A. Programma Energiewinning uit Afval en Biomassa (EWAB) 1999
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma EWAB is het bevorderen van de inzet van biomassa en afval
als energiebron, zodanig dat maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op fossiele
brandstoffen, waarbij de belasting van het milieu binnen aanvaardbare grenzen dient
te blijven. Deze doelstelling zal voor een belangrijk deel worden nagestreefd via
de ondersteuning van demonstratieprojecten.
Het programma is ingedeeld in vier onderdelen.
1. Brandstoffen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de versterking van de beschikbaarheid van afval en biomassa(brandstoffen)
voor energie. Het gaat hierbij om o.a. de benutting van bosbouwkundige, agrarische
en industriële reststromen, benutting van afvalstoffen en de import en teelt van energiegewassen,
het vervoer, de bewerking, de karakterisering en de versterking van de markt van biomassabrandstoffen.
De voornaamste soorten projecten die in 1999 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten
gericht op:
- -
inventarisatie van de aard en hoeveelheden van afvalstoffen en biomassa(brandstoffen);
- -
het bij elkaar brengen van vraag naar en aanbod van biomassa(brandstoffen);
- -
de benutting van bosbouwresiduen en plantsoenafval voor energieopwekking;
- -
bewerking van afval en/of biomassa tot een (hoogwaardige) brandstof;
- -
tegengaan van mogelijke gezondheidsbezwaren bij het omgaan met biomassa(brandstoffen);
- -
optimalisatie van de logistiek, met name waar het schone biomassa betreft;
- -
de import van biomassa t.b.v. de inzet voor energiedoeleinden, met uitzondering van
de inzet in afvalverbrandingsinstallaties;
- -
de teelt van gewassen t.b.v. de inzet voor energiedoeleinden, eventueel in combinatie
met andere geteelde producten en landgebruikfuncties.
Ontwikkelingsprojecten komen alleen voor ondersteuning in aanmerking indien die projecten
aansluiten bij en voortvloeien uit praktijkervaringen.
2. Conversietechnologie
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de omzetting van afval en biomassa in energie door middel
van zowel thermische als biologische conversietechnieken. De nadruk ligt daarbij op
de thermische conversieprocessen. De conversie kan betrekking hebben op hout (vers
hout, oud hout, resthout), bedrijfsafval van organische oorsprong, zuiveringsslib,
agrarische residuen, mest, stro, bermgras en energiegewassen, huishoudelijk afval
(of fracties daaruit) en kunststof houdend afval.
De voornaamste soorten projecten die in 1999 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn haalbaarheids-, marktintroductie- en kennisoverdrachtprojecten gericht op:
- -
schone en efficiënte verbranding van biomassa voor, in het bijzonder, de gecombineerde
opwekking van elektriciteit en warmte;
- -
verbetering van de energiebenutting bij afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s);
- -
de winning en benutting van stortgas, voor zover het project bijdraagt aan de stortgaswinning
op langere termijn;
- -
vergisting van (natte) bedrijfsafval-stromen, eventueel gecombineerd met mest.
Ook komen in 1999 voor subsidie in aanmerking haalbaarheids-, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten
en kennisoverdrachtprojecten gericht op:
- -
thermische vergassing van biomassa; daarin zijn ook begrepen de daarmee samenhangende
voorbewerking van de brandstof en de toepassing van stookgas in gasturbines of gasmotoren;
- -
het meeverbranden of -vergassen van biomassa met fossiele brandstoffen in elektriciteitscentrales
of bij andere toepassingen; daarin is ook begrepen de daarmee samenhangende voorbewerking
van de brandstof (bijv. via pyrolyse, liquefactie- en/of carbonisatieprocessen).
3. Demonstratie van de beschikbaarheid en conversie van energie uit biomassa en afval
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de demonstratie van opwekking van energie uit biomassa
en afval. De voornaamste soorten projecten die in 1999 voor een subsidie in aanmerking
komen zijn demonstratieprojecten gericht op de onderwerpen genoemd in de onderdelen
1 en 2.
4. Marktstimulering
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderdeel richt zich op de promotie en draagvlakvergroting van energiewinning
uit afval en biomassa. De voornaamste soorten projecten die in 1999 voor een subsidie
in aanmerking komen zijn:
- -
projecten die gericht zijn op het vergroten van het draagvlak voor de introductie
van energiewinning uit biomassa;
- -
projecten die gericht zijn op de communicatie met omwonenden van installaties voor
de winning van energie uit biomassa en afval;
- -
projecten die gericht zijn op kennisoverdracht over energiewinning uit biomassa en
afval naar relevante doelgroepen.
Overige beoordelingsaspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het
programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager
of van anderen;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling
van het programma;
-
f. de nieuwheid van het project;
-
g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;
-
i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.
Toelichting op de bovengenoemde aspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal
het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans
van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid voldoende is aangetoond.
ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
- -
de verbetering ten opzichte van de gangbare praktijksituatie, met name daar waar
het hergebruik van brandbaar afval en biomassa betreft;
- -
de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden(ton/jaar);
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie
op het gebied van emissies en reststoffenverwerking;
- -
de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingseffecten van milieuproblemen van het
ene milieucompartiment naar het andere optreden.
Gelet op samenhang tussen bepaalde emissies en het energiegebruik, geldt met name
voor demonstratie- en marktintroductieprojecten dat zij een voldoende hoog energetisch
rendement dienen te hebben. De voorkeur wordt gegeven aan demonstratie- en marktintroductieprojecten
met hoogrendementprocessen, waaronder warm-te/krachtsystemen.
ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door
de aanvrager of door anderen in binnen- of buitenland (met name Finland) gegenereerde
kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten doublures
worden vermeden.
ad e. Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten
getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Tevens wordt getoetst of de demonstratie
past in een gefaseerde aanpak via ontwikkeling naar marktintroductie.
ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:
- -
het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;
- -
het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;
- -
(vergaande) procesintegratie.
Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende
toepassingen. Dit geldt met name voor ontwikkelingsprojecten.
ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar
is in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende
technologische toepassing aanwezig is.
ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal
van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.
ad i. Hierbij kan gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven
van een artikel voor een vakblad, het organiseren van een work-shop of het openstellen
van de instal-latie voor het bezoek van derden.
Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bedrijven en instellingen bijdragen,
die initiatieven wensen te nemen om afval en/of biomassa te benutten voor energieopwekking
en/of daarvoor beschikbaar te maken. Hierbij gaat het vooral om industriële bedrijven,
nutsbedrijven, gemeentelijke instellingen en samen-werkingsverbanden, afvalverwerkende
bedrijven, landbouwcoöperaties, bosbouwgroepen e.d.
Voor technologie-ontwikkeling richt het programma zich vooral op industriële bedrijven,
onderzoeksinstituten en instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs.
B. Subsidieplafond
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1999 ontvangen aanvragen
met betrekking tot het programma Energiewinning uit Afval en Biomassa bedraagt f 19.000.000,00,
met dien verstande dat voor de onderdelen 1, 2 en 4 tezamen maximaal f 5.000.000,00
beschikbaar is.
Tel. 030-2393488