Wet van 11 november 1998, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van
een in Nederland zetelend Schots Hof voor de strafrechtelijke vervolging van de personen,
aangeduid als «the two accused» in Resolutie 1192 (1998), aangenomen door de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties tijdens zijn 3920e vergadering op 27 augustus 1998 terzake
van de strafbare feiten, bedoeld in de considerans van het zetelverdrag tussen het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden
van 18 september 1998 strekkend tot oprichting van een Schots Hof zetelend in Nederland
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen
te treffen teneinde uitvoering te geven aan het zetelverdrag gesloten tussen het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden
van 18 september 1998 strekkend tot oprichting van een Schots Hof zetelend in Nederland
met het oog op de vervolging van twee in dat verdrag genoemde verdachten en dat het
wenselijk is dat genoemd verdrag aan de goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: