden van het gastransportnet en, voor zover aan de orde, over te kunnen stappen naar een alternatieve energiebron.

  • 2 Indien de planning naar het oordeel van de afnemer als gevolg van gewijzigde omstandigheden aanpassing behoeft, informeert de afnemer de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en Onze Minister zo spoedig mogelijk over de aangepaste planning. De aangepaste planning wordt voorzien van een onderbouwing van elke afwijking ten opzichte van de eerder ingediende planning.

Artikel 10k. (planning en proces omschakelen)

  • 1 Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10i, informeert de netbeheerder de betrokken afnemer en Onze Minister over de planning van de omschakeling, voorzien van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de onderscheiden activiteiten ten behoeve van de omschakeling en de mate waarin rekening is gehouden met de gegevens, bedoeld in artikel 10g, tweede lid.

  • 2 Indien de planning, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de afnemer of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet als gevolg van gewijzigde omstandigheden aanpassing behoeft, stelt de netbeheerder, in afstemming met de afnemer, een aangepaste planning op en informeert Onze Minister hier zo spoedig mogelijk over. De aangepaste planning wordt voorzien van een onderbouwing van elke afwijking ten opzichte van de eerder ingediende planning.

  • 3 Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een bindende gedragslijn opleggen in verband met de planning of aangepaste planning van de onderscheiden activiteiten ten behoeve van de omschakeling, indien dit naar zijn oordeel in het belang is van de zo spoedig mogelijke afbouw of beëindiging van de gaswinning uit het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, of in het economisch belang is van de afnemer. De netbeheerder stuurt binnen vier weken na ontvangst van de bindende gedragslijn een aangepaste planning aan Onze Minister en de betrokken afnemer.

Artikel 10l. (ontheffing verbodsbepalingen laagcalorisch gas)

  • 1 Onze Minister kan een afnemer op diens verzoek ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 10g, eerste lid, gedurende een in de ontheffing te bepalen periode, voor zover verlenging noodzakelijk is vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de afnemer of redelijkerwijs niet door hem hadden kunnen worden voorzien of voorkomen.

  • 2 Onze Minister kan een afnemer die op grond van artikel 10g, tweede lid, heeft gemeld dat diens aansluiting afgesloten dient te worden, op diens verzoek ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 10g, eerste lid, gedurende een in de ontheffing te bepalen periode, voor zover verlenging voor die periode noodzakelijk is om tot een stabiel verbruik van energie uit een andere bron dan gas afkomstig uit het gastransportnet te komen.

  • 3 Onze Minister kan een afnemer een ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 10f, eerste lid, voor zover dit nodig is om de leveringszekerheid van gas, warmte of elektriciteit te borgen.

  • 4 Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die mede betrekking kunnen hebben op de maximale toegestane hoeveelheid laagcalorisch gas die per gasjaar of gedurende de periode waarvoor de ontheffing is verleend door de afnemer aan het gastransportnet mag worden onttrokken.

  • 5 Het is verboden in strijd te handelen met aan een ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen.

  • 6 Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien:

    • a. niet langer wordt voldaan aan de gronden voor verlening van een ontheffing;

    • b. degene aan wie de ontheffing is verleend in strijd handelt met een aan de ontheffing verbonden voorschrift of beperking;

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • 7 Onze Minister stuurt een afschrift van een op grond van dit artikel genomen besluit tot verlening of intrekking van een ontheffing aan de Autoriteit Consument en Markt en aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

Artikel 10m. (nadeelcompensatie)

  • 1 Onze Minister kan een afnemer als bedoeld in artikel 10g, eerste lid, een vergoeding toekennen indien het verbod, bedoeld in dat artikel, voor die afnemer schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die de afnemer in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2 Schade blijft in elk geval voor rekening van de afnemer voor zover:

    • a. hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

    • b. hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;

    • c. de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend, of

    • d. de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

  • 3 Indien het verbod, bedoeld in artikel 10g, eerste lid, tevens voordeel voor de afnemer heeft opgeleverd, wordt dit bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking genomen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld die betrekking hebben op:

    • a. het moment waarop de vergoeding kan worden aangevraagd;

    • b. de gegevens die bij een aanvraag worden overgelegd;

    • c. de termijn voor het geven van een beslissing op een aanvraag.

Artikel 10n. (rapportageplicht)

  • 1 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet vermeldt in de rapportage, bedoeld in artikel 10a, dertiende lid, in elk geval:

    • a. de voortgang van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10i, in relatie tot de geldende planning;

    • b. in hoeverre het onttrekken van laagcalorisch gas aan het gastransportnet door een afnemer als bedoeld in artikel 10g, eerste lid, via diens aansluiting is beëindigd.

  • 2 Onze Minister verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken na ontvangst daarvan aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet informeert de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na inwerkingtreding van dit artikel welke afnemers in de gasjaren 2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019 in ten minste twee van die gasjaren meer dan 100 miljoen m3 (n) gas hebben onttrokken via diens aansluiting die verbonden is met dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, en verstrekt daarbij tevens informatie over de hoeveelheid gas dat per betrokken aansluiting in de hiervoor genoemde gasjaren is onttrokken.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt de Autoriteit Consument en Markt desgevraagd informatie over de hoeveelheid gas die een afnemer als bedoeld in het derde lid, via diens aansluiting heeft onttrokken aan dat deel van het landelijk gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd.

  • 5 De netbeheerders informeren de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na afloop van een gasjaar welke afnemers in het voorgaande gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas hebben onttrokken aan het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, of, voor zover van toepassing, dat geen enkele afnemer in dat gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas heeft onttrokken aan het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd.

  • 6 Indien een netbeheerder in een gasjaar op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel b, een aansluiting heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien waarvan hij vermoedt dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, en die al door hem van een aansluiting op het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd zijn voorzien, informeert hij de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na afloop van dat gasjaar over het realiseren van die aansluiting en de locatie daarvan. De netbeheerder verstrekt daarbij tevens informatie over de betrokken afnemer of afnemers en de hoeveelheid gas die in dat voorafgaande gasjaar door middel van elke afzonderlijke aansluiting op het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, is onttrokken.

  • 7 Indien een netbeheerder in een gasjaar op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel b, een aansluiting heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien, waarvan hij vermoedt dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, en al door een andere netbeheerder van een aansluiting op het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd zijn voorzien, informeert hij die andere netbeheerder en de Autoriteit Consument en Markt over dit vermoeden. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekken beide netbeheerders de informatie, bedoeld in het zesde lid.

Hoofdstuk 2. Transport van gas

Paragraaf 2.1. Technische eisen voor het transport van gas

Artikel 11

  • 1 Gas dat op het gastransportnet wordt ingevoed of door netbeheerders op exit-punten wordt afgeleverd, voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen, welke eisen kunnen verschillen voor invoed- en exitpunten en naar energie-inhoud, drukniveau en regio.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde eisen hebben in ieder geval betrekking op de veiligheid, doelmatigheid, waaronder in ieder geval wordt verstaan minimalisatie van maatschappelijke kosten, betrouwbaarheid en de duurzaamheid van het transport en de toepassing van gas.

Paragraaf 2.2. De tarieven en voorwaarden voor transport

Artikel 12

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12a en 12b.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt brengt advies uit over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels.

  • 3 Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij besluit van Onze Minister wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de ministeriële regeling bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling ingetrokken.

Artikel 12a

Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels en de in artikel 6 van verordening 715/2009 bedoelde netcodes zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van:

  • a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,

  • b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en

  • c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d of voor het omschakelen van een aansluiting op grond van artikel 10i.

Artikel 12b

  • 1 Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels en de in artikel 6 van verordening 715/2009 bedoelde netcodes zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop netbeheerders en netgebruikers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het gastransportnet;

    • b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas;

    • c. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening;

    • d. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering geeft aan de hem op grond van artikel 10a, eerste lid, opgedragen taken, met uitzondering van de taken die door Onze Minister aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn opgedragen;

    • e. de regeling van samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken als opgenomen in de artikelen 10 en 10a alsmede het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van gas in buitengewone omstandigheden;

    • f. de gebiedsindeling van de netbeheerders ten behoeve van de uitvoering van de taak, genoemd in artikel 10, zesde lid, waarbij bepaalde gebieden kunnen worden uitgezonderd indien het een gebied betreft waar een netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen;

    • g. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en een afnemer als bedoeld in artikel 10g, eerste lid, zich bij het omschakelen jegens elkaar gedragen.

  • 2 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen regels worden gesteld omtrent:

    • a. de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het gastransportnet van een netbeheerder en de installaties van een verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor uitvoering van het transport van gas;

    • b. toedeling van de transportcapaciteit, de bepaling van de omvang van de capaciteit voor het transport van gas over interconnectoren en interconnectiepunten, het toewijzen van de beschikbare capaciteit daarop en de wijze van toewijzen van capaciteit op interconnectoren en interconnectiepunten die een netgebruiker niet gebruikt, welke wijze kan inhouden het veilen of het op een andere marktconforme methode toewijzen van die capaciteit;

    • c. de door een netbeheerder aan te houden reservecapaciteit beschikbaar voor transport van gas.

  • 2a In de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt in ieder geval vastgelegd dat:

    • a. het transport van gas door het landelijk gastransportnet plaats vindt op basis van een systematiek uitgaande van entry- en exitpunten, waarbij de capaciteit op de entry- en exitpunten door afnemers met een aansluiting op het landelijke gastransportnet en netgebruikers afzonderlijk kan worden gecontracteerd;

    • b. de entry- en exitpunten door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden vastgesteld op grond van objectieve, transparante en niet-discriminerende voorwaarden en met inachtneming van de belangen van netgebruikers;

    • c. de vastgestelde exitpunten worden door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op een voor netgebruikers geschikte wijze gepubliceerd;

    • d. de capaciteit op een exitpunt bij voorrang kan worden gecontracteerd door een afnemer die een aansluiting op het landelijke gastransportnet heeft die is gekoppeld aan het desbetreffende exitpunt.

  • 3 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval regels gesteld omtrent:

    • a. de technische specificaties waaraan de netbeheerder tenminste moet voldoen;

    • b. het binnen een redelijke termijn verhelpen van storingen in het transport van gas

    • c. de klantenservice

    • d. het voorzien in compensatie bij ernstige storingen;

    • e. de betalingsvoorwaarden, die in elk geval inhouden dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 12a wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. Een vordering vervalt niet binnen twee jaren, indien het uitblijven van bedoelde vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de afnemer.

  • 4 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en d, worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de programmaverantwoordelijkheid;

    • b. de programma’s, bedoeld in artikel 17b, eerste en tweede lid;

    • c. de omgang met afwijkingen van de programma’s;

    • d. de voorwaarden waaronder de programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen;

    • e. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een ernstige verstoring van het evenwicht van het door hem beheerde gastransportnet voorkomt of herstelt.

  • 5 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden regels gesteld omtrent de technische eisen waaraan een aansluiting van een gesloten distributiesysteem moet voldoen.

Artikel 12c

  • 1 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.

  • 2 Indien naar haar oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b noodzakelijk is, zendt de Autoriteit Consument en Markt met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een ontwerp van het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers.

  • 3 In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen bedoeld in artikel 12a of 12b opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.

Artikel 12d

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a, 12b en 12c, eerste lid.

  • 2 In de voorstellen die aan de Autoriteit Consument en Markt worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 12e

  • 1 De eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel zenden de gezamenlijke netbeheerders de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a en 12b, aan de Autoriteit Consument en Markt binnen zes kalendermaanden na inwerkingtreding van dit artikel.

  • 2 De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de Autoriteit Consument en Markt binnen 12 weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, wordt gedaan.

  • 3 De gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de Autoriteit Consument en Markt kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 12c, tweede lid, aan hen is gezonden.

Artikel 12f

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt stelt de tariefstructuren en de voorwaarden vast met inachtneming van:

    • a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 12d;

    • b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de gasvoorziening;

    • c. het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt;

    • d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers;

    • e. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders, en

    • f. het belang van het op een objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet en op een wijze die de kosten weerspiegelt;

    • g. de in artikel 12 bedoelde regels;

    • h. verordening 715/2009;

    • i. de richtlijn.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt stelt de voorwaarden niet vast dan nadat zij zich ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet-discriminatoir zijn, alsmede voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Europese Commissie in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 6 van Richtlijn (EU) nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatie-procedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241) zijn verstreken.

  • 3 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g, h en i, of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de Autoriteit Consument en Markt de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het derde lid, stelt de Autoriteit Consument en Markt de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g, h en i, en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12g

  • 1 Nadat de termijn, bedoeld in artikel 12e, derde lid, is verstreken, stelt de Autoriteit Consument en Markt de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders en van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12e niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de Autoriteit Consument en Markt is gezonden, stelt deze de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid.

  • 2 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 12e, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikel aan de Autoriteit Consument en Markt kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste en tweede lid.

Artikel 12h

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag bij beschikking een ontheffing verlenen van de tariefstructuren en de voorwaarden. Bij haar beslissing neemt de Autoriteit Consument en Markt de belangen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, en de regels, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen g, h en i, in acht.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt stelt beleidsregels op met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een ontheffing.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing. De Autoriteit Consument en Markt kan de voorschriften en opgelegde beperkingen wijzigen.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt trekt de ontheffing in op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing.

  • 5 De Autoriteit Consument en Markt kan de ontheffing intrekken, indien:

    • a. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • b. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • c. de Autoriteit Consument en Markt, gelet op de belangen bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, en de regels, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen g, h en i, van oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 6 Van een op grond van dit artikel genomen beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 12i

  • 1 De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 2 Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4 Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 8 van de richtlijn.

Artikel 13

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties. In de voorwaarden worden in ieder geval regels gesteld omtrent:

    • a. het voorzien van een aansluiting op de LNG-installatie;

    • b. het uitvoeren van LNG-activiteiten ten behoeve van een derde;

    • c. het meten van gegevens betreffende LNG-activiteiten, de uitwisseling van gegevens en de erkenning van meetbedrijven;

    • d. de dienstverlening van LNG-bedrijven aan derden

    • e. de door het LNG-bedrijf te hanteren technische specificaties.

  • 2 Een LNG-bedrijf stelt jaarlijks voor 1 juli de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden vast die het in het volgende kalenderjaar wil hanteren voor het sluiten van overeenkomsten over het verlenen van toegang tot de LNG-installatie, alsmede voor het verrichten van die toegang ondersteunende diensten. De voorwaarden van een LNG-bedrijf zijn redelijk, transparant en niet-discriminatoir.

  • 3 Het LNG-bedrijf zendt de door hem vastgestelde berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden onverwijld ter goedkeuring aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt beslist binnen een termijn van drie maanden na ontvangst omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek en de voorwaarden. De Autoriteit Consument en Markt onthoudt haar goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden als zij naar haar oordeel niet in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het eerste en tweede lid gestelde eisen.

  • 5 Indien de Autoriteit Consument en Markt niet binnen een termijn, genoemd in het vierde lid, omtrent de goedkeuring heeft beslist, worden zij geacht te zijn goedgekeurd.

  • 6 Indien de Autoriteit Consument en Markt haar goedkeuring aan de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden heeft onthouden, stelt het LNG-bedrijf de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden zo spoedig mogelijk opnieuw vast, met inachtneming van de aanwijzingen die de Autoriteit Consument en Markt hem heeft gegeven in haar beslissing tot onthouding van goedkeuring, en zendt het de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden wederom onverwijld ter goedkeuring aan de Autoriteit Consument en Markt. Het vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden treden in werking op 1 januari van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben. Indien zij op die datum nog niet zijn goedgekeurd, treden zij in werking op de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking is getreden. In het geval, bedoeld in de vorige volzin, gelden tot de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking treedt, de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden die golden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 8 Het LNG-bedrijf publiceert op een geschikte wijze de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven, voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan. Het LNG-bedrijf legt een exemplaar van de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Paragraaf 2.2a. Meetinrichtingen en meetgegevens

Artikel 13a

Een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, verleent de nodige medewerking aan de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 13b

  • 1 Een netbeheerder verzamelt uitsluitend meetgegevens betreffende afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, indien:

    • a. dit noodzakelijk is voor de taken van de leverancier met betrekking tot:

      • 1°. het verstrekken van informatie inzake het verbruik van gas op grond van artikel 42b,

      • 2°. facturering,

      • 3°. verhuizingen,

      • 4°. wisselingen van leverancier,

    • b. dit noodzakelijk is voor de taken van de netbeheerder, genoemd in artikel 10, eerste tot en met derde en vijfde lid of

    • c. deze gegevens op basis van het tweede tot en met vijfde lid verstrekt worden.

  • 2 Een netbeheerder verleent een leverancier toegang tot meetgegevens betreffende afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voorzover het gaat om meetgegevens betreffende afnemers van die leverancier.

  • 3 In afwijking van het tweede lid verleent een netbeheerder een leverancier uitsluitend toegang tot meetgegevens die betrekking hebben op een kleiner tijdsbestek dan een dag, voor zover die leverancier de desbetreffende meetgegevens op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene verordening gegevensbescherming mag verwerken.

  • 4 Een netbeheerder verleent een derde uitsluitend toegang tot meetgegevens betreffende afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voorzover deze derde de desbetreffende meetgegevens op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene verordening gegevensbescherming mag verwerken.

  • 5 Meetgegevens per uur en per dag worden dagelijks door de netbeheerder om niet beschikbaar gesteld. Overige meetgegevens worden door de netbeheerder tegen een vergoeding van de daaraan verbonden kosten beschikbaar gesteld.

Artikel 13c

  • 1 Een netbeheerder brengt op verzoek van een leverancier wijzigingen aan in de besturings- en toepassingsprogramma’s van meetinrichtingen die ter beschikking zijn gesteld aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de betreffende leverancier, tenzij een meetinrichting door inwilliging van het verzoek niet langer zou voldoen aan de voor die meetinrichting gestelde eisen of op andere wijze afbreuk gedaan zou worden aan de integriteit van de meetinrichting.

  • 2 Een netbeheerder leest meetgegevens van een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die beschikt over een geïnstalleerde meetinrichting die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen, niet op afstand uit indien de afnemer hierom verzoekt.

Artikel 13e

  • 1 Een netbeheerder heeft in het kader van het beheer van zijn netten tot taak ervoor zorg te dragen dat in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode, een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, de beschikking krijgt over een geïnstalleerde meetinrichting die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen, tenzij die afnemer blijkens de voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdelen a of b, beschikt over een onbemeten aansluiting.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid heeft een netbeheerder tot taak ervoor zorg te dragen dat een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, binnen een redelijke termijn een meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a gestelde eisen, wanneer:

    • a. een bestaande meetinrichting wordt vervangen, tenzij dit technisch onmogelijk is of niet efficiënt is in verhouding tot de geraamde potentiële energiebesparingen op lange termijn;

    • b. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • c. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in aanvulling op het tweede lid andere situaties worden bepaald waarin een netbeheerder tot taak heeft ervoor zorg te dragen dat een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, binnen een redelijke termijn een meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen.

  • 4 Een netbeheerder draagt er zorg voor dat een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, op een eerder tijdstip dan het door de netbeheerder op grond van het eerste lid voorziene tijdstip, voor een of meer aansluitingen op verzoek van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die daarbij belang heeft, binnen een redelijke termijn een meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen, tenzij dit ertoe leidt dat de planning die de netbeheerder hanteert om te voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting, niet wordt gehaald.

  • 5 Indien een meetinrichting door de netbeheerder ter beschikking is gesteld ingevolge het derde of vierde lid en de ter beschikking gestelde meetinrichting is geïnstalleerd, is de desbetreffende afnemer aan de desbetreffende netbeheerder een vergoeding verschuldigd in verband met de meerkosten.

  • 6 Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld die voor verschillende situaties verschillend kan worden vastgesteld.

  • 7 Gedurende de in het eerste lid bedoelde periode kan een ander dan een netbeheerder op verzoek van een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, er na voorafgaande melding aan de betreffende netbeheerder voor zorgdragen dat die afnemer voor een of meer aansluitingen beschikt over een geïnstalleerde meetinrichting die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen die gelden op het tijdstip van terbeschikkingstelling.

  • 8 Indien een ander dan een netbeheerder er zorg voor draagt dat een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, beschikt over een meetinrichting die ten minste voldoet aan de krachtens artikel 42a gestelde eisen, betaalt de betreffende netbeheerder aan die ander een vergoeding.

  • 9 Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de vergoeding als bedoeld in het achtste lid vastgesteld, die voor verschillende situaties verschillend kan worden vastgesteld.

  • 10 Het is anderen dan de netbeheerder niet toegestaan bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, geïnstalleerde, op afstand uitleesbare meetinrichtingen te vervangen die geïnstalleerd zijn tussen 31 december 2005 en het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde periode aanvangt.

  • 11 Indien een op afstand uitleesbare meetinrichting door de netbeheerder ter beschikking wordt gesteld, kan een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, deze meetinrichting weigeren. In dat geval wordt door de netbeheerder een niet op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking gesteld.

  • 12 In aanvulling op artikel 81e, eerste lid, kan het tarief voor de meting van gas mede betrekking hebben op de mate waarin een netbeheerder voortgang boekt bij de uitvoering van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, en alsdan verschillen per netbeheerder.

  • 13 Een netbeheerder zendt jaarlijks vóór 1 juni een rapportage aan Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt waarin hij aangeeft welke voortgang is geboekt met de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid.

  • 14 Degene die een meetinrichting als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, ter beschikking stelt, informeert een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, bij de installatie op niet-discriminatoire wijze over de mogelijkheden van de meetinrichting.

Artikel 13f

Een op afstand uitleesbare meetinrichting, die aan een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, ter beschikking is gesteld tussen 31 december 2005 en 1 januari 2012, wordt voor 15 jaren, te rekenen vanaf de datum van terbeschikkingstelling aan die afnemer, aangemerkt als een meetinrichting die voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen.

Artikel 13g

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13h

De artikelen 13b en 13c, eerste lid, zijn niet van toepassing met betrekking tot afnemers die niet beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting of die beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting die niet op afstand wordt uitgelezen.

Paragraaf 2.3. Verrichten van transport van gas

Artikel 14

  • 1 Behoudens artikel 15 is een netbeheerder verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde gastransportnet en van een of meer installaties van het verwante bedrijf ten behoeve van de verzoeker transport van gas en de dat transport ondersteunende diensten te verrichten tegen een tarief alsmede tegen voorwaarden die in overeenstemming zijn met de artikelen 12f of 12g, 81c of 82.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.

  • 5 Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud en wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.

Artikel 14a

  • 1 Behoudens artikel 15 is een LNG-bedrijf verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen met behulp van de door hem beheerde LNG-installatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve van verzoeker LNG-activiteiten en de die activiteiten ondersteunende diensten uit te voeren. Het aanbod bevat een tarief, berekend op basis van een berekeningsmethodiek die, en tegen voorwaarden die, in overeenstemming zijn met die welke overeenkomstig artikel 13 door de Autoriteit Consument en Markt zijn goedgekeurd.

  • 2 Een LNG-bedrijf hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.

Artikel 15

  • 1 Onverminderd artikel 16, eerste lid, van verordening 715/2009, kan een netbeheerder, onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, weigeren het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten indien:

    • a. binnen zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn LNG-installaties onderscheidenlijk de installaties van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor het transport van de desbetreffende hoeveelheid gas onderscheidenlijk de LNG-activiteiten dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;

    • b. het verrichten van het beoogde transport onderscheidenlijk van die LNG-activiteiten of van de dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de LNG-activiteiten uitvoert zou verhinderen zijn in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 bedoelde taken te vervullen of

    • c. de netbeheerder beschikt over een daartoe strekkende ontheffing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of het bedrijf een aanvraag daartoe heeft ingediend en daarop nog niet is beslist.

  • 2 Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.

Artikel 16

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tijdelijk ontheffing verlenen van de in artikel 14, eerste lid, bedoelde verplichting indien een verzoek om transport is gericht tot die netbeheerder en die netbeheerder of een verwant bedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden in verband met één of meer reeds aangegane overeenkomsten die een verplichting bevatten tot afname van een bepaalde hoeveelheid gas of, bij gebreke daarvan, tot het betalen van een vergoeding ter waarde van die hoeveelheid gas of van een deel daarvan.

  • 2 In een verzoek om ontheffing worden de aard en de omvang van de verwachte moeilijkheden aangegeven, alsmede de inspanningen die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderscheidenlijk het verwant bedrijf heeft geleverd om die moeilijkheden op te lossen.

  • 3 Bij het beoordelen van de aanvraag houdt de Autoriteit Consument en Markt rekening met artikel 48, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn.

  • 4 De Autoriteit Consument en Markt beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag, doch uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 5 Indien de Autoriteit Consument en Markt een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt zij de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis, onder overlegging van de daarvoor van belang zijnde gegevens.

  • 6 Indien een definitief besluit van de Commissie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijziging of intrekking van de ontheffing is de Autoriteit Consument en Markt verplicht daaraan onverwijld gevolg te geven.

  • 7 Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 17

  • 1 De Mededingingswet is mede van toepassing ten aanzien van het verrichten van transport van gas met behulp van een gasproductienet op het continentaal plat.

  • 2 Ten aanzien van het transport van gas, bedoeld in het eerste lid, wordt onder gasproductienet niet verstaan de pijpleidingen die ter plaatse binnen een olie- of gaswinningsproject worden gebruikt.

Artikel 17a

  • 1 Indien een afnemer van leverancier wisselt, wordt die wisseling uitgevoerd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels, welke regels kunnen verschillen voor verschillende netbeheerders en beheerders van netten als bedoeld in artikel 2a.

  • 2 In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.

Artikel 17b

  • 1 Degene die gas op het gastransportnet invoedt is tot een virtueel punt op het gastransportnet verantwoordelijk voor het opstellen van een programma, waarin is opgenomen:

    • a. hoeveel gas waar op het gastransportnet wordt ingevoed en

    • b. ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het gastransportnet de programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie.

  • 2 Degene die gas aan het gastransportnet onttrekt is vanaf een virtueel punt op het gastransportnet verantwoordelijk voor het opstellen van een programma, waarin is opgenomen:

    • a. ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het gastransportnet de programmaverantwoordelijkheid overgaat en van wie en

    • b. hoeveel gas waar aan het gastransportnet wordt onttrokken.

  • 3 Een programmaverantwoordelijke is verantwoordelijk voor een afwijking van zijn programma.

  • 4 Voor de onttrekking van gas door een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, draagt een vergunninghouder programmaverantwoordelijkheid.

  • 5 De programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen.

  • 6 Een programmaverantwoordelijke stuurt zijn programma naar de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

  • 7 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan, in het belang van de doelmatige uitvoering van zijn wettelijke taken, instructies geven over een ingediend programma.

Paragraaf 2.4. Opslag

Artikel 18g

  • 1 Een gasopslagbedrijf is verplicht met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over toegang tot zijn gasopslaginstallatie of de door hem aangeboden ondersteunende diensten indien toegang tot deze gasopslaginstallatie of tot deze ondersteunende diensten voor degene die daarom verzoekt in technische of economische zin noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan netgebruikers.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de technische of economische noodzakelijkheid voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan netgebruikers.

  • 3 Voor een gasopslagbedrijf waarop de verplichting, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is, gelden het vierde tot en met het zesde lid.

  • 4 De tarieven en de voorwaarden die het gasopslagbedrijf hanteert voor gasopslag en ondersteunende diensten zijn objectief, transparant en niet discriminatoir.

  • 5 Het gasopslagbedrijf publiceert jaarlijks voor 1 oktober op een geschikte wijze een indicatie van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en ondersteunende diensten.

  • 6 Een gasopslagbedrijf voert voorafgaand aan de bekendmaking, bedoeld in het vijfde lid, overleg met representatieve organisaties van netgebruikers over de tarieven en voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 18ga

  • 1 Onverminderd artikel 17, eerste lid, van verordening 715/2009 kan een gasopslagbedrijf waarop de verplichting, bedoeld in artikel 18g, eerste lid, van toepassing is, weigeren gasopslag en ondersteunende diensten te verrichten indien binnen zijn gasopslaginstallatie geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van de desbetreffende hoeveelheid gas dan wel in redelijkheid niet van het gasopslagbedrijf kan worden gevergd dat het de gevraagde capaciteit beschikbaar stelt.

  • 2 Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.

Paragraaf 2.4a. Ontheffing voor nieuwe gasinfrastructuur en interconnectoren

Artikel 18h

  • 1 Onze Minister kan voor grote, nieuwe interconnectoren, LNG-installaties en opslaginstallaties op verzoek voor een in de ontheffing bepaalde periode ontheffing verlenen van de artikelen 2c, 3b, vierde lid, de paragrafen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5 en de artikelen 80 tot en met 82, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de aanleg van het net of de installatie versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,

    • b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van het net of de installatie is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend,

    • c. de eigendom van het net of de installatie berust bij een ander dan de beheerder van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie zal worden aangesloten,

    • d. de gebruikers van het net of de installatie wordt een tarief in rekening gebracht, en

    • e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op de relevante markten waarop de investering waarschijnlijk effect zal hebben, de doelmatige werking van de interne gasmarkt of van het gastransportnet of de installatie waarop de nieuwe interconnector of de nieuwe installatie wordt aangesloten dan wel de leveringszekerheid.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van bestaande netten of installaties en op wijzigingen van de bestaande netten of installaties die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.

  • 3 De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe net of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand net of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.

  • 4 [Red: Vervallen.]

  • 5 Alvorens Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing brengt de Autoriteit Consument en Markt of, indien dit voortvloeit uit artikel 36, vierde en zevende lid, van de richtlijn, Acer advies uit. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.

  • 6 Indien sprake is van de aanleg van een interconnector met een andere lidstaat, overlegt Onze Minister met de bevoegde instanties in de andere lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zal ondervinden van de nieuwe interconnector.

  • 6a Indien er sprake is van een interconnector met een derde land waarvan het eerste interconnectiepunt is gelegen op het Nederlands grondgebied, overlegt Onze Minister met de bevoegde instanties in de andere lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe interconnector, alsmede met de bevoegde instantie in het derde land wier betrokken infrastructuur gekoppeld is met de nieuwe interconnector teneinde te bewerkstelligen dat met betrekking tot de nieuwe interconnector aan de bij en krachtens deze wet gestelde eisen wordt voldaan. Indien de bevoegde instantie in het derde land niet binnen drie maanden reageert kan Onze Minister een besluit nemen op het verzoek om een ontheffing.

  • 7 Onze Minister verbindt voorschriften aan de ontheffing met betrekking tot de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur, onder andere over de mechanismen voor het beheer of de toewijzing van capaciteit. Deze voorschriften bevatten in elk geval:

    • a. het voorschrift dat alle potentiële gebruikers van infrastructuur hun belangstelling aangeven alvorens de toewijzing van capaciteit in nieuwe infrastructuur, inclusief eigen gebruik, plaatsvindt;

    • b. de bepaling dat ongebruikte capaciteit op de markt moet worden aangeboden en dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt.

  • 8 Onze Minister kan voorschriften aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op het beheer en de toedeling van capaciteit, met dien verstande dat deze voorschriften de uitvoering van overeenkomsten voor een lange termijn niet mogen belemmeren.

  • 9 Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag voor een ontheffing betrekking heeft op een interconnector, wordt de termijn voor het nemen van een besluit gerekend vanaf de datum waarop de laatste van de uit de landen betrokken regulerende instantie een verzoek om ontheffing heeft ontvangen.

  • 10 Indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij daarvan onverwijld de Europese Commissie in kennis, onder overlegging van alle van belang zijnde gegevens. Deze gegevens omvatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 36, achtste lid, van de richtlijn.

  • 11 Indien de termijn waarbinnen de Europese Commissie kan reageren, bedoeld in artikel 36, negende lid, van de richtlijn is verstreken zonder een besluit van de Europese Commissie, treedt een besluit als bedoeld in het eerste lid in werking op de dag na het verstrijken van deze termijn.

  • 12 Indien de Europese Commissie binnen de termijn waarbinnen de Europese Commissie kan reageren, bedoeld in artikel 36, negende lid, van de richtlijn een besluit neemt, treedt het besluit na aanpassing aan dit besluit in werking. Onze Minister past een besluit als bedoeld in het eerste lid aan binnen een maand na het besluit.

