Wet van 26 oktober 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging
van de machtiging tot voorlopig verblijf)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met
betrekking tot de eis dat de vreemdeling die een verzoek om toelating indient, beschikt
over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: