Hoofdstuk 3. Ter beschikking stellen van arbeidskrachten
Artikel 7a. Verbod ter beschikking stellen zonder registratie
-
1 Het is een ieder verboden in Nederland arbeidskrachten ter beschikking te stellen
anders dan door middel van een onderneming of rechtspersoon die in het handelsregister,
bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is ingeschreven en waarvan is opgenomen dat deze de activiteit van het ter beschikking
stellen van arbeidskrachten uitoefent of mede uitoefent.
Artikel 7b. Verplichtingen arbeidsbemiddeling en het ter beschikkingstellen van arbeidskrachten
Degene die arbeidsbemiddeling verricht of arbeidskrachten ter beschikking stelt is
verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens
de op grond van artikel 4, onderscheidenlijk artikel 12, eerste of tweede lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voor zover en op de wijze als bij of
krachtens deze maatregel is bepaald.
Artikel 7c. Identificatie beoogde arbeidskrachten
-
2 Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht,
stelt de identiteit van een werkzoekende vast voorafgaand aan de terbeschikkingstelling
of voor de voordracht tot bemiddeling aan de hand van een document als bedoeld in
het eerste lid.
-
4 Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht,
vernietigt het afschrift, bedoeld in het derde lid, zodra dit afschrift niet meer
noodzakelijk is voor de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, maar uiterlijk vier
weken nadat het afschrift in de administratie is opgenomen. De verplichting tot vernietiging
geldt niet indien degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt de verplichting
heeft, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 8. Gelijke behandeling van arbeidskrachten die niet in het kader van payrolling
ter beschikking zijn gesteld
-
1 De arbeidskracht, die niet in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld,
heeft recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers
werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de
terbeschikkingstelling plaatsvindt:
-
a. met betrekking tot het loon en overige vergoedingen;
-
b. op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke bepalingen
van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de terbeschikkingstelling
plaatsvindt, met betrekking tot de arbeidstijden, daaronder begrepen overwerk, rusttijden,
arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen.
-
2 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, geen werknemers
in dienst heeft in gelijke of gelijkwaardige functies, heeft de arbeidskracht recht
op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden, bedoeld in het eerste lid, als die gelden
voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het
beroeps- of bedrijfsleven, waarin die onderneming werkzaam is.
-
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot:
-
a. de voorschriften ter bescherming van zwangere werknemers, van werknemers die een borstkind
voeden, kinderen en jeugdige werknemers en ter bevordering van de gelijke behandeling
van mannen en vrouwen; en
-
b. de maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras, godsdienst
of levensovertuiging, handicap, leeftijd of hetero- of homoseksuele gerichtheid,
die gelden op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke
bepalingen van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de
terbeschikkingstelling plaatsvindt.
-
4 Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van het eerste tot en met
het derde lid. Indien de periode gedurende welke wordt afgeweken in duur is beperkt,
voorziet de overeenkomst in een regeling op grond waarvan misbruik door elkaar opvolgende
perioden van terbeschikkingstelling wordt voorkomen. Indien het een collectieve overeenkomst
betreft die van toepassing is op de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt,
bevat die overeenkomst bepalingen op grond waarvan een werkgever zich ervan moet verzekeren
dat de aan zijn onderneming ter beschikking gestelde arbeidskrachten de arbeid verrichten
tegen de arbeidsvoorwaarden, genoemd in het eerste lid, die voor deze arbeidskrachten
bij die overeenkomst zijn voorgeschreven.
Artikel 8a. Gelijke behandeling van arbeidskrachten die in het kader van payrolling
ter beschikking zijn gesteld
-
1 De arbeidskracht, die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld, heeft, met
uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de adequate pensioenregeling, bedoeld
in het vierde lid tot en met het zesde lid, recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden
als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst
van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.
-
2 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt geen werknemers
in dienst heeft in gelijke of gelijkwaardige functies, heeft de arbeidskracht, bedoeld
in het eerste lid, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de adequate pensioenregeling,
bedoeld in het vierde lid tot en met het zesde lid, recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden
als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de
sector van het beroeps- of bedrijfsleven, waarin die onderneming werkzaam is.
-
3 Indien de onderneming, waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, is aangesloten
bij een fonds als bedoeld in artikel 631, derde lid, onder c en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en degene die de arbeidskrachten ter beschikking stelt zich niet kan aansluiten
bij dat fonds omdat het de belangen van een of meer bedrijfstakken behartigt waartoe
degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt niet behoort, reserveert deze een
geldelijke bijdrage ter hoogte van hetzelfde bedrag voor de werknemer. De reservering
wordt op verzoek, maar ten minste eenmaal per jaar, aan de arbeidskracht uitbetaald.
Indien de terbeschikkingstelling eindigt, worden de nog niet betaalde reserveringen
aan de arbeidskracht uitbetaald. Eigen bijdragen van degene die de arbeidskrachten
ter beschikking stelt aan een fonds met eenzelfde doelstelling als het fonds, waarbij
de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt is aangesloten, mogen in
mindering worden gebracht op de reservering.
Artikel 8b. Toegang tot bedrijfsvoorzieningen of diensten in de inlenende onderneming
Degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking zijn gesteld, zorgt er voor dat de
aan hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten gelijke toegang hebben tot de bedrijfsvoorzieningen
of diensten in zijn onderneming, met name kantines, kinderopvang- en vervoersfaciliteiten,
als de werknemers, die in dienst van zijn onderneming werkzaam zijn in gelijke of
gelijkwaardige functies. Voor zover het arbeidskrachten betreft die niet in het kader
van payrolling ter beschikking zijn gesteld, kan hiervan worden afgeweken indien het
verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is.
Artikel 8c.
Vacaturemelding
Degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking zijn gesteld, zorgt er voor dat binnen
zijn onderneming ontstane vacatures tijdig en duidelijk ter kennis worden gebracht
aan de hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten, opdat zij dezelfde kansen op
een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben als de werknemers van die onderneming.
Artikel 9. Verbod tegenprestatie arbeidskracht
Bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt voor de terbeschikkingstelling
geen tegenprestatie bedongen van de arbeidskracht, die ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 9a.
Belemmeringsverbod
-
2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig, met uitzondering van een beding
op grond waarvan door degene aan wie de arbeidskracht ter beschikking is gesteld een
redelijke vergoeding verschuldigd is aan degene die de arbeidskracht ter beschikking
heeft gesteld voor de door deze verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling,
werving of opleiding van de desbetreffende arbeidskracht.
Artikel 10. Verbod ter beschikking stellen bij arbeidsconflict
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt, stelt, voor zover hem bekend is
of redelijkerwijze bekend kan zijn dat in een bedrijf of onderneming, of een gedeelte
daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting bestaat, geen arbeidskrachten
ter beschikking voor het verrichten van werkzaamheden in dat bedrijf of die onderneming
of wel dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting
heerst.
Artikel 11. Informatie veiligheid
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt verschaft aan degene die ter beschikking
wordt gesteld, informatie over de verlangde beroepskwalificatie en verstrekt aan die
persoon de beschrijving, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, voordat de terbeschikkingstelling een aanvang neemt.
Artikel 12. Speciaal regime
-
1 Indien het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken
arbeidskrachten bescherming behoeven, worden bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur voor een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van
de arbeidsmarkt regels gesteld voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
-
2 Ter bescherming van in het eerste lid genoemde belangen kan bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur bepaald worden, dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
in een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt
slechts is toegestaan met vergunning van Onze Minister.
Artikel 12a. Melding arbeidsvoorwaarden
Degene, aan wie een arbeidskracht ter beschikking wordt gesteld, verschaft voor de
aanvang van de terbeschikkingstelling schriftelijk of elektronisch informatie over
de arbeidsvoorwaarden, bedoeld in de artikelen 8 of 8a aan degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt.
