Titel II. Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag van de notaris
2 De notaris legt binnen zes maanden na de dagtekening van het benoemingsbesluit voor de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder hij ressorteert, de navolgende eed af:
«Ik zweer getrouwheid aan de Koning en de Grondwet en eerbied voor de rechterlijke autoriteiten.
Ik zweer, dat ik mij zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de verordeningen die op het notarisambt van toepassing zijn en dat ik mijn taak eerlijk, nauwgezet en onpartijdig zal uitvoeren; dat ik geheimhouding zal betrachten ten aanzien van alles waarvan ik door mijn ambt kennis neem en dat ik voorts, middellijk noch onmiddellijk, onder enige naam of voorwendsel, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.»
Als de eed niet tijdig is afgelegd, vervalt de benoeming.
3 Wanneer de eed, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed als volgt:
«Ik swar trou oan de Kening en de Grûnwet en earbied foar de rjochterlike autoriteiten.
Ik swar, dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten, de regleminten en de oarderingen dy’t op it notarisamt fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik, sekuer en ûnpartidich útfiere sil; dat ik geheimhâlding betrachtsje sil oangeande alles dêr’t ik troch myn amt kunde oan krij en dat ik fierders, streekrjocht noch midlik, ûnder hokker namme of útwynsel dan ek, foar it krijen fan myn beneaming oan immen eat jûn of tasein haw, noch jaan of tasizze sil.»
5 De notaris is bevoegd met ingang van de dag na de eedsaflegging. Indien in het benoemingsbesluit een latere datum is vermeld, is hij bevoegd met ingang van die dag indien tevoren de eed is afgelegd. Is hij waarnemer van het kantoor, dan is hij terstond na de eedsaflegging bevoegd.
6 De notaris laat zich terstond na de eedsaflegging inschrijven in het register voor het notariaat, bedoeld in artikel 5, onder overlegging van het proces-verbaal van de eedsaflegging en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.
De notaris deponeert terstond na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf ter griffie van de rechtbank waar hij de eed heeft afgelegd.
2 In het register wordt iedere notaris, toegevoegd notaris en kandidaat-notaris opgenomen, onder vermelding van naam en plaats en datum van geboorte. In het register worden ten aanzien van hen, voor zover van toepassing, tevens gegevens opgenomen betreffende:
a. de benoeming van de notaris, zijn ontslag of overlijden;
b. de plaats van vestiging van de notaris;
c. het nummer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het centraal testamentenregister;
d. een aanwijzing tot overname van een protocol als bedoeld in artikel 15;
e. de toevoeging als bedoeld in artikel 30b;
f. de waarneming als bedoeld in artikel 28;
g. de eedsaflegging, bedoeld in artikel 3, met opname in het register van handtekening en paraaf;
h. een nevenbetrekking als bedoeld in artikel 11;
i. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 103, eerste, derde en vierde lid;
j. de bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid;
k. de oplegging van een ordemaatregel als bedoeld in de artikelen 25b, 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid;
l. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid.
4 De registratie van de oplegging van de ordemaatregel, bedoeld in artikel 25b, van een bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 103, tweede lid, of van de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, is niet openbaar. De registratie van de oplegging van de ordemaatregelen, bedoeld in de artikelen 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid, is openbaar zolang deze maatregelen van kracht zijn. De registratie van de onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping als bedoeld in artikel 103, eerste lid, is niet openbaar, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 103, vijfde lid. Ditzelfde geldt voor de onherroepelijke oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, tenzij deze gelijktijdig is opgelegd met een tuchtmaatregel ten aanzien waarvan de openbaarheid niet is beperkt.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van het tweede en derde lid, de inrichting van het register, de wijze waarop het wordt bijgehouden, de inzage in het register en het verstrekken van gegevens uit het register door de KNB.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, waaraan hij die de opleiding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, heeft gevolgd moet voldoen.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
1 Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen dient bij de KNB een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6. De overlegging van bewijsstukken met betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, is niet vereist indien die reeds bij een eerder verzoek zijn overgelegd. In het verzoek doet hij tevens opgave van de werkgever of werkgevers bij wie hij als kandidaat-notaris of toegevoegd notaris in dienst is geweest. Bij indiening van het verzoek is voor de behandeling ervan door de verzoeker een vergoeding verschuldigd. De KNB geleidt het verzoek met de bewijsstukken door naar Onze Minister en doet afschriften toekomen aan de Commissie toegang notariaat en het Bureau.
2 Onze Minister wint advies in omtrent de persoonlijke geschiktheid van de verzoeker voor het notarisambt bij de door hem benoemde Commissie toegang notariaat. Bij onvoldoende gebleken persoonlijke geschiktheid voor het ambt van notaris of gegronde vrees voor enige schade aan de eer en het aanzien van het notarisambt, wordt het verzoek geweigerd. Een beschikking tot weigering van de benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
Een notaris kan, onverminderd de onverenigbaarheden die voortvloeien uit andere wetten, niet tevens lid zijn van de rechterlijke macht, behoudens als raadsheer-plaatsvervanger, rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger, noch kan hij gerechtsdeurwaarder, bewaarder van het kadaster en de openbare registers of advocaat zijn. Hetzelfde geldt voor een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris.
1 De plaats van vestiging van een notaris kan door Onze Minister worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald. De bevoegdheid van de notaris in de vorige plaats van vestiging vervalt van rechtswege met ingang van dezelfde datum, onverminderd het bepaalde in artikel 13.
2 De notaris die zich in een andere plaats wenst te vestigen, richt daartoe een verzoek tot Onze Minister. Hij doet daarbij opgave van de gemeente waar hij voornemens is zich te vestigen en geeft daarbij, in geval van vestiging buiten het arrondissement, aan of hij gebruik wil maken van de bevoegdheid, bedoeld in het zesde lid. Bij dit verzoek legt hij een ondernemingsplan over als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, betrekking hebbend op de plaats waar hij voornemens is zich te vestigen, alsmede het advies als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.
3 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met bijlagen aan het bestuur van de KNB en aan het Bureau, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
2 De kamer kan bij met redenen omklede beslissing de uitoefening door de notaris van een nevenbetrekking ongewenst verklaren, indien hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt wordt of kan worden geschaad. Van die beslissing zendt de kamer onverwijld bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris. Daarbij deelt zij tevens mee op welke wijze de notaris tegen de beslissing beroep kan instellen. De KNB en het Bureau ontvangen elk een afschrift van de beslissing van de kamer.
5 De notaris is bevoegd om, voordat hij een nevenbetrekking aanvaardt, de kamer van toezicht te verzoeken een beslissing te nemen over de vraag of de uitoefening van deze nevenbetrekking toelaatbaar is. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102 en 104 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12a
[Vervallen per 01-01-2013]
Het is de notaris toegestaan buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden te verrichten, mits op het grondgebied van Nederland. Hij is evenwel niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging bijkantoren te hebben. Ook is hij niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging op vaste of onregelmatige tijden zitdagen te houden, met uitzondering van de waddeneilanden, indien op het desbetreffende eiland geen notaris gevestigd is.
5 De griffiers der gerechten doen aan Onze Minister, de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
1 Indien de notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen. Indien deze bescheiden moeten worden overgenomen door een nieuw benoemde notaris, kan de aanwijzing bij het koninklijk besluit van zijn benoeming plaatsvinden. Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden.
2 De aangewezen notaris treedt met ingang van de dag van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger met betrekking tot de bijzondere rekeningen, bedoeld in artikel 25. Hij stelt de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond van zijn aanwijzing in kennis.
Titel III. De uitoefening van het notarisambt
Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.
3 De notaris is verplicht om jaarlijks binnen de in artikel 24, vierde lid, genoemde termijn, aan het Bureau een verklaring van een onafhankelijke externe deskundige over te leggen, waaruit blijkt dat hij heeft voldaan aan de voorschriften van de verordening, bedoeld in het tweede lid.
1 De notaris mag geen akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad hetzij in persoon of door een vertegenwoordiger, als partij optreedt. Evenmin mag de notaris een akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad als vertegenwoordiger optreedt voor een partij bij die akte. Hetzelfde geldt met betrekking tot een akte waarbij een rechtspersoon als partij of vertegenwoordiger optreedt,
a. waarvan de notaris weet of had behoren te weten dat de in dit lid bedoelde personen daarin alleen of gezamenlijk de meerderheid van de aandelen houden; of
b. waarin de notaris of zijn echtgenoot de functie van bestuurder of commissaris vervult.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor akten waarbij openbare verkopingen, openbare verhuringen, openbare verpachtingen of openbare aanbestedingen worden geconstateerd en de in dat lid bedoelde personen als koper, huurder, pachter of aannemer zijn vermeld, noch voor akten waarin een proces-verbaal van het verhandelde in een vergadering wordt opgenomen en daarin deze personen als deelnemer worden vermeld.
3 In geval van overtreding van een bepaling van het eerste lid, eerste en tweede volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
1 De notaris mag geen akte verlijden die een begunstiging van één of meer van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde personen inhoudt; de verboden begunstiging is nietig. Een benoeming tot executeur van een nalatenschap is geen verboden begunstiging.
Notariële akten die uiterste wilsbeschikkingen inhouden, bevatten geen andere rechtshandelingen.
1 De notaris is verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid.
2 De notaris is verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
4 De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris, mits die het verzoek aanvaardt en de werkzaamheden niet algemeen gebruikelijk en van een zodanige aard zijn dat het belang van de verzoekende partij met de doorverwijzing wordt gediend.
1 De notaris is, voorzover niet bij wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn voor al hetgeen waarvan zij kennis dragen uit hoofde van hun werkzaamheid.
1 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten of na te laten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.
1 De notaris is verplicht van zijn kantoorvermogen en van alles betreffende zijn werkzaamheden, daaronder begrepen het beheer van gelden van derden al dan niet vallend onder artikel 25, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
4 De notaris dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar een verslag in bij het Bureau ten aanzien van zowel het kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen. Voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden bevat het verslag een winst- en verliesrekening. Het verslag gaat vergezeld van een verklaring danwel mededeling die is afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De termijn voor indiening van het verslag kan op verzoek van de notaris door het Bureau op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd met ten hoogste twee maanden. Op het verzoek wordt beslist binnen vier weken na ontvangst ervan.
5 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de wijze van indiening en de inhoud van het verslag en van de verklaring respectievelijk mededeling, bedoeld in het vierde lid, alsmede de inhoud en wijze van indiening van overige gegevens aan het Bureau.
1 De notaris is verplicht bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt. Gelden die aan de notaris in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde financiële onderneming voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de notaris zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de notaris verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de notaris zijn gesteld. Indien meer notarissen in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die notarissen tezamen, de maatschap of vennootschap worden gesteld. In geval van samenwerking met beoefenaren van een ander beroep moet uit de tenaamstelling van de bijzondere rekening blijken dat de notaris deze rekening houdt. De notaris vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.
3 Het vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening behoort toe aan de gezamenlijke rechthebbenden. Het aandeel van iedere rechthebbende wordt berekend naar evenredigheid van het bedrag dat te zijnen behoeve op de bijzondere rekening is gestort. De notaris of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere notaris, is verplicht een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen, en hij is ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
4 Een rechthebbende heeft voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de bijzondere rekening. Is het saldo van de bijzondere rekening niet toereikend om aan iedere rechthebbende het bedrag van zijn aandeel uit te keren, dan mag de notaris aan de rechthebbende slechts zoveel uitkeren als in verband met de rechten van de andere rechthebbenden mogelijk is. In dat geval wordt het saldo onder de rechthebbenden verdeeld naar evenredigheid van ieders aandeel, met dien verstande dat, indien een notaris zelf rechthebbende is, hem slechts wordt toegedeeld hetgeen overblijft, nadat de andere rechthebbenden het hun toekomende hebben ontvangen.
5 Er kan geen derdenbeslag worden gelegd onder de in het eerste lid bedoelde financiële onderneming op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Is onder de notaris derdenbeslag gelegd op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening, dan kan de notaris die overeenkomstig de artikelen 476a en 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan of die is veroordeeld overeenkomstig artikel 477a van dat wetboek, zonder opdracht van de rechthebbende overeenkomstig de verklaring of veroordeling betalen aan de executant.
6 Rechtshandelingen verricht in strijd met de bepalingen van dit artikel zijn vernietigbaar. De vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere rechtstreeks belanghebbende. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op gelden die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd.
7 Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de bijzondere rekening en het beheer van de gelden, bedoeld in het eerste lid. Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van de rente van de op de bijzondere rekening gestorte gelden.