  • 13 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Van een beslissing bedoeld in het twaalfde lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 15 Indien twee jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan of wanneer vijf jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, de infrastructuur nog niet operationeel is geworden, vervalt de ontheffing.

  • 16 Het eerste lid is niet van toepassing indien Onze Minister op verzoek van de houder van de ontheffing vaststelt dat vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie ontheffing is verleend. Onze Minister raadpleegt over dit besluit de Europese Commissie.

  • 17 Onze Minister kan het nemen van een besluit op een aanvraag als bedoeld in het negende lid, laatste volzin, ten hoogste eenmaal met een periode van drie maanden verlengen indien Acer met de verlenging heeft ingestemd.

Artikel 18i

Indien ingevolge artikel 6, tiende lid, van verordening 2019/942 Acer bevoegd is een besluit te nemen over grensoverschrijdende infrastructuur, is de Autoriteit Consument en Markt hiertoe niet bevoegd.

Paragraaf 2.5. Geschillenbeslechting

Artikel 19

  • 1 Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd als de Autoriteit Consument en Markt om aanvullende gegevens verzoekt. Met instemming van de klager is verdere verlenging mogelijk.

  • 3 De geschilbeslechtingswerkzaamheden worden niet verricht door personen die betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 2, paragrafen 2.2 en 2.3.

  • 4 De beslissing van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.

  • 5 Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

Artikel 20

In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de Autoriteit Consument en Markt onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 19, als de netbeheerder, de interconnector-beheerder, het gasopslagbedrijf of het LNG-bedrijf waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt dan wel voor zover het betreft een interconnector-beheerder, onder de rechtsmacht van een ander land valt.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden wijze van gegevensverwerking

Artikel 21

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot een of meer voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, waaronder in ieder geval regels over de verantwoording in de toelichting op de jaarrekening over het voldoen aan de voorwaarden die krachtens dit hoofdstuk zijn vastgesteld.

Artikel 22

  • 1 Met inachtneming van de krachtens artikel 21 vastgestelde regels zendt een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten van gas aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor de door hen jegens elkaar en afnemers in het kader van administratieve processen te hanteren voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop de met die administratieve processen samenhangende gegevens worden vastgelegd, uitgewisseld of gebruikt of met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen die gegevens worden bewaard, waaronder in ieder geval voorwaarden die bepalen dat:

    • a. bij een wisseling van leverancier, de beoogde leverancier, en

    • b. bij een verhuizing, de leverancier van de afnemer

    verantwoordelijk is voor het verzamelen van de meetgegevens van de afnemer.

  • 2 Ondernemingen die een voorstel doen, voeren overleg over dit voorstel met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt.

  • 3 In het voorstel dat aan de Autoriteit Consument en Markt wordt gezonden, geven de ondernemingen aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het tweede lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 23

De Autoriteit Consument en Markt stelt de voorwaarden vast met inachtneming van:

Artikel 24

  • 1 Na ontvangst van een voorstel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, kan de Autoriteit Consument en Markt de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ondernemingen die het voorstel hebben ingediend, opdragen binnen vier weken en met inachtneming van haar bevindingen, waaronder haar bevindingen omtrent de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, de regels, bedoeld in artikel 21, of het bepaalde, bedoeld in artikel 12f, tweede lid, het voorstel te wijzigen. Indien de Autoriteit Consument en Markt van deze bevoegdheid gebruik maakt is artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid, niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de Autoriteit Consument en Markt, stelt de Autoriteit Consument en Markt de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, of met de regels, bedoeld in artikel 21.

Artikel 25

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan uit eigen beweging een ontwerp van een besluit maken tot wijziging van de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, of kan een representatief deel van de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ondernemingen opdragen een daartoe strekkend voorstel voor te bereiden en aan haar toe te zenden.

  • 2 Ondernemingen als bedoeld in artikel 22, eerste lid, en de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 22, tweede lid, kunnen hun zienswijze op een dergelijk ontwerp van een besluit aan de Autoriteit Consument en Markt kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit is bekendgemaakt.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde ondernemingen en representatieve organisaties niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn hun zienswijze op het ontwerp van het besluit kenbaar maken, stelt de Autoriteit Consument en Markt het besluit vast met inachtneming van de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, en met de regels, bedoeld in artikel 21.

  • 4 Indien de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid, niet binnen twaalf weken na toezending van de in het eerste lid bedoelde opdracht, een voorstel aan de Autoriteit Consument en Markt zenden, stelt de Autoriteit Consument en Markt de voorwaarden vast met inachtneming van de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, en met de regels, bedoeld in artikel 21.

Artikel 26

Ten aanzien van de overeenkomstig dit hoofdstuk door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde voorwaarden zijn de artikelen 12h en 12i, eerste tot en met derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

  • 1 De door de Autoriteit Consument en Markt op basis van artikel 12b, eerste lid, op 6 maart 2007 vastgestelde informatiecode (Stcrt. 2007, 49) wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen aangemerkt als voorwaarden die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn vastgesteld.

  • 2 Uiterlijk 12 weken na inwerkingtreding van dit hoofdstuk ontvangt de Autoriteit Consument en Markt een voorstel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, dat tot doel heeft de in het eerste lid bedoelde informatiecode uit te breiden tot voorwaarden voor alle soorten ondernemingen, genoemd in artikel 22, eerste lid.

