Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 maart 1998, nr. MJZ98029125, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 3a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;
De Raad van State gehoord (advies van 2 juni 1998, nr. W08.98.0113);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 juli 1998, nr. MJZ 98069639, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: