Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 juli 1999, nr. GZB/VVB/993223, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op:
– richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PbEG L 66);
– richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (PbEG L 66); en
– artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en vierde lid, artikel 8, onder a en c, en artikel 9, van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 23 september 1999, no. W13.99.0420/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 oktober 1999 met nummer GZB/VVB/2007477, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: