U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 21-06-2008.]Geraadpleegd op 26-04-2025. Geldend van 05-12-2007 t/m 20-06-2008
Vaststelling Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
[Regeling vervallen per 21-06-2008]
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
b. project: samenstel van activiteiten met een bovenprovinciaal, nationaal of internationaal belang, die gericht zijn op milieu of duurzame ontwikkeling en naar hun aard een eenmalig karakter hebben;
c. programma: samenstel van activiteiten met een bovenprovinciaal, nationaal of internationaal belang, die gericht zijn op milieu of duurzame ontwikkeling en naar hun aard een voortschrijdend karakter hebben;
d. projectsubsidie: subsidie voor een project;
e. programmasubsidie: subsidie voor een programma;
f. maatschappelijke organisatie: een in Nederland gevestigde rechtspersoon zonder winstoogmerk, niet zijnde een overheidsorganisatie of onderneming in Europeesrechtelijke zin, die zich richt op milieuverbetering of duurzame ontwikkeling.
De Minister kan ter ondersteuning van maatschappelijk initiatief op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling subsidie verlenen voor projecten en programma’s die naar het oordeel van de Minister in voldoende mate bijdragen aan het maatschappelijk debat over milieu of duurzame ontwikkeling.
1 Aanvragen tot subsidieverlening worden vóór 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitvoering van het project of het programma, blijkens de in de aanvraag aangegeven tijdplanning, begint, ingediend bij SenterNovem, t.a.v. secretariaat SMOM, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.
2 De minister kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van milieu of duurzame ontwikkeling geboden is, afwijking toestaan van de termijnen, genoemd in het eerste lid.
1 Een project of programma heeft een maximale looptijd van drie aaneengesloten jaren.
2 De minister kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van duurzame ontwikkeling geboden is, een langere looptijd van een project of programma, dan genoemd in het eerste lid toestaan.
Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van het werkelijke tekort en bedraagt niet meer dan het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde maximum-bedrag.
1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:
a. de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan het project of het programma toe te rekenen en door de subsidieaanvrager na de indiening van de subsidieaanvraag gemaakte en betaalde kosten:
1°. loonkosten tot ten hoogste het jaarlijks op de website www.senternovem.nl/smom en in de aanvraagformulieren bekendgemaakte maximale uurtarief:
– berekend op basis van een voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldende en controleerbare methodiek; of
– berekend op basis van het brutoloon volgens de kolommen 3 en 4 van de loonstaat van de betrokken medewerkers, exclusief volledige winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten. Er wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige betrekking, gedeeld door 1500;
2°. kosten van apparatuur, materialen en hulpmiddelen die uitsluitend ten behoeve van het project of programma gebruikt worden;
3°. een evenredig deel van de kosten voor apparatuur, materialen en hulpmiddelen die niet uitsluitend voor de uitvoering van het project of programma zijn aangeschaft, berekend op basis van offertes of historische aanschafprijzen en een lineaire afschrijving over een levensduur van 5 jaar en de duur van het gebruik voor het project;
4°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van door hen verleende diensten;
5°. reis- en verblijfkosten, alsmede kosten van deelneming aan symposia;
b. een opslag per vrijwilliger ter compensatie van de hiervoor gemaakte overheadkosten, indien het project voor meer dan 50% door vrijwilligers wordt uitgevoerd en de loonkosten berekend worden op basis van de standaardmethodiek, zoals bedoeld in onderdeel a, onder 2°. De hoogte van deze opslag wordt jaarlijks op de website www.senternovem.nl/smom en in de aanvraagformulieren bekend gemaakt;
c. een opslag voor algemene kosten ter grootte van 40% van de loonkosten, zoals bedoeld in onderdeel a, onder 2°.
2 Kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieaanvrager de omzetbelasting niet mag verrekenen.
3 De Minister kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van milieu of duurzame ontwikkeling geboden is, afwijking toestaan van de subsidiabele kosten, zoals genoemd in het eerste lid.
Indien werkzaamheden ten behoeve van het project of het programma worden uitbesteed aan een onderneming die in organisatorisch, financieel of personeel opzicht verbonden is met de subsidieaanvrager of aan een onderneming die een inhoudelijk belang heeft bij de resultaten van het project of programma, wordt een door die onderneming in de kosten doorberekende winstopslag niet tot de subsidiabele kosten gerekend.
1 Het subsidieplafond voor het jaar 2007 voor het verlenen van projectsubsidies bedraagt € 3.982.000.
2 Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, is ten hoogste € 1.235.000 voor projectsubsidies als bedoeld onder artikel 6, tweede lid, onder a, beschikbaar.
3 Het subsidieplafond voor het jaar 2007 voor het verlenen van programmasubsidies bedraagt € 6.500.000.
1 Voor een projectsubsidie komen uitsluitend maatschappelijke organisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, in aanmerking.
2 Voor een projectsubsidie komen uitsluitend in aanmerking:
a. projecten die gericht zijn op het betrekken van moeilijk bereikbare burgers bij het milieubeleid en het opwekken, vergroten of verbreden van interesse voor milieuvraagstukken bij deze burgers;
b. projecten die anderszins bijdragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling.
