Hoofdstuk 3. Ter beschikking stellen van arbeidskrachten
Artikel 7a. Verbod ter beschikking stellen zonder registratie
1 Het is een ieder verboden in Nederland arbeidskrachten ter beschikking te stellen anders dan door middel van een onderneming of rechtspersoon die in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is ingeschreven en waarvan is opgenomen dat deze de activiteit van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten uitoefent of mede uitoefent.
Artikel 7b. Verplichtingen arbeidsbemiddeling en het ter beschikkingstellen van arbeidskrachten
Degene die arbeidsbemiddeling verricht of arbeidskrachten ter beschikking stelt is verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van artikel 4, onderscheidenlijk artikel 12, eerste of tweede lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voor zover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.
Artikel 7c. Identificatie beoogde arbeidskrachten
2 Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, stelt de identiteit van een werkzoekende vast voorafgaand aan de terbeschikkingstelling of voor de voordracht tot bemiddeling aan de hand van een document als bedoeld in het eerste lid.
4 Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, vernietigt het afschrift, bedoeld in het derde lid, zodra dit afschrift niet meer noodzakelijk is voor de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, maar uiterlijk vier weken nadat het afschrift in de administratie is opgenomen. De verplichting tot vernietiging geldt niet indien degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt de verplichting heeft, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 8. Gelijke behandeling van arbeidskrachten die niet in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld
1 De arbeidskracht, die niet in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld, heeft recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt:
a. met betrekking tot het loon en overige vergoedingen;
b. op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke bepalingen van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met betrekking tot de arbeidstijden, daaronder begrepen overwerk, rusttijden, arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen.
2 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, geen werknemers in dienst heeft in gelijke of gelijkwaardige functies, heeft de arbeidskracht recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden, bedoeld in het eerste lid, als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het beroeps- of bedrijfsleven, waarin die onderneming werkzaam is.
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot:
a. de voorschriften ter bescherming van zwangere werknemers, van werknemers die een borstkind voeden, kinderen en jeugdige werknemers en ter bevordering van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen; en
b. de maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras, godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of hetero- of homoseksuele gerichtheid,
die gelden op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke bepalingen van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.
4 Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van het eerste tot en met het derde lid. Indien de periode gedurende welke wordt afgeweken in duur is beperkt, voorziet de overeenkomst in een regeling op grond waarvan misbruik door elkaar opvolgende perioden van terbeschikkingstelling wordt voorkomen. Indien het een collectieve overeenkomst betreft die van toepassing is op de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, bevat die overeenkomst bepalingen op grond waarvan een werkgever zich ervan moet verzekeren dat de aan zijn onderneming ter beschikking gestelde arbeidskrachten de arbeid verrichten tegen de arbeidsvoorwaarden, genoemd in het eerste lid, die voor deze arbeidskrachten bij die overeenkomst zijn voorgeschreven.
5 De ter beschikking gestelde arbeidskracht, die tevens ter beschikking is gesteld in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel 3, van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie, heeft in afwijking van artikel 2a, eerste en vierde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, recht op ten minste de arbeidsvoorwaarden op grond van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst die de dienstverrichter moet toepassen, met uitzondering van de bepalingen inzake procedures, formaliteiten en voorwaarden van de sluiting en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en inzake aanvullende bedrijfspensioenregelingen.
Artikel 8a. Gelijke behandeling van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld
1 De arbeidskracht, die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld, heeft, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de adequate pensioenregeling, bedoeld in het vierde lid tot en met het zesde lid, recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.
2 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt geen werknemers in dienst heeft in gelijke of gelijkwaardige functies, heeft de arbeidskracht, bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de adequate pensioenregeling, bedoeld in het vierde lid tot en met het zesde lid, recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het beroeps- of bedrijfsleven, waarin die onderneming werkzaam is.
3 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, is aangesloten bij een fonds als bedoeld in artikel 631, derde lid, onder c en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en degene die de arbeidskrachten ter beschikking stelt zich niet kan aansluiten bij dat fonds omdat het de belangen van een of meer bedrijfstakken behartigt waartoe degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt niet behoort, reserveert deze een geldelijke bijdrage ter hoogte van hetzelfde bedrag voor de werknemer. De reservering wordt op verzoek, maar ten minste eenmaal per jaar, aan de arbeidskracht uitbetaald. Indien de terbeschikkingstelling eindigt, worden de nog niet betaalde reserveringen aan de arbeidskracht uitbetaald. Eigen bijdragen van degene die de arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een fonds met eenzelfde doelstelling als het fonds, waarbij de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt is aangesloten, mogen in mindering worden gebracht op de reservering.
4 Voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld, geldt, behoudens het bepaalde in artikel 97 van de Pensioenwet, een adequate pensioenregeling, indien:
a. werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, recht hebben op een pensioenregeling; of
b. werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het beroeps- of bedrijfsleven, waarin de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt werkzaam is, recht hebben op een pensioenregeling, indien deze geen werknemers in dienst heeft in gelijke of gelijkwaardige functies.
5 Er is in ieder geval sprake van een adequate pensioenregeling indien voor de arbeidskracht dezelfde basispensioenregeling als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet geldt als die welke geldt voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt of, indien deze onderneming geen werknemers in dienst heeft in een gelijke of gelijkwaardige functie, dezelfde basispensioenregeling geldt als voor de werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het beroeps- of bedrijfsleven, waarin de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt werkzaam is.
6 Er is eveneens sprake van een adequate pensioenregeling indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen omtrent in ieder geval de wachttijd of drempelperiode, de hoogte van de werkgeversbijdrage en de soorten pensioen.
Artikel 8b. Toegang tot bedrijfsvoorzieningen of diensten in de inlenende onderneming
Degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking zijn gesteld, zorgt er voor dat de aan hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten gelijke toegang hebben tot de bedrijfsvoorzieningen of diensten in zijn onderneming, met name kantines, kinderopvang- en vervoersfaciliteiten, als de werknemers, die in dienst van zijn onderneming werkzaam zijn in gelijke of gelijkwaardige functies. Voor zover het arbeidskrachten betreft die niet in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld, kan hiervan worden afgeweken indien het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is.
Artikel 8c.
Vacaturemelding
Degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking zijn gesteld, zorgt er voor dat binnen zijn onderneming ontstane vacatures tijdig en duidelijk ter kennis worden gebracht aan de hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten, opdat zij dezelfde kansen op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben als de werknemers van die onderneming.
Artikel 9. Verbod tegenprestatie arbeidskracht
Bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt voor de terbeschikkingstelling geen tegenprestatie bedongen van de arbeidskracht, die ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 9a.
Belemmeringsverbod
2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig, met uitzondering van een beding op grond waarvan door degene aan wie de arbeidskracht ter beschikking is gesteld een redelijke vergoeding verschuldigd is aan degene die de arbeidskracht ter beschikking heeft gesteld voor de door deze verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding van de desbetreffende arbeidskracht.
Artikel 10. Verbod ter beschikking stellen bij arbeidsconflict
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt, stelt, voor zover hem bekend is of redelijkerwijze bekend kan zijn dat in een bedrijf of onderneming, of een gedeelte daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting bestaat, geen arbeidskrachten ter beschikking voor het verrichten van werkzaamheden in dat bedrijf of die onderneming of wel dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting heerst.
Artikel 11. Informatie veiligheid
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt verschaft aan degene die ter beschikking wordt gesteld, informatie over de verlangde beroepskwalificatie en verstrekt aan die persoon de beschrijving, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, voordat de terbeschikkingstelling een aanvang neemt.
Artikel 12. Speciaal regime
1 Indien het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken arbeidskrachten bescherming behoeven, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt regels gesteld voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
2 Ter bescherming van in het eerste lid genoemde belangen kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald worden, dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt slechts is toegestaan met vergunning van Onze Minister.
Artikel 12a. Melding arbeidsvoorwaarden
Degene, aan wie een arbeidskracht ter beschikking wordt gesteld, verschaft voor de aanvang van de terbeschikkingstelling schriftelijk of elektronisch informatie over de arbeidsvoorwaarden, bedoeld in de artikelen 8 of 8a aan degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt.
Hoofdstuk 4. Onderzoek en toezicht
Artikel 13. Aanwijzing toezichthouders
Artikel 14. Bevoegdheden toezichthouders
De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 14a. Gegevensuitwisseling met bestuursorganen
1 Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
2 Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, verstrekken andere bestuursorganen kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
3 Onze Minister, bestuursorganen en de ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer.
Artikel 14b. Verstrekken van gegevens aan erkende certificerende instellingen
1 De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van deze wet, artikel 14, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en artikel 18a, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verstrekken kosteloos aan een erkende certificerende instelling het gegeven dat een bestuurlijke boete is opgelegd voor het niet naleven van:
a.
artikel 7a, eerste lid;
b.
artikel 2, eerste lid, 2a, 15, of 15a van de Wet arbeid vreemdelingen; of
c.
artikel 7, 7a, 13, 15 of 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
3 Op verzoek van een erkende certificerende instelling die vermoedt dat een verklaring toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2009, L 284) onterecht danwel onjuist is afgegeven of vervalst is ten behoeve van een bij een onderneming of rechtspersoon werkzame persoon, verstrekt de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, kosteloos aan die instelling gegevens omtrent de betreffende verklaring, waarvan is gebleken dat deze verklaring terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of vervalst is. Bij dit verzoek wordt een afschrift van de betreffende verklaring verstrekt.
4 De gegevens, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden slechts verstrekt, indien deze gegevens betrekking hebben op een onderneming of rechtspersoon die over een geldig certificaat beschikt dat door een erkende certificerende instelling is afgegeven.
5 De gegevens, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden verstrekt door tussenkomst van een bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aan te wijzen stichting. Deze stichting is verwerker voor het verwerken van die gegevens.