8 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de inspecteur of de ontvanger, bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2 van de Invorderingswet 1990 dan wel artikel 1:3 van de Algemene douanewet, indien deze dit, daartoe gemachtigd door Onze Minister van Financiën, verzoekt uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 onderscheidenlijk de Algemene douanewet:
a. de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die betrokken zijn bij betalingen naar of vanaf de bijzondere rekening in verband met een in het verzoek specifiek aangeduide transactie of handeling waaraan de notaris zijn medewerking heeft verleend, alsmede de omvang van die betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt;
b. de aard van de transactie of handeling waarop een in het verzoek specifiek aangeduide betaling naar of vanaf de bijzondere rekening betrekking heeft, alsmede de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die daarbij betrokken zijn, de omvang van de betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt.
Bij het verstrekken van de hiervoor genoemde gegevens wordt hun onderling verband door de notaris aangeduid.
9 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de opsporingsambtenaar, de officier van justitie of de rechter-commissaris, de gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening die deze vordert uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering.
Bij regeling van Onze Minister kan aan notarissen de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich, in de regeling nader aan te duiden, gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een notaris.
1 Indien de continuïteit van de praktijk van een notaris vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor het notariaat, ambtshalve naar aanleiding van een klacht dan wel op verzoek van de KNB of het Bureau, na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris, voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 In geval van waarneming door de notaris wordt hij tevens voor de duur van zijn schorsing geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt, onverminderd de bevoegdheid van de kamer voor het notariaat tot intrekking van de benoeming tot waarnemer, bedoeld in artikel 29, eerste lid.
1 Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De kamer voor het notariaat bekrachtigt deze maatregel binnen vier weken. Op verzoek van de notaris kan de kamer voor het notariaat de schorsing te allen tijde opheffen. Op de beslissingen van de voorzitter en de kamer voor het notariaat is artikel 104, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 103, zevende lid, is van toepassing.
3 Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102, 104, 105 en 107 van overeenkomstige toepassing.
4 In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van Onze Minister, de kamer voor het notariaat gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.
In de waarneming van het notarisambt wordt voorzien:
a. in geval van afwezigheid of verhindering van de notaris;
b. wanneer de notaris niet in staat is zijn ambt uit te oefenen wegens ziekte;
c. in geval van schorsing in de uitoefening van zijn ambt;
d. in geval van ontzetting uit zijn ambt;
e. in geval van ontslag of vestiging buiten het arrondissement waarin zijn vestigingsplaats is gelegen;
f. in geval van zijn overlijden.
1 Tot waarnemer is benoembaar een notaris of toegevoegd notaris. Een kandidaat-notaris is tot waarnemer benoembaar indien hij voldoet aan de vereisten van artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, en c, en gedurende de laatste twee jaren voorafgaand aan zijn verzoek tot benoeming, per jaar gemiddeld ten minste 21 uur per week onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld. In afwijking van het vorenstaande kan een kandidaat-notaris tot waarnemer worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij ten minste drie jaar heeft afgerond van de stage, bedoeld in artikel 31, en gedurende het laatste jaar voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer gemiddeld ten minste 21 uur per week onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of in die periode als notaris het notarisambt heeft vervuld. De kandidaat-notaris die reeds op grond van het tweede lid als waarnemer is benoemd, behoeft in geval van benoeming als waarnemer voor een andere notaris niet opnieuw te voldoen aan het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het notarisambt kan slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt.
2 Op verzoek van een notaris benoemt de voorzitter van de kamer voor het notariaat een of meer notarissen, toegevoegd notarissen of kandidaat-notarissen die zich daartoe bereid hebben verklaard, tot vaste waarnemer teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen te vervangen. Telkens wanneer zich een geval als bedoeld in artikel 28 voordoet benoemt de voorzitter ambtshalve één of meer waarnemers, tenzij het een geval als bedoeld in artikel 28, onderdelen a of b, betreft en er een vaste waarnemer is. Alvorens tot benoeming van een waarnemer over te gaan wint de voorzitter advies in bij de KNB. In het geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer treft hij zo nodig een regeling omtrent het honorarium.
3 De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan een benoeming tot waarnemer te allen tijde intrekken. Van elke benoeming van een waarnemer en van elke intrekking van een benoeming wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkenen, de KNB en het Bureau. Tegen een beslissing tot benoeming of tot intrekking van een benoeming kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de brief waarbij die beslissing aan betrokkenen wordt meegedeeld beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Artikel 107, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6 De ambtshalve benoemde waarnemer, die een notaris in de in artikel 28, onderdelen c, d, en e, bedoelde gevallen vervangt, kan in geval van afwezigheid, verhindering of ziekte worden vervangen door een andere waarnemer, die voldoet aan de in het eerste lid, tweede volzin, gestelde eisen. Het tweede lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
8 De notaris meldt aan de KNB en de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond de waarneming van zijn functie op grond van artikel 28 door een waarnemer als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin. In geval van een ambtshalve benoeming tot waarnemer stelt de waarnemer terstond de financiële onderneming in kennis van zijn benoeming en van de intrekking van zijn benoeming.
De notarispraktijk wordt voor rekening en risico van de vervangen notaris voortgezet:
De kandidaat-notaris die tot waarnemer is benoemd, legt, indien dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden, in verband met de aanvaarding van zijn benoeming de eed af voor de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de te vervangen notaris ressorteert. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.
1 Een gedefungeerde notaris verkrijgt, indien hij dit wenst, de hoedanigheid van kandidaat-notaris gedurende een jaar na zijn ontslag. Als hij tot waarnemer wordt benoemd is artikel 30 niet van toepassing. Een notaris die voor of na zijn defungeren tot vaste waarnemer is benoemd is één jaar na zijn defungeren van rechtswege uit deze functie ontslagen.
2 Na de beëindiging van de notariële werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, behoudt de kandidaat-notaris, indien hij dit wenst, gedurende een jaar de hoedanigheid van kandidaat-notaris. Indien hij voor of na de beëindiging van zijn notariële werkzaamheden tot vaste waarnemer is benoemd is hij één jaar na die beëindiging van rechtswege uit deze functie ontslagen. Hetzelfde geldt voor de toegevoegd notaris, indien deze na de beëindiging van zijn toevoeging niet werkzaam is geweest als kandidaat-notaris.
4 De gedefungeerde notaris, de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris of de ambtshalve benoemde waarnemer die gedurende een jaar waarnemingsbevoegd wil blijven, geeft binnen een week na defungeren of de beëindiging van de notariële werkzaamheden of de waarneming, kennis aan de KNB dat hij de hoedanigheid van kandidaat-notaris wenst te verkrijgen onderscheidenlijk wenst te behouden. De KNB zendt de gedefungeerde notaris of de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving.
Titel V. De akten, minuten, grossen en afschriften
1 Notariële akten kunnen zijn partij-akten of proces-verbaal-akten. Partij-akten bevatten waarnemingen van de notaris, verklaringen van partijen en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen. Proces-verbaal-akten bevatten slechts waarnemingen van de notaris en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen.
1 De bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten aan de notaris bekend zijn. Hij stelt de identiteit van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en vermeldt de aard en het nummer daarvan in de akte. Indien onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame personen als gevolmachtigden of getuigen optreden, is de tweede volzin niet van toepassing. Indien de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden niet bij het verlijden van de akte verschijnen, wordt in de aan de akte te hechten volmacht, dan wel indien krachtens mondelinge volmacht wordt gehandeld in de akte, de aard en het nummer van het in de tweede volzin bedoelde document van de volmachtgever vermeld.
5 In geval van niet-naleving van enige bepaling van dit artikel, met uitzondering van het eerste lid, tweede en vierde volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
1 De akte vermeldt in ieder geval de naam, voornamen en de plaats van vestiging van de notaris voor wie de akte wordt verleden. Indien de akte wordt verleden voor een toegevoegd notaris of een waarnemer, worden diens naam en voornamen vermeld, alsmede de voorgenoemde gegevens van de notaris tot wiens protocol de akte behoort.
2 De akte vermeldt bovendien:
a. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;
b. rechtsvorm, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;
c. ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens de akte voormelde partijen vertegenwoordigen: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden;
d. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats van iedere getuige, indien de akte in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden;
e. de plaats, het jaar, de maand en de dag, waarop de akte is verleden;
f. in geval van toepassing van artikel 42, eerste lid, naam, voornamen, geboortedatum en -plaats en woonplaats van de tolk-vertaler.
Indien opgave van één of meer van deze gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.
3 Indien de vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, in verband met de inschrijving in de openbare registers of om andere reden van belang kan zijn, wordt ook dit tijdstip vermeld.
4 Indien de akte de plaats, het jaar, de maand of de dag niet vermeldt, mist zij authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
2 De inhoud van de akte wordt duurzaam op deugdelijk materiaal gesteld. Bij verordening kunnen regels worden gesteld omtrent dit materiaal en omtrent de wijze waarop de tekst van de akte daarop wordt gesteld, onverminderd het te dien aanzien op grond van artikel 21, eerste lid, van de Archiefwet 1995 bepaalde.
1 De akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien partijen zulks verlangen, wordt de akte verleden in een vreemde of de Friese taal, mits de notaris die taal voldoende verstaat, tenzij de wet anders bepaalt. Indien een verschijnende partij de taal van de akte niet voldoende verstaat, verschijnt mede een tolk, die zo mogelijk ook beëdigd vertaler is, die de zakelijke inhoud van de akte vertaalt. De akte wordt dan mede door hem ondertekend. Van zijn bijstand wordt in het slot van de akte melding gemaakt.
2 De akte kan in meer dan één taal worden verleden. In dat geval wordt de tekst in de ene taal gevolgd door de tekst in een andere taal. Deze bepaling is ook van toepassing indien de akte wordt verleden in de Nederlandse en de Friese taal, of de Friese taal één van de talen is waarin de akte is verleden.
1 De partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen krijgen tijdig tevoren de gelegenheid om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, doet de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen of één of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. Indien het niet betreft een akte als bedoeld in het tweede lid en de verschijnende personen verklaren van de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en met beperkte voorlezing in te stemmen, leest de notaris hun in elk geval de volgende gedeelten van de akte voor:
a. de voornamen, de naam en de plaats van vestiging van de notaris en de datum en de plaats van het verlijden van de akte;
b. de gegevens van de verschijnende personen en van de partijen;
c. het slot.
3 De beschreven bladzijden van de akte worden doorlopend genummerd. Voor zover op een blad niet de ondertekening voorkomt als bedoeld in het vierde lid of de bladen niet reeds met toepassing van artikel 45, eerste lid, onderdeel d, van een paraaf zijn voorzien, worden zij door de notaris van een paraaf voorzien.
4 De akte wordt door ieder der verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Onmiddellijk daarna ondertekent de notaris de akte. Indien een persoon verklaart niet te kunnen ondertekenen zal van deze verklaring, alsmede de reden van verhindering, melding worden gemaakt. Een akte die in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden, wordt door de getuigen en de notaris onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Betreft het een akte als bedoeld in artikel 40, derde lid, dan neemt de notaris, voordat hij tot ondertekening overgaat, het uur en de minuut van die ondertekening in de akte op.
5 Van de mededeling van de zakelijke inhoud en de toelichting daarop overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, van de beperkte of volledige voorlezing overeenkomstig het eerste of het tweede lid, alsmede van de ondertekening overeenkomstig het vierde lid wordt in het slot van de akte melding gemaakt.
2 De notaris is bevoegd kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen in de tekst van een akte ook na het verlijden daarvan te verbeteren. Hij maakt van deze verbeteringen proces-verbaal op en stelt op de oorspronkelijke akte een aantekening daarvan, onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal. Hij zendt een afschrift van het proces-verbaal aan partijen.
2 De notaris zendt een afschrift van de bijhoudingsverklaring, bedoeld in het eerste lid, aan partijen, nadat hij op de oorspronkelijke akte een aantekening heeft gesteld van het opmaken van die bijhoudingsverklaring onder vermelding van de datum ervan.
De notaris neemt bij de vermelding ingevolge artikel 89, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van de titel van overdracht in de akte van levering steeds ook op een vermelding van de geldelijke tegenprestatie, ook al is deze voor de overdracht zonder belang. Wordt met het oog op de inschrijving een uittreksel afgegeven, dan neemt de notaris deze vermelding ook daarin op.
Na de dood van de erflater moet de notaris een onderhandse uiterste wil die hem gesloten is ter hand gesteld, aanbieden aan de kantonrechter van het sterfhuis. De kantonrechter zal de uiterste wil openen en proces-verbaal opmaken van de aanbieding en de opening van de uiterste wil, alsmede van de staat waarin deze zich bevindt, en dit stuk daarna aan de notaris die de aanbieding heeft gedaan, teruggeven.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 21, tweede lid, kan de notaris zijn dienst weigeren indien de verzoeker niet aannemelijk kan maken dat hij bij opneming van het aangeboden stuk in het protocol een redelijk belang heeft.
