Hoofdstuk II. Natuurbeleidsplan
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 3
[Vervallen per 01-01-2017]
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Minister tezamen met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu voorzover het aangelegenheden betreft die tot zijn verantwoordelijkheid behoren.
Artikel 4
[Vervallen per 01-01-2017]
Onze Ministers stellen ten minste eenmaal in de acht jaar een natuurbeleidsplan vast, dat met het oog op een duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden voor de korte, middellange en lange termijn richting geeft aan van rijkswege te nemen beslissingen.
Artikel 5
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 6
[Vervallen per 01-01-2017]
1 In het plan geven Onze Ministers voorts aan in hoeverre het voorgenomen beleid inzake natuur en landschap is afgestemd op, dan wel leidt tot aanpassing van het nationale milieubeleid en het nationale waterbeleid en in hoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn het nationaal milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.3 van de Wet milieubeheer, en het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1 van de Waterwet, te herzien.
2 Met het geldende natuurbeleidsplan wordt tevens rekening gehouden bij de vaststelling van rijksbeleid op andere terreinen van beleid dan bedoeld in het eerste lid, voorzover daarbij het belang van duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden wordt geraakt.
Artikel 7
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 8
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 9
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 9a
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt eenmaal in de vier jaar aan Onze Minister een wetenschappelijk rapport uit, waarin de toestand van natuur, bos en landschap, alsmede de ten aanzien daarvan meest waarschijnlijke en mogelijke andere toekomstige ontwikkelingen voor een door Onze Minister aan te geven periode worden beschreven.
2 Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt eenmaal in de twee jaar aan Onze Minister een wetenschappelijk rapport uit, waarin, mede in het licht van in eerdere rapporten beschreven ontwikkelingen, de stand van zaken in de beleidsuitvoering, de voortgang en nieuwe ontwikkelingen worden beschreven. Indien zich onvoorzien een omstandigheid voordoet die belangrijke gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van natuur, bos en landschap op langere termijn, neemt het Planbureau voor de Leefomgeving, indien Onze Minister daarom verzoekt, in een rapport tevens een beschrijving op van die mogelijke ontwikkeling.
Artikel 9b
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Onze Minister wijst, tezamen met – voor zover het hem aangaat – Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, overheidsinstellingen aan, die door het Planbureau voor de Leefomgeving in ieder geval worden betrokken bij het opstellen van de in artikel 9a bedoelde rapporten.
2 Onze Minister kan, tezamen met – voor zover het hem aangaat – Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, regels stellen ten aanzien van de wijze waarop de krachtens het eerste lid aangewezen overheidsinstellingen bij het opstellen van de rapporten worden betrokken.
3 Het Planbureau voor de Leefomgeving en de op grond van het eerste lid aangewezen instellingen verschaffen elkaar desgevraagd alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken voorzover dat voor het opstellen van de rapporten, bedoeld in artikel 9a, eerste en tweede lid, redelijkerwijs noodzakelijk is.
Artikel 9c
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Onze Minister kan aanwijzingen geven omtrent veronderstelde ontwikkelingen die in ieder geval als grondslag voor beschrijvingen als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, moeten worden aangenomen, alsmede omtrent onderwerpen die in ieder geval in een rapport als bedoeld in dat artikellid, moeten worden beschreven.
Artikel 9d
[Vervallen per 01-01-2017]
2 Onze Minister doet een rapport als bedoeld in artikel 9a, tweede lid, eveneens toekomen aan de Staten-Generaal, en wel gelijktijdig met de begroting.
Hoofdstuk VI. Schadevergoeding
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 30
[Vervallen per 01-01-2017]
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder het bevoegd gezag: het orgaan dat het besluit, bedoeld in artikel 31, heeft genomen of geacht wordt te hebben genomen.
Artikel 31
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit, genomen krachtens hoofdstuk III van deze wet, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kent het orgaan dat dat besluit heeft genomen of geacht wordt te hebben genomen, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 32
[Vervallen per 01-01-2017]
6 Met ambtenaar als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld zij die in dienst van de provincie op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 33
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Indien het bevoegd gezag besluit het advies van de schadebeoordelingscommissie in te winnen, zendt het het verzoekschrift voor advies aan de schadebeoordelingscommissie, vergezeld van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de verzoeker.
Artikel 34
[Vervallen per 01-01-2017]
2 Een door Onze Minister ingestelde schadebeoordelingscommissie kan ambtenaren in dienst van het ministerie of van een dienst, bedrijf of instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Onze Minister oproepen om in de openbare vergadering te verschijnen tot het geven van inlichtingen.
3 Een door gedeputeerde staten ingestelde schadebeoordelingscommissie kan één of meer leden van gedeputeerde staten, met inbegrip van de voorzitter, en ambtenaren door of vanwege het provinciaal bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, oproepen om in de openbare vergadering te verschijnen tot het geven van inlichtingen.
Artikel 35
[Vervallen per 01-01-2017]
De schadebeoordelingscommissie brengt een met redenen omkleed advies uit aan het bevoegd gezag. Zij zendt gelijktijdig een exemplaar daarvan aan de verzoeker.
Artikel 36
[Vervallen per 01-01-2017]
2 Het mondeling naar voren brengen van een zienswijze als bedoeld in het eerste lid geschiedt, indien de schadebeoordelingscommissie is ingesteld door gedeputeerde staten, ten overstaan van één of meer leden van gedeputeerde staten met inbegrip van de voorzitter.
Artikel 37
[Vervallen per 01-01-2017]
De kosten van de schadebeoordelingscommissie worden de verzoeker niet in rekening gebracht.
Artikel 38
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken of, indien een schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, is ingeschakeld, binnen zesentwintig weken na de ontvangst van het verzoek om schadevergoeding.
2 Het bestuursorgaan kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken of, indien een schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, is ingeschakeld, zesentwintig weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
Hoofdstuk XI. Slot- en overgangsbepalingen
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 58
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Bij het bestaan van een voornemen tot onteigening in het belang der natuurbescherming krachtens titel VIII der onteigeningswet kan Onze Minister met name genoemde handelingen verbieden, die schadelijk zijn voor het natuurschoon of voor de natuurwetenschappelijke betekenis van de bij de voorgenomen onteigening betrokken onroerende zaak.
2 Het verbod vervalt door de overgang van de eigendom van de zaak op de onteigenende partij alsmede indien het niet binnen twee jaar is gevolgd door een zodanige eigendomsovergang, tenzij alsdan een geding aanhangig is als bedoeld in hoofdstuk III van titel I der onteigeningswet. De termijn kan bij een in de Staatscourant te plaatsen koninklijk besluit met ten hoogste een jaar verlengd worden.
Artikel 59
[Vervallen per 01-02-2009]
Artikel 60
[Vervallen per 01-01-2017]
Besluiten die zijn genomen op grond van de artikelen 7, 11, 12, 14, 18, 21, eerste lid, 28, eerste lid, 29, en 31 van de Natuurbeschermingswet gelden als besluiten die zijn genomen op grond van onderscheidenlijk de artikelen 10, 15, 16, 17, 31, 10, 49, eerste lid, 57 en 58 van deze wet.
Artikel 60a
[Vervallen per 01-01-2017]
5 Voor zover een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10 geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van een gebied als bedoeld in het vierde lid, vervalt in afwijking van artikel 15a, tweede lid, een besluit houdende de aanwijzing van dat beschermde natuurmonument geheel of gedeeltelijk met ingang van 1 oktober 2005. Artikel 15a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6 Op besluiten, waarbij artikel 6 van de richtlijn 92/43/EEG aan de orde is, op voor 1 oktober 2005 ingediende aanvragen om vergunning of ontheffing en ingediende verzoeken om toestemming anderszins blijft deze wet buiten toepassing, totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken dan wel, indien beroep is ingesteld, onherroepelijk op het beroep is beslist.
9 Besluiten die zijn genomen op basis van artikel 19d, derde lid, (oud) gelden als besluiten die zijn genomen op basis van artikel 19d, vierde lid (nieuw).
10
Artikel 19d is niet van toepassing op handelingen in de exclusieve economische zone waarvoor op grond van andere wetten en met inachtneming van artikel 6, derde en vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG, een vergunning is of zal worden verleend.
11
Artikel 19d is niet van toepassing op handelingen waarvoor een aanvraag tot wijziging van de in het tiende lid bedoelde vergunning is of wordt aangevraagd en deze vergunning met inachtneming van artikel 6, derde en vierde lid, van richtlijn 92/42/EEG, zal worden gewijzigd, dan wel ambtshalve een besluit tot wijziging van die vergunning met inachtneming van de voornoemde richtlijnbepaling is of zal worden vastgesteld.
12 De vergunning, bedoeld in het tiende en elfde lid, kan door het bevoegde gezag dat de vergunning heeft verleend, worden gewijzigd of ingetrokken in de gevallen, bedoeld in artikel 43, vierde lid, in het bijzonder indien dit noodzakelijk is om de instandhoudingsdoelstelling voor het desbetreffende Natura 2000-gebied te realiseren.
Artikel 61
[Vervallen per 01-01-2017]
Gebieden die voor de inwerkingtreding van deze wet door Onze Minister zijn aangewezen ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen met betrekking tot natuur- en landschapsbehoud, gelden als aangewezen gebieden op grond van artikel 27 van deze wet.
Artikel 62
[Vervallen per 01-01-2017]
3 Besluiten als bedoeld in artikel 10, die met inachtneming van het eerste lid worden genomen vermelden de in artikel 16, vierde lid, van deze wet bedoelde handelingen.
Artikel 63
[Vervallen per 01-01-2017]
1 Ten aanzien van het nemen van besluiten omtrent voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende verzoeken om vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 12 onderscheidenlijk 16, tweede lid, onderdeel c, van de Natuurbeschermingswet, blijft genoemde wet van toepassing totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken dan wel, indien beroep is ingesteld, onherroepelijk op het beroep is beslist.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende verzoeken om vergunning voor het verrichten van handelingen in een staatsnatuurmonument als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet.
Artikel 64
[Vervallen per 01-01-2017]
Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen een besluit dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, alsmede ten aanzien van de behandeling van bezwaar of beroep dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is gemaakt onderscheidenlijk is ingesteld, blijft de Natuurbeschermingswet van toepassing.
Artikel 65
[Vervallen per 01-01-2017]
Ten aanzien van beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, respectievelijk artikel 21, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet, die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet, geldt in afwijking van artikel 16, vierde lid, van deze wet het verbod van artikel 16, eerste lid, van deze wet voor in dat artikellid bedoelde schadelijke handelingen die buiten het beschermde natuurmonument of staatsnatuurmonument worden verricht zonder dat deze handelingen vermeld zijn in het besluit tot aanwijzing.
Artikel 66
[Vervallen per 01-01-2017]
De eigenaar en gebruiker zijn verplicht de kentekenen die op grond van artikel 15 van de Natuurbeschermingswet in een beschermd natuurmonument zijn aangebracht na intrekking van die wet te gedogen.
Artikel 67
[Vervallen per 01-01-2017]
Ten aanzien van voor de datum van inwerkingtreding van deze wet genomen besluiten tot toepassing van bestuursdwang en de daaruit voortvloeiende uitvoering van werken als bedoeld in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Natuurbeschermingswet, blijft genoemde wet van toepassing.
Artikel 68
[Vervallen per 01-01-2017]
[Red: Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
Artikel 68b
[Vervallen per 01-01-2017]
De Nederlandse strafwet is van toepassing op een ieder die zich in de exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van regels gesteld bij of krachtens de artikelen 19c, vierde lid, 19d, eerste lid, 19ia, eerste lid, in samenhang met 16, 19ia, derde lid, in samenhang met 19c, vierde lid, 19kc, eerste lid, 19ke, vijfde lid, 19l, eerste lid, 20, derde lid, 21, tweede lid, en 22, tweede lid.
Artikel 69
[Vervallen per 01-01-2017]
[Red: Wijzigt de Wet op de waterhuishouding.]
Artikel 70
[Vervallen per 01-01-2017]
[Red: Wijzigt de Wet milieubeheer.]
Artikel 71
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 72
[Vervallen per 01-01-2017]
[Red: Wijzigt deze wet.]
Artikel 73
[Vervallen per 01-01-2017]
[Red: Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.]
Artikel 73a
[Vervallen per 01-01-2017]
2 Het Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen ontvangt ter zake van de uittreding van het Rijk uit de gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatiegebied De Grevelingen een vergoeding van het Rijk van 9,75 miljoen euro, onder de voorwaarde dat de vergoeding door het Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen of diens rechtsopvolger wordt besteed aan de behartiging van de belangen van natuur, landschap en openluchtrecreatie in De Grevelingen.
3 Het Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen of diens rechtsopvolger legt aan Onze Minister verantwoording af over de besteding van de afkoopsom en overlegt daartoe jaarlijks aan Onze Minister een jaarrekening tezamen met een accountantsverklaring. De eerste volzin is van toepassing tot 1 januari 2030 of, als dit eerder is, tot 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen of diens rechtsopvolger is opgehouden te bestaan.
4 Ingeval niet is voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, of aan de verplichtingen, bedoeld in het derde lid, eerste volzin, kan Onze Minister de vergoeding geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Artikel 74
[Vervallen per 01-01-2017]
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 75
[Vervallen per 01-01-2017]
Deze wet wordt aangehaald als: Natuurbeschermingswet, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.