Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2008.]
Geraadpleegd op 10-05-2025.
Geldend van 01-01-2007 t/m 30-06-2008

Annuleren

Bijlage H

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Ontstaansbron Inwerkingtreding
Datum van inwerkingtreding Terugwerkende kracht Betreft Ondertekening Bekendmaking Kenmerk Ondertekening Bekendmaking Opmerking
01-07-2008 Intrekking-regeling 13-12-2007 Stcrt. 2007, 247 DJZ2007124397 13-12-2007 Stcrt. 2007, 247 Alg. 1
07-12-2005 Wijziging 19-11-2005 Stcrt. 2005, 236 BWL/2005181341 19-11-2005 Stcrt. 2005, 236
31-10-2004 Wijziging 19-10-2004 Stcrt. 2004, 209 BWL/2004095100 19-10-2004 Stcrt. 2004, 209
01-01-1999 Nieuwe-regeling 23-01-1998 Stcrt. 1998, 20 DBO/98003639 23-01-1998 Stcrt. 1998, 20

Opmerkingen

  1. Artikel 5.1.7, eerste lid, van de Regeling bodemkwaliteit, Stcrt. 2007/247, bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.1)

RICHTLIJN IBC-MAATREGELEN

INHOUD

0

INLEIDING

4

     

1

GEBRUIK VAN DE RICHTLIJN

9

 

1.1

Hoofddoel van de isolerende voorzieningen

9

 

1.2

Doel en systematiek van de richtlijn

9

 

1.3

Opbouw van de richtlijn

12

     

2

PROCEDURE

13

 

2.1

Inleiding

13

 

2.2

Stap 1:

Beoordeling van de standaard toepassingen

14

 

2.3

Stap 2:

Inschakelen deskundig bedrijf?

15

 

2.4

Stap 3:

Beoordeling van niet-standaard toepassingen

15

     

3

ACHTERGRONDEN VOOR OPZET VAN STANDAARD TOEPASSINGEN

17

 

3.1

Isoleren, beheersen en controleren

17

 

3.2

Stappenplan voor het ontwikkelen van een IBC-pakket

18

 

3.3

Potentiële bedreigingen van een isolerende voorziening

19

     

4

ALGEMENE KWALITEITSEISEN VOOR IBC-MAATREGELEN

23

 

4.1

Eisen aan het gehele werk

23

 

4.2

Eisen ten aanzien van isolerende constructie

23

   

4.2.1

Isolatie ten opzichte van het grondwater

23

   

4.2.2

Isolatie ten opzichte van het hemelwater

23

   

4.2.3

Duurzaamheid

24

   

4.2.4

Kwaliteitsborging

24

 

4.3

Eisen ten aanzien van beheersmaatregelen

24

   

4.3.1

Schaalgrootte

24

   

4.3.2

Terugneembaarheid

24

   

4.3.3

Technische beheersmaatregelen

25

   

4.3.4

Drainagesysteem

25

   

4.3.5

Te verwachten gebruik

25

 

4.4

Eisen ten aanzien van controle en controlemaatregelen

25

   

4.4.1

Controle van de isolatie

25

   

4.4.2

Waarborgen controleerbaarheid

26

   

4.4.3

Controleprogramma

26

   

4.4.4

Controlevoorzieningen

26

 

4.5

Eisen ten aanzien van aanleg van het werk

26

   

4.5.1

Termijn voor aanbrengen van de isolerende constructie

26

   

4.5.2

Deskundigheid hoofdaannemer

27

   

4.5.3

Deskundigheid directie

27

   

4.5.4

Verspreiding van categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstoffen

27

   

4.5.5

Tegengaan van menging van materialen

27

   

4.5.6

Reinigen van materiaal

27

 

4.6

Eisen voor gebruik van het werk

28

         

5

SELECTIE VAN STANDAARD TOEPASSINGEN

28

 

5.1

Achtergrond voor selectie

28

 

5.2

Toepassing van niet-vormgegeven bouwstoffen

28

 

5.3

Standaard toepassingen van niet-vormgegeven categorie 2-bouwstoffen

30

 

5.4

Toepassing van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen

30

 

5.5

Standaard toepassingen voor de bijzondere categorie-bouwstoffen

31

   

5.5.1

Standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas

31

   

5.5.2

Standaard toepassing voor teerhoudend asfalt granulaat

31

   

6

STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR CATEGORIE 2-BOUWSTOFFEN

34

 

6.1

Te onderscheiden combinaties

34

 

6.2

Variatiemogelijkheden binnen een standaard toepassing

35

 

6.3

Toepassing in uitsluiting een wegfundering

36

 

6.4

Toepassing in wegfundering en belastingspreidende laag

36

 

6.5

Toepassing in wegfundering in combinatie met ophoging aanvulling

37

 

6.6

Toepassing in wegfundering, belastingspreidende laag en ophoging of aanvulling

39

 

6.7

Toepassing in constructieve ophoging of aanvulling

39

 

6.8

Toepassing in een niet-constructieve ophoging of aanvulling

40

 

6.9

Toepassing in spoorwegconstructie

41

   

7

STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR BIJZONDERE CATEGORIE AVI-BODEMAS

43

 

7.1

Definitie

43

 

7.2

Randvoorwaarden voor toepassing van AVI-bodemas

43

 

7.3

Beschrijving van de standaard toepassing

43

   

8

STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR TEERHOUDEND ASFALTGRANULAAT

47

 

8.1

Definitie

47

 

8.2

Standaard toepassing van teerhoudend asfaltgranulaat

47

   

9

BESCHRIJVING VAN DE ISOLATIE-ELEMENTEN

49

 

9.1

Achtergrond van de beschrijving

49

 

9.2

Opzet van de beschrijving van isolatie-elementen

49

 

9.3

Wegverharding als isolerende constructie

50

 

9.4

Aansluiting op wegverharding

52

   

9.4.1

Bentonietmatten

53

   

9.4.2

Schouder wegfundering van categorie 1 bouwstof

55

   

9.4.3

Gootconstructie

56

 

9.5

Isolerende lagen

58

   

9.5.1

Zand-bentoniet als afdichtende constructie

58

   

9.5.2

Kunststof-folie als afdichtende constructie

59

   

9.5.3

Bentoniet-polymeergel als afdichtende constructie

62

   

9.5.4

Bentonietmatten als afdichtende constructie

62

 

9.6

Overgangsconstructie aansluiting wegverharing en isolerende laag

63

 

9.7

Combinatie-afdichting als afdichtende constructie

65

 

9.8

Doorvoeringen

66

   

9.8.1

Doorvoering door een isolerende laag

66

   

9.8.2

Doorvoering door een wegverharding

68

   

10

PUBLICATIES

70

   

Bijlage 1

Checklists standaard toepassingen

72

Bijlage 2

Definities en begrippen

83

Bijlage H. , behorende bij de artikelen 9.3.1, 10.1.1 en 10.2.1 van de regeling (richtlijn ibc-maatregelen)

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

0. INLEIDING

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Doel van deze richtlijn

Deze richtlijn beschrijft de isolerende constructies die noodzakelijk zijn als een categorie 2-bouwstof, de bijzondere categorie AVI-bodemas of een bouwstof met teerhoudend asfaltgranulaat in een werk worden toegepast. De laatste twee categorieën worden verder tesamen aangeduid als bijzondere categorie-bouwstoffen.

Er is vooralsnog onvoldoende kennis om de constructies geheel met functionele eisen te onderbouwen.

Status van de verschillende onderdelen van deze richtlijn

Deze bijlage van de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit omvat zowel hoofdstukken met een bindend karakter (de hoofdstukken 6, 7, 8 en 9 alsmede bijlage 1), als hoofdstukken (de overige) die dienen ter verduidelijking of als hulpmiddel bij te maken keuzen en verdere uitwerking van de gekozen constructies.

Systematiek van de richtlijn

Constructie-onderdelen

Categorie 2 en bijzondere categorie-bouwstoffen kunnen in werken worden toegepast. De constructie-onderdelen wegfundering, belastingspreidende laag, ophoging en aanvulling zijn hiervoor het meest geschikt.

De categorie 2 en bijzondere categorie-bouwstoffen worden in een werk in de genoemde constructie-onderdelen toegepast met IBC-voorzieningen en maatregelen.

IBC

IBC staat voor Isoleren, Beheersen en Controleren. Voor de constructies in de richtlijn houdt dit het volgende in. Door middel van een constructie wordt de bouwstof geïsoleerd. Met onderhoud wordt de isolerende werking in stand gehouden. Met inspectie wordt de isolerende werking gecontroleerd.

Vier-stappen-plan

De isolerende werking kan worden bedreigd. Daarom wordt een IBC-constructie met behulp van een vier-stappen-plan opgezet. De vier stappen zijn:

  • 1: infiltratie wordt tegengegaan met isolatie,

  • 2: mogelijke bedreigingen voor de isolatie worden onderzocht,

  • 3: voor reële bedreigingen worden compenserende maatregelen getroffen,

  • 4: inspectie en onderhoud worden op het werk afgestemd.

De toepassingen voldoen aan het vier-stappen-plan (zie paragraaf 3.2). Tevens voldoen deze toepassingen aan algemene kwaliteitseisen (zie hoofdstuk 4) met betrekking tot isolerende constructies, beheersmaatregelen, controle en controlemaatregelen, aanleg van het werk en gebruik van het werk.

Standaard toepassingen

Standaard toepassingen zijn een samenstel van in deze richtlijn beschreven voorzieningen zoals wegverharding of isolerende lagen. Deze afzonderlijke voorzieningen worden isolatie-elementen genoemd. De isolatie-elementen zijn elk afzonderlijk beschreven voor wat betreft constructie, onderhoud en inspectie. De standaard toepassingen voldoen per definitie aan het vierstappen-plan.

Checklist

Van elke standaard toepassing is een checklist in de richtlijn opgenomen. De checklist beschrijft voor de isolatie-elementen waaruit de standaard toepassing bestaat, aan welke eisen ten aanzien van constructie, onderhoud en inspectie de standaard toepassing moet voldoen.

Als een toepassing niet voldoet aan de checklist betreft het geen standaard toepassing. De beschreven procedure kan dan toch worden gevolgd.

Procedure

Als men wil afwijken van de beschreven standaard constructies dan is dat mogelijk. De procedure houdt daar rekening mee en gaat als volgt. Een deskundig bedrijf beoordeelt met behulp van de checklists of de afwijkende toepassing sterk overeenkomt met één van de standaard toepassingen van de richtlijn. Is dat het geval en is de toepassing daaraan ten minste gelijkwaardig, dan kan het werk worden gerealiseerd. Het deskundig bedrijf stelt dan een rapport op dat de gelijkwaardigheid onderbouwt. Met gelijkwaardigheid van een niet-standaard toepassing wordt in dit kader bedoeld dat deze afwijkende constructie in vergelijking tot de standaard toepassing even goed (of beter) voldoet aan de toepassingseisen die voor beide toepassingen gelden en zijn vastgelegd in artikel 14, eerste lid onder d en e.

Naarmate de toepassing meer afwijkt van de standaard toepassing, zal meer gebruikt gemaakt worden van het vier-stappen-plan, en in mindere mate van de checklists. Als de toepassing in sterke mate afwijkt van de standaard toepassingen dan wordt de afwijkende toepassing voornamelijk beoordeeld aan de hand van het vier-stappen-plan. De checklist wordt dan slechts beperkt gebruikt.

Overzicht van beschreven standaard toepassingen

De volgende standaard toepassingen (1 t/m 7) voor categorie 2-bouwstoffen zijn in de richtlijn beschreven:

  • 1: toepassing in wegfunderingen of onder verhard terrein;

  • 2: toepassing in alleen de belastingspreidende laag of in de wegfundering in combinatie met de belastingspreidende laag;

  • 3: toepassing in wegfunderingen in combinatie met toepassing in de constructieve ophoging/aanvulling;

  • 4: toepassing in de belastingspreidende laag en de constructieve ophoging/aanvulling al dan niet in combinatie met toepassing in de wegfundering;

  • 5: toepassing in alleen de constructieve ophoging/aanvulling;

  • 6: toepassing in alleen de niet-constructieve ophoging/aanvulling.

  • 7: toepassing in een constructieve ophoging onder spoorwegen;

Voor de bijzondere categorie-bouwstoffen zijn de volgende standaard toepassingen (8 t/m 12) beschreven:

AVI-bodemas 1:

  • 8: in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling;

  • 9: in een niet-constructieve ophoging of aanvulling;

  • 10: in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling waarbij de isolerende kunststoffolie is doorgetrokken tot de wegverharding;

  • 11: in een belastingspreidende laag en een constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met toepassing in de wegfundering;

teerhoudend asfaltgranulaat 2:

  • 12: toepassing in wegfundering.

Op de volgende pagina zijn de standaard toepassingen afgebeeld in figuur 0.1 voor categorie 2-bouwstoffen en in figuur 0.2 voor de bijzondere categorie-bouwstoffen.

Korte leeswijzer

De potentiële toepasser of ontwerper heeft een constructie voor ogen wanneer een werk moet worden aangelegd. Bij het toepassen van een categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstof zal deze richtlijn moeten worden gebruikt.

In deze richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen toepassingen voor categorie 2-bouwstoffen en toepassingen voor de bijzondere categorie-bouwstoffen AVI-bodemas en teerhoudend asfaltgranulaat.

Als eerst wordt nagegaan in welke mate de beoogde constructie overeenkomt met een constructie in figuur 0.1 voor categorie 2-bouwstoffen of een constructie in figuur 0.2 voor een bijzondere categorie-bouwstof. Dit gaat als volgt.

Zoek in hoofdstuk 6 (voor categorie 2-bouwstoffen) of in hoofdstuk 7 en 8 de constructie die het meeste lijkt op de beoogde constructie. In de betreffende paragraaf van deze hoofdstukken wordt voor de isolatie-elementen verwezen naar één of meer paragrafen in hoofdstuk 9, waar deze elementen beschreven staan. Bij meerdere alternatieven ligt de keuze bij de ontwerper of opdrachtgever.

Met behulp van de checklist in bijlage 1 voor de betreffende constructie kan worden vastgesteld of de constructie in ontwerp voldoet aan de eisen aan een standaard toepassing. Indien in deze checklist alle vragen met “ja” zijn beantwoord, wordt de constructie als standaard toepassing gezien. Indien één of meerdere malen “nee” is geantwoord, betreft het een “niet-standaard toepassing”. Hoe hiermee wordt omgegaan is beschreven in hoofdstuk 2.

Wanneer de beoogde constructie sterk lijkt op meer dan één constructie uit figuur 0.1 of 0.2 dan ligt de keuze bij de ontwerper of opdrachtgever.

Bijlage 34800.png
Figuur 01: De standaard toepassingen voor categorie 2-bouwstoffen
Bijlage 34801.png
Figuur 0.2: De standaard toepassingen voor de bijzondere categorieën bouwstoffen

1. GEBRUIK VAN DE RICHTLIJN

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

1.1. Hoofddoel van isolerende voorzieningen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Het Bouwstoffenbesluit maakt onderscheid in een aantal bouwstoffen:

grond:

grond in de zin van het Bouwstoffenbesluit is een bouwstof die van nature in de Nederlandse bodem kan voorkomen. Grond die voldoet aan de streefwaarden bodem kan zonder voorwaarden worden toegepast. Grond die daar niet aan voldoet wordt aan zowel samenstellings- als immissie-eisen getoetst en kan dan in categorie 1 of 2 vallen. Indien niet voldaan wordt aan de samenstellings- of immissie-eisen, mag de bouwstof niet worden toegepast.

categorie 1 bouwstoffen:

deze bouwstoffen voldoen aan de samenstellingseisen en zonder isolerende maatregelen aan de immissie-eisen uit het Bouwstoffenbesluit. Deze categorie bouwstoffen kan zonder isolerende voorzieningen worden toegepast.

categorie 2-bouwstoffen:

deze bouwstoffen voldoen aan de samenstellingseisen en met isolerende maatregelen aan de immissie-eisen uit het Bouwstoffenbesluit. Deze bouwstoffen mogen niet zonder isolerende voorzieningen worden toegepast aangezien dan de marginale bodembelasting wordt overschreden.

bijzondere categorie-bouwstoffen:

dit zijn teerhoudend asfaltgranulaat en het gedeelte van AVI-bodemas dat niet in categorie 2 valt. Deze stoffen overschrijden de immissie-eisen en/of samenstellingseisen uit het Bouwstoffenbesluit. Daarom wordt de toepassing voor deze stoffen in de richtlijn afzonderlijk beschreven.

Voor de categorie 2-bouwstoffen en bijzondere categorie-bouwstoffen zijn dus isolerende maatregelen nodig die zorgen dat nagenoeg geen contact mogelijk is met grondwater of hemelwater en dat de terugnameplicht voor deze maatregelen te zijner tijd ook kan worden nagekomen.

Deze richtlijn beschrijft voor de meest voorkomende toepassingen van bouwstoffen op de landbodem de isolerende voorzieningen die nodig zijn om te bereiken dat er blijvend nagenoeg geen contact met hemelwater zal zijn.

Voor de overige eisen die worden gesteld aan de toepassing van bouwstoffen wordt verwezen naar het Bouwstoffenbesluit en daarbij behorende Uitvoeringsregeling.

1.2. Doel en systematiek van de richtlijn

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Doel

Deze richtlijn beoogt toepassing van categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen in de meest voorkomende civieltechnische werken eenduidig mogelijk te maken.

Constructie-onderdelen als standaard toepassingen

Civiel-technische werken, wegenbouwkundige werken en grondwerken bestaan uit constructie-onderdelen (zie figuur 1.1 en 5.1 en paragraaf 5.2). In deze constructie-onderdelen kunnen categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen toegepast worden.

Bijlage 34802.png
Figuur 1.1: Constructieonderdelen wegenbouwkundige – en grondwerken

Voor een aantal (combinaties van) constructie-onderdelen zijn in deze richtlijn isolerende voorzieningen beschreven zodat de bouwstof blijvend nagenoeg geen contact heeft met regenwater. Deze (combinaties van) constructie-onderdelen met hun isolerende voorzieningen worden standaard toepassingen genoemd.

De achtergronden van de keuze voor de betreffende (combinaties van) constructie-onderdelen die als standaard toepassing worden uitgewerkt, zijn in hoofdstuk 5 van deze richtlijn opgenomen.

Standaard toepassingen en isolerende voorzieningen

Alle standaard toepassingen kennen isolerende voorzieningen. Deze isolerende voorzieningen zijn voor vele standaard toepassingen vaak samengesteld uit met elkaar overeenkomende constructies.

Deze constructies kunnen dus in meerdere standaard toepassingen aanwezig zijn. Deze overeenkomende constructies worden isolatie-elementen genoemd.

Een isolerende constructie bestaat veelal uit een aantal isolatie-elementen zoals bijvoorbeeld doorvoeringen of een isolerende laag van kunststof-folie, die voor vele toepassingen gelijk zijn.

In de systematiek van deze richtlijn worden daarom de standaard toepassingen samengesteld uit één of meerdere isolatie-elementen (zie figuur 1.2).

In de volgende figuur is het principe van opbouw van standaard toepassingen met behulp van isolatie-elementen visueel weergegeven.

Standaard toepas-

sing

Isolatie-elementen

1

2

3

4

I

x

x

 

x

II

 

x

x

 

III

x

   

x

Figuur 1.2: Samenstellen van fictieve standaard toepassingen uit isolatie-elementen

Toelichting op figuur 1.2:

Op standaard toepassing I zijn de isolatie-elementen 1, 2 en 4 van toepassing. Isolatie-element 3 komt in deze standaard toepassing niet voor.

Op standaard toepassing II zijn alleen de isolatie-elementen 2 en 3 van toepassing en op standaard toepassing III alleen isolatie-elementen 1 en 4.

Checklist en niet-standaard toepassingen

Om te kunnen beoordelen of een werk een standaard toepassing is, zijn in bijlage 1 van deze richtlijn checklists opgenomen. Voor elke standaard toepassing is een checklist opgesteld.

Een standaard toepassing voldoet aan alle in de checklist opgenomen aspecten. Dan betreft het een werk dat voldoet aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit. Een dergelijk werk kan na een melding aan het bevoegd gezag worden aangelegd.

De aspecten van de checklist waaraan een standaard toepassing moet voldoen, worden in deze richtlijn “items” genoemd.

Als een werk niet overeenkomt met alle items van de checklist, dan is het niet zeker of het werk voldoet aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit. Een nadere beoordeling is noodzakelijk.

Deze nadere beoordeling wordt door een deskundig bedrijf 3 aan de hand van de stand der techniek uitgevoerd. Als het deskundig bedrijf concludeert dat met de beoogde isolerende voorzieningen ten minste in gelijke mate als bij een standaard toepassing wordt bereikt dat de categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof nagenoeg geen contact met hemelwater heeft, dan is aanleg van het werk mogelijk. Dit wordt dan een niet-standaard toepassing genoemd.

De conclusie kan ook zijn dat onvoldoende bescherming aan de bodem wordt geboden. Het werk mag dan niet worden uitgevoerd.

Deze beoordelingsprocedure is in hoofdstuk 2 van deze richtlijn nader beschreven.

In figuur 1.3 is de systematiek van de richtlijn voor standaard toepassingen gevisualiseerd.

Bijlage 34803.png
Figuur 1.3: Systematie van de richtlijn voor standaard toepassingen

1.3. Opbouw van de richtlijn

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De beschreven systematiek is terug te vinden in de opzet van deze richtlijn.

Hoofdstuk 2 licht de procedure toe waarmee wordt vastgesteld of het een standaard toepassing betreft of niet. Bovendien wordt aangegeven hoe gehandeld moet worden bij een niet-standaard toepassing.

Hoofdstuk 3 beschrijft de achterliggende filosofie voor het opstellen van de maatregelen om contact van hemelwater met de categorie 2-bouwstof en de bijzondere categorie-bouwstof nagenoeg uit te sluiten.

Hoofdstuk 4 noemt de algemene kwaliteitseisen waaraan alle toepassingen, dus zowel standaard als niet-standaard, moeten voldoen (zie ook de Uitvoeringsregeling).

Hoofdstuk 5 geeft aan waarom bepaalde (combinaties van) constructieonderdelen tot standaard toepassingen zijn uitgewerkt.

De hoofdstukken 6, 7 en 8 beschrijven de standaard toepassingen voor respectievelijk categorie 2-bouwstoffen, de bijzondere categorie AVI-bodemas en de bijzondere categorie teerhoudend asfaltgranulaat. In hoofdstuk 9 zijn de isolatie-elementen beschreven.

De richtlijn kent twee bijlagen.

Bijlage 1 bevat alle checklists voor de standaard toepassingen. In bijlage 2 zijn begrippen en definities opgenomen.

2. PROCEDURE

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

2.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Als een opdrachtgever categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorieën bouwstoffen AVI-bodemas of teerhoudend asfaltgranulaat wil toepassen in een werk, moet door de opdrachtgever een procedure worden gevolgd. In het onderstaande schema is de opzet van deze procedure weergegeven.

Bijlage 34804.png
Figuur 2.1: Schema van de procedure

De procedure geldt zowel voor het toepassen van categorie 2-bouwstoffen als voor het toepassen van de bijzondere categorie-bouwstoffen.

De gehele procedure bestaat uit drie stappen:

  • 1. Beoordeling van een toepassing door de opdrachtgever aan de hand van de checklists. Als een toepassing volledig aan een checklist voldoet, wordt dit door de opdrachtgever gemeld aan het bevoegd gezag. Toepassing kan volgens de richtlijn plaatsvinden.

  • 2. Beslissing of een deskundig bedrijf wordt ingehuurd. Als een toepassing niet volledig voldoet aan één van de checklists, moet door de opdrachtgever besloten worden om een deskundig bedrijf in te huren, anders kan toepassing niet plaatsvinden. Een deskundig bedrijf is een bedrijf dat de kennis en ervaring bezit om niet-standaard toepassingen te kunnen beoordelen. De gelijkwaardigheid van een niet-standaard toepassing moet worden beoordeeld conform het Toetsingskader IBC-maatregelen publicatie CROW-144.

  • 3. Onderbouwing van niet-standaard toepassing met een rapport van een deskundig bedrijf. Een niet-standaard constructie wordt onderbouwd met een rapport dat is opgesteld door een deskundig bedrijf. Als in het rapport is aangetoond dat constructie, onderhoud en inspectie ten minste gelijkwaardig (zie paragraaf 2.2) zijn aan de isolatie-elementen van de standaard toepassing, wordt dit door de opdrachtgever gemeld aan het bevoegd gezag. De toepassing kan worden uitgevoerd.

In respectievelijk de paragrafen 2.2, 2.3 en 2.4 van dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van deze procedure nader toegelicht.

Standaard- en niet-standaard toepassingen

In deze richtlijn zijn standaard toepassingen beschreven. Deze beschrijving van standaard toepassingen heeft een tweeledig doel.

Ten eerste om de potentiële toepassers van de bouwstoffen behulpzaam te zijn bij het ontwerp van de isolerende constructie. Immers, voor een aantal isolatie-elementen zijn complete isolerende constructies in deze richtlijn opgenomen. Deze zijn verwerkt in de standaard toepassingen.

Ten tweede om als referentie te dienen als men bouwstoffen wil toepassen in constructies die niet in deze richtlijn zijn beschreven. Dit betreft de niet-standaard toepassingen.

Er wordt dus een tweedeling gemaakt: standaard toepassingen en niet-standaard toepassingen.

Zowel de standaard als de niet-standaard toepassingen moeten voldoen aan de algemene kwaliteitseisen zoals die verwoord zijn in hoofdstuk 4 van deze richtlijn.

Stand der techniek

Voor niet-standaard toepassingen moet worden aangetoond dat ze ten minste gelijkwaardig zijn aan de standaard toepassingen. Daarbij wordt aangesloten bij de stand der techniek.

Stand der techniek is in dit kader:

  • -

    Algemeen aanvaarde en beproefde bouwcriteria (zowel civieltechnisch als milieuhygiënisch);

  • -

    Aantoonbare praktijkervaring met het type bouwwerk of met onderdelen van het bouwwerk;

  • -

    Onderzoeksresultaten van nieuwe materialen, constructies of technieken dienen:

    • -

      geen voor de beoordeling te grote kennisleemten te bevatten;

    • -

      op een relatief eenvoudige wijze toegankelijk te zijn door middel van documenten waarin de relevante informatie is opgenomen. De techniek dient te zijn afgestemd op de Nederlandse omstandigheden. De documenten dienen bij voorkeur in de Nederlandse taal te zijn geschreven;

    • -

      onderzoeksresultaten dienen inzichtelijk te zijn en reproduceerbaar door Nederlandse deskundigen;

  • -

    Toepassing van nieuwe materialen, constructies of technieken dient zo mogelijk via kwaliteitsborging van ontwerp en uitvoering te geschieden. Op de materialen is kwaliteitsborging van toepassing.

2.2. Stap 1: Beoordeling van standaard toepassingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Beoordeling van standaard toepassingen gebeurt met de checklists die in bijlage 1 zijn opgenomen. Voor elke standaard toepassing is een checklist opgenomen. Aan de hand van het ontwerp van een werk wordt voor de verschillende items van de checklist aangegeven of het ontwerp van het werk overeenstemt met de vereisten van de checklist.

De checklist is onderverdeeld in drie onderwerpen (zie voor onderbouwing van deze driedeling hoofdstuk 3):

Constructie: door middel van een constructie wordt de bouwstof geïsoleerd zodat deze bouwstof nagenoeg geen contact met hemelwater heeft. De constructie bestaat uit isolerende materialen en eventueel aangevuld met beheersmaatregelen.

Inspectie: de werking van de constructie, en daarmee van de isolatie, wordt periodiek gecontroleerd.

Onderhoud: de constructie moet worden onderhouden zodat de isolerende werking in stand blijft. Dit kan periodiek schoonmaken betekenen, maar ook het vervangen en/of repareren van delen van de constructie.

Om als standaard toepassing aangemerkt te worden moet voor alle items van alle onderwerpen van de checklist een “ja” worden aangegeven, tenzij een bepaald constructie-onderdeel niet van toepassing is. Als voor één of meerdere items een “nee” wordt ingevuld, betreft het een niet-standaard toepassing. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het juist invullen van de checklist.

Wanneer een toepassing een standaard toepassing blijkt, doordat alle items van één van de checklists met “ja” zijn beantwoord, wordt dit door de opdrachtgever gemeld aan het bevoegd gezag met daarbij de ingevulde checklist. Vervolgens kan de toepassing worden uitgevoerd volgens de richtlijn.

2.3. Stap 2: Inschakelen deskundig bedrijf?

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Indien blijkt dat een toepassing niet-standaard is, wordt door de opdrachtgever besloten of een deskundig bedrijf wordt ingeschakeld. Indien het deskundig bedrijf niet wordt ingeschakeld, kan de betreffende toepassing geen doorgang vinden.

Een alternatieve mogelijkheid is om de constructie zodanig aan te passen dat de constructie wel standaard wordt, zodat het deskundig bedrijf niet behoeft te worden ingeschakeld.

2.4. Stap 3: Beoordeling van niet-standaard toepassingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Een deskundig bedrijf voert de beoordeling uit teneinde vast te stellen of de niet-standaard toepassing ten minste gelijkwaardig is aan een standaard toepassing en brengt hierover advies uit aan de opdrachtgever opdrachtgever. Voor drie kenmerkende gevallen wordt nu toegelicht hoe de beoordeling wordt uitgevoerd.

Geval 1: In het eenvoudigste geval wijkt slechts één van de isolatie-elementen af van een van de standaard toepassingen. Het deskundig bedrijf beoordeelt met behulp van het vier-stappenplan (zie paragraaf 3.2) of de afwijking gelijkwaardig is met de standaard-toepassing, of misschien zelfs beter. Deze vier stappen zijn:

  • 1. Tegengaan van infiltratie;

  • 2. Analyseren van bedreigingen voor de isolerende constructie;

  • 3. Compenserende/aanvullende voorzieningen/maatregelen;

  • 4. Controle en onderhoud.

    Indien het samenstel van voorzieningen ten minste gelijkwaardig met één van de standaard toepassingen is, kan het werk worden gerealiseerd. Er is in dit geval dus nauw aangesloten bij één van de in de richtlijn beschreven standaard toepassingen.

Geval 2: Het wordt lastiger naarmate de afwijkingen van de standaard toepassingen talrijker zijn. In steeds mindere mate kan worden aangesloten bij de in de richtlijn beschreven isolatie-elementen. In toenemende mate zal het deskundig bedrijf bij het beoordelen van de niet-standaard toepassing gebruik maken van de vier stappen die in paragraaf 3.2 van deze richtlijn zijn aangegeven.

Voor de analyse van bedreigingen moet minimaal op de bedreigingen die in paragraaf 3.3 zijn onderscheiden, worden getoetst.

Geval 3: Als een toepassing geen of vrijwel geen overeenkomsten heeft met de isolatie-elementen van de standaard toepassingen, dan kan de beoordeling uitsluitend plaats vinden aan de hand van de genoemde vier stappen. Dit geval kan zich voordoen als bijvoorbeeld de bouwstoffen worden toegepast in een ander constructie-onderdeel van een werk dan in deze richtlijn is beschreven.

In alle drie de gevallen wordt door het deskundig bedrijf een rapport opgesteld waarin de uitgevoerde beoordeling wordt beschreven en het eindoordeel wordt gemotiveerd. Het eindoordeel is gebaseerd op het gebruik van de checklists en het vier-stappen-plan voor de verschillende isolatie-elementen én op een beoordeling van de constructie als geheel. De constructie als geheel moet ook ten minste gelijkwaardig zijn aan één van de standaard toepassingen.

Bovenstaande drie gevallen geven aan dat naarmate een toepassing meer afwijkt van de standaard toepassing, de checklists steeds minder gebruikt kunnen worden. In toenemende mate zal toetsing van gelijkwaardigheid dan plaats vinden aan de hand van het vier-stappen-plan (paragraaf 3.2) en de algemene kwaliteitseisen (hoofdstuk 4).

In figuur 2.2 is deze werkwijze gevisualiseerd aan de hand van de drie beschreven gevallen.

Bijlage 34805.png
Figuur 2.2: Beoordeling van standaard toepassingen en niet-standaard toepassingen

3. ACHTERGRONDEN VOOR OPZET VAN STANDAARD TOEPASSINGEN

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

3.1. Isoleren, beheersen en controleren

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Bodembeschermingsbeleid

Toepassen van een categorie 2-bouwstof mag niet leiden tot een overschrijding van de marginale bodembelasting (Aalbers et al., 1993). Om dit te voorkomen wordt de betreffende bouwstof onder IBC-omstandigheden toegepast. IBC is een afkorting en staat voor:

I

isoleren: dit houdt in dat door middel van een isolerende constructie wordt bereikt dat de categorie 2-bouwstof nagenoeg geen contact met hemelwater heeft.

B

beheersen: omstandigheden die de isolerende werking nadelig kunnen beïnvloeden moeten worden tegengegaan.

C

controleren: om inzicht te hebben in de werking van de isolatie is controle noodzakelijk.

Het begrip “IBC” wordt bij de bodemsanering toegepast, bij het storten van afvalstoffen en bij andere bodembedreigende activiteiten. Het is een belangrijke bouwsteen voor het bodembeschermingsbeleid.

Vertaalslag van IBC naar de praktijk van het besluit

Deze IBC-opzet is in essentie ook geldig voor toepassingen waarin categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen worden gebruikt. In de toepassingen zoals in hoofdstuk 5 onderscheiden, zijn isolerende constructies (I) en beheersmaatregelen (B) veelal sterk aan elkaar gekoppeld. Ook beheersmaatregelen (B) en controlemaatregelen (C) zijn voor deze toepassingen vaak van elkaar afhankelijk.

Het is mogelijk om op basis van de IBC-opzet een indeling te maken die goed aansluit bij de gangbare bouwpraktijk en bij de IBC-opzet. Dit is de volgende indeling:

Constructie: door middel van een constructie wordt de bouwstof geïsoleerd zodat deze bouwstof nagenoeg geen contact met hemelwater heeft. De constructie bestaat uit isolerende materialen en wordt eventueel aangevuld met beheersmaatregelen.

Inspectie: de werking van de constructie, en daarmee van de isolatie, wordt periodiek gecontroleerd.

Onderhoud: de constructie moet worden onderhouden zodat de isolerende werking in stand blijft. Dit kan periodiek reinigen betekenen, maar ook het vervangen en/of repareren van delen van de constructie.

De isolerende werking moet te allen tijde in stand worden gehouden. De constructie moet dus in stand blijven. Dit moet in het ontwerp van het werk worden meegenomen.

In de gebruiksfase van het werk moet de isolerende constructie ook goed blijven werken. Onderhoud is daarvoor noodzakelijk. Normaal gesproken zullen voor werken onderhoudsprogramma's worden opgesteld. Zo'n onderhoudsprogramma kan bij toepassing van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen, worden uitgebreid met het noodzakelijke onderhoud voor de isolerende constructie.

Informatie over de werking van de isolerende constructie wordt verkregen door inspectie. Als de isolerende constructie zichtbaar is, is directe inspectie (visueel) mogelijk. Indirecte inspectie is noodzakelijk als de constructie niet zichtbaar is. Op basis van de ontworpen isolerende constructie kan een programma voor inspectie worden opgesteld.

Het gebruik van de driedeling in constructie, onderhoud en inspectie heeft voor de toepasser van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen drie consequenties:

Constructie: afstemmen van het ontwerp van het werk en de isolerende constructie.

Inspectie: aanvullen van het inspectieplan met inspectie van de isolerende constructie.

Onderhoud: aanvullen van het onderhoudsplan met onderhoud van de isolerende constructie.

De combinatie van constructie, inspectie en onderhoud waarborgt een goed werkend pakket van isolerende voorzieningen en maatregelen. Daarmee wordt bereikt dat de bouwstof nagenoeg geen contact heeft met hemelwater gedurende de levensduur van het werk.

3.2 . Stappenplan voor het ontwikkelen van een IBC-pakket

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Het uitgangspunt voor het toepassen van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen in werken is dat er nagenoeg geen contact is met hemelwater. Het belangrijkste medium voor transport van verontreinigende stoffen is water. Een IBC-pakket moet erop gericht zijn dit transportproces zoveel mogelijk uit te sluiten, en om risico's voor het niet of niet goed functioneren van de IBC-pakketten te minimaliseren. Voor het beoordelen of ontwikkelen van IBC-pakketten moet onderstaand vierstappen-plan worden doorlopen:

1:

Tegengaan van infiltratie: zoals gesteld is water c.q. vocht het belangrijkste medium voor transport van verontreinigende stoffen. Een IBC-pakket moet infiltratie beperken.

Het is mogelijk om voor de isolerende voorziening gebruik te maken van constructie-onderdelen van het werk, waarbij in het bijzonder gedacht wordt aan verhardingen van wegen. Wanneer zo'n constructie-onderdeel niet aanwezig is of niet voldoende isoleert, kan een aanvullende isolerende laag worden aangebracht.

2:

Analyseren van bedreigingen: indien een isolerende laag moet worden aangebracht, zal geanalyseerd moeten worden hoe de werking van de isolerende constructie tijdens aanleg of gebruik van het werk bedreigd kan worden.

3:

Compenserende/aanvullende voorzieningen/maatregelen: indien bij aanleg of gebruik van het werk risico's voor de werking van de isolerende constructie aanwezig kunnen zijn, dienen hiervoor compenserende of aanvullende voorzieningen of maatregelen genomen te worden.

4:

Inspectie en onderhoud: de werking van de isolerende constructie moet geïnspecteerd worden. Eventueel noodzakelijk onderhoud moet worden uitgevoerd. De combinatie van inspectie en onderhoud moet de werking van de isolerende constructie en de hoogteligging van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen van 0,5 meter boven de GHG waarborgen. Aan de hand van de inspectie kunnen indien noodzakelijk maatregelen worden getroffen. 4

Bijlage 34806.png
Figuur 3.1: Samenhang tussen de vier stappen en constructie, onderhoud en inspectie

De eerste drie stappen van dit vier-stappen-plan hebben tot doel een isolerende constructie te ontwerpen die aansluit bij de eigenschappen van het werk. In de vierde stap worden, op basis van het ontwerp, een onderhoudsplan en een inspectieplan opgesteld. In de bovenstaande figuur is deze samenhang gevisualiseerd.

3.3. Potentiële bedreigingen van een isolerende voorziening

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In stap 2 van het vier-stappen-plan is aangegeven dat onderzocht moet worden welke bedreigingen bestaan voor de isolerende werking van de constructie.

Bijlage 34807.png
Figuur 3.2: Aaangrijpingspunten voor bedreigingen in een doorsnede door een fictief werk

Bovenstaand is in figuur 3.2 in een doorsnede door een fictief werk een overzicht gegeven van omstandigheden die een bedreiging voor isolerende voorzieningen kunnen vormen en waar de bedreigingen “aangrijpingspunten” kunnen vinden.

Per toepassing zal in de praktijk beoordeeld moeten worden of dit reële bedreigingen zijn. Opgemerkt moet worden dat onderstaand overzicht met bedreigingen voor niet genoemde toepassingen, niet volledig hoeft te zijn. Het is dan wèl noodzakelijk alle genoemde bedreigingen in de beoordeling te betrekken.

In het navolgende wordt een toelichting gegeven op elk van de bedreigingen die in figuur 3.2 zijn aangegeven.

Bedreigingen

Onderhoud

Regulier onderhoud, of vervanging van onderdelen aan een werk moet niet leiden tot beschadiging van (onderdelen van) de isolerende constructie.

Gebruik van het werk

Ten gevolge van het gebruik van het werk, mag de werking van de isolerende constructie niet in het geding komen. Bijvoorbeeld trillingen ten gevolge van verkeer mogen dus niet leiden tot verminderde stabiliteit van (delen van) het werk. Ook zal bijvoorbeeld een isolerende constructie bestand moeten zijn tegen pekel die bij gladheidsbestrijding wordt gebruikt. Indien een randafdichting van een weg geïsoleerd wordt met een isolerend materiaal, vormt het verkeer op de weg een belangrijke bedreiging indien dit gebruik maakt van de wegberm. Vooraf moet worden ingeschat hoe groot deze bedreiging is en welke compenserende maatregelen kunnen worden genomen (keuze van isolatiemethode, materiaal en uitvoering).

Doorworteling/ondergraving

Beiden kunnen leiden tot beschadiging van de isolerende constructie.

Talud

Het talud, indien aanwezig, zal een dusdanige helling moeten hebben dat onderhoud en inspectie goed mogelijk zijn. Onvoldoende onderhoud en inspectie vormen op termijn een bedreiging voor de gehele constructie en dus ook voor de isolerende constructie. Er moet worden aangesloten bij de gangbare bouwpraktijk.

Wegmeubilair

De aanwezigheid van de isolerende constructie moet worden afgestemd op de aanwezigheid van regulier wegmeubilair, zoals lantaarnpalen, geleiderails, verkeerslichten, bewegwijzering, praatpalen, etc. Tot wegmeubilair moet ook eventuele bekabeling gerekend worden. Het reguliere onderhoud aan wegmeubilair, waartoe ook vervanging kan horen, moet mogelijk zijn zonder beschadiging van de isolerende constructie. Zo niet, dan moet onmiddellijk herstel plaatsvinden. Doorvoeringen door de isolerende constructie moeten (zoveel mogelijk) worden uitgesloten.

Detailconstructies

Met detailconstructies en met de materialen die daarvoor worden gebruikt, moet voldoende kennis en/of ervaring aanwezig zijn teneinde de werking op termijn met voldoende zekerheid te kunnen inschatten.

Stabiliteit van het werk

Het werk moet voldoende stabiliteit hebben. Aansluiting bij de gangbare bouwpraktijk biedt hiervoor voldoende waarborgen.

Verharding

De isolerende werking van een verharding moet voldoende zijn indien de verharding als (onderdeel van) een isolerende constructie dienst doet. Tevens moet de verharding eventuele te verwachten zettingsverschillen kunnen volgen.

Indien noodzakelijk moet het vervangen van de verharding mogelijk zijn zonder dat dit risico's voor het milieu zal betekenen.

Randafwerking verharding/isolerende constructie

De verharding c.q. isolerende constructie dient aan de randen zodanig te zijn afgewerkt dat hier geen water naar de categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof kan toetreden.

Vorstschade

Schade aan afdichtende constructies door vries-dooi-processen moet worden voorkomen. Een voldoende dikke afdekkende laag kan dit bewerkstelligen. Indien de verharding als isolerende constructie dienst doet, is aansluiting bij de gangbare bouwpraktijk afdoende.

Onvoldoende stabiliteit op isolerende laag

Toepassen van isolerende lagen in een werk, mag niet leiden tot een te geringe stabiliteit van (delen van) de constructie.

Drainage van de isolerende constructie

Waterdruk op de isolerende constructie moet zoveel mogelijk worden tegengegaan. Daaraan kan tegemoet worden gekomen door de isolerende constructie onder afschot aan te brengen en er direct boven een drainerende laag aan te brengen teneinde voldoende afvoer te waarborgen.

De drainerende laag is uiteraard niet mogelijk als de wegverharding dienst doet als isolerende constructie.

Isolerende laag

De eigenschappen van de isolerende constructie moeten in voldoende mate bekend zijn. Met name het lange termijn gedrag is daarbij relevant.

Chemisch gedrag categorie 2-bouwstoffen en bijzondere categorieën bouwstoffen

De categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorieën bouwstoffen, die worden toegepast in een werk, moeten chemisch zodanig stabiel zijn, dat geen chemische reacties plaatsvinden die de werking van de isolerende constructie aantasten. Ook mogen geen andere stoffen of omstandigheden ontstaan die de (kans op) immissie van verontreinigende stoffen in de bodem kunnen doen toenemen.

Capillair gedrag

Door de aanwezigheid van vocht kunnen transportprocessen van verontreinigende stoffen op gang komen. Via capillaire processen kan vocht uit de ondergrond toetreden tot een categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof. De bouwmaterialen moeten zodanig worden gekozen dat de invloed van dergelijke processen verwaarloosbaar is.

Grondwaterregime

Een belangrijke eis uit het Bouwstoffenbesluit is dat de categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen ten minste 0,5 meter boven GHG moeten worden toegepast. Het grondwaterregime is daarbij één van de factoren die in de hoogteligging ten opzichte van GHG een rol spelen. Dit wordt gewaarborgd door aan te sluiten bij de meetmethode die hiervoor is ontwikkeld.

Zetting van de ondergrond en klink van bouwmaterialen

Zetting van de ondergrond kan aanleiding zijn voor zettingsverschillen. Zettingsverschillen kunnen onderdelen van het werk, met name de isolerende laag, zodanig zwaar belasten dat ze falen.

Zettingen behoeven niet alleen te ontstaan ten gevolge van zetting van de ondergrond maar kunnen ook ontstaan door klink van bouwmaterialen.

Voor de isolerende laag is het netto zettingsverschil ter hoogte van de isolerende constructie (zetting ondergrond + klink bouwstof) maatgevend. De eigenschappen van de isolerende laag bepalen in welke mate zettingsverschillen gevolgd kunnen worden.

Onvoldoende kennis van ondergrond en bouwmaterialen is daarmee een bedreiging voor de isolerende voorziening.

Draagvermogen ondergrond

De ondergrond moet voldoende draagvermogen hebben teneinde de stabiliteit van het gehele werk te waarborgen gedurende de verwachte levensduur van het werk.

Veroudering van materialen

Isolatiematerialen kunnen na verloop van tijd qua eigenschappen veranderen. Te denken valt bijvoorbeeld aan veroudering onder invloed van zonlicht. Indien over het lange termijn gedrag van isolatiematerialen weinig bekend is, is dit een potentiële bedreiging voor het functioneren van een isolerende voorziening.

Constructie

De constructie moet de krachten als een monoliet kunnen opvangen. Dit geldt vooral voor de schone-schouderconstructie: de schouder moet blijvend een geheel vormen met het teerhoudende materiaal om scheurvorming in het bovenliggende asfalt te voorkomen.

Fysisch gedrag

In cementgebonden teerhoudend asfaltgranulaat kunnen beperkt scheuren ontstaan onder invloed van krimp en temperatuur. De isolerende voorzieningen moeten bestand zijn tegen deze scheurvorming.

4. ALGEMENE KWALITEITSEISEN VOOR IBC-MAATREGELEN

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

4.1. Eisen aan het gehele werk

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In de volgende paragrafen zijn eisen weergegeven die gesteld worden aan het werk (standaard toepassing èn niet-standaard toepassing) en de IBC-maatregelen. Deze eisen zijn geformuleerd met als achterliggende gedachte dat voor het gehele werk (inclusief het IBC-gedeelte) geldt dat:

1:

milieuhygiënisch verantwoorde toepassing c.q. hergebruik van categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen plaatsvindt waarbij nagenoeg geen contact met hemelwater optreedt;

2:

het ontwerp en de aanleg daarvan zijn conform de stand der techniek. Gangbare constructies worden toegepast. Er worden materialen gebruikt waarvan met de aanleg en het gebruik voldoende ervaring is opgedaan;

3:

de aanleg met behulp van gangbare en beproefde bouwtechnieken conform de stand der techniek wordt uitgevoerd;

4:

het werk zoveel mogelijk volgens de standaard RAW-bepalingen (CROW, 1990) wordt uitgevoerd.

De bovenstaande eisen waarborgen dat toepassing in een werk technisch goed uitvoerbaar zal zijn. Bij deze uitvoerbaarheid moet tevens aan de gestelde milieuhygiënische randvoorwaarden worden voldaan.

4.2. Eisen ten aanzien van isolerende constructies

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De hierna beschreven kwaliteitseisen gelden voor IBC-voorzieningen voor de toepassing van categorie 2-bouwstoffen en voor de bijzondere categorie-bouwstoffen. Bij elke eis is een toelichting gegeven.

4.2.1. Isolatie ten opzichte van het grondwater

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de toepassing wordt zodanig uitgevoerd dat de onderkant van de categorie 2-bouwstof en de bijzondere categorie-bouwstoffen ten minste 0,5 meter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is gelegen. Hierbij wordt rekening gehouden met te verwachten ontwikkelingen in het grondwaterregime en met effecten van zetting, klink of met andere effecten die deze hoogteligging kunnen beinvloeden.

toelichting

Met deze eis, die in de Uitvoeringsregeling nader is uitgewerkt, wordt invulling gegeven aan de eis in het Bouwstoffenbesluit dat er “nagenoeg geen contact met grondwater” mag zijn. Hiermee wordt gewaarborgd geacht dat de bouwstof droog wordt geborgen. Het is daarbij belangrijk dat ook op termijn aan de droogleggingseis wordt voldaan. Vandaar dat wordt verlangd rekening te houden met het grondwaterregime, zetting en eventuele andere invloeden die van invloed kunnen zijn op de isolatie ten opzichte van het grondwater.

4.2.2. Isolatie ten opzichte van hemelwater

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de afdichtende constructie wordt dusdanig ontworpen en uitgevoerd dat is gewaarborgd dat er nagenoeg geen contact is tussen bouwstof en hemelwater.

toelichting

Dit doelvoorschrift geeft het algemene doel aan waar een isolerende constructie in het kader van het besluit aan moet voldoen. Uitgangspunt daarbij is dat infiltratie van (regen) water in de bouwstof volgens de stand der techniek zo gering mogelijk moet zijn.

4.2.3. Duurzaamheid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: zowel de totale constructie (werk inclusief IBC-voorzieningen) als alle te gebruiken materialen zijn zowel chemisch, biologisch als mechanisch geschikt in de zin dat de isolerende werking gedurende ten minste de verwachte levensduur van het werk gewaarborgd is. De waarborging heeft betrekking op de chemische stabiliteit van de materialen, de mechanische stabiliteit tijdens aanleg en gebruik van het werk, eventuele thermische belasting en de voor het werk onderkende reële bedreigingen.

toelichting

Het voorschrift geeft aan dat de isolerende constructie met dusdanige materialen uitgevoerd moet worden, dat in ieder geval tijdens de redelijkerwijs te verwachten levensduur van het bouwwerk, geen falen optreedt. De levensduur van een bouwwerk is per standaard toepassing verschillend.

Om aan de duurzaamheidseis te voldoen is het noodzakelijk de verschillende bedreigingen voor een werk (inclusief IBC-voorzieningen) te bezien. Mogelijke bedreigingen zijn in hoofdstuk 3 weergegeven.

4.2.4. Kwaliteitsborging

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de isolerende constructie wordt aangelegd door een daartoe ter zake kundig bedrijf dat tijdens de aanleg bij voorkeur een kwaliteitsborgingsplan hanteert, en zo mogelijk gebruik maakt van gecertificeerde materialen.

toelichting

Om de werking van de constructie te waarborgen, dient de aanleg met zorg te geschieden. Door zoveel mogelijk gecertificeerde materialen toe te passen wordt een verdere kwaliteitsverhoging bevorderd. Daarmee wordt een grotere zekerheid verkregen over de kwaliteit van de constructie. Echter, niet alle toe te passen materialen zullen gecertificeerd zijn. Hieraan wordt tegemoet gekomen door een kwaliteitsborgingsplan voor te stellen bij aanleg. Hierbij kan zoveel mogelijk aangesloten moeten worden bij de huidige systemen van kwaliteitsborging.

4.3. Eisen ten aanzien van beheersmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

4.3.1. Schaalgrootte

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorieën bouwstoffen worden aaneengesloten in een werk toegepast in hoeveelheden van ten minste 1.000 ton in het geval van wegfunderingen en ten minste 10.000 ton voor overige toepassingen.

toelichting

De schaalgrootte eis heeft tot doel de beheersbaarheid van een toepassing te vergroten. Hiermee wordt tegengegaan dat talloze kleine en daardoor relatief moeilijk beheersbare toepassingen van categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen ontstaan.

4.3.2. Terugneembaarheid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de toepassing van bouwstoffen wordt zodanig uitgevoerd dat de categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstof terugneembaar is, waarbij deze bouwstoffen goed herkenbaar zijn ten opzichte van overige aanwezige constructiematerialen en de bodem en vermenging daarmee zoveel mogelijk wordt uitgesloten.

toelichting

Aangezien de toepassing van categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen niet eeuwigdurend is, moet de stof terugneembaar worden verwerkt. Verwijdering is nodig als het werk zijn functie heeft verloren en het niet meer als zodanig wordt onderhouden.

4.3.3. Technische beheersmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: indien noodzakelijk, worden in het werk technische beheersmaatregelen toegepast. Deze technische beheersmaatregelen zijn zodanig ontworpen dat ten minste gedurende de levensduur van het bouwwerk het functioneren van de beheersmaatregelen is gewaarborgd.

toelichting

Voor de definitie van “beheersbaar” wordt verwezen naar bijlage 2 van deze richtlijn. Voor elke toepassing zal ingevuld moeten worden welke technische beheersvoorzieningen in combinatie met organisatie, onderhoud en inspectie noodzakelijk zijn.

De beheersbaarheid moet gedurende de levensduur van het bouwwerk gewaarborgd zijn. Dit is als zodanig verwoord in de eis.

4.3.4. Drainagesystemen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: indien drainagesystemen met buizen noodzakelijk zijn als onderdeel van de isolerende, controle- of beheersvoorzieningen, zijn ze reinigbaar en controleerbaar.

toelichting

Veelal zullen drainagesystemen met buizen niet noodzakelijk zijn bij de beoogde toepassingen van een categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof, maar is een drainerende zandlaag voldoende. De bouwstof moet namelijk zo droog mogelijk worden toegepast. De eis is daarom alleen van toepassing indien drainagevoorzieningen met buizen toch noodzakelijk zijn.

4.3.5. Te verwachten gebruik

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: het gebruik van het werk waar de categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof is toegepast, is dusdanig dat bij het te verwachten gebruik en de te verwachten herstel- en onderhoudswerkzaamheden, geen beschadiging of disfunctioneren van de isolerende constructie en eventuele overige IBC-voorzieningen zal optreden.

toelichting

Hiermee worden beperkingen gesteld aan het gebruik van het werk. Bijvoorbeeld: een ophoging mag niet gebruikt worden als motorcross-terrein. Redelijkerwijs is de kans op beschadiging van de bodembeschermende voorzieningen dan te groot. Voor bijvoorbeeld wegen geldt dat regulier onderhoud, zoals het vervangen van asfalt, geen beschadiging mag opleveren. Kortom, de constructie stelt eisen aan het gebruik maar het gebruik van het werk stelt eveneens eisen aan de constructie.

Deze eis hangt samen met de duurzaamheidseis zoals geformuleerd in paragraaf 4.3.3.

4.4. Eisen ten aanzien van controle en controlemaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

4.4.1. Controle van de isolatie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de isolerende werking van de afdichtende constructie wordt zo mogelijk rechtstreeks gecontroleerd. Indien rechtstreekse controle niet mogelijk is, is indirecte controle nodig.

toelichting

De isolerende constructie is essentieel om contact met hemelwater te minimaliseren. Mogelijkheden tot controle zijn de volgende:

  • -

    Controle kan via kwaliteitsborging vooraf geschieden;

  • -

    De isolerende constructie zelf kan rechtstreeks worden gecontroleerd door bijvoorbeeld visuele waarneming;

  • -

    De isolerende constructie kan indirect worden gecontroleerd door bijvoorbeeld controle van zettingen;

  • -

    Indien de constructie met behulp van bovengenoemde 3 methoden niet adequaat kan worden gecontroleerd, is controle van bodemkwaliteit noodzakelijk.

  • -

    De kwaliteit van de bodem kan worden gecontroleerd via monitoring van parameters. In de praktijk kan dit echter moeilijk te controleren zijn aangezien concentraties in de bodem laag kunnen zijn.

4.4.2. Waarborgen controleerbaarheid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: bij de toepassing van categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen in een werk is een goed uitvoerbaar controleprogramma nodig ter waarborging van de controleerbaarheid van de toepassing.

toelichting

In bijlage 1 wordt een definitie van “controleerbaar” gegeven. Daaruit blijkt dat met name de controle op de werking van de isolerende constructie van belang is.

Een controleprogramma is een zorgvuldig afgestemd geheel van technische voorzieningen èn de uitvoering en interpretatie van controles. Het controleprogramma vult daarmee het controle-aspect zowel procedureel als technisch in (zie ook paragraaf 4.4.3 en 4.4.4).

Per type werk moet vastgesteld worden welke controles met welke frequentie uitgevoerd moeten worden. Eventuele controlevoorzieningen zoals drainages of zakbakens, moeten aangebracht worden.

4.4.3 . Controleprogramma

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: voor controle- en reparatie/onderhoudswerkzaamheden wordt een controleprogramma opgesteld dat invulling geeft aan de vereiste controlewerkzaamheden in de gebruiksfase van het werk. In dit controleprogramma wordt opgenomen in welke situaties maatregelen genomen moeten worden teneinde te bereiken dat de bouwstof nagenoeg geen contact met hemelwater heeft.

toelichting

Het controleprogramma is essentieel. Hierin moet worden aangegeven welke waarnemingen verricht moeten worden, met welke frequentie en hoe om te gaan met de interpretatie van gegevens. In het controleprogramma wordt ingevuld hoe kwaliteitsborging bij aanleg, controle van de afdichting en de bodemkwaliteit samenhangen. Deze samenhang vormt de basis van het controleprogramma.

4.4.4. Controlevoorzieningen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: controlevoorzieningen worden zodanig ontworpen en uitgevoerd dat controle gedurende de levensduur van het werk mogelijk is. Eventuele monstername en metingen worden op een representatieve wijze uitgevoerd waarbij monstername- en meetpunten goed bereikbaar zijn.

toelichting

Evenals voor isolatie- en beheersvoorzieningen geldt, dat de levensduur van eventueel noodzakelijke controlevoorzieningen afgestemd moet zijn op de verwachte levensduur van het werk. Bij monstername moet zo nauw mogelijk worden aangesloten bij gangbare technieken. Daarvoor geldende NEN-normen kunnen worden gehanteerd. De Voorlopige Praktijk richtlijnen (Ministerie VROM) kunnen als voorbeeld worden genomen, voor zover deze niet zijn vervangen door NEN-normen.

Dat een monsterpunt om praktische redenen goed bereikbaar moet zijn, ligt voor de hand.

4.5. Eisen ten aanzien van aanleg van het werk

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

4.5.1. Termijn voor aanbrengen van de isolerende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: Tijdens de aanleg van het werk waar de categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof is toegepast wordt er zorg voor gedragen dat er nagenoeg geen contact tussen de categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof en het hemelwater plaatsvindt. Bij toepassing van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen in wegfunderingen vindt direct verdichting plaats en wordt binnen drie aaneengesloten werkdagen een isolerende constructie aangebracht. Voor toepassing in andere constructie-onderdelen vindt eveneens direct verdichting plaats en wordt de isolerende constructie binnen 6 weken aangebracht. Om civieltechnische redenen moet een cementgebonden fundering binnen 24 uur, of indien de fundering een druksterkte heeft van 1,5 Mpa, worden geasfalteerd.

toelichting

Hiermee worden beperkingen gesteld aan de aanleg van het werk. De categorie 2-bouwstof of de bijzondere categorie-bouwstof mogen niet onnodig worden blootgesteld aan hemelwater. De isolatie mag ook van een tijdelijke aard zijn, in afwachting van de definitieve isolatie.

4.5.2. Deskundigheid hoofdaannemer

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de hoofdaannemer is aantoonbaar ervaren en deskundig met de aanleg van betreffende civiel-technische werken en heeft ervaring met het werken met secundaire bouwmaterialen.

toelichting

De hoofdaannemer is, samen met de directie, een bepalende factor in de kwaliteit van het werk. Derhalve is aantoonbare deskundigheid en ervaring noodzakelijk. Deskundigheid kan ook door de hoofdaannemer worden ingehuurd.

4.5.3. Deskundigheid directie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de directie voor het milieuhygiënisch deel is aantoonbaar deskundig en ervaren met het aanleggen van de betreffende civiel-technische werken en is deskundig met betrekking tot beoordeling van secundaire bouwmaterialen. Tevens is de directie op de hoogte van deze richtlijn.

toelichting

Evenals de hoofdaannemer, moet ook de directie aantoonbaar ervaren en deskundig zijn met de aanleg van het betreffende werk.

4.5.4. Verspreiding van categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstoffen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: de werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd dat de kans op verspreiding van categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstoffen zo klein mogelijk is. Indien onverhoopt categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstoffen verspreid raken, worden de materialen zo spoedig mogelijk teruggebracht in het werk.

toelichting

De categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstoffen, mogen niet verspreid raken. Hierdoor zou een diffuse bodemverontreiniging ontstaan. Normaal gesproken zal verspreiding van de bouwstoffen niet voorkomen.

4.5.5. Tegengaan van menging van materialen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: menging van categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstoffen met andere bouwstoffen wordt tegengegaan. Indien de categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstof gemengd raakt met andere bouwmaterialen, dienen ook de andere bouwmaterialen als categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstof beschouwd te worden.

toelichting

Schone en niet schone bouwstoffen moeten zorgvuldig gescheiden blijven, mede om de terugneembaarheid te waarborgen. Normaal gesproken zal dit het geval zijn. Eenvoudige voorzieningen kunnen dit bevorderen.

4.5.6. Reinigen van materieel

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Eis: materieel is bij het verlaten van het werkterrein zodanig schoon dat de openbare weg niet wordt verontreinigd.

toelichting

Indien de categorie 2 of de bijzondere categorie-bouwstoffen gestort worden door bijvoorbeeld een vrachtauto, kan materiaal aan de banden blijven hangen. Dit moet worden tegengegaan om reden van verkeersveiligheid en om milieuredenen.

4.6. Eisen voor gebruik van het werk

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Verkeersongevallen

Eis: indien het wegdek dienst doet als isolerende constructie en er vindt beschadiging plaats van het wegdek als gevolg van een verkeersongeval dan wordt bij beschadiging van het wegdek het beschadigde deel vervangen of hersteld.

Als een ander deel van de isolerende constructie mogelijk is beschadigd dan worden zichtbare beschadigingen hersteld. Als er echter gerede twijfels zijn aan de werking van de isolerende constructie dan wordt dit door een deskundig bedrijf onderzocht en vindt op basis van de onderzoeksresultaten herstel plaats.

toelichting

Veel van de standaard toepassingen betreffen toepassingen in de wegenbouw. Verkeersongevallen kunnen dan de isolerende constructie beschadigen. Beschadigingen aan het wegdek ten gevolge van een verkeersongeval zijn zichtbaar. Herstel kan op de gebruikelijke wijze plaats vinden. Lastiger wordt het wanneer delen van de isolerende constructie onder een laag grond zijn aangebracht. Het oordeel van een deskundig bedrijf is dan veelal noodzakelijk. Op basis hiervan wordt het herstel uitgevoerd.

5. SELECTIE VAN STANDAARD TOEPASSINGEN

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

5.1. Achtergronden voor selectie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Er is naar gestreefd om zoveel mogelijk, ten minste 80%, van de categorie 2-bouwstoffen en de bijzondere categorie-bouwstoffen in principe toe te kunnen toepassen in standaard toepassingen. Daarbij is het belangrijk dat de standaard toepassingen zoveel mogelijk inpasbaar zijn in de gangbare bouwpraktijk.

In dit hoofdstuk is, analoog aan het Bouwstoffenbesluit, onderscheid gemaakt in vormgegeven en niet-vormgegeven bouwstoffen. Een vormgegeven bouwstof is volgens de definitie van het besluit (artikel 1.1.e) een

“bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm⁳, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft”. 5

Een niet-vormgegeven bouwstof voldoet niet aan deze eis.

5.2. Toepassing van niet-vormgegeven bouwstoffen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Als insteek voor het bepalen van standaard toepassingen voor niet-vormgegeven bouwstoffen is onderstaande figuur 5.1 (ontleend aan CROW, 1988) genomen. In deze figuur zijn constructie-onderdelen van werken benoemd. Dergelijke constructie-onderdelen kunnen geschikt zijn voor de toepassing van categorie 2-bouwstoffen en voor de bijzondere categorie-bouwstoffen.

Bijlage 34808.png
Figuur 5.1: Constructie-onderdelen van wegenbouwkundige werken en grondwerken

Constructieonderdelen

Een aantal constructie-onderdelen uit figuur 5.1 is geselecteerd om te worden uitgewerkt tot een standaard-pakket. De overwegingen voor deze selectie zijn onderstaand per constructie-onderdeel aangegeven.

A:

aanvulling: een aanvulling zal ten behoeve van een werk worden uitgevoerd. Een aanvulling kan beneden de 0,5 m boven de GHG worden uitgevoerd. Echter, wanneer de aanvulling boven de 0,5 m boven de GHG ligt, kunnen categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen in aanvullingen worden toegepast.

O:

ophoging: voor ophogingen wordt onderscheid gemaakt in constructieve ophogingen en niet-constructieve ophogingen als onderdeel van een werk. Niet-constructieve ophogingen kunnen geschikt zijn om categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen toe te passen mits een isolerende constructie wordt aangebracht. Dit geldt ook voor constructieve ophogingen als onderdeel van een werk. Ook hier moet een isolerende constructie worden toegepast.

B:

zandbed/belastingspreidende laag: voor deze laag geldt in principe hetzelfde als voor de ophoging. Dat betekent dat de laag geschikt is om categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen toe te passen, mits voorzien van een isolerende constructie.

F:

wegfundering: deze laag is direct onder een verharding gelegen. De verharding kan dienst doen als isolerende constructie. Dit maakt de wegfundering in principe geschikt om als standaard toepassing uit te werken.

D:

afdeklaag: de afdeklaag kan niet worden voorzien van een isolerende constructie en is daarom niet geschikt als toepassing voor categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen.

V:

wegverharding: de wegverharding is niet geschikt als toepassing van categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen aangezien geen isolerende constructie kan worden aangebracht. De wegverharding kan wel als isolatielaag fungeren.

Voor toepassing van categorie 2-bouwstoffen of bijzondere categorie-bouwstoffen zijn ophogingen en aanvullingen in deze richtlijn gelijkgeschakeld, omdat daartussen vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen doorslaggevende verschillen bestaan. Civiel-technisch kunnen materialen die in een ophoging worden toegepast ook in de daaronder liggende aanvulling worden toegepast. De volgende constructie-onderdelen komen daarmee in aanmerking om te worden uitgewerkt tot standaard toepassingen:

  • -

    niet-constructieve ophoging/aanvulling;

  • -

    constructieve ophoging/aanvulling;

  • -

    zandbed/belastingspreidende laag;

  • -

    wegfundering.

5.3. Standaard toepassingen van niet-vormgegeven categorie 2-bouwstoffen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In dit hoofdstuk zijn de constructie-onderdelen aangegeven waarin categorie 2-bouwstoffen kunnen worden toegepast. Aangezien meerdere constructie-onderdelen zijn voorgesteld, kunnen categorie 2-bouwstoffen ook in combinaties van constructie-onderdelen categorie 2-bouwstoffen worden toegepast. In totaal worden zes combinaties onderscheiden, te weten toepassing:

1:

in uitsluitend een wegfundering of onder verhard terrein;

2:

in uitsluitend een belastingspreidende laag of in een wegfundering in combinatie met toepassing in een belastingspreidende laag;

3:

in een wegfundering in combinatie met toepassing in een constructieve ophoging of aanvulling;

4:

in een belastingspreidende laag en een constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met toepassing in de wegfundering;

5:

in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling;

6:

in een niet-constructieve ophoging of aanvulling.

In figuur 5.2 is weergegeven op welke plaatsen voor de bovenstaande combinaties, de isolerende constructie moet worden aangebracht.

Buiten deze zes toepassingen, is er nog een toepassing onderscheiden. Dit is een variant op eerder genoemde standaard toepassingen. Het betreft de volgende toepassing:

7:

in een spoorwegconstructie.

Bovenstaande toepassingen worden, in combinatie met de noodzakelijke isolerende voorzieningen, standaard toepassingen genoemd.

5.4. Toepassing van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De toepassing van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen kan op zeer verschillende wijzen plaats vinden. In deze richtlijn wordt onderscheid gemaakt in twee typen toepassingen:

  • -

    toepassingen van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen in wegfunderingen en niet-constructieve ophogingen/aanvullingen.

    Deze toepassing sluit in grote mate aan bij de toepassing van niet-vormgegeven categorie 2-bouwstoffen. Vormgegeven categorie 2-bouwstoffen, bijvoorbeeld in de vorm van stabilisaties, kunnen zeer geschikt zijn om in funderingen of ophogingen/aanvullingen toegepast te worden.

    Deze vorm van gebruik van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen wordt dan ook gelijk gesteld aan standaard toepassingen voor niet-vormgegeven categorie 2-bouwstoffen. Daarbij geldt als voorwaarde dat voor de binding van de AVI-bodemas alleen cement wordt gebruikt (zie ook paragraaf 5.5.1).

  • -

    andere toepassingen van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen.

    Voor deze toepassing is het aangeven van standaard toepassingen waarmee een aanzienlijk deel van de categorie 2-bouwstoffen toegepast kan worden, een lastige zaak. De toepassingen kunnen zeer divers zijn. Overigens zal het grootste deel van vormgegeven bouwstoffen in categorie 1 (Aalbers et al., 1993) vallen.

    Teneinde de toepassing van vormgegeven categorie 2-bouwstoffen niet te beperken tot slechts één of enkele standaard toepassingen biedt de procedure (zie hoofdstuk 2) de mogelijkheid om vormgegeven bouwstoffen als een niet-standaard toepassing uit te werken.

5.5. Standaard toepassingen voor de bijzondere categorie-bouwstoffen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Voor de bijzondere categorie-bouwstoffen, kan nauw worden aangesloten bij de standaard toepassingen die voor categorie 2-bouwstoffen zijn aangegeven.

5.5.1. Standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In “Definities en toepassingen van steenachtige bouwstoffen” (CUR/CROW/NNI, 1992) worden voor de ongebonden AVI-bodemas twee toepassingen genoemd, te weten als wegfundering en als aanvulling of ophoging. Voor het toepassen van de bijzondere categorie-bouwstof AVI-bodemas worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Er wordt aansluiting gezocht bij de huidige toepassingen van AVI-bodemas;

  • -

    AVI-bodemas wordt als niet-vormgegeven bouwstof beschouwd;

  • -

    De bodem dient zo goed mogelijk beschermd te worden met reeds bestaande technieken waarbij aansluiting gezocht wordt bij het Stortbesluit bodembescherming (zie ook Standpuntnotitie);

  • -

    De toepassing dient uit oogpunt van beheersbaarheid grootschalig te zijn (zie ook Standpuntnotitie);

De toepassing moet vanuit milieuhygiënisch standpunt beheersbaar zijn en de toepassing moet bij voorkeur grootschalig zijn. Toepassing als wegfundering is daarom niet wenselijk in verband met de kleine laagdikte en de dientengevolge grote oppervlakte.

Bij de toepassing van bijzondere categorie AVI-bodemas kan, ook bij kleine toepassingshoogten, de marginale bodembelasting worden overschreden. Het is daarom zaak de verspreiding van de toepassing van de bijzondere categorie AVI-bodemas zo klein mogelijk te houden, conform de Standpuntnotitie. Om deze redenen komen bij voorkeur ophogingen en aanvullingen, zowel constructief als niet-constructief, in aanmerking.

Echter, bij toepassing in een wegfundering in combinatie met een ophoging/aanvulling en/of een belastingspreidende laag is ook sprake van een grote laagdikte. Zo'n toepassing voldoet dan ook aan het genoemde uitgangspunt van de Standpuntnotitie.

De toepassing moet vanuit milieuhygiënisch standpunt beheersbaar zijn en de toepassing moet daarom grootschalig zijn. Om deze reden wordt als minimale hoeveelheid voor de toepassing van AVI-bodemas, ook bij toepassing in wegfunderingen, 10.000 ton vereist.

5.5.2. Standaard toepassing voor teerhoudend asfaltgranulaat

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Teerhoudend asfaltgranulaat komt vrij bij het renoveren van wegen waarin teerprodukten of teerhoudend asfalt zijn verwerkt.

In CUR/CROW/NNI (1992) worden voor de toepassing van asfaltgranulaat wegfunderingen, verhardingen en afdeklagen genoemd. Deze laatste twee toepassingen komen niet in aanmerking omdat geen isolatie van hemelwater mogelijk is. Asfaltgranulaat wordt in het algemeen toegepast als basismateriaal in wegfunderingen in ongebonden vorm of gebonden met cement en/of bitumen emulsie of als toeslagstof voor nieuw asfalt (regeneratieasfalt).

In de CROW-werkgroep “Hergebruik asfalt met teer” is een afweging gemaakt tussen het concentreren of wegmengen van TAG. In deze werkgroep is gekozen voor concentreren, met name uit milieuhygiënische overwegingen. Het algemene milieubeleid gericht op het terugdringen van PAK's in het milieu en het niet (weg) verdunnen van milieubelastende stoffen, is eveneens sterk bepalend geweest voor deze keuze.

Grenswaarden en richtlijnen zijn ontwikkeld met betrekking tot PAK's in het milieu (VROM, 1993). De “EG-richtlijn kankerverwekkende stoffen en processen” en het “concept besluit kankerverwekkende stoffen en processen” (beleidsstandpunt PAK's) op basis van de ARBO-wet staat dan ook de warme verwerking van TAG niet toe in verband met het vrijkomen van PAK's. Vanuit de wegenbouwpraktijk wordt momenteel een te stellen maximum gehalte aan PAK's in TAG in overweging genomen.

Vooralsnog is de CROW-werkgroep “hergebruik asfalt met teer” van mening dat het koud hergebruik voor TAG de meest geschikte vorm van hergebruik is. Dit zal op een zorgvuldige wijze dienen te gebeuren gezien de blootstelling aan vrijkomende PAK's. Daarnaast is het technisch en milieuhygiënisch gezien wenselijk om het materiaal in gebonden vorm toe te passen.

Op grond van de civiel-technische eigenschappen in combinatie met de plaats van vrijkomen, is de toepassing van gebonden teerhoudend asfaltgranulaat als wegfundering als standaard toepassing in deze richtlijn opgenomen.

5.5.3. Uit te werken standaard toepassingen bijzondere categorie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In voorgaande twee paragrafen is beargumenteerd welke standaard toepassingen voor de betreffende bijzondere categorie-bouwstof in de deze richtlijn zijn opgenomen. Het betreft deze toepassingen 6:

AVI-bodemas:

8:

in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling;

9:

in een niet-constructieve ophoging of aanvulling;

10:

in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling waarbij de isolerende kunststoffolie is doorgetrokken tot de wegverharding;

11:

in een belastingspreidende laag en een constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met toepassing in een wegfundering;

teerhoudend asfaltgranulaat:

12:

in uitsluitend een wegfundering of onder verhard terrein.

Bijlage 34824.png
Figuur 5.2: Combinatie van constructie-onderdelen voor toepassing van categorie 2- en bijzondere categorie-bouwstoffen

6. STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR CATEGORIE 2-BOUWSTOFFEN

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In dit hoofdstuk is een tweedeling gemaakt tussen:

standaard:

de tekst die onder dit kopje valt bevat een voorschrift of verschillende voorschriften die van toepassing zijn zodra men kiest voor een standaard toepassing van categorie 2-bouwstoffen. Naar dit opschrift wordt verwezen in de Uitvoeringsregeling. Als de constructie afwijkt van de beschrijving is het geen standaard toepassing meer.

toelichting:

de tekst onder dit kopje is bedoeld om de achtergronden van de standaard toepassing waar nodig te verduidelijken.

6.1. Te onderscheiden combinaties

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

In dit hoofdstuk zijn de standaard toepassingen voor categorie 2-bouwstoffen beschreven. De isolerende voorzieningen bestaan uit een combinatie van isolatie-elementen, die elk beschreven zijn in hoofdstuk 9.

Voor de constructie, onderhoud en inspectie van elk isolatie-element wordt naar hoofdstuk 9 verwezen.

In figuur 5.2 is weergegeven op welke plaatsen voor de te onderscheiden combinaties van constructie-onderdelen, de isolerende constructie moet worden aangebracht.

In figuur 6.1 is aangegeven uit welke isolatie-elementen elke standaard toepassing is opgebouwd. Tevens zijn in deze figuur de standaard toepassingen voor de bijzondere categorieën bouwstoffen opgenomen.

Bijlage 34809.png
Figuur 6.1 Samenstelling van standaard toepassingen uit isolatie-elementen

6.2. Variatiemogelijkheden binnen een standaard toepassing

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

Door een standaard toepassing nauwkeurig te beschrijven qua lagenopbouw, situering van de isolerende constructie, toe te passen materialen, etcetera, lijkt de flexibiliteit in eerste instantie te worden beperkt. De beschrijving is echter uitsluitend gericht op aspecten die van belang zijn voor de isolatie van de categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen. Een aantal voorbeelden kan dit illustreren.

* De verharding vervult voor een aantal standaard toepassingen de rol van isolerende constructie. Bij de uitwerking van de standaard toepassingen zijn daarvoor meerdere gangbare verhardingsmaterialen beschreven. Dit bevordert de flexibiliteit.

* Slechts indien noodzakelijk zijn laagdikten aangegeven.

* De breedte van de standaard toepassing zal niet worden aangegeven. De gangbare bouwpraktijk geeft hier geen aanleiding voor.

* De standaard toepassingen beschrijven de toepassing van categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstoffen in algemene zin.

* In de standaard toepassingen zal met behulp van isolatie-elementen regulier wegmeubilair, zoals lantaarnpalen, geleiderails, verkeerslichten, bewegwijzering, praatpalen, etcetera voor de meest gangbare gevallen ingepast kunnen worden.

6.3. Toepassing in uitsluitend een wegfundering

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Voor het tegengaan van de infiltratie doet mede de verharding dienst. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de randafwerking van de wegverharding wordt gebruik gemaakt van de constructies zoals beschreven in paragraaf 9.4.

Indien doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende constructie-onderdelen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34810.png
Figuur 6.2: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in uitsluitend een wegfundering of onder verhard terrein

toelichting

De randafwerking kan, in plaats van wegen, ook voor verharde terreinen zoals parkeerterreinen worden toegepast. Dan moet de verharding uiteraard geheel voldoen aan de eisen die in paragraaf 9.3 zijn opgenomen.

6.4. Toepassing in wegfundering en belastingspreidende laag

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Voor het tegengaan van de infiltratie doet mede de verharding dienst. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de aansluiting van de isolerende laag op de wegverharding wordt gebruik gemaakt van de constructie zoals beschreven in paragraaf 9.4.1. Indien een overgangsconstructie noodzakelijk is wordt dit uitgevoerd conform paragraaf 9.6.

Indien doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8. Indien een isolerende laag noodzakelijk is wordt dit uitgevoerd conform paragraaf 9.5.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34811.png
Figuur 6.3: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in uitsluitend een belastingspreidende laag of in een wegfundering in combinatie met toepassing in een belastingspreidende laag

6.5. Toepassing in wegfundering in combinatie met ophoging of aanvulling

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Er worden twee varianten onderscheiden voor de plaats waar de isolerende constructie wordt aangebracht.

In de eerste variant hebben de twee constructie-onderdelen elk afzonderlijk een isolerende constructie. In dat geval doet de verharding mede dienst in het tegengaan van de infiltratie. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de aansluiting op de wegverharding wordt gebruik gemaakt van de constructies zoals beschreven in paragraaf 9.4.

In de tweede variant wordt over de gehele lengte van de zijkanten van het werk een isolerende constructie aangebracht. In dat geval doet de verharding mede dienst in het tegengaan van de infiltratie. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de aansluiting op de wegverharding wordt gebruik gemaakt van de constructie zoals beschreven in paragraaf 9.4.1. De isolerende laag wordt aangelegd conform paragraaf 9.5.

Een eventuele overgangsconstructie wordt aangelegd conform paragraaf 9.6.

Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden voor beide varianten uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van één van onderstaande schetsontwerpen.

Bijlage 34812.png
Figuur 6.4: Schetsontwerpen van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in een wegfundering in combinatie met toepassing in een constructieve ophoging of aanvulling

6.6. Toepassing in wegfundering, belastingspreidende laag en ophoging of aanvulling

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Over de zijkanten van het werk wordt een isolerende constructie aangebracht. De verharding doet mede dienst in het tegengaan van de infiltratie. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de aansluiting op de wegverharding wordt gebruik gemaakt van de constructie zoals beschreven in paragraaf 9.4.1. De isolerende laag wordt aangelegd conform paragraaf 9.5. Een eventuele overgangsconstructie wordt aangelegd conform paragraaf 9.6.

Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34813.png
Figuur 6.5: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in een belastingspreidende laag en een constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met toepassing in een wegfundering

6.7. Toepassing in constructieve ophoging of aanvulling

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Over de categorie 2-bouwstof wordt een isolerende laag aangelegd conform paragraaf 9.5.

Het werk wordt zodanig aangelegd dat de beoogde functie van het werk geen risico inhoudt voor de isolerende constructie. Daartoe wordt op het vrijwel horizontale deel van de isolerende constructie een laag van geschikt materiaal aangebracht met een zodanige dikte dat de bovenzijde van de wegverharding ten minste 1 meter boven de isolerende laag is gelegen. Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34814.png
Figuur 6.6: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling

6.8. Toepassing in een niet-constructieve ophoging of aanvulling

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Over de categorie 2-bouwstof wordt een isolerende laag aangelegd conform paragraaf 9.5.

Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals is beschreven bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34815.png
Figuur 6.7: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in een niet-constructieve ophoging of aanvulling

6.9. Toepassing in spoorwegconstructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Over de categorie 2-bouwstof wordt een isolerende laag aangelegd conform paragraaf 9.5.

Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals beschreven bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn.

Voor de constructieve eisen voor spoorbanen en de eisen voor de te gebruiken materialen wordt gebruik gemaakt van de bij de NS vastgelegde “Richtlijnen voor de Baanbouw” (code If 5000, 1993) en de “Algemene bepalingen van de N.V. Nederlandse Spoorwegen voor de uitvoering van Werken” (ABW, 1986).

Volgens de “Richtlijnen voor de Baanbouw” (code If 5000, 1993) ligt een alternatief materiaal (zoals in dit geval categorie 2-bouwstoffen) circa 1 meter onder het ballastbed in verband met afwatering van het ballastbed, leidingen, fundatie van portalen en signalering van het treinverkeer.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34816.png
Figuur 6.8: Schetsontwerp van de standaard toepassing voor categorie 2- bouwstoffen in een spoorwegconstructie

7. STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR BIJZONDERE CATEGORIE AVI-BODEMAS

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In dit hoofdstuk is een tweedeling gemaakt tussen:

standaard:

de tekst die onder dit kopje valt bevat een voorschrift of verschillende voorschriften die van toepassing zijn zodra men kiest voor een standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas. Naar dit opschrift wordt verwezen in de Uitvoeringsregeling. Als de constructie afwijkt van de beschrijving is het geen standaard toepassing meer.

toelichting:

de tekst onder dit kopje is bedoeld om de achtergronden van de standaard toepassing waar nodig te verduidelijken.

7.1. Definitie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

In artikel 1 van het Bouwstoffenbesluit is de volgende definitie van AVI-bodemas opgenomen:

bodemas die resteert na verbranding van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, in een inrichting, behorende tot de categorie, genoemd onder 28.4, onder e, onder 1° en 2°, van bijlage I van het Inrichtingen-en vergunningenbesluit milieubeheer.

De samenstelling van AVI-bodemas zal bijna nooit aanleiding geven tot het niet mogen toepassen van dit materiaal. Aalbers (1993) geeft aan dat van de gemeten samenstellingen, geen enkele organische component de samenstellingsnorm overschrijdt.

De immissie in de bodem zal in vrijwel alle gevallen uitmaken of de partij AVI-bodemas als categorie 2-bouwstof of als bijzondere categorie-bouwstof kan worden toegepast. Circa 60% van de AVI-bodemas in Nederland valt in de bijzondere categorie (Aalbers et al., 1993).

Voor de nadere definitie van AVI-bodemas als bijzondere categorie wordt verwezen naar de Uitvoeringsregeling.

7.2. Randvoorwaarden voor toepassing van AVI-bodemas

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

In de Standpuntnotitie (pagina 14) wordt over AVI-bodemas het volgende gezegd:

Voor AVI-slakken moet worden geconstateerd dat een deel hiervan niet kan worden gebruikt in categorie 2 van het Bouwstoffenbesluit (onder IBC-voorwaarden toepasbaar). Vanuit het hergebruik wordt evenwel groot belang gehecht aan de ontwikkeling van het gebruik van AVI-slakken in grootschalige werken. Ik (de Minister van VROM; red.) stel mij daarom voor om voor AVI-slakken voor zover deze de uitlogingsnorm voor categorie 2-bouwstoffen overschrijden een aparte categorie in het Bouwstoffenbesluit op te nemen, waarbij voor de IBC-voorwaarden wordt aangesloten bij de eisen in het Stortbesluit bodembescherming.

Voor deze bovengenoemde bijzondere categorie zijn de te treffen isolerende maatregelen onderstaand beschreven.

Essentiële voorziening is in dit geval een combinatie-afdichting die op de bijzondere categorie-bouwstof wordt aangebracht. Doel van deze combinatie-afdichting is om de infiltratie met de stand der techniek zo gering mogelijk te laten zijn.

7.3. Beschrijving van de standaard toepassing

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Over de AVI-bodemas wordt een combinatie-afdichting conform paragraaf 9.7 aangelegd. Indien bij de bovengenoemde constructie doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd conform paragraaf 9.8.

Als de wegverharding deel uitmaakt van de isolerende constructie, dan wordt de wegverharding aangelegd conform paragraaf 9.3. In dat geval wordt een aansluiting op de wegverharding aangelegd conform paragraaf 9.4.1 en een overgangsconstructie conform paragraaf 9.6.

Er worden grondwaterbemonsteringsbuizen geplaatst. Per 300.000 ton toe te passen bijzondere categorie AVI-bodemas wordt minimaal 1 grondwaterbemonsteringsbuis bovenstrooms van het werk geplaatst in het freatische grondwater. Tevens wordt per 100.000 ton toe te passen bijzondere categorie AVI-bodemas minimaal 1 grondwaterbemonsteringsbuis stroomafwaarts van het werk geplaatst in het freatische grondwater. Indien het werk kleiner is dan 300.000 c.q. 100.000 ton toe te passen bijzondere categorie AVI-bodemas worden de genoemde aantallen grondwaterbemonsteringsbuizen gehandhaafd. Indien het werk groter is, worden de aantallen naar verhouding vergroot. De grondwaterbemonsteringsbuizen worden geplaatst volgens NEN 5744.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven. De grondwaterbemonsteringsbuizen worden tweejaarlijks bemonsterd.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van één van onderstaande schetsontwerpen.

Bijlage 34817.png
Figuur 7.1: Schetsontwerpen van de standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas in respectievelijk een constructieve en een niet-constructieve ophoging/aanvulling
Bijlage 34818.png
Figuur 7.1 (vervolg): Schetsontwerpen van de standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas in respectievelijk een constructieve en een niet constructieve ophoging/aanvulling
Bijlage 34819.png
Figuur 7.1 (vervolg): Schetsontwerpen van de standaard toepassing voor de bijzondere categorie AVI-bodemas in respectievelijk een constructieve en een niet constructieve ophoging/aanvulling

toelichting

Bij juist functioneren van de bovenafdichting zal geen of nauwelijks verontreiniging worden aangetroffen. Wanneer echter verhoging van concentraties in het grondwater wordt geconstateerd, vinden controle en/of herstel van de afdichting plaats. Echter, indien de oorzaak van de verhoogde concentraties niet direct terug te voeren is op het falen van een aanwijsbaar deel van de isolerende constructie, vindt nader onderzoek plaats.

Er zijn meerdere standaard toepassingen beschreven. Deze toepassingen gaan uit van een combinatie-afdichting over de bijzondere categorie AVI-bodemas en/of een wegverharding die direct (visueel)

geïnspecteerd kan worden.

8. STANDAARD TOEPASSINGEN VOOR TEERHOUDEND ASFALTGRANULAAT

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In dit hoofdstuk is een tweedeling gemaakt tussen:

standaard:

de tekst die onder dit kopje valt bevat een voorschrift of verschillende voorschriften die van toepassing zijn zodra men kiest voor een standaard toepassing van de bijzondere categorie teerhoudend asfaltgranulaat. Naar dit opschrift wordt verwezen in de Uitvoeringsregeling. Als de constructie afwijkt van de beschrijving betreft het geen standaard toepassing meer.

toelichting:

de tekst onder dit kopje is bedoeld om de achtergronden van de standaard toepassing waar nodig te verduidelijken.

8.1. Definitie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

In artikel 1 van het Bouwstoffenbesluit is de volgende definitie van teerhoudend asfaltgranulaat opgenomen:

bouwstof met teerhoudend asfaltgranulaat: bouwstof die geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit granulaat, verkregen door het breken of frezen van teerhoudend asfalt, en die:

  • van de samenstellingswaarden voor organische stoffen zoals aangegeven in bijlage 1 (Bouwstoffenbesluit, red), uitsluitend één of meer van de waarden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen overschrijdt, en

  • op zodanige wijze wordt gebruikt dat geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 1 (Bouwstoffenbesluit, red.), wordt overschreden.

8.2. Standaard toepassing van teerhoudend asfaltgranulaat

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

standaard

Teerhoudend asfaltgranulaat (TAG) wordt alleen toegepast in de fundering van wegen. Het TAG wordt koudgebonden met cement en/of bitumen, dan wel gebonden door warmtebehandeling door middel van stoom.

Voor het tegengaan van de infiltratie doet mede de verharding dienst. De verhardingsmaterialen zijn conform paragraaf 9.3. Voor de randafwerking wordt gebruik gemaakt van de constructies zoals beschreven in paragraaf 9.4.

Indien doorvoeringen worden aangelegd, wordt dit uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 9.8.

Onderhoud en inspectie worden uitgevoerd zoals bij de betreffende isolatie-elementen in deze richtlijn is beschreven.

De constructie wordt aangelegd volgens het principe van onderstaand schetsontwerp.

Bijlage 34820.png
Figuur 8.1: Schetsontwerp wegfunderingen met toepassing van TAG

toelichting

In de bouwpraktijk wordt geen granulaat verwerkt met een hogere concentratie PAK's dan 2.500 mg/kg.

9. Beschrijving van de isolatie-elementen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

9.1. Achtergrond van de beschrijving

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In hoofdstuk 3 is aangegeven welke werken in aanmerking komen om als standaard toepassing uitgewerkt te worden. Deze uitwerking gaat er vanuit dat een IBC-pakket is opgebouwd uit isolatie-elementen. Verschillende combinaties van deze isolatie-elementen vormen tezamen de standaard-toepassingen.

9.2. Opzet van de beschrijving van isolatie-elementen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De beschrijving van de isolatie-elementen vindt plaats met behulp van drie aspecten:

Constructie

De materialen die voor het desbetreffende isolatie-element toegepast worden, worden beschreven. Indien noodzakelijk worden de eisen die aan het materiaal worden gesteld, genoemd. Aspecten die voor de aanleg relevant zijn worden toegelicht.

Indien mogelijk wordt verwezen naar de RAW-systematiek of naar andere documenten.

Inspectie

Om de isolerende werking van een isolatie-element te beoordelen is inspectie noodzakelijk. Uit de inspecties kunnen onderhoudswerkzaamheden volgen, in bijzondere gevallen zelfs aanpassingen of vervanging van isolatie-elementen.

Onderhoud

Elk isolatie-element vereist een bepaalde vorm van onderhoud. Het vereiste onderhoud wordt per element beschreven. Indien relevant wordt ook de minimaal noodzakelijke onderhoudsfrequentie aangegeven.

De achtergronden voor deze opzet van de beschrijving zijn in hoofdstuk 3 toegelicht.

Bij de beschrijving van elk isolatie-element is verder een tweedeling gemaakt tussen:

standaard

de tekst die onder dit kopje valt bevat een voorschrift of verschillende voorschriften die van toepassing zijn zodra men kiest voor een toepassing van categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorie-bouwstoffen volgens een van de standaard toepassingen. Naar dit opschrift wordt verwezen in de Uitvoeringsregeling. Als de constructie afwijkt van de beschrijving is het geen standaard toepassing meer.

toelichting

de tekst onder dit kopje is bedoeld om het gebruik van de standaard waar nodig te verduidelijken. Bovendien kan deze tekst van belang zijn voor degenen die een niet-standaard toepassing willen uitwerken en met de daarbij behorende bewijslast moeten aantonen dat de gewenste afwijkende isolatie-elementen aan het gestelde in het besluit en de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit voldoen.

Ten behoeve van het overzicht is in figuur 9.1 voor een fictief werk aangegeven waar de isolatie-elementen zich meestal zullen bevinden.

Bijlage 34821.png
Figuur 9.1: Overzicht van de plaats van isolatie-elementen in een fictief werk

9.3. Wegverharding als isolerende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

Standaard

De wegverharding is vervaardigd van één van de volgende materialen:

  • -

    asfaltbeton: het asfaltbeton wordt opgebouwd uit minimaal één laag van 70 mm dikte. Deze laag bestaat uit een van de volgende materialen: dicht asfaltbeton, grindasfaltbeton, steenslagasfaltbeton, open asfaltbeton of steenmastiekasfaltbeton. Zeer Open Asfalt Beton (ZOAB) wordt niet toegepast als isolerende laag. De asfaltconstructie wordt op basis van de te verwachten verkeersbelasting gedimensioneerd en wordt opgebouwd volgens de standaard RAW bepalingen 1990.

  • -

    cementbeton: de cementbetonverharding wordt uitgevoerd volgens de standaard RAW bepalingen 1990 en wordt gedimensioneerd op basis van de te verwachten verkeersbelasting.

Indien een cementbetonverharding wordt toegepast als isolerende constructie dienen de dwars- en langsvoegen te worden voorzien van een voegvulling.

toelichting

Asfaltbeton- en cementbetonverhardingen zijn voldoende waterdicht en hebben een voldoende lange levensduur om te worden toegepast als isolerende constructie.

Voor de uitvoering van asfaltverhardingen kan worden aangesloten op de “Richtlijn voor de toepassing van asfalt op bedrijfsterreinen met een bodembeschermende functie” (Min. VROM, VBW-Asfalt, 1995). Voor de uitvoering van cementbetonverhardingen kan worden aangesloten op de “Beoordelingsrichtlijn Vloeistofdichte betonmortel” (BMC, 1993) en op de beoordelingsrichtlijn “Aanleg van vloeistofdichte betonverhardingen” (KIWA, 1994). Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de “Handleiding Beton en Milieu” (Ministerie van VROM, Betonvereniging, 1994).

Voor de aanleg van de isolerende constructie wordt aangesloten bij de gangbare bouwpraktijk. Er gelden dienaangaande geen bijzondere eisen. Open verhardingen, zoals bestratingen met beton-klinker-keien, komen niet als een isolerende constructie in aanmerking. Uitzonderingen kunnen gemaakt worden voor elementenverhardingen die aantoonbaar vloeistofdicht gemaakt worden.

Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is een zo goed mogelijke afwatering van de wegverharding vereist. Hier kan worden aangesloten bij gebruikelijke civieltechnische eisen. Dat betekent een afschot van minimaal 1,5%##

Er wordt verwezen naar de standaard RAW-bepalingen 1990. Als nieuwe RAW-bepalingen beschikbaar zijn, kan hiervan gebruik worden gemaakt.

Inspectie

standaard

De minimale frequentie voor visuele inspectie van de wegverharding bedraagt 1 maal per jaar. De inspectie wordt gericht op de aspecten die in tabel 9.1 zijn genoemd. Inspectie wordt uitgevoerd door ervaren en deskundige personen. De resultaten van de inspectie worden schriftelijk vastgelegd en bewaard door de wegbeheerder.

Indien de visuele inspectie daartoe aanleiding geeft vindt nader onderzoek plaats. De hier bedoelde inspectie is gericht op wegvakken waar teerhoudend asfaltgranulaat of categorie-2-bouwstof in de fundering is verwerkt en dient met de inspectie van de randafdichting te worden uitgevoerd. Voor de inspectie van de randafdichting is een methodiek opgesteld, die is opgenomen bijlage V van de CROW-publicatie 125.

Indien cementbeton is toegepast, wordt de staat van de voegvulling ten minste jaarlijks beoordeeld. Aspecten die worden beoordeeld zijn:

  • -

    toestand van de voegvulling: beoordelen of veroudering of scheurvorming de waterdichtheid hebben beïnvloed;

  • -

    toestand van de voegconstructie: beoordelen of een zichtbare scheur/opening aanwezig is tussen de wegverharding en de voegvulling.

Tabel 9.1: Periode na inspectie waarbinnen reparatie plaatsvindt

Ernst van schade >>

Onderhoudsaspect vv

Licht

Matig

Ernstig

Langsscheuren

1 jaar

3 maanden

1 maand

Craquelé

1 jaar

3 maanden

1 maand

Dwarsscheuren

1 jaar

3 maanden

1 maand

Langslassen

1 jaar

3 maanden

1 maand

Gaten

1 jaar

3 maanden

1 maand

Gebruikte definities overgenomen uit: CROW, 1990, publicatie 20-C

toelichting

De inspectie vindt jaarlijks plaats. Dit sluit aan bij regulier rationeel wegbeheer. Als beheersysteem wordt aangesloten op de CROW methodiek “Rationeel Wegbeheer” waarvan visuele inspecties, nader onderzoek en reparatie- en herstelmethoden deel van uitmaken.

Als nader onderzoek uitgevoerd moet worden, kan worden gedacht aan kernboringen of valdeflectiemetingen. Per geval moet bepaald worden wat het geschikte onderzoek is.

Onderhoud

standaard

Het onderhoud van de wegverharding is voornamelijk gericht op het vullen en repareren van scheuren en het vervangen van voegvullingsmateriaal.

onderhoud asfaltbeton :

Het onderhoud aan asfaltverhardingen bestaat, als de inspectie daartoe aanleiding geeft, uit:

  • -

    vullen van een scheur met bitumineus voegvullingsmateriaal of een ten minste gelijkwaardig materiaal;

  • -

    uitvullen van spoorvorming;

  • -

    aanbrengen van mini-oppervlaktebehandelingen;

  • -

    verwijderen en vervangen van een of meerdere lagen en/of het aanbrengen van (isolerende) versterkingslagen.

onderhoud cementbetonverhardingen:

Het onderhoud aan cementbetonverhardingen bestaat, als de inspectie daartoe aanleiding geeft, uit:

  • -

    Vervangen van voegvullingsmateriaal in de langs- en dwarsvoegen;

  • -

    Vullen van scheuren met een bitumineus voegvullingsmateriaal of een ten minste gelijkwaardig materiaal;

  • -

    Repareren van scheuren door naderhand aan te brengen verdeuveling en voegvullingsmateriaal;

  • -

    Vervangen van gescheurde platen.

toelichting

onderhoud asfaltbeton:

Met name de scheuren, in welke vorm dan ook, vormen een aantasting van de isolerende werking van de verharding. Lichte kleine scheuren zullen normaal gesproken niet door de gehele verharding lopen. Om deze reden behoeft het onderhoud pas op langere termijn plaats te vinden. Naarmate de scheur groter is, is het onderhoud urgenter. Dit is terug te vinden in tabel 9.1. Voor de beoordeling van de ernst van de schade is aangesloten bij een bestaande methode van het CROW.

Indien sprake is van craquelé, kan er sprake zijn van het einde van de levensduur van de wegverharding waardoor reconstructie of overlaging noodzakelijk is. Nader onderzoek moet uitwijzen welke onderhouds- of reconstructiemaatregel noodzakelijk is.

onderhoud cementbetonverhardingen:

Als de isolerende werking van een voegvulling verminderd is, wordt de oude voegvulling verwijderd en vervangen.

Indien gescheurde betonplaten worden vervangen wordt tevens de voegvulling aan weerszijden van de bewuste plaat vervangen.

9.4. Aansluiting op wegverharding

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

De aansluiting op de wegverharding moet waterdicht uitgevoerd worden als de verharding dienst doet als isolerende constructie. Aangezien de asfalt- of cementbetonverharding vrijwel nooit tot op de schouders van de wegfundering doorloopt worden aanvullende isolerende constructies aangebracht.

De aanvullende isolerende constructies moeten goed aansluiten op de asfalt- of cementbetonverharding. Met de volgende constructies kan een goede aansluiting worden gemaakt:

  • -

    bentonietmatten;

  • -

    categorie 1 bouwstof in de schouder van de wegfundering;

  • -

    gootconstructie.

Er zijn ook aansluitingen te maken met bitumineuze banen en met zogenaamde geo-drains.

Voor wat betreft de bitumineuze banen is er materiaal beschikbaar dat in kwaliteit kan variëren van zeer hoogwaardig (zoals bitumineuze banen voor slijtlagen op kunstwerken) tot zeer laagwaardig (zoals simpele dakbedekking). Aangezien nog niet duidelijk kan worden omschreven welk type materiaal voor deze doeleinden gebruikt moet gaan worden is deze variant niet als isolatie-element opgenomen.

Voor wat betreft de geo-drains is buiten Nederland reeds veel gebruik van gemaakt voor isolerende constructies. Het is dan ook de verwachting dat dit materiaal op korte termijn ook in Nederland gebruikt zal gaan worden. Vooralsnog is deze variant niet in de vorm van een isolatie- element beschreven.

Bij elk van deze varianten is het essentieel dat nagenoeg geen contact tussen hemelwater en de categorie 2- of bijzondere categorie-bouwstof ontstaat. Daarom moeten voorzieningen aanwezig zijn die zorg dragen voor een betrouwbare afvoer van hemelwater. Dit geschiedt onder andere door de (isolerende) verhardingsconstructie met een verkanting aan te brengen. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen aanvullende maatregelen zoals een bermsloot of drainage onder de randafwerking noodzakelijk zijn. Isolerende materialen moeten in het algemeen minimaal 150 mm onder de verharding van asfalt- of cementbeton worden aangebracht.

9.4.1. Bentonietmatten

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

Bentonietmatten worden onder de rand van de wegverharding en op de categorie 2/bijzondere categorie-bouwstof aangebracht. De bentonietmatten hebben in droge toestand een dikte van 2 tot 5 mm. De bentonietmatten lopen naar beneden ten minste 20 cm door, gerekend vanaf de onderkant van de categorie 2/bijzondere categorie-bouwstof.

Op de bentonietmatten wordt een laag grond met een dikte van ten minste 15 cm aangebracht.

Er worden bentonietmatten toegepast die voldoen aan de eisen die in onderstaande tabel zijn weergegeven.

De toepassing van een bentonietmat direct onder de asfaltconstructie is ongeschikt als standaardconstructie.

Tabel 9.3: Materiaaleisen voor bentonietmatten 7

Aspect

Eis

Type bentoniet

natrium of met natrium geactiveerd calcium

Montmorillonietgehalte van de bentoniet

≥ 70 gew.%

Waterabsorptie bentoniet

minimaal 200% na 1 uur en 700% na 24 uur

Methyleenblauw-waarde

≥ 250 mg MB/gr bentoniet

Maalfijnheid

maximaal 5 gew.%

Zwaarte van het doek

≥ 110 g/m² en ≥ 220 g/m² aan de zijde van de folie ≥ 220 g/m² aan de tegenovergestelde zijde van de folie

Stabiliteit

stabiliteit gewaarborgd bij gehydrateerde toestand

Zweldruk bentoniet

het zwelvermogen van bentonietmat bij volledige hydratie moet minimaal 0% zijn bij een druk van 1,5 × de bovenbelasting

In figuur 9.2 is het principe van de aansluiting weergegeven.

Bijlage 34825.png
Figuur 9.2: Principe van de aansluiting van bentonietmatten op wegverharding van wegen

De afvoer van hemelwater is zodanig dat er nagenoeg geen contact is tussen de bouwstof en hemelwater dat is geïnfiltreerd in de bodem.

toelichting

Voor bentonietmatten zijn geen eisen gesteld in de RAW systematiek. Daarom wordt verwezen naar eisen die in het “Standaardbestek” (Heidemij, 1993) zijn opgenomen. Het “Standaardbestek” beschrijft ook de aanleg en controle van bentonietmatten. Aanbevolen wordt om hiervan gebruik te maken.

Het type te gebruiken bentonietmat moet worden afgestemd op de situatie waar het materiaal wordt toegepast. De laag grond heeft tot doel om tegendruk te bieden aan de bentoniet als deze gaat zwellen. Hiermee wordt een waterdichte constructie bereikt.

Inspectie

standaard

Jaarlijks wordt de omgeving van de aansluiting visueel geïnspecteerd. Aspecten die worden beoordeeld zijn:

  • -

    scheuren, gaten, ondergravingen en doorworteling;

  • -

    afvoer van hemelwater: de afvoer van hemelwater moet gewaarborgd zijn.

toelichting

De omgeving van de aansluiting wordt beoordeeld om aanwijzingen te verkrijgen dat een beschadiging kan zijn opgetreden.

Aangezien de aansluiting onder een laag grond ligt, kan beoordeling alleen plaats vinden door middel van het vrijgraven van (a-select) gekozen plaatsen, bijvoorbeeld elke 50 tot 100 m. Hierbij moet wel opgelet worden dat door het vrijgraven zelf geen beschadigingen ontstaan.

Onderhoud

standaard

Bij zichtbare scheuren of beschadiging vindt herstel plaats. Voor de termijnen waarop herstel plaatsvindt, wordt aangesloten bij tabel 9.1. Voor niet in deze tabel genoemde zaken zoals doorworteling, ondergraving en dergelijke, vindt onderhoud binnen 1 maand plaats.

Beschadigingen worden hersteld.

toelichting

Onderhoud is noodzakelijk als de aansluiting beschadigd raakt. Veelal zal de aansluiting onder een laag grond zijn aangebracht. Het vrijgraven van de bentonietmat ten behoeve van uit te voeren onderhoud, dient omzichtig te geschieden om beschadiging te voorkomen.

Indien een drainage in de constructie wordt aangebracht moet het periodiek doorspuiten met geringe druk geschieden. Anders kan water in de bouwstof geraken. Eventueel kan de drainage met lucht worden doorgespoten.

9.4.2. Schouder wegfundering van categorie 1 bouwstof

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

De schouders van de wegfundering bestaan uit categorie 1 bouwstoffen. De categorie 1 bouwstof wordt ten minste over 30 cm uit de rand, onder de wegverharding aangebracht. Het principe daarvan is in figuur 9.3 weergegeven.

Om scheurvorming van de wegverharding ter plaatse van de grens tussen categorie 2 en categorie 1 bouwstoffen te voorkomen wordt gekozen voor een categorie 1 materiaal dat nagenoeg dezelfde stijfheids-modulus (E-modulus) heeft als de toe te passen categorie 2-bouwstof.

Bijlage 34826.png
Figuur 9.3: Principe van randafwerking van een wegverharding met categorie 1 bouwstoffen/schone bouwstoffen

De schouder van de wegfundering wordt met dezelfde verkanting als de wegverharding aangelegd, zodat hemelwater naar de wegberm stroomt.

De overgang tussen schone schouder en teerhoudend materiaal moet om civiel-technische redenen schuin worden aangebracht (zie de figuren 12, 13 en 14 in de CROW-publicatie 125).

Het materiaal in de schone schouder moet bestaan uit (licht) gebonden categorie-1-bouwstof.

De schone schouder dient om redenen van toekomstig hergebruik zo smal mogelijk te zijn.

toelichting

De fundering bij deze variant bestaat uit twee materialen. Het grootste deel bestaat uit funderingsmateriaal van categorie 2-bouwstoffen en de schouders van de fundering bestaan uit een categorie 1 bouwstof. Water kan met zo'n constructie infiltreren in de categorie 1 bouwstof. Door de categorie 1 bouwstof voldoende door te trekken onder de isolerende wegverharding zal normaal gesproken geen water in de categorie 2-bouwstof geraken.

Inspectie

standaard

De aansluiting op de wegverharding en de directe omgeving daarvan, worden jaarlijks geïnspecteerd, gelijktijdig met de wegverharding.

toelichting

De inspectie van dit constructie-onderdeel beperkt zich tot de randafwerking van de verharding.

Onderhoud

standaard

Voor de termijnen waarop onderhoud plaats vindt, wordt aangesloten bij tabel 9.1. Beschadigingen worden hersteld.

toelichting

Het onderhoud zal veelal beperkt zijn. Alleen de scheuren in de wegverharding zullen normaal gesproken van belang zijn. Dit valt dan uiteraard onder de inspectie van de wegverharding.

Indien een drainage in de constructie wordt aangebracht moet het periodiek doorspuiten met geringe druk geschieden. Anders kan water in de bouwstof geraken. Eventueel kan de drainage met lucht worden doorgespoten.

9.4.3. Gootconstructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

Naast de wegverharding van asfaltbeton wordt een gootconstructie geplaatst. De gootconstructie bestaat uit een goot-element dat op de wegfundering wordt geplaatst. De wegverharding wordt aan de randen verticaal afgewerkt of -gezaagd. De ruimte tussen goot en wegverharding wordt uitgevoerd als uitzetvoeg met een waterdichte voegvulling. De gootelementen sluiten waterdicht op elkaar aan.

Tegen de goot, aan de buitenzuide van de wegconstructie, wordt een drainagemat geplaatst. De drainagemat heeft een vloeistofdichte zijde die tegen de goot wordt geplaatst. De drainagemat heeft zonder belasting een dikte van ten minste 2 cm. De drainagemat wordt ten minste tot 10 cm onder de onderzijde van de categorie 2-bouwstof aangebracht. Daar staat de mat in contact met een drainagebuis zodat het in de mat gedrongen water via de drainagebuis afgevoerd wordt. De drainagebuis kan afwateren op bermsloten of op de riolering.

Het principe van de constructie is in figuur 9.4 weergegeven.

De gootconstructie die in de CROW-publicatie 125 is opgenomen, wordt als standaardconstructie beschouwd. Varianten op deze constructie, zoals het vervangen van de drainagemat door een ander geschikt isolatiemateriaal of de toepassing van een goot in combinatie met een schone schouder, worden als niet-standaardconstructies beschouwd.

Bijlage 34827.png
Figuur 9.4: Principe van randafwerking van een wegverharding met een gootconstructie

toelichting

Bovenstaand is een constructie beschreven die in toenemende mate wordt toegepast door Rijkswaterstaat en Provincies, ook als er geen categorie 2-bouwstoffen in het werk aanwezig zijn.

De goot zorgt voor de afvoer van het grootste deel van het water. Eventueel geïnfiltreerd water wordt via het drainagesysteem afgevoerd.

Inspectie

standaard

Voor inspectie wordt aangesloten bij de CROW-methodiek “Rationeel wegbeheer” (zie ook paragraaf 9.3). Aanvullend hierop wordt de goot jaarlijks en de verticale drainage tweejaarlijks visueel geïnspecteerd. De drainagebuis wordt tweejaarlijks visueel geïnspecteerd.

toelichting

De inspectie van de zichtbare delen van de constructie, i.c. de bovenzijde, is conform gangbaar wegbeheer.

De drainage, bestaande uit mat en buis, is moeilijker te inspecteren. Het functioneren zal met name beoordeeld kunnen worden door de mate van waterafvoer te beoordelen. Hiervoor is het veelal noodzakelijk om ook de directe omgeving van het werk in de inspectie te betrekken. Daarbij moet gedacht worden aan uitstroomopeningen van de drainagebuis in bermsloot en/of riolering.

Onderhoud

standaard

Voor het onderhoud en reparatie wordt voor het wegdek verwezen naar paragraaf 9.3. Voor het onderhoud van de voegvulling wordt verwezen naar paragraaf 9.3.

De gootconstructie wordt gerepareerd als deze gebreken vertoont. Voor de hersteltermijn voor scheurvorming in de gootconstructie wordt verwezen naar tabel 9.1.

De drainagebuis wordt met geringe druk tweejaarlijks doorgespoten. Indien de drainagemat beschadigd of vervuild raakt waardoor de drainerende functie niet meer wordt vervuld, worden de betreffende delen van de drainagemat vervangen.

toelichting

Het onderhoud zal in dit geval met name gericht zijn op scheurvorming. Aan de drainagebuis hoeft vrijwel geen onderhoud uitgevoerd te worden. De drainagebuis wordt tweejaarlijks doorgespoten om de drainerende functie te waarborgen. Water kan op deze manier in de categorie 2-bouwstof geraken. Vandaar dat het doorspuiten met geringe druk moet worden uitgevoerd.

De drainagemat is essentieel in de constructie. Daarom moet de mat bij beschadiging of slecht functioneren vervangen worden.

9.5. Isolerende lagen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

Isolerende lagen worden op de categorie 2- of bijzondere categorie-bouwstoffen aangebracht.

Voor de toepassing van isolerende lagen in standaard toepassingen worden materialen toegestaan zoals zand-bentoniet, kunststof-folie, en bentonietmatten of combinaties van deze materialen. Een combinatieafdichting is alleen verplicht bij toepassing van de bijzondere categorie AVI-bodemas. Deze isolerende materialen zijn geschikt om in werken te worden toegepast. Tevens is voldoende informatie beschikbaar ten aanzien van aanleg, kwaliteitseisen en controle in de vorm van protocollen of vergelijkbare rapporten.

Indien noodzakelijk moeten aan de teen van de constructie voorzieningen worden aangebracht voor de afvoer van water. Dit moet per geval beoordeeld worden. Vandaar dat de richtlijn hiervoor geen constructies verplicht stelt.

9.5.1. Zand-bentoniet als afdichtende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

De categorie 2-bouwstof fungeert als steunconstructie voor de laag van zand-bentoniet. Indien de bouwstof onvoldoende als steunlaag kan fungeren wordt een extra steunlaag van zand of een non woven textiel aangebracht. De zand-bentonietlaag is minimaal 0,25 meter dik. De samenstelling van het zand-bentonietmengsel is overeenkomstig CUR-aanbeveling 33 ‘Granulaire afdichtingslagen op basis van zand-bentoniet’. De zand-bentonietlaag wordt onder een afschot van ten minste 2% aangebracht. Het bentonietgehalte bedraagt ten minste 7% (m/m).

De maximale helling waaronder de zand-bentonietlaag wordt aangebracht is 1:1,5.

Indien de bouwstof waarop de afdichting wordt aangebracht nadelige invloed heeft op de afdichtende werking zijn beschermende maatregelen vereist. Dit doet zich in ieder geval voor bij werken met AVI-bodemas. De beschermende maatregelen kunnen worden gezien als afdoende indien deze zijn goedgekeurd door een onafhankelijk deskundig bedrijf conform het Toetsingskader IBC-maatregelen publicatie CROW-144. Beschermende maatregelen zijn eveneens vereist indien zouten die worden gebruikt bij de gladheidbestrijding kunnen indringen in de bentoniethoudende afdichting. Dit doet zich voor wanneer de bentoniethoudende afdichting als enkelvoudige afdichting wordt toegepast in wegbouwkundige constructies. Het aanbrengen van een kunststoffolie, zoals bij een combinatieafdichting, kan worden gezien als afdoende bescherming.

toelichting

Voor een goede afwatering wordt de zand-bentonietlaag onder afschot aangebracht. Het minimale vereiste afschot voor een goede afwatering is 2%.