1 Voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, geeft de notaris van de tot zijn protocol behorende notariële akten:
a. afschriften, uittreksels en grossen uit aan partijen bij de akte en aan degenen die een recht ontlenen aan de akte indien de gehele inhoud van de akte van rechtstreeks belang is voor dat recht;
b. al dan niet in executoriale vorm uitgegeven uittreksels uit aan degenen die aan een deel van de inhoud van de akte een recht ontlenen, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat rechtstreeks van belang is voor dat recht;
c. afschriften, uittreksels en grossen uit aan de rechtverkrijgenden onder algemene titel van de onder a en b genoemde partij of rechthebbende.
Het uittreksel moet woordelijk gelijkluidend zijn met de overgenomen gedeelten van de akte. Het moet het hoofd en het slot van de akte vermelden en tot slot hebben de woorden: Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel.
2 Onder degene die een recht ontleent aan de inhoud van de akte als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wordt mede begrepen degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren, doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking.
De erflater kan bij uiterste wilsbeschikking bepalen dat de in artikel 49, eerste lid, bedoelde afschriften, uittreksels en grossen van zijn uiterste wil niet mogen worden uitgegeven noch inzage in zijn uiterste wil mag worden verleend, voor zijn lijk is begraven of verbrand, met dien verstande dat zodanig uitstel niet meer mag bedragen dan vijf dagen na het overlijden van de erflater.
1 De notaris geeft van tot zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht desverlangd afschriften uit aan degenen die daarbij belang hebben in verband met een rechtsverhouding waarin zij tot de erflater stonden. Eveneens geeft de notaris van tot zijn protocol behorende notariële akten, houdende uiterste wilsbeschikkingen, desverlangd uittreksels uit aan personen als bedoeld in de eerste zin, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat betrekking heeft op feiten als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
1 De notaris kan aan iedere partij bij een akte daarvan een grosse afgeven. Deze moet tot hoofd hebben de woorden: In naam van de Koning, en tot slot: Uitgegeven voor eerste grosse. Van elke afgifte van een grosse stelt de notaris op de akte een gewaarmerkte aantekening, behelzende de dag van de afgifte, de rang van de grosse en de aanduiding van de partij, aan welke zij werd uitgereikt. De notaris geeft desverlangd een tweede of verdere grosse af aan iedere partij bij de akte, dan wel aan hun rechtverkrijgenden onder algemene titel.
1 Het zegel van de notaris bevat het koninklijk wapen en in het randschrift de hoedanigheid van notaris, de eerste letters van zijn voornamen, zijn naam en zijn plaats van vestiging. Het zegel wordt aangebracht op alle door hem uit te geven akten en af te geven grossen, afschriften en uittreksels, verklaringen van erfrecht of Europese erfrechtverklaringen als bedoeld in respectievelijk artikel 188 en 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, legalisaties en andere verklaringen die door de notaris als zodanig worden afgegeven. Het zegel wordt tevens gebezigd bij de handeling, bedoeld in artikel 658 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en andere verzegelingen die de notaris als zodanig verricht.
3 De handtekening van de notaris wordt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid desgevraagd gelegaliseerd door de president van de rechtbank in het arrondissement waar de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de notaris ressorteert. Hij kan de overige presidenten van de rechtbanken in het ressort waarin de kamer is gevestigd, machtigen deze bevoegdheid uit te oefenen. Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Titel X. Overgangs- en slotbepalingen
De Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt alsmede de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief voor het honorarium en de verschotten der notarissen worden ingetrokken.
[Red: Wijzigt de Wet op de rechtsbijstand.]
[Red: Wijzigt de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds.]
[Red: Wijzigt de Wet op het centraal testamentenregister.]
[Red: Wijzigt de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw B.W. (twaalfde gedeelte).]
[Red: Wijzigt de Kadasterwet.]
[Red: Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
[Red: Wijzigt de Ambtenarenwet.]
1 Aan het benoembaarheidsvereiste, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, voldoet tevens hij die kandidaat-notaris is op grond van artikel 20a van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt zoals dit artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde.
2 Zij die vóór het tijdstip van de plaatsing van deze wet in het Staatsblad naar een standplaats hebben gesolliciteerd kunnen tot het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet tot notaris worden benoemd als zij voldoen aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten.
3 Na het tijdstip van in werking treden van deze wet kunnen tot notaris worden benoemd zij die vóór dat tijdstip voldeden aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten om tot notaris te worden benoemd, met dien verstande dat vereist is dat zij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden hebben verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en dat zij tevens dienen te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, en onderdeel c. Hetzelfde geldt voor de benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, een kandidaat-notaris slechts tot waarnemer kan worden benoemd indien hij een driejarige stage heeft doorlopen en hij tevens voldoet aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c. Hetzelfde geldt voor de toevoeging aan een notaris of benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat een kandidaat-notaris slechts kan worden toegevoegd of worden benoemd tot waarnemer indien hij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden heeft verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en tevens dient hij te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c, met dien verstande dat een kandidaat-notaris tot waarnemer kan worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij drie jaren notariële werkzaamheden heeft verricht.
Tot vier jaren na het tijdstip van in werking treden van deze wet worden jaarlijks niet meer notarissen benoemd dan een aantal dat overeenkomt met een tiende van het aantal notarissen dat op eenendertig december van het voorafgaande jaar in functie was of voor wie een waarnemer was benoemd. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze termijn één maal met ten hoogste twee jaren worden verlengd. Onze Minister kan voor deze overgangsperiode regels vaststellen met betrekking tot het aantal notarissen dat ten hoogste in ieder arrondissement kan worden benoemd.
Op een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris die tevens advocaat is vóór het tijdstip van in werking treden van deze wet is artikel 9 niet van toepassing.
Artikel 48 is uitsluitend van toepassing op verzoeken die worden gedaan na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. De aanbieding van stukken aan de notaris met het verzoek deze in zijn protocol op te nemen, waarvan een akte is opgemaakt vóór dat tijdstip, blijft beheerst door de bepalingen van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20 op het Notarisambt en door het recht dat zich met betrekking tot dit onderwerp tot aan dat tijdstip heeft gevormd.
3 De tarieven worden zodanig vastgesteld dat een geleidelijke overgang wordt bewerkstelligd naar een vrije tariefsvorming. Daarbij wordt rekening gehouden met de notariële tarieven voor ambtshandelingen, zoals deze laatstelijk hebben gegolden krachtens artikel 59 van de statuten van de voormalige vereniging Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
1 Onze Minister benoemt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat een commissie van drie leden, waarvan een onafhankelijke voorzitter deel uitmaakt. Deze commissie heeft tot taak om gedurende de overgangsperiode van artikel 127, tweede lid, ieder jaar aan Onze Ministers voor Rechtsbescherming en van Economische Zaken en Klimaat en aan de Staten-Generaal een rapport uit te brengen over de gevolgen van de wet, in het bijzonder met betrekking tot haar doeltreffendheid ter zake van de bedrijfsvoering van het notariaat, de kwaliteit van de notariële dienstverlening, de continuïteit en de toegankelijkheid van het notariaat en de ontwikkeling van de tarieven.
1 Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn de personeelsleden van het Centraal Bureau van Bijstand, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 mei 1933, Stb. 292 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 73a van de Wet op het Notarisambt, van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het Bureau Financieel Toezicht.
3 De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van het Centraal Bureau van Bijstand, waarvan naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van het Bureau met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het Centraal Bureau van Bijstand.
3 Ingeval krachtens het eerste en tweede lid registergoederen overgaan, zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
Archiefbescheiden van het Centraal Bureau van Bijstand gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar het Bureau, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Onze Minister wijst, na daarover het gevoelen van de vereniging Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie te hebben ingewonnen, de personen aan die na de inwerkingtreding van de wet als voorzitter of als lid zitting hebben in het bestuur van de KNB, de ledenraad en de ringbesturen voor een termijn van ten hoogste negentig dagen. Binnen die termijn geven de ledenraad onderscheidenlijk de ringvergadering uitvoering aan artikel 71, eerste lid, onderscheidenlijk aan de artikelen 67, tweede lid en 85.
1 De verordeningen van de KNB, bedoeld in de artikelen 12, derde lid, 15, eerste lid, 18, tweede lid, 29, elfde lid, 31, tweede lid, 33, tweede lid, 34, tweede lid, 41, tweede lid, 61, tweede lid, 77, 86 en 94, vierde lid, moeten binnen één jaar na de dag van inwerkingtreding van die artikelen in werking treden. Zolang de verordeningen niet in werking zijn getreden blijft voor zover mogelijk op de daarin te regelen onderwerpen het vóór de inwerkingtreding van deze wet geldende recht van toepassing.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen en artikelen verschillend kan zijn.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het notarisambt.