Hoofdstuk 4. Onderzoek en toezicht
Artikel 13. Aanwijzing toezichthouders
Artikel 14. Bevoegdheden toezichthouders
De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning
binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheden,
genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 14a. Gegevensuitwisseling met bestuursorganen
-
1 Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan de door
Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
-
2 Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, verstrekken andere bestuursorganen kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die
zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde
bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke
taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of
meer van de voornoemde instanties.
-
3 Onze Minister, bestuursorganen en de ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer.
Artikel 14b. Verstrekken van gegevens aan erkende certificerende instellingen
-
1 De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van deze wet, artikel 14, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en artikel 18a, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verstrekken kosteloos aan een erkende certificerende instelling het gegeven dat
een bestuurlijke boete is opgelegd voor het niet naleven van:
-
a.
artikel 7a, eerste lid;
-
b.
artikel 2, eerste lid, 2a, 15, of 15a van de Wet arbeid vreemdelingen; of
-
c.
artikel 7, 7a, 13, 15 of 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
-
3 Op verzoek van een erkende certificerende instelling die vermoedt dat een verklaring
toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Verordening
(EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot
vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende
de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2009, L 284) onterecht danwel
onjuist is afgegeven of vervalst is ten behoeve van een bij een onderneming of rechtspersoon
werkzame persoon, verstrekt de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, kosteloos aan die instelling gegevens omtrent de betreffende verklaring, waarvan
is gebleken dat deze verklaring terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven
of vervalst is. Bij dit verzoek wordt een afschrift van de betreffende verklaring
verstrekt.
-
4 De gegevens, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden slechts verstrekt,
indien deze gegevens betrekking hebben op een onderneming of rechtspersoon die over
een geldig certificaat beschikt dat door een erkende certificerende instelling is
afgegeven.
-
5 De gegevens, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden verstrekt door tussenkomst
van een bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën
aan te wijzen stichting. Deze stichting is verwerker voor het verwerken van die gegevens.
-
6 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
de inhoud van de gegevens die worden verwerkt, de actualiteit daarvan, alsmede de
periodiciteit van de verstrekking daarvan, alsmede de bewaartermijn daarvan;
de wijze waarop de verwerking van de gegevens plaatsvindt;
de wijze waarop door passende technische en organisatorische maatregelen deze gegevens
worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;
de wijze waarop wordt gewaarborgd dat de verwerkte gegevens slechts worden verwerkt
voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat, alsmede hoe daarop
wordt toegezien;
de wijze waarop de gegevensverwerking en het verzoek, bedoeld in het derde lid plaatsvindt.
-
7 Een ieder die kennis neemt van de gegevens, die overeenkomstig het eerste, tweede,
of derde lid worden verstrekt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens.
-
8 In afwijking van het zevende lid geldt de plicht tot geheimhouding niet:
voor zover een persoon krachtens enig wettelijk voorschrift tot mededeling is verplicht;
voor de verwerker jegens de erkende certificerende instelling die de onderneming of
de rechtspersoon waarop de gegevens betrekking hebben heeft gecertificeerd; of
voor de erkende certificerende instelling jegens de onderneming of rechtspersoon die
door die instelling is gecertificeerd voor zover de gegevens op die onderneming of
rechtspersoon betrekking hebben.
Artikel 14c. Bevoegdheid toezichthouder tot inbeslagneming
De toezichthouder is te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare
voorwerpen. Hij kan daartoe de uitlevering vorderen tegen een door hem afgegeven schriftelijk
bewijs. Zodra het belang van onderzoek omtrent de overtreding zulks toelaat wordt
het in beslag genomen voorwerp teruggegeven aan degene bij wie het in beslag is genomen.
Artikel 15. Onderzoek op terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
en arbeidsbemiddeling
-
1 Onze Minister verstrekt een verslag aan de betrokken arbeidskracht of werkzoekende,
voor zover het diens aanspraken betreft, aan de betrokken werkgever, aan degene die
de arbeidsbemiddeling heeft verricht, aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging
en aan de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van werkgevers
en werknemers over de feiten en omstandigheden uit het onderzoek naar de naleving
van de hoofdstukken 2 of 3, met uitzondering van artikel 7a. Indien uit het onderzoek blijkt dat niet aan de verplichtingen in de hoofdstukken
2 of 3, met uitzondering van artikel 7a, is voldaan wordt dat oordeel opgenomen in
het verslag.
Artikel 15a. Verstrekken van gegevens uit het buitenland aan rechtspersonen die zijn
belast met het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten
De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kunnen aan een naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende rechtspersoon met
volledige rechtsbevoegdheid die door de organisaties van werkgevers en werknemers
is belast of mede is belast met het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten
kosteloos de gegevens verstrekken, die zijn verkregen uit andere landen van de Europese
Unie, van de Europese economische ruimte en uit Zwitserland en die noodzakelijk zijn
voor het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten.
Artikel 15b. Openbaarmaking van door toezicht op de naleving verkregen gegevens
-
1 De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of 18, eerste lid, maken het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van deze
wet als bedoeld in artikel 16, dat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, of dat na een afgerond onderzoek geen overtreding is geconstateerd openbaar teneinde
de naleving van deze wet te bevorderen en inzicht te geven in het uitvoeren van toezicht
op grond van deze wet.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot
de openbaar te maken gegevens, waaronder de mogelijke reactie van een belanghebbende
in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens, de termijn waarop deze gegevens
beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt.
-
6 Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke
boete of een besluit als bedoeld in artikel 22, tweede lid, een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.
-
8 Indien de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, in strijd is of zou kunnen komen
met het doel van het toezicht op de naleving van deze wet dat door de door Onze Minister
aangewezen ambtenaren wordt uitgeoefend, blijft openbaarmaking achterwege.
Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 18. Bestuurlijke boete
-
1 Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende, ambtenaar legt
de bestuurlijke boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten die voortvloeien
uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
Artikel 19. Hoogte bestuurlijke boete
-
2 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 100 procent van het
boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van
vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding,
bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of
het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boete
wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.
-
3 De verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, bedraagt 200 procent
indien zowel de overtreding als de eerdere overtreding, bedoeld in dat lid, bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als ernstige overtredingen.
-
4 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 200 procent van het
boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van
vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding twee maal een
eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting
of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke
boeten wegens de eerdere overtredingen onherroepelijk zijn geworden.
-
5 In afwijking van het tweede en vierde lid is het tijdvak van vijf jaar in die leden
tien jaar indien de onherroepelijke boetes, bedoeld in die leden, zijn opgelegd wegens
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ernstige overtredingen.
-
6 Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen
worden vastgesteld. Artikel 5.53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond
waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd niet is nageleefd.
Artikel 20. Inlichtingenplicht jegens boeteoplegger
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, verstrekt desgevraagd aan de daartoe
op grond van artikel 18, eerste lid, aangewezen ambtenaar de inlichtingen die redelijkerwijs voor de tenuitvoerlegging
van de bestuurlijke boete nodig zijn.
Artikel 21. Ten onrechte opgelegde boete
Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze binnen zes weken
nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende
terugbetaald.
Artikel 22. Bevel stillegging van werk in verband met recidive
-
1 Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan,
nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd
die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing
geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde
in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden,
door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor
ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
-
2 Indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van
de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd,
kan door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, aan de overtreder bij beschikking
een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang
van het in de beschikking aangeven tijdstip. Deze beschikking wordt niet gegeven zolang
wegens de eerste overtreding, bedoeld in het eerste lid, nog niet een bestuurlijke
boete is opgelegd of een proces-verbaal is opgemaakt.
-
5 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd met betrekking tot het bevel,
bedoeld in het tweede lid, met inbegrip van de oplegging van een last onder bestuursdwang,
de nodige maatregelen te treffen, de nodige aanwijzingen te geven en de hulp van de
sterke arm in te roepen.