6 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
de inhoud van de gegevens die worden verwerkt, de actualiteit daarvan, alsmede de periodiciteit van de verstrekking daarvan, alsmede de bewaartermijn daarvan;
de wijze waarop de verwerking van de gegevens plaatsvindt;
de wijze waarop door passende technische en organisatorische maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;
de wijze waarop wordt gewaarborgd dat de verwerkte gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat, alsmede hoe daarop wordt toegezien;
de wijze waarop de gegevensverwerking en het verzoek, bedoeld in het derde lid plaatsvindt.
7 Een ieder die kennis neemt van de gegevens, die overeenkomstig het eerste, tweede, of derde lid worden verstrekt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens.
8 In afwijking van het zevende lid geldt de plicht tot geheimhouding niet:
voor zover een persoon krachtens enig wettelijk voorschrift tot mededeling is verplicht;
voor de verwerker jegens de erkende certificerende instelling die de onderneming of de rechtspersoon waarop de gegevens betrekking hebben heeft gecertificeerd; of
voor de erkende certificerende instelling jegens de onderneming of rechtspersoon die door die instelling is gecertificeerd voor zover de gegevens op die onderneming of rechtspersoon betrekking hebben.
Artikel 14c. Bevoegdheid toezichthouder tot inbeslagneming
De toezichthouder is te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Hij kan daartoe de uitlevering vorderen tegen een door hem afgegeven schriftelijk bewijs. Zodra het belang van onderzoek omtrent de overtreding zulks toelaat wordt het in beslag genomen voorwerp teruggegeven aan degene bij wie het in beslag is genomen.
Artikel 15. Onderzoek op terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en arbeidsbemiddeling
1 Onze Minister verstrekt een verslag aan de betrokken arbeidskracht of werkzoekende, voor zover het diens aanspraken betreft, aan de betrokken werkgever, aan degene die de arbeidsbemiddeling heeft verricht, aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en aan de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van werkgevers en werknemers over de feiten en omstandigheden uit het onderzoek naar de naleving van de hoofdstukken 2 of 3, met uitzondering van artikel 7a. Indien uit het onderzoek blijkt dat niet aan de verplichtingen in de hoofdstukken 2 of 3, met uitzondering van artikel 7a, is voldaan wordt dat oordeel opgenomen in het verslag.
Artikel 15a. Verstrekken van gegevens uit het buitenland aan rechtspersonen die zijn belast met het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten
De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kunnen aan een naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die door de organisaties van werkgevers en werknemers is belast of mede is belast met het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten kosteloos de gegevens verstrekken, die zijn verkregen uit andere landen van de Europese Unie, van de Europese economische ruimte en uit Zwitserland en die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten.
Artikel 15b. Openbaarmaking van door toezicht op de naleving verkregen gegevens
1 De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of 18, eerste lid, maken het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van deze wet als bedoeld in artikel 16, dat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, of dat na een afgerond onderzoek geen overtreding is geconstateerd openbaar teneinde de naleving van deze wet te bevorderen en inzicht te geven in het uitvoeren van toezicht op grond van deze wet.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens, waaronder de mogelijke reactie van een belanghebbende in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens, de termijn waarop deze gegevens beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt.
6 Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of een besluit als bedoeld in artikel 22, tweede lid, een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.
8 Indien de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het toezicht op de naleving van deze wet dat door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren wordt uitgeoefend, blijft openbaarmaking achterwege.
Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 18. Bestuurlijke boete
1 Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende, ambtenaar legt de bestuurlijke boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten die voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
Artikel 19. Hoogte bestuurlijke boete
2 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 100 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.
3 De verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, bedraagt 200 procent indien zowel de overtreding als de eerdere overtreding, bedoeld in dat lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als ernstige overtredingen.
4 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 200 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding twee maal een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boeten wegens de eerdere overtredingen onherroepelijk zijn geworden.
5 In afwijking van het tweede en vierde lid is het tijdvak van vijf jaar in die leden tien jaar indien de onherroepelijke boetes, bedoeld in die leden, zijn opgelegd wegens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ernstige overtredingen.
6 Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5.53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd niet is nageleefd.
Artikel 20. Inlichtingenplicht jegens boeteoplegger
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, verstrekt desgevraagd aan de daartoe op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de inlichtingen die redelijkerwijs voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete nodig zijn.
Artikel 21. Ten onrechte opgelegde boete
Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.
Artikel 22. Bevel stillegging van werk in verband met recidive
1 Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
2 Indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, kan door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, aan de overtreder bij beschikking een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang van het in de beschikking aangeven tijdstip. Deze beschikking wordt niet gegeven zolang wegens de eerste overtreding, bedoeld in het eerste lid, nog niet een bestuurlijke boete is opgelegd of een proces-verbaal is opgemaakt.
5 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd met betrekking tot het bevel, bedoeld in het tweede lid, met inbegrip van de oplegging van een last onder bestuursdwang, de nodige maatregelen te treffen, de nodige aanwijzingen te geven en de hulp van de sterke arm in te roepen.