Adoptie en verkrijging Nederlanderschap

Geraadpleegd op 13-12-2024.
Geldend van 15-03-1999 t/m heden

Adoptie en verkrijging Nederlanderschap

Aan:
De Minister van Buitenlandse Zaken
De Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen
De Gevolmachtigde Minister van Aruba
De Burgemeesters (t.a.v. de hoofden Burgerzaken)

Inleiding

Op 1 oktober 1998 is artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) gewijzigd (zie Stb. 1998, 303 en 476 ).

Vooruitlopend op de verschijning van een nieuwe Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap doe ik u hierbij alvast de toelichting op artikel 5 RWN, zoals deze in de nieuwe Handleiding gaat verschijnen, toekomen.

Deze toelichting kan vooralsnog worden opgenomen in de losbladige versie van de Handleiding van augustus 1994 als bldz. 7 tot en met 7 d.

Het gewijzigde artikel 5 RWN

Artikel 5

  • -1 Nederlander wordt het kind dat in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba bij rechterlijke uitspraak wordt geadopteerd, indien de adoptief-vader of adoptief-moeder op de dag dat die uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen Nederlander is en het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was.

  • -2 Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen, en

    • b. die adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

    • c. de adoptief-vader of adoptief-moeder is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

    • d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

  • -3 Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 27 van voornoemd verdrag wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands, Nederlands-Antilliaans of Arubaans recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen; en

    • b. de adoptief-vader of adoptief-moeder is Nederlander op de dag nadat twee maanden sinds de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en

    • c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.

  • -4 Het kind van degene die door adoptie het Nederlanderschap verkrijgt deelt in die verkrijging.

Toelichting

Bij Rijkswet van 14 mei 1998, Stb. 303, welke wet in werking is getreden op 1 oktober 1998, is artikel 5 van de RWN gewijzigd. In dit artikel wordt de verkrijging van het Nederlanderschap door adoptie geregeld. Deze wijziging heeft plaatsgevonden in verband met de uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie. Dit verdrag is eveneens op 1 oktober 1998 in werking getreden. Het Verdrag voorziet in de erkenning van rechtswege van adopties die conform het verdrag tot stand zijn gekomen in alle verdragsstaten (zie bijlage 1). Het verdrag verplicht Nederland dus om een in een andere verdragsstaat, in overeenstemming met het verdrag tot stand gekomen adoptie te erkennen. De wijziging van de Rijkswet houdt daarmee verband.

Sterke adoptie

Tot 1 oktober 1998 kon, onder voorwaarden het Nederlanderschap door adoptie slechts worden verkregen indien de adoptie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba tot stand was gekomen.

Vanaf 1 oktober 1998 verkrijgt een door adoptanten met gewone verblijfplaats in Nederland geadopteerd kind, ook indien de uitspraak in het land van herkomst van het kind tot stand is gekomen, van rechtswege het Nederlanderschap mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. de adoptie is in overeenstemming met het verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie tot stand gekomen; en

  • 2. de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken; en

  • 3. de adoptief-vader of adoptief-moeder is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen; en

  • 4. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

Is aan alle hierbovengenoemde vereisten voldaan, dan verkrijgt het overeenkomstig het verdrag geadopteerde kind ingevolge artikel 5 lid 2 RWN het Nederlanderschap op de dag waarop de uitspraak betreffende de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan.

De hier bedoelde, in een verdragsstaat tot stand gekomen adoptie door echtgenoten of door een persoon (gehuwd of ongehuwd), waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de adoptant(en) ontstaan, wordt (behoudens, gelet op het belang van het kind, kennelijke strijd met de openbare orde) in alle verdragsstaten van rechtswege erkend.

Een zogenaamde verdragsadoptie is redelijk eenvoudig als zodanig te herkennen, omdat de verdragsstaat, waar de adoptie heeft plaatsgevonden, een verklaring dient af te geven, waaruit blijkt dat de adoptie overeenkomstig het verdrag tot stand is gekomen. Tevens zal uit die verklaring blijken of de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke ouders door de adoptie al dan niet zijn verbroken. Elke verdragsstaat dient een instantie aan te wijzen die deze verklaring afgeeft.

In het hierboven besproken geval gaat het om een adoptie, waarbij de familierechtelijke betrekkingen met de ouders door de adoptie zijn verbroken (een zgn. ’sterke’ adoptie), waardoor het kind van rechtswege de Nederlandse nationaliteit verkrijgt.

Zwakke adoptie

Ook een verdragsadoptie waarbij de familierechtelijke betrekkingen met de ouders niet verbroken zijn (een zgn ’zwakke’ adoptie) moet door alle verdragsstaten worden erkend en het kind zal als kind van de adoptant(en) aangemerkt moeten worden.

Door de ’zwakke’ adoptie verkrijgt het kind niet het Nederlanderschap. De ’zwakke’ adoptie kan echter in Nederland (de Nederlandse Antillen of Aruba) bij rechterlijke uitspraak worden omgezet in een adoptie naar Nederlands recht (of wel een ’sterke adoptie’). Uit het nieuwe derde lid van artikel 5 van de RWN blijkt, dat door die omzetting het Nederlanderschap wordt verkregen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de adoptie is in overeenstemming met het verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie tot stand gekomen; en

  • 2. de adoptief-vader of adoptief-moeder is Nederlander op de dag nadat twee maanden sinds de uitspraak houdende de omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en

  • 3. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.

In de hierboven bedoelde gevallen verkrijgt het kind het Nederlanderschap op het tijdstip bedoeld onder 2, dus:

  • óf op de dag nadat twee maanden zijn verstreken sinds de uitspraak houdende de omzetting in eerste aanleg of hoger beroep,

  • óf op de dag van de uitspraak in cassatie.

Ook verdragsadopties, waarbij niet Nederland en een verdragsstaat van herkomst, maar wel twee andere verdragsstaten betrokken zijn geweest, zullen in Nederland worden erkend. Ook dergelijke adopties kunnen, op de wijze als hiervoor vermeld, verkrijging van het Nederlanderschap tot gevolg hebben.

De

Staatssecretaris

van Justitie,
namens de Staatssecretaris,
het

Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst

,

J.G. Bos

, plv

Bijlage 1

Het verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie is in werking getreden voor de volgende staten (situatie van 1 februari 1999):

Andorra

Australië

Burkina Faso

Burundi

Canada

Colombia

Costa Rica

Cyprus

Denemarken

Ecuador

Filipijnen

Finland

Frankrijk

Litouwen

Mauritius

Mexico

Moldavië

Nederland (Konink-rijk in Europa)

Nieuw Zeeland

Noorwegen

Paraguay

Peru

Polen

Roemenië

Spanje

Sri Lanka

Venezuela

Zweden