In aanvulling op artikel 5a worden als subsidiabele kosten in aanmerking genomen de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de evaluatie bedoeld in artikel 9a, alsmede de kosten die gemoeid zijn met de verstrekking van gegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van het Besluit milieusubsidies.
1 Aanvragen met betrekking tot projectsubsidie worden gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling. Op basis van deze beoordeling kunnen subsidieaanvragen geheel of gedeeltelijk worden toegekend of worden afgewezen. Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen subsidie kan een evenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende thema’s, actoren en doelgroepen een medebepalende factor zijn.
2 Onverminderd artikel 15, eerste lid, van het Besluit milieusubsidies kan de minister afwijken van het eerste lid indien dat naar zijn oordeel in het belang van milieu of duurzame ontwikkeling geboden is.
1 De Minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een project als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling ten minste de volgende aspecten:
a. de mate waarin burgers met geen of weinig interesse in het milieubeleid meer dan eenmalig worden bereikt, geïnteresseerd raken en zo mogelijk geactiveerd worden;
b. de mate waarin wordt aangesloten op activiteiten gericht op de doelgroep van derden naar aanleiding van andere maatschappelijke vraagstukken;
c. de mate waarin het project een nationale voorbeeldwerking kan hebben;
d. de mate waarin het project bijdraagt aan het maatschappelijk debat over het milieu en duurzame ontwikkeling;
e. de mate waarin het project meerwaarde heeft ten opzichte van andere initiatieven;
f. de mate waarin het project kans van slagen heeft gezien de probleemanalyse en het gepresenteerde plan van aanpak, inclusief de evaluatie;
g. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het resultaat dat het project naar het oordeel van de Minister beoogt.
2 De Minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een project als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b, bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling ten minste de volgende aspecten:
a. de mate waarin het project bijdraagt aan het maatschappelijk debat over het milieu en duurzame ontwikkeling;
b. de mate waarin bij het project burgers en andere maatschappelijke actoren worden betrokken;
c. de mate waarin het project meerwaarde heeft ten opzichte van andere initiatieven;
d. de mate waarin het project kans van slagen heeft gezien de probleemanalyse en het gepresenteerde plan van aanpak, inclusief de evaluatie;
e. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het resultaat dat het project naar het oordeel van de Minister beoogt.
De ontvanger van een projectsubsidie is verplicht een evaluatie uit te voeren. Het voorstel tot evaluatie en de daarmee gemoeid zijnde kosten maken integraal onderdeel uit van het plan van aanpak en de begroting behorende bij de projectaanvraag.
Voor een programmasubsidie komen uitsluitend maatschappelijke organisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, in aanmerking.
In aanvulling op artikel 5a worden als subsidiabele kosten in aanmerking genomen de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de evaluatie bedoeld in artikel 15, alsmede de kosten die gemoeid zijn met de verstrekking van gegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van het Besluit milieusubsidies.
1 Bij de subsidieverlening kan de minister bepalen dat het subsidiebedrag door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de arbeidskostenontwikkeling in de gepremieerde en gesubsidieerde sector.
2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan de minister bij de subsidieverlening tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de arbeidskostenontwikkeling.
3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.
1 Aanvragen met betrekking tot programmasubsidie worden gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling. Op basis van deze beoordeling kunnen subsidieaanvragen geheel of gedeeltelijk worden toegekend of worden afgewezen. Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen subsidie kan een evenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende thema’s, actoren en doelgroepen een medebepalende factor zijn.
De Minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een programma bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling ten minste de volgende aspecten:
a. de mate waarin blijkt dat er een duidelijke visie op milieu of duurzame ontwikkeling is;
b. de mate waarin sprake is van een goede balans tussen continuïteit en het zoeken naar vernieuwing mede op basis van de uitkomsten van uitgevoerde evaluaties.
c. de mate waarin het programma bijdraagt aan het maatschappelijk debat over het milieu en duurzame ontwikkeling;
d. de mate waarin bij het programma burgers en andere maatschappelijke actoren worden betrokken;
e. de mate waarin het programma meerwaarde heeft ten opzichte van andere initiatieven;
f. de mate waarin het programma kans van slagen heeft gezien de probleemanalyse en het gepresenteerde plan van aanpak, inclusief de evaluatie;
g. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het resultaat dat het programma naar het oordeel van de Minister beoogt.
1 De ontvanger van een programmasubsidie is verplicht een evaluatie uit te voeren.
2 Onverminderd artikel 11, tweede lid, van het Besluit milieusubsidies gaat de aanvraag tot verlening van een programmasubsidie vergezeld van een voorstel tot evaluatie, alsmede van een begroting van de daarmee verband houdende kosten. Het voorstel tot evaluatie en de daarmee gemoeid zijnde kosten maken integraal onderdeel uit van het plan van aanpak en de begroting behorend bij de programma-aanvraag.
3 Onverminderd artikel 14, tweede lid, van het Besluit milieusubsidies gaat de aanvraag tot vaststelling van een programmasubsidie vergezeld van de uitkomsten van de uitgevoerde evaluatie.
4 De tussentijdse verantwoording, bedoeld in artikel 13 van het Besluit milieusubsidies, gaat, indien het een programmasubsidie betreft, tevens vergezeld van de uitkomsten van de uitgevoerde evaluatie.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 25 augustus 1999
Minister
J.P. Pronk
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.