Aankoop effecten met spaarloon

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 10-02-2000 t/m heden

Aankoop effecten met spaarloon

Bij circulaire AD97/U869 van 28 november 1997 deelde ik u onder andere mede, dat mij uit een onderzoek dat ik had doen instellen was gebleken, dat de aankoop van effecten met spaarloon binnen de Spaarloonregeling rijkspersoneel mogelijk was en dat de regeling daarvoor niet hoefde te worden aangepast.

Naar aanleiding van de genoemde circulaire berichtte de Inspecteur der Belastingen mij dat hij zich niet in deze benadering kon vinden. Hij stelde zich op het standpunt dat zonder wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel het ten laste van deze spaarloonregeling kopen van effecten niet geoorloofd is.

Om die reden was ik voornemens de regeling in kwestie op dit punt te doen aanpassen.

Inmiddels was mij evenwel gebleken dat banken weigerden te voldoen aan verzoeken van deelnemers aan de Spaarloonregeling rijkspersoneel om effecten te mogen aankopen van hun spaarloon. Besloten werd dan ook dit punt op te nemen met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).

De NVB stelde dat de effectentransacties in kwestie gecompliceerd en zeer arbeidsintensief zijn. Voorzover er toch behoefte zou bestaan aan deblokkering voor effectenaankoop, zou ieder ministerie voor elk afzonderlijk geval contact moeten opnemen met de betrokken financiële instelling. Dit met als doel afspraken te maken met deze instelling om hen te vrijwaren van aanspraken die samenhangen met het niet naleven van de geldende regels door de betrokkenen.

Voor de ministeries zou dit laatste een extra uitvoeringslast (controle) en risico met zich brengen. De werkgever is en blijft als inhoudingsplichtige namelijk verantwoordelijk voor de afdracht van belasting en premies, ook wanneer mocht blijken dat niet overeenkomstig de vigerende (fiscale) regelgeving is gehandeld.

Ik ben van mening dat van de werkgevers binnen de sector Rijk niet kan worden gevraagd deze administratieve lasten te dragen en het bedoelde risico te lopen.

De effectuering van het voornemen tot wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel zou alleen dan zinvol kunnen zijn, indien aan een aantal randvoorwaarden kan worden voldaan. Naar mijn gevoelen is onvoorwaardelijke medewerking van de kant van de banken daarvan – een van – de belangrijkste.

Om die reden heeft andermaal overleg plaatsgevonden met de NVB. De kwestie is van die zijde vervolgens ter bespreking voorgelegd aan de leden van de NVB-Commissie Wettelijke Spaarregelingen.

De banken stellen zich (overigens ook ten aanzien van werknemers in de marktsector) nog steeds, en zelfs in toenemende mate, zeer terughoudend op waar het gaat om het bieden van de mogelijkheid tot aankoop van effecten ten laste van een wettelijke spaarregeling. Gesteld wordt dat het een administratief erg bewerkelijke en daardoor kostbare vorm van dienstverlening is voor relatief zeer kleine bedragen. Waar de mogelijkheid nu (nog) in spaarreglementen is opgenomen, wordt het gebruik hiervan door de banken zeker niet gestimuleerd.

Voorts wijst de NVB op het Belastingplan 2001. Dit plan zal er, aldus de NVB, waarschijnlijk toe leiden dat bestaande mogelijkheden vervallen of aan – verdere – beperkingen worden onderworpen.

Als zoals het er thans naar uitziet, het tegoed op een wettelijke spaarregeling buiten de vermogensrendementsbelasting valt, dan ontstaat de situatie dat de bank onderscheid zal moeten maken naar het theoretisch opgebouwde tegoed op de wettelijke spaarregeling en dat deel van het effectendepot dat buiten dit theoretisch tegoed valt en derhalve onderhevig is aan de vermogensrendementsheffing. Dit zou een verdere administratieve belasting betekenen voor de kredietinstellingen.

De kans is dan ook groot dat de instellingen die nu nog de mogelijkheid van aankoop van effecten bieden, deze met ingang van inwerkingtreding van de nieuwe fiscale regels zullen beëindigen.

Alles bijeengenomen zie ik af van mijn eerdere voornemen tot wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel terzake. Nu de mogelijkheid van het kopen van effecten niet wordt geformaliseerd, wordt hierbij ook circulaire AD97/U869 van 28 november 1997 ingetrokken.

In die gevallen, waarbij op grond van laatstgenoemde circulaire eventueel gebruik is gemaakt van de daarin geopende mogelijkheid tot effectentransacties, mag het intrekken op dat punt van genoemde circulaire geen nadeel opleveren voor de betrokken deelnemers aan de Spaarloonregeling rijkspersoneel.

Dit betekent dat aangekochte effecten in depot kunnen blijven voor de nog resterende looptijd van de in de Spaarloonregeling rijkspersoneel genoemde blokkeringsperiode.

Ook kunnen effecten worden aangewend voor de in de Spaarloonregeling rijkspersoneel genoemde deblokkeringsmogelijkheden. In geval vóórtijdig tot verkoop of vervreemding wordt overgegaan zonder dat een deblokkeringsgrond aanwezig is, is alsnog loonbelasting/premie verschuldigd.

Gezien het vorengaande verzoek ik u met ingang van heden met de in de onderhavige circulaire genoemde gedragslijn rekening te houden en uw personeel hierover te informeren.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze,
de

directeur-generaal Management en Personeelsbeleid

,

M.J. van Rijn

Naar boven