Bij circulaire AD97/U869 van 28 november 1997 deelde ik u onder andere mede, dat mij
uit een onderzoek dat ik had doen instellen was gebleken, dat de aankoop van effecten
met spaarloon binnen de Spaarloonregeling rijkspersoneel mogelijk was en dat de regeling daarvoor niet hoefde te worden aangepast.
Naar aanleiding van de genoemde circulaire berichtte de Inspecteur der Belastingen
mij dat hij zich niet in deze benadering kon vinden. Hij stelde zich op het standpunt
dat zonder wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel het ten laste van deze spaarloonregeling kopen van effecten niet geoorloofd is.
Om die reden was ik voornemens de regeling in kwestie op dit punt te doen aanpassen.
Inmiddels was mij evenwel gebleken dat banken weigerden te voldoen aan verzoeken van
deelnemers aan de Spaarloonregeling rijkspersoneel om effecten te mogen aankopen van hun spaarloon. Besloten werd dan ook dit punt op
te nemen met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).
De NVB stelde dat de effectentransacties in kwestie gecompliceerd en zeer arbeidsintensief
zijn. Voorzover er toch behoefte zou bestaan aan deblokkering voor effectenaankoop,
zou ieder ministerie voor elk afzonderlijk geval contact moeten opnemen met de betrokken
financiële instelling. Dit met als doel afspraken te maken met deze instelling om
hen te vrijwaren van aanspraken die samenhangen met het niet naleven van de geldende
regels door de betrokkenen.
Voor de ministeries zou dit laatste een extra uitvoeringslast (controle) en risico
met zich brengen. De werkgever is en blijft als inhoudingsplichtige namelijk verantwoordelijk
voor de afdracht van belasting en premies, ook wanneer mocht blijken dat niet overeenkomstig
de vigerende (fiscale) regelgeving is gehandeld.
Ik ben van mening dat van de werkgevers binnen de sector Rijk niet kan worden gevraagd
deze administratieve lasten te dragen en het bedoelde risico te lopen.
De effectuering van het voornemen tot wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel zou alleen dan zinvol kunnen zijn, indien aan een aantal randvoorwaarden kan worden
voldaan. Naar mijn gevoelen is onvoorwaardelijke medewerking van de kant van de banken
daarvan – een van – de belangrijkste.
Om die reden heeft andermaal overleg plaatsgevonden met de NVB. De kwestie is van
die zijde vervolgens ter bespreking voorgelegd aan de leden van de NVB-Commissie Wettelijke
Spaarregelingen.
De banken stellen zich (overigens ook ten aanzien van werknemers in de marktsector)
nog steeds, en zelfs in toenemende mate, zeer terughoudend op waar het gaat om het
bieden van de mogelijkheid tot aankoop van effecten ten laste van een wettelijke spaarregeling.
Gesteld wordt dat het een administratief erg bewerkelijke en daardoor kostbare vorm
van dienstverlening is voor relatief zeer kleine bedragen. Waar de mogelijkheid nu
(nog) in spaarreglementen is opgenomen, wordt het gebruik hiervan door de banken zeker
niet gestimuleerd.
Voorts wijst de NVB op het Belastingplan 2001. Dit plan zal er, aldus de NVB, waarschijnlijk
toe leiden dat bestaande mogelijkheden vervallen of aan – verdere – beperkingen worden
onderworpen.
Als zoals het er thans naar uitziet, het tegoed op een wettelijke spaarregeling buiten
de vermogensrendementsbelasting valt, dan ontstaat de situatie dat de bank onderscheid
zal moeten maken naar het theoretisch opgebouwde tegoed op de wettelijke spaarregeling
en dat deel van het effectendepot dat buiten dit theoretisch tegoed valt en derhalve
onderhevig is aan de vermogensrendementsheffing. Dit zou een verdere administratieve
belasting betekenen voor de kredietinstellingen.
De kans is dan ook groot dat de instellingen die nu nog de mogelijkheid van aankoop
van effecten bieden, deze met ingang van inwerkingtreding van de nieuwe fiscale regels
zullen beëindigen.
Alles bijeengenomen zie ik af van mijn eerdere voornemen tot wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel terzake. Nu de mogelijkheid van het kopen van effecten niet wordt geformaliseerd,
wordt hierbij ook circulaire AD97/U869 van 28 november 1997 ingetrokken.
In die gevallen, waarbij op grond van laatstgenoemde circulaire eventueel gebruik
is gemaakt van de daarin geopende mogelijkheid tot effectentransacties, mag het intrekken
op dat punt van genoemde circulaire geen nadeel opleveren voor de betrokken deelnemers
aan de Spaarloonregeling rijkspersoneel.
Dit betekent dat aangekochte effecten in depot kunnen blijven voor de nog resterende
looptijd van de in de Spaarloonregeling rijkspersoneel genoemde blokkeringsperiode.
Ook kunnen effecten worden aangewend voor de in de Spaarloonregeling rijkspersoneel genoemde deblokkeringsmogelijkheden. In geval vóórtijdig tot verkoop of vervreemding
wordt overgegaan zonder dat een deblokkeringsgrond aanwezig is, is alsnog loonbelasting/premie
verschuldigd.
Gezien het vorengaande verzoek ik u met ingang van heden met de in de onderhavige
circulaire genoemde gedragslijn rekening te houden en uw personeel hierover te informeren.