Om te voorkomen dat waterdruk ontstaat op de zand-bentonietlaag kan een drainagelaag worden aangebracht. Hierin kunnen desgewenst drainagebuizen worden aangebracht.

Voor de eisen ten aanzien van de steunlaag wordt verwezen naar de “Richtlijnen voor dichte eindafwerking” (Min. VROM, 1991).

Inspectie

standaard

De werking van de isolerende constructie wordt door middel van indirecte inspectie gecontroleerd. De indirecte inspectie vindt plaats door middel van het meten van de verschilzetting en door visuele inspectie. Daarvoor worden tweejaarlijks van te voren vastgelegde punten ingemeten.

Tweejaarlijks worden de nieuwe meetgegevens vergeleken met de gegevens van de uitgangssituatie. Als de verschilzetting groter is dan de maximale verschilzetting vindt onderhoud plaats. De maximale verschilzetting bedraagt 5 cm (in verticale richting) per meter (in horizontale richting). De taluds worden jaarlijks visueel geïnspecteerd. Hierbij wordt aandacht geschonken aan afschuivingen en scheurvorming.

toelichting

In het geval van een te grote verschilzetting voor het betreffende deel van de constructie, dient de isolerende constructie nader geïnspecteerd te worden. De nadere inspectie houdt in dat voor het betreffende deel van het werk de isolerende constructie steekproefsgewijs wordt vrijgemaakt en geïnspecteerd. Noodzakelijk onderhoud wordt uitgevoerd.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats als de verschilzetting groter is dan 5 cm per strekkende meter. Voor de betreffende delen van het werk wordt de isolerende constructie vrijgegraven. Beschadigde delen van de isolerende constructie worden vervangen of hersteld.

Als er drainagebuizen in een drainagelaag zijn aangebracht moeten deze buizen tweejaarlijks worden doorgespoten. Dit doorspuiten moet met slechts een geringe druk worden uitgevoerd.

Eventuele afschuiving of scheurvorming die op de taluds optreedt wordt binnen drie maanden hersteld.

toelichting

Onderhoud aan de isolerende constructie wordt uitgevoerd als een aanzienlijke deformatie van het constructielichaam is opgetreden. In zo'n geval is te verwachten dat scheuren ontstaan in het isolerende materiaal aangezien de isolerende laag dan aanzienlijk gerekt is. Herstel is dan noodzakelijk. Herstel kan echter alleen worden uitgevoerd nadat de isolerende constructie is vrij gegraven.

Verder onderhoud aan de constructie is nauwelijks mogelijk.

Eventuele drainagebuizen moeten worden doorgespoten. Om te voorkomen dat door dit doorspuiten water in de categorie 2-bouwstof kan geraken, moet het doorspuiten met slechts een geringe overdruk worden uitgevoerd.

Een drainagelaag kan desgewenst op de zand-bentoniet worden aangebracht. Voor de eisen aan een dergelijke laag wordt verwezen naar de “Richtlijnen voor dichte eindafwerking” (Min. VROM, 1991).

9.5.2. Kunststof-folie als afdichtende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

Voor de isolerende constructie wordt kunststof-folie toegepast met een minimale dikte van 2 mm. De eisen aan het materiaal zijn conform de eisen gesteld in KRITNO/KIWA, 1992 (deel I) voor toepassing IV (bovenafdichtingen met eindafdekking, folie niet in direct zonlicht) en V (bovenafdichting zonder eindafdekking, folie in direct zonlicht). Aanleg en constructie worden uitgevoerd conform KRITNO/KIWA, 1992 (deel II).

De kunststof-folie wordt onder een afschot van ten minste 2% aangebracht. De categorie 2-bouwstof fungeert als steunconstructie voor de kunststoffolie. Indien de bouwstof onvoldoende als steunlaag kan fungeren of als de categorie 2-bouwstoffen de folie kunnen beschadigen, wordt een extra steunlaag van zand of een non woven textiel aangebracht.

toelichting

Kunststof-folie is een waterdicht materiaal en daarom zeer geschikt als afdichtende constructie. De constructie en aanleg zijn beschreven in deel II van KRITNO/KIWA (1992). De eisen aan het foliemateriaal voor de toepassingen IV en V zijn beschreven in deel I van KRITNO (1992). In het kort zijn de belangrijkste functionele eisen daaruit in onderstaande tabel weergegeven. Van een aantal typen kunststoffolies zoals HDPE, LLDPE en VLDPE wordt in elk geval verwacht dat zij, na beproeving, aan de gestelde eisen blijken te kunnen voldoen. Dit zou ook het geval kunnen zijn voor een aantal andere, nog in ontwikkeling zijnde materialen.

In het kort zijn de belangrijkste functionele eisen in onderstaande tabel 9.2 weergegeven.

Tabel 9.2: Belangrijkste functionele eisen

Aspect

Eis

Dikte

2 mm

Lassen

Met een semi-automatisch lasapparaat

Doorscheursterkte

100 N/mm

Mechanische doorslag

beproeving volgens DIN 16726 met een valhoogte van 1250 mm

Vouwproef

Geen scheuren bij vouwproef bij –20°C

Spleetdrukproef

Geen lekkage bij 6 bar na 72 uur

Duurzaamheid

Voldoende duurzaamheid tegen lange duur mechanische belasting, oxydatie door luchtzuurstof en structuurveranderingen op de lange duur (duurzaamheid groot)

Chemische resistentie

Voldoende chemisch resistent tegen stoffen waar de folie mee in aanraking komt

Spanningscorrosie

Geen scheuren binnen 1.000 uur in contact met Antarox C630) en in contact met de stoffen waarmee de folie in contact komt

UV-resistentie

Toepassing IV: na belichting (1,75 GJ/m²) voldoen aan eisen uit tabel 3.7 (KRITNO, 1992, deel I)

Toepassing V: na belichting (35 GJ/m²) voldoen aan eisen uit tabel 3.8 (KRITNO, 1992, deel I)

Biologische aantasting

Bestand tegen aantasting door micro-organismen, diervraat en worteldoorgroei

Milieubelasting

De folie mag geen stoffen afgeven die het milieu belasten

Naar: KRITNO, 1992 (deel 1) en mededeling door de heer der Kinderen van KRITNO

Als kunststof-folies op een talud worden aangebracht dienen zowel de folie als de daarop liggende materialen, voldoende stabiliteit te bezitten. Potentiële risico's zijn het afschuiven als een waterverzadigde laag ontstaat of over het relatief gladde oppervlak van de folie. Het eerste risico kan worden ondervangen door het aanbrengen van een drainagelaag (Min. VROM, 1991). Het tweede risico kan worden ondervangen door gebruik te maken van geprofileerde folies. Per geval dient beoordeeld te worden of dit laatste noodzakelijk is.

De belangrijkste aandachtspunten voor de aanleg zijn onderstaand samengevat.

  • -

    legplan en een uitvoeringsplan: deze plannen dienen opgesteld te zijn voordat met het werk wordt begonnen;

  • -

    grondwerk: de korrelgrootte van het matrixmateriaal mag ten hoogste 3 mm zijn. Abrupte hoogteverschillen zoals sporen en rillen mogen niet groter zijn dan 10 mm. Voordat een rol folie wordt aangebracht dient de verlegger zich ervan te vergewissen dat in de hiervoor beschreven situatie geen verandering is gekomen. De ondergrond dient zodanig stabiel te zijn dat de maximale rek van de folie niet wordt overschreden.

  • -

    uitrollen: de folie mag tijdens het uitrollen niet worden beschadigd. De foliebanen dienen een overlap van ten minste 80 mm te hebben. Opwaaien van de folie dient voorkomen te worden. Er dient niet meer folie uitgerold te worden, dan die dag kan worden verwerkt.

  • -

    lassen: in het uitvoeringsplan is in detail de te volgen werkwijze beschreven. De folies worden thermisch gelast. Door middel van proeflassen voordat met het feitelijk lassen wordt begonnen, worden de juiste parameters ingesteld. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van kanaallassen. Slechts voor detailwerk, moeilijk bereikbare plaatsen of bij reparaties mogen enkele lassen worden gebruikt.

    In figuur 9.5 zijn de verschillende lastypen weergegeven.

    Bijlage 34830.png
    Figuur 9.5: Lasgeometrie (naar ‘Protocollen’ deel 2, KRITNO)
  • -

    lekdichtheid: alle verbindingen worden op hun laskwaliteit en hun afdichtingseigenschappen gecontroleerd. Visueel wordt het lasproces geïnspecteerd. Door middel van lekdichtheidsproeven worden de afdichtingseigenschappen bepaald.

Inspectie

standaard

Inspectie vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

De inspectie wijkt niet af van de inspectie die wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

Het onderhoud wijkt niet af van het onderhoud dat wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

9.5.3. Bentoniet-polymeergel als afdichtende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

Voor de isolerende constructie wordt bentoniet-polymeergel toegepast die voldoet aan de ‘Protocollen Trisoplast’ (Grontmij, 1994). Aanleg en controle vinden plaats volgens deze protocollen.

De isolerende constructie bestaat uit een laag van ten minste 8 cm bentoniet-polymeergel.

Deze constructie wordt op een talud aangebracht dat niet steiler is dan 1:2. Indien het talud steiler is wordt met berekeningen aangetoond dat de constructie stabiel is.

Indien de bouwstof waarop de afdichting wordt aangebracht nadelige invloed heeft op de afdichtende werking zijn beschermende maatregelen vereist. Dit doet zich in ieder geval voor bij werken met AVI-bodemas. De beschermende maatregelen kunnen worden gezien als afdoende indien deze zijn goedgekeurd door een onafhankelijk deskundig bedrijf conform het Toetsingskader IBC-maatregelen publicatie CROW-144. Beschermende maatregelen zijn eveneens vereist indien zouten die worden gebruikt bij de gladheidbestrijding kunnen indringen in de bentoniethoudende afdichting. Dit doet zich voor wanneer de bentoniethoudende afdichting als enkelvoudige afdichting wordt toegepast in wegbouwkundige constructies. Het aanbrengen van een kunststoffolie, zoals bij een combinatieafdichting, kan worden gezien als afdoende bescherming.

toelichting

Bentoniet-polymeergel is een mengsel van een kleimineraal, een polymeer en een toeslagmateriaal. Het toeslagmateriaal bestaat uit zand. De isolerende constructie is dun en kan vanwege een hoge plasticiteit goed zettingen volgen. Tevens heeft het materiaal een geringe waterdoorlatendheid.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

Het onderhoud wijkt niet af van het onderhoud dat wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

Inspectie

standaard

Inspectie vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

De inspectie wijkt niet af van de inspectie die wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

9.5.4. Bentonietmatten als afdichtende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

De bentonietmatten hebben in droge toestand een dikte van 2 tot 5 mm. De bentonietmatten lopen naar beneden ten minste 10 cm door, gerekend vanaf de onderkant van de categorie 2-bouwstof.

Op de bentonietmatten wordt een laag grond met een dikte van ten minste 15 cm aangebracht. Er worden bentonietmatten toegepast die voldoen aan de eisen die in tabel 9.3 zijn weergegeven.

De categorie 2-bouwstof fungeert als steunconstructie voor de bentonietmatten. Indien dit niet het geval is, of als de categorie 2-bouwstoffen de folie kunnen beschadigen, wordt een extra steunlaag van zand of een non woven textiel aangebracht.

De bentonietmatten worden onder een afschot van ten minste 2% aangebracht. Toepassing in taluds is toegestaan tot een maximale helling van 1:3. Voor toepassing in steilere taluds wordt aangetoond dat de constructie stabiel is. De toepassing van een bentonietmat direct onder een asfaltconstructie is ongeschikt als standaardconstructie, zie CROW-publicatie 125.

Indien de bouwstof waarop de afdichting wordt aangebracht nadelige invloed heeft op de afdichtende werking zijn beschermende maatregelen vereist. Dit doet zich in ieder geval voor bij werken met AVI-bodemas. De beschermende maatregelen kunnen worden gezien als afdoende indien deze zijn goedgekeurd door een onafhankelijk deskundig bedrijf conform het Toetsingskader IBC-maatregelen publicatie CROW-144. Beschermende maatregelen zijn eveneens vereist indien zouten die worden gebruikt bij de gladheidbestrijding kunnen indringen in de bentoniethoudende afdichting.

Dit doet zich voor wanneer de bentoniethoudende afdichting als enkelvoudige afdichting wordt toegepast in wegbouwkundige constructies. Het aanbrengen van een kunststoffolie, zoals bij een combinatieafdichting, kan worden gezien als afdoende bescherming.

Bentonietmatten moeten voldoen aan CUR-Aanbeveling 49 ‘Bentonietmatten in Bodembeschermende Voorzieningen – Beoordeling Geschiktheid’ en CUR-Aanbeveling 50 ‘Bentonietmatten in Bodembeschermende Voorzieningen – Productie en Verwerking’.

toelichting

Voor de toepassing van bentonietmatten bestaan in Nederland geen RAW-eisen of andere algemeen aanvaarde normen. Daarom wordt verwezen naar eisen die afkomstig zijn uit het “Standaardbestek” (Heidemij, 1993). Voor aanleg en controle wordt geadviseerd van dit standaardbestek gebruik te maken. De CUR/PBV-aanbevelingen 44, 49 en 50 geven een overzicht van de stand der techniek en bovendien materiaal- en constructie-eisen voor bentonietmatten.

Bentonietmatten worden afgedekt met een laag grond van minimaal 15 cm dikte. Deze laag grond op de bentonietmatten zorgt voor tegendruk als de bentoniet gaat zwellen. Hierdoor verkrijgt de bentonietmat zijn waterdichtheid.

Inspectie

standaard

Inspectie vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

De inspectie wijkt niet af van de inspectie die wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

Het onderhoud wijkt niet af van het onderhoud dat wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

9.6. Overgangconstructie aansluiting wegverharding en isolerende laag

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

Als een wegverharding dienst doet als isolerende constructie, kan het pakket toe te passen categorie 2-bouwstoffen een aanzienlijke dikte hebben. Als met bentonietmatten een aansluiting is gemaakt met de wegverharding, kan een overgang noodzakelijk zijn naar het materiaal dat als isolerende laag op de taluds is toegepast. Als isolerende laag kunnen worden toegepast: zand-bentoniet, kunststoffolie, bentoniet-polymeergel en een combinatie-afdichting.

Constructie

standaard

De categorie 2- of bijzondere categorie-bouwstof fungeert als steunconstructie voor de overgangsconstructie. Indien dit niet het geval is wordt een extra steunlaag van zand of een non woven textiel aangebracht. De materialen die als isolerende laag worden toegepast voldoen aan de betreffende eisen die in paragraaf 9.5 zijn weergegeven.

De bentonietmat overlapt het materiaal van de isolerende laag met ten minste 20 cm. Als de isolerende laag bestaat uit zand-bentoniet bedraagt de overlap ten minste 50 cm.

Het principe van de constructie is in figuur 9.6 weergegeven.

Bijlage 34822.png
Figuur 9.6: Principe van een overgangsconstructie

toelichting

De toe te passen materialen zijn meestal vrij dun. Er mogen geen scherpe voorwerpen doordringen in de materialen. Daarom is onder de overlap een steunlaag van zand veelal noodzakelijk.

Een goede hechting van de beide materialen is problematisch. De waterdichtheid van de constructie komt daarom tot stand door een overlap van ten minste 0,20 m te creëren. De verdichting van de zand-bentoniet aan de randen kan in sommige gevallen problematisch kan zijn. Daarom wordt in dat geval een overlap van 50 cm aangehouden.

Inspectie

standaard

Indien de overgangsconstructie op een talud is aangebracht wordt dit talud jaarlijks geïnspecteerd op afschuivingen en scheurvorming van de afdeklaag.

Verder vindt indirecte inspectie plaats conform paragraaf 9.5.1.

toelichting

De indirecte inspectie wijkt niet af van de inspectie die wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet. Alleen de inspectie van taluds wordt daar bij gevoegd. Deze inspectie dient om eventuele instabiliteit te signaleren.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats als indirecte inspectie van het grondlichaam waarop de overlap is aangebracht conform paragraaf 9.5.1 een aanzienlijke deformatie aantoont.

toelichting

Aangezien de overlap onder een laag grond is aangebracht, is onderhoud alleen mogelijk als de overlap wordt vrijgegraven. Dit vrijgraven vindt alleen plaats als indirecte inspectie heeft aangetoond dat een aanzienlijke deformatie is opgetreden.

9.7. Combinatie-afdichting als afdichtende constructie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

De isolerende constructie van de combinatie-afdichting bestaat uit een laag zand-bentoniet of bentoniet-polymeergel waarover een kunststof-folie is aangebracht.

De combinatie-afdichting is alleen verplicht bij toepassing van de bijzondere categorie AVI-bodemas. Voor alle andere toepassingen is deze afdichting niet verplicht.

Constructie

standaard

De combinatie-afdichting wordt opgebouwd uit twee lagen: zand-bentoniet of bentoniet-polymeergel of bentonietmat en een kunststoffolie.

De eisen voor constructie van de verschillende isolerende lagen zijn beschreven in paragraaf 9.5.

De constructie wordt onder een afschot van ten minste 2% aangebracht.

De kunststof-folie wordt op de zand-bentoniet of op de bentoniet-polymeergel of op de bentonietmat aangebracht.

Het principe van de opbouw van de constructies is in figuur 9.7. weergegeven.

Bijlage 34823.png
Figuur 9.7: Principe van een combinatie-afdichting

toelichting

Door de combinatie van een minerale laag en een laag van kunststof wordt een zeer geringe doorlatendheid bereikt. Indien er sprake is van aanzienlijke taluds kan een geprofileerde kunststof-folie worden toegepast. Bij het toepassen van een minerale laag op de folie gaan de voordelen van de verschillende eigenschappen van beide materialen gedeeltelijk verloren. Daarom wordt dit niet toegestaan.

De keuze tussen zand-bentoniet of bentoniet-polymeergel moet de gebruiker zelf maken.

Inspectie

standaard

Inspectie vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

De inspectie wijkt niet af van de inspectie die wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats overeenkomstig de beschrijving in paragraaf 9.5.1 betreffende de isolerende constructie met zand-bentoniet.

toelichting

Het onderhoud wijkt niet af van het onderhoud dat wordt uitgevoerd bij een isolerende constructie van zand-bentoniet.

9.8. Doorvoeringen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

toelichting

Doorvoeringen door isolerende constructies en isolerende lagen kunnen noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld lichtmasten, verkeersborden of andersoortig wegmeubilair.

Er wordt een tweetal voorbeelden gegeven voor de doorvoering door een isolerende laag van materialen zoals beschreven in paragraaf 9.5, en een doorvoering door een wegverharding zoals beschreven in paragraaf 9.3.

9.8.1. Doorvoering door een isolerende laag

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

De doorvoering bestaat uit een prefab doorvoerstuk. Het doorvoerstuk bestaat uit een plaat van HDPE-folie van ten minste 10 mm dik. Op deze plaat is thermisch een HDPE-buis gelast. Door deze buis wordt het door te voeren object geleid.

Het door te voeren object wordt waterdicht op het doorvoerstuk aangesloten met behulp van een thermische las, siliconenkit of een gelijkwaardige constructie. Door middel van visuele inspectie wordt beoordeeld of deze aansluiting waterdicht is.

