Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand
gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende
de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied, van het op 26
juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Akkoord betreffende de voorlopige toepassing
tussen een aantal Lid-Staten van de Europese Unie van voornoemde Overeenkomst en het
op 29 november 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol, opgesteld op grond van
artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de prejudiciële
uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst
inzake het gebruik van informatica op douanegebied, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van
Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica
op douanegebied, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad 1995,
287, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Het op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Akkoord betreffende de voorlopige
toepassing tussen een aantal Lid-Staten van de Europese Unie van de op basis van Artikel
K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het
gebruik van informatica op douanegebied, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst
in Tractatenblad 1995, 288, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Het op 29 november 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol, opgesteld op grond
van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële
uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst
inzake het gebruik van informatica op douanegebied, waarvan de Nederlandse tekst is
geplaatst in Tractatenblad 1997, 39, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Indien een vraag die betrekking heeft op de uitlegging van de Overeenkomst opgesteld
op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik
van informatica op douanegebied, aan de orde komt in een zaak aanhangig voor een tot
de rechterlijke macht behorend gerecht dan wel een bestuursrechter waarvan de beslissingen
niet vatbaar zijn voor hoger beroep, en deze instantie een beslissing noodzakelijk
acht voor haar uitspraak, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen te wenden.
Bij ministeriële regeling wijst Onze Minister van Financiën de douaneadministratie,
bedoeld in artikel 10 van de Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied,
aan en stelt regels voor de uitvoering van haar taak.
-
1 Onze Minister van Financiën besluit over een verzoek tot kennisneming van persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Overeenkomst opgesteld op grond van
artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica
op douanegebied.
-
2 Onze Minister van Financiën besluit tot verbetering of verwijdering van persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Overeenkomst opgesteld op grond van artikel
K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica
op douanegebied.
-
3 Inzake een rechtsvordering als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Overeenkomst
opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake
het gebruik van informatica op douanegebied zijn de artikelen 45, 47, en 50 van de Wet bescherming persoonsgegevens van overeenkomstige toepassing.
-
1 De controleautoriteit, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Overeenkomst opgesteld
op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik
van informatica op douanegebied, is het College bescherming persoonsgegevens, bedoeld
in artikel 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.
Deze wet wordt aangehaald als: Goedkeuringswet DIS-Overeenkomst.