Besluit Beheer Haringvlietsluizen

Geraadpleegd op 16-05-2025.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Artikel 1

  • 1 Per 1 december 2010 worden de Haringvlietsluizen beperkt opengesteld. Dit betekent dat de sluizen, afhankelijk van de Rijnafvoer bij Lobith, ook bij vloed worden geopend met een maximale doorlaatopening zoals aangegeven in de bij dit Besluit behorende bijlage 1.

  • 2 In bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 6, kan van het in lid 1 bedoelde gewijzigde sluisbeheer worden afgeweken.

Artikel 2

Onder het in artikel 1, lid 1 bedoelde gewijzigde sluisbeheer wordt ernaar gestreefd de waterstand te Moerdijk niet onder Normaal Amsterdams Peil (NAP 0m) te laten dalen.

Artikel 3

  • 1 De Haringvlietsluizen worden zodanig beheerd dat de functionaliteit van de innamepunten, de noodinlaten en de intrekzones van de waterbedrijven, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende bijlage 2, behouden blijft.

  • 2 De functionaliteit van de innamepunten, noodinlaten en intrekzones blijft behouden als - rekening houdend met de locatiespecifieke overbruggingsmogelijkheden - ter plaatse ten gevolge van de inwerkingtreding van dit besluit géén significante verhoging van het chloridegehalte optreedt, ten opzichte van de situatie vóór inwerkingtreding van dit besluit, rekening houdend met autonome ontwikkelingen. In een nog vast te stellen protocol zal een en ander nog nader worden uitgewerkt.

  • 3 Ter bewaking van de functionaliteit van de bedoelde innamepunten, noodinlaten en intrekzones zal uiterlijk één jaar voorafgaand aan het gewijzigde sluisbeheer als bedoeld in artikel 1, lid 1, een continu werkend meetnet voor in elk geval chloride functioneren.

  • 4 In het in lid 2 bedoelde protocol worden regels gesteld ten aanzien van onder meer:

    • -

      de inrichting van het meetnet;

    • -

      de wijze waarop het chloridegehalte en/of eventuele andere parameters worden vastgesteld;

    • -

      de methodiek waarmee wordt vastgesteld of sprake is van een significante verhoging van het chloridegehalte en/of eventuele andere relevante parameters;

    • -

      de voorwaarden en procedures waaronder in bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt afgeweken van het sluisbeheer;

    • -

      de wijze waarop en de frequentie waarmee de (nood)procedures en de effectiviteit daarvan in de praktijk worden uitgetest.

    Het protocol wordt namens mij, na op overeenstemming gericht overleg met de betrokken waterbedrijven en met instemming van de regionale Inspectie voor de Milieuhygiëne te Zuid-Holland, uiterlijk één jaar voorafgaand aan het gewijzigde sluisbeheer, door de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland vastgesteld.

Artikel 4

  • 1 De Haringvlietsluizen worden zodanig beheerd dat de functionaliteit van de innamepunten van de waterschappen, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende bijlage 3, in combinatie met de daartoe bestemde vervangende noodvoorziening (KWA), behouden blijft.

  • 2 De functionaliteit van de innamepunten blijft behouden als - rekening houdend met de locatiespecifieke overbruggingsmogelijkheden - ter plaatse ten gevolge van de inwerkingtreding van dit besluit géén significante verhoging van het chloridegehalte optreedt, ten opzichte van de situatie vóór inwerkingtreding van dit besluit, rekening houdend met autonome ontwikkelingen. In een nog vast te stellen protocol zal een en ander nog nader worden uitgewerkt.

  • 3 Ter bewaking van de functionaliteit van de bedoelde innamepunten, zal uiterlijk één jaar voorafgaand aan het gewijzigde sluisbeheer als bedoeld in artikel 1, lid 1, een continu werkend meetnet voor in elk geval chloride functioneren.

  • 4 In het in lid 2 bedoelde protocol worden regels gesteld ten aanzien van onder meer:

    • -

      de inrichting van het meetnet;

    • -

      de wijze waarop het chloridegehalte en/of eventuele andere parameters worden vastgesteld;

    • -

      de methodiek waarmee wordt vastgesteld of sprake is van een significante verhoging van het chloridegehalte en/of eventuele andere relevante parameters;

    • -

      de voorwaarden en procedures waaronder in bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt afgeweken van het sluisbeheer;

    • -

      de wijze waarop en de frequentie waarmee de (nood)procedures en de effectiviteit daarvan in de praktijk worden uitgetest.

    Het protocol wordt namens mij, na op overeenstemming gericht overleg met de betrokken waterschappen, uiterlijk één jaar voorafgaand aan het gewijzigde sluisbeheer, door de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland vastgesteld.

Artikel 5

  • 1 De meetresultaten van het meetnet staan permanent ter beschikking van de waterbedrijven en waterschappen.

  • 2 Een jaar na aanvang van het sluisbeheer als bedoeld in artikel 1, lid 1 en vervolgens elk jaar daarop volgend, wordt door Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland, als beheerder van de Haringvlietsluizen, gerapporteerd aan de betrokken waterbedrijven, regionale Milieu-inspecties, waterschappen en provincies over de effecten van het sluisbeheer.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde rapportages worden ten minste eenmaal per jaar besproken in een begeleidingsgroep. In deze begeleidingsgroep hebben in elk geval zitting: de betrokken waterbedrijven, regionale Milieu-inspecties, waterschappen, provincies, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuidwest en Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland.

  • 4 Uiterlijk vijf jaar na de invoering van het sluisbeheer conform dit besluit worden de effecten daarvan in overleg met de leden van de begeleidingsgroep geëvalueerd en getoetst aan de verwachtingen als neergelegd in het milieueffectrapport over het beheer van de Haringvlietsluizen. Daarbij wordt aan alle betrokken belangen aandacht besteed.

Artikel 6

Bij, of in het vooruitzicht van, bijzondere omstandigheden, waaronder omstandigheden waarbij de functionaliteit van innamepunten en/of noodinlaten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 in het geding is, kan door Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland dan wel door de betrokken waterschappen, waterbedrijven of regionale Milieu-inspecties spoedberaad worden geëntameerd over afwijking van het sluisbeheer als bedoeld in artikel 1, lid 2 en over andere mogelijke maatregelen. De wijze waarop het spoedberaad wordt geëntameerd wordt in het protocol als bedoeld in de artikelen 3 en 4, vastgelegd.

Artikel 7

Diegene die ten gevolge van dit besluit schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet op andere wijze voldoende is verzekerd, wordt op diens verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toegekend.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt gepubliceerd.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit Beheer Haringvlietsluizen.

Bijlage 1. Sluisbeheer volgens ‘de Kier’

Vergelijking van de sluisopeningen bij verschillend beheer; huidige situatie (LPH’84), het programma volgens het MER en het HOP.

Bijlage 119949.png