Hoofdstuk 4. Boekhouding, informatieverstrekking en geheimhouding

Paragraaf 4.1. Boekhouding

Artikel 32

  • 1 Een netbeheerder is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan hem toegekende taken, met uitzondering van de taken, bedoeld in artikel 10b. Indien de netbeheerder werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 10Aa of 10b, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 De afzonderlijke boekhouding bevat:

    • a. een balans en een winst- en verliesrekening;

    • b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid,

    • c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het door hem beheerde gastransportnet, en

    • d. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 4 Het gasbedrijf geeft in de boekhouding aan welke methoden en criteria bij het opstellen daarvan zijn gehanteerd.

  • 5 Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt in overeenstemming met het gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 6 Wijzigingen in de in het derde lid bedoelde regels voor de afschrijving worden met redenen omkleed in de boekhouding vermeld.

  • 7 In de toelichting op de jaarrekening wordt elk verwant bedrijf waarmee een gasbedrijf een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4 500 000 te boven gaat, vermeld. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten vermeld.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteiten.

  • 9 Het eerste tot en met het achtste lid zijn niet van toepassing op gasbedrijven die uitsluitend

    • a. gas winnen uit biomassa of uit andere niet-fossiele bronnen en de hoeveelheid gewonnen gas per jaar niet meer bedraagt dan 10 000 000 m3 of

    • b. anders dan bedrijfsmatig gas leveren overeenkomstig de in artikel 43, tweede lid, onderdeel b, bedoelde regels.

  • 10 Indien een gasbedrijf niet reeds uit hoofde van een wettelijke verplichting zijn jaarrekening of een daarmee overeenkomend financieel overzicht openbaar maakt, legt het zijn jaarrekening of dat overzicht voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging.

  • 11 Een netbeheerder publiceert jaarlijks:

    • a. voor 1 oktober op geschikte wijze een verslag van de afzonderlijke boekhouding, bedoeld in het tweede lid over het daaraan voorafgaande kalenderjaar;

    • b. een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en een met hem verbonden groepsmaatschappij voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 10c, eerste lid;

    • c. de gegevens waaruit blijkt dat de netbeheerder voldoet aan de regels omtrent een goed financieel beheer, bedoeld in artikel 10e, eerste lid.

  • 12 Een leverancier houdt de boekhouding, bedoeld in het eerste lid, gedurende vijf jaar ter beschikking van de Autoriteit Consument en Markt en de Europese Commissie.

  • 13 De Autoriteit Consument en Markt kan informatie uit de boekhouding van de leverancier ter beschikking te stellen aan marktpartijen indien is voldaan aan artikel 44, derde lid, van de richtlijn.

Paragraaf 4.2. Informatieverstrekking en geheimhouding

Artikel 35a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van onderdelen van verordeningen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, vastgesteld krachtens de richtlijn en de verordeningen, bedoeld in artikel 1a, eerste lid.

Artikel 35b

  • 1 De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de Autoriteit Consument en Markt:

    • a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten, voorzover de Autoriteit Consument en Markt daarover niet reeds beschikt,

    • b. een overzicht van het aantal personen dat bij de netbeheerder werkzaam is ter uitvoering van de in artikelen 10, 42 en hoofdstuk 2 genoemde taken,

    • c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het gastransportnet,

    • d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en

    • e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de Autoriteit Consument en Markt een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.

Artikel 35c

De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de eenmalige kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.

Artikel 35d

  • 1 Een netbeheerder voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten van afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, over het netbeheer.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er voorts in dat:

    • a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

    • b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en

    • c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.

Artikel 35e

  • 1 Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van gas, afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van gas en waarnemingen van gaslucht door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de registratie van de meldingen en de openbaarmaking van de registratie.

Artikel 37

  • 1 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf dat bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, draagt er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking komen of kunnen komen van derden, tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.

  • 2 Indien een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.

  • 3 Een netbeheerder maakt bij de aankoop of de verkoop van gas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens van anderen die hij heeft verkregen bij onderhandelingen over transport of bij het verrichten van transport.

  • 4 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is uit de informatie waarover hij beschikt op basis van de uitvoering van de op grond van deze wet aan hem toegekende taken.

Artikel 38

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet niet in staat is de informatie te publiceren in overeenstemming met verordening 715/2009 stelt hij na overleg met de Autoriteit Consument en Markt een actieplan vast voor de uitvoering.

Artikel 38b

Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt verstrekken de Europese Commissie desgevraagd overeenkomstig artikel 25 van verordening 715/2009 alle voor de toepassing van artikel 23 van verordening 715/2009 noodzakelijke informatie.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Paragraaf 5.1. Aanleg infrastructuur in grote nieuwe bouwlocaties

Artikel 39

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over de wijze waarop, gelet op het belang van een betrouwbaar, duurzaam en doelmatig functionerende energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de aanleg van een gastransportnet, een warmtenet en de aanleg van leidingen en hulpmiddelen voor het transport van elektriciteit.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een gastransportnet slechts wordt aangelegd als resultaat van een openbare procedure waarin gegadigden op een te plaatsen opdracht kunnen inschrijven met een aanbieding voor de aanleg van een een gastransportnet, een warmtenet of van leidingen en hulpmiddelen voor het transport van elektriciteit.

Artikel 39a

Een gastransportnet dat door een netbeheerder in het kader van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in de artikelen 10 en 10i, in werking wordt gehouden, onderhouden of ontwikkeld, wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Verordeningen en de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.

Paragraaf 5.1a. Coördinatie van de aanleg of uitbreiding van gasinfrastructuur

Artikel 39b