De plaat van het prefab doorvoerstuk rust op de isolerende laag en met gronddruk wordt gewaarborgd dat de plaat aansluit op de isolerende laag. Het principe van de doorvoering is in figuur 9.8 weergegeven.

Indien de isolerende laag bestaat uit kunststof-folie, wordt de plaat thermisch op de isolerende laag gelast.

Bijlage 34828.png
Figuur 9.8: Principe van een doorvoering door een isolerende laag

toelichting

In figuur 9.8 is de doorvoering door een vrijwel horizontaal gelegen isolerende laag weergegeven. Op een talud wordt hetzelfde principe gehanteerd.

Inspectie

standaard

Inspectie van de gemaakte verbindingen vindt plaats direct nadat het doorvoerstuk is geplaatst.

In de gebruiksfase van het werk vindt jaarlijks inspectie plaats van het door te voeren object teneinde op indirecte wijze te kunnen constateren of dit object is beschadigd en daardoor mogelijk ook de doorvoering is beschadigd.

toelichting

In de gebruiksfase van het werk is alleen indirecte inspectie nog mogelijk.

Onderhoud

standaard

Onderhoud vindt plaats indien een beschadiging van de doorvoering wordt vermoed of is geconstateerd.

toelichting

Beschadiging van de doorvoering zal zich normaal gesproken alleen voordoen nadat bijvoorbeeld tegen het door te voeren object, bijvoorbeeld een verkeersbord, aan is gereden.

9.8.2. Doorvoering door een wegverharding

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Constructie

standaard

Nadat het door te voeren object is geplaatst wordt de ruimte tussen dit object en de wegverharding gevuld met een waterdichte voegvullingsmassa. Het vulmiddel moet enigszins uitsteken boven de wegverharding mits er geen sprake is van een put. Als het door te voeren object een put betreft mag het vulmiddel niet bol uitsteken boven de wegverharding.

Als het door te voeren object niet waterdicht is (bijvoorbeeld een holle buis) dan moet aan de bovenzijde van dit object een afsluiting worden aangebracht.

Het principe van de doorvoering is in figuur 9.9 weergegeven.

Bijlage 34829.png
Figuur 9.9: Principe van een doorvoering door een wegverharding

toelichting

Doorvoeringen door de wegverharding kunnen noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld wegmeubilair. Om te voorkomen dat doorvoeringen plaatsen zijn waar water toe kan treden tot de categorie 2- of bijzondere categorie-bouwstof, moet een doorvoering volgens het principe van figuur 9.9 worden uitgevoerd.

Inspectie

standaard

De staat van de doorvoering wordt jaarlijks beoordeeld. Aspecten die worden beoordeeld zijn:

  • -

    toestand van het afdichtende middel: als veroudering of scheurvorming de waterdichtheid beinvloedt, vindt reparatie plaats;

  • -

    hechting aan het wegverhardingsmateriaal: als een zichtbare scheur/opening aanwezig tussen de wegverharding en het afdichtingsmiddel vindt reparatie plaats;

  • -

    toestand van de door te voeren constructie (zoals een staander voor een verkeersbord): als via de door te voeren constructie water toe kan treden tot de categorie 2- of bijzondere categorie-bouwstof vindt reparatie plaats.

toelichting

Voor de inspectie kan worden aangesloten bij gangbare systemen voor rationeel wegbeheer.

Omvergereden verkeersborden worden wel eerder gesignaleerd. Bij het herstellen van de verkeersborden dient dan tevens de afdichting van de doorvoering hersteld te worden.

Onderhoud

standaard

Indien het vulmiddel is beschadigd of verouderd wordt het materiaal door soortgelijk materiaal vervangen. Onderhoud vindt plaats door een ervaren bedrijf.

Indien het door te voeren object de oorzaak is van een lekkage vindt reparatie of vervanging plaats.

toelichting

Lekkage van de doorvoering kan plaatsvinden in de volgende gevallen:

  • -

    slechte hechting van het opvulmiddel met de wegverharding door beschadiging na bijvoorbeeld een aanrijding of lekkage door veroudering. Het afdichtende materiaal moet enigszins bol uitsteken boven de wegverharding (zie figuur 9.9). Daarmee wordt voorkomen dat water op de doorvoering kan blijven staan.

  • -

    de door te voeren constructie is niet waterdicht. Als voorbeeld kunnen staanders voor verkeersborden worden genoemd die aan de bovenzijde niet zijn afgesloten.

10 . Publicaties

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

ARBEIDSINSPECTIE, Werken met verontreinigde grond inclusief bodemsanering, Voorburg, 1989, in: Publicatieblad 174

AALBERS Th.G. et al., Milieuhygiënische kwaliteit van primaire en secundaire bouwmaterialen in relatie tot hergebruik en bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, Bilthoven, 1993

BMC, Vloeistofdichte betonmortel, 1993

CROW, Gefundeerd op weg, Ede, 1994, in: CROW-publicatie 81

CROW, Verticale drainage, Ede, 1993, in: CROW-publicatie 77

CROW, Model-kwaliteitsplan voor de GWW, Ede, in: CROW-publicatie 65

CROW, Standaard RAW bepaling wijziging december 1991, Ede, 1991

CROW, Standaard RAW bepalingen, Ede, 1990

CROW, Rationeel wegbeheer handleiding deel A, Ede, 1989, in: CROW-publicatie 20-A

CROW, Rationeel wegbeheer handleiding deel B, Ede, 1989, in: CROW-publicatie 20-B

CROW, Rationeel wegbeheer deel C handleiding en schadecatalogus visuele inspectie, Ede, 1989, in: CROW-publicatie 20-C

CROW, Resten zijn géén afval meer, afvalverbrandingsslakken, Ede, 1988, in: CROW-publikatie 15

CUR, Granulaire afdichtingslagen op basis van zandbentoniet, achtergrondrapport, Gouda, 1994 in: CUR-rapport 94-1

CUR, Granulaire afdichtingslagen op basis van zandbentoniet, Gouda, 1993, in: CUR-aanbeveling 33

CUR, Proefproject poederkool-vliegas in ophoging te Heteren voorstel constructief ontwerp, Gouda, 1993

CUR/CROW/NNI, Definities en toepassingen van steenachtige bouwstoffen, Gouda, 1992

FUGRO, Contra-expertise: Toepassing en kwaliteitsborging bentonietmatten in bovenafdichting stortplaats Spinder te Tilburg, Arnhem, 1994 in: rapport H-0514

GRONTMIJ, Protocollen Trisoplast t.b.v. boven- en onderafdichtingen bij afvalbergingen, de Bilt, 1994

HEIDEMIJ ADVIES, Vooronderzoek definitieve bovenafdichting stortplaatsen, 's-Hertogenbosch, 1993

HEIDEMIJ ADVIES, Voorschrift bij toepassing bentonietmatten, 's-Hertogenbosch, 1993

KRITNO/KIWA, Protocollen voor het toepassen van geomembranen ten behoeve van bodembescherming deel I: materialen, Delft, 1992, in: rapportnr. 794/'92

KRITNO/KIWA, Protocollen voor het toepassen van geomembranen ten behoeve van bodembescherming deel II: aanleg en acceptatie, Delft, 1992, in: rapportnr. 795/'92

MINISTERIE VAN VROM/VBW-ASFALT, Richtlijn voor toepassing van asfalt op bedrijfsterreinen met een bodembeschermende functie, 's-Gravenhage, 1994, in: VROM-reeks bodembescherming 1995/12

MINISTERIE VAN VROM/BETONVERENIGING, Handleiding beton en milieu, Gouda, 1994

MINISTERIE VAN VROM, beleidsstandpunt polycyclische aromatische koolwaterstoffen in het milieu, 1993

MINISTERIE VAN VROM/HEIDEMIJ ADVIES, Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen, 's-Gravenhage, 1993, in: VROM-reeks bodembescherming 1993-1

MINISTERIE VAN VROM/HEIDEMIJ ADVIES, Richtlijn voor onderafdichtingsconstructies voor stort- en opslagplaatsen, 's-Gravenhage, 1993, in: VROM-reeks bodembescherming 1993-2

MINISTERIE VAN VROM/HEIDEMIJ ADVIES, Richtlijnen voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen, Leidschendam, 1991, in: VROM-reeks bodembescherming nr. 1991-2

MINISTERIE VAN VROM, Veiligheid en gezondheid bij bodemsanering, 's-Gravenhage, in: VROM-reeks bodembescherming deel 58

MINISTERIE VAN VROM, Voorlopige praktijkrichtlijnen 's-Gravenhage, in: VROM-reeks bodembescherming deel 55B

NEDERLANDSE SPOORWEGEN, Richtlijnen voor de Baanbouw, Utrecht, 1993, in: rapport code If 5000

NEDERLANDSE SPOORWEGEN, Algemene bepalingen van de N.V. Nederlandse Spoorwegen voor de uitvoering van Werken, Utrecht, 1986

RIJKSWATERSTAAT DIENST WEG- EN WATERBOUWKUNDE, Handleiding bij technische inspectie (gerichte schouw) versie 93.0, Delft 1993

STARING CENTRUM/HEIDEMIJ ADVIESBUREAU, Handboek voor ontwerp en konstruktie van eindafdekking van afval- en reststofbergingen, Wageningen, 1990, in: Rapport 91

Bijlage 1. van de richtlijn ibc-maatregelen:

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Checklists standaard toepassingen

toelichting

Per standaard toepassing is in deze bijlage een checklist opgenomen. Een complete checklist bestaat per standaard toepassing uit drie tabellen: de tabellen voor constructie, onderhoud en inspectie. De tabellen verwijzen naar de paragrafen van deze richtlijn waar respectievelijk constructie, onderhoud en inspectie zijn beschreven.

De tabellen zijn als volgt opgebouwd:

constructie: In de linkerkolom is de algemene benaming en daarmee ook de functie van het constructie-element weergegeven. Van sommige constructie-elementen bestaan varianten. Deze varianten zijn in de tweede kolom opgesomd. In de kolom “toegepast materiaal” geeft de opdrachtgever aan met een “X” welke variant van toepassing is. De “X” wordt bij de betreffende variant aangegeven. Soms kunnen meerdere varianten van toepassing zijn. De volgende kolom verwijst naar de technische beschrijving waar de variant aan moet voldoen om als standaard toepassing in aanmerking te komen. In de laatste kolom wordt aangegeven of de variant voor het betreffende werk inderdaad voldoet aan deze beschrijving. Voor een standaard toepassing is in de laatste kolom dus alleen “Ja” aangekruist.

onderhoud: De tabel is grotendeels gelijk aan de tabel voor “constructie” opgezet. De hoofdpunten voor onderhoud en de frequentie van onderhoud zijn weergegeven. Onder “ad hoc” onderhoud wordt verstaan dat onderhoud plaats vindt als de resultaten van de inspectie hiervoor aanleiding geven.

inspectie: Ook deze tabel is grotendeels gelijk opgezet. De hoofdpunten voor inspectie zijn weergegeven. De frequentie voor de uit te voeren inspecties zijn aangegeven.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het slechts een standaard toepassing betreft als in alle drie de tabellen alleen maar “Ja” is aangekruist in de kolom “Voldoet toepassing?”.

standaard

Alle checklists betreffen standaard toepassingen.

Tabel 1a: Checklist constructie “wegfunderingen” en “bijzondere categorie teerhoudend asfaltgranulaat”

Functie

Isolatie-element

Toege-

past mate-

riaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Schouder wegfundering van categorie 1 bouwstof

Gootconstructie

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Doorvoeringen

Wegverharding

Bentonietmatten

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Tabel 1b: Checklist inspectie “wegfunderingen” en “bijzondere categorie teerhoudend asfaltgranulaat”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequen-

tie

Toegepast materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Scheuren, craquelé

Voegvullingen, scheurvorming

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Schouder wegfund. cat. 1

Gootconstructie

Directe omgeving, aansluiting

Directe omgeving, aansluiting

Directe omgeving, aansluiting

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Doorvoeringen

Wegverharding

Bentonietmatten

Voegvulling, doorgevoerd object

Doorgevoerd object, omgeving

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Tabel 1c: Checklist onderhoud “wegfunderingen” en “bijzondere categorie teerhoudend asfaltgranulaat”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequen-

tie

Toegepast materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Herstel scheuren, craquelé

Herstel voegvullingen en scheurvorming

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Schouder wegfund. cat. 1

Gootconstructie

Herstel scheuren, beschadigingen

Herstel scheuren, beschadigingen

Herstel scheuren, beschadigingen

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Doorvoeringen

Wegverharding

Bentonietmatten

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Tabel 2a: Checklist constructie “wegfundering en belastingspreidende laag”, “wegfundering en ophoging/aanvulling”, “wegfundering, belastingspreidende laag en ophoging/aanvulling”

Functie

Isolatie-element

Toege-

past mate-

riaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isoleren-

de constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverhar-

ding

Bentonietmatten

Schouder wegfundering van categorie 1 bouwstof

Gootconstructie

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Overgangsconstruc-tie

Overgang van wegverharding naar zand-bentoniet

Overgang van wegverharding naar kunststoffolie

Overgang van wegverharding naar bentoniet-polymeergel

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 2b: Checklist inspectie “wegfundering en belastingspreidende laag”, “wegfundering en ophoging/aanvulling”, “wegfundering, belastingspreidende laag en ophoging/aanvulling”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequen-

tie

Toegepast materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Scheuren, craquelé

Voegvullingen, scheurvorming

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Schouder wegfund. cat. 1

Gootconstructie

Directe omgeving, aansluiting

Directe omgeving, aansluiting

Directe omgeving, aansluiting

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Overgangsconstructie

Overgang zand-bentoniet

Overgang kunststof-folie

Overgang bentoniet-polymeergel

Omgeving aansluiting, zettingen

Omgeving aansluiting, zettingen

Omgeving aansluiting, zettingen

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Voegvulling, doorgevoerd object

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 2c: Checklist onderhoud “wegfundering en belastingspreidende laag”, “wegfundering en ophoging/aanvulling”, “wegfundering, belastingspreidende laag en ophoging/aanvulling”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequen-

tie

Toegepast materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Herstel scheuren, craquelé

Herstel voegvullingen en scheurvorming

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Schouder wegfund. cat. 1

Gootconstructie

Herstel scheuren, beschadigingen

Herstel scheuren, beschadigingen

Herstel scheuren, beschadigingen

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.4.1

Paragraaf 9.4.2

Paragraaf 9.4.3

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Overgangsconstructie

Overgang zand-bentoniet

Overgang kunststof-folie

Overgang bentoniet-polymeergel

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 3a: Checklist constructie “constructieve aanvulling/ophoging”, “niet-constructieve ophoging/aanvulling” en “spoorwegconstructie”

Functie

Isolatie-element

Toe-

gepast mate-

riaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Doorvoeringen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 3b: Checklist inspectie “constructieve aanvulling/ophoging”, “niet-constructieve ophoging/aanvulling” en “spoorwegconstructie”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequentie

Toe-

gepast mate-

riaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Twee-

jaarl.

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Doorvoeringen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 3c: Checklist onderhoud “constructieve aanvulling/ophoging”, “niet-constructieve ophoging/aanvulling” en “spoorwegconstructie”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van het uit te voeren onderhoud

Frequen-

tie

Toegepast

materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Paragraaf 9.5.4

Doorvoeringen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Bentonietmatten

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 4a: Checklist constructie “AVI-bodemas”

Functie

Isolatie-element

Toe-

gepast mate-

riaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

x

Paragraaf 9.4.1

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Overgangsconstructie

Overgang van wegverharding naar kunststoffolie

Overgang van wegverharding naar combinatie-afdichting

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Combinatie-afdichting

Land-bentoniet en kunststoffolie

Bentoniet-polymeergel en kunststoffolie

Paragraaf 9.7

Paragraaf 9.7

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Combinatie-afdichting

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 4b: Checklist inspectie “AVI-bodemas”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van de uit te voeren inspectie

Frequen-

tie

Toegepast

materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Scheuren, craquelé

Voegvullingen, scheurvorming

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Directe omgeving, aansluiting

Jaarlijks

x

Paragraaf 9.4.1

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Tweejaarl.

Tweejaarl.

Tweejaarl.

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Overgangsconstructie

Overgang kunststoffolie

Overgang combinatie-afd.

Omgeving aansluiting, zettingen

Omgeving aansluiting, zettingen

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Combinatie-afdichting

Zand-

bentoniet/kunststoffolie

Bentoniet-

polym.gel/kunstst.

Toestand talud, meten verschilzettingen

Toestand talud, meten verschilzettingen

Tweejaarl.

Tweejaarl.

Paragraaf 9.7

Paragraaf 9.7

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Combinatie-afdichting

Voegvulling, doorgevoerd object

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Doorgevoerd object, omgeving

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Jaarlijks

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Tabel 4c: Checklist onderhoud “AVI-bodemas”

Functie

Isolatie-element

Hoofdpunten van het uit te voeren onderhoud

Frequen-

tie

Toegepast

materiaal

Technische beschrijving en eisen

Voldoet toepassing?

Ja

Nee

Wegverharding als isolerende constructie

Asfaltbeton

Cementbeton

Herstel scheuren, craquelé

Herstel voegvullingen en scheuren

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.3

Paragraaf 9.3

Aansluiting op wegverharding

Bentonietmatten

Herstel scheuren, beschadigingen

Ad hoc

x

Paragraaf 9.4.1

Isolerende lagen

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.5.1

Paragraaf 9.5.2

Paragraaf 9.5.3

Overgangsconstructie

Overgang kunststoffolie

Overgang combinatie-afd.

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.6

Paragraaf 9.6

Combinatie-afdichting

Zand-

bentoniet/kunststoffolie

Bentoniet-

polym.gel/kunstst.

Herstel bij te grote verschilzetting

Herstel bij te grote verschilzetting

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.7

Paragraaf 9.7

Doorvoeringen

Wegverharding

Zand-bentoniet

Kunststof-folie

Bentoniet-polymeergel

Combinatie-afdichting

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Herstel bij beschadiging

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Ad hoc

Paragraaf 9.8.1

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Paragraaf 9.8.2

Bijlage 2. van de richtlijn ibc-maatregelen: Definities en begrippen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Type werk:

een groep van werken die qua vorm en functie overeenkomsten met elkaar vertonen.

Standaard toepassing:

een werk dat voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van constructie, onderhoud en inspectie die in deze richtlijn zijn beschreven en waarin categorie 2-bouwstoffen en/of de bijzondere categorieën bouwstoffen mogen worden toegepast.

Niet-standaard toepassing:

een werk dat niet of niet geheel voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van constructie, onderhoud en inspectie die in deze richtlijn zijn beschreven en waarin categorie 2-bouwstoffen en/of de bijzondere categorieën bouwstoffen mogen worden toegepast.

Gelijkwaardige toepassing

met de gelijkwaardigheid van een niet-standaard toepassing wordt in het kader van de ibc-richtlijn bedoeld dat deze afwijkende constructie in vergelijking tot de standaard toepassing even goed (of beter) voldoet aan de eisen die voor beide toepassingen gelden en zijn vastgelegd in artikel 14, eerste lid onder d en e.

Constructie onderdeel

een deel van een constructie waarin categorie 2-bouwstoffen of de bijzondere categorieën kunnen worden toegepast.

Voorbeelden zijn: wegfundering, belastingspreidende laag, ophoging/aanvulling.

Isolatie-element:

een isolatie-element is een deel van de isolerende constructie van een standaard toepassing en is deze richtlijn beschreven ten aanzien van constructie, onderhoud en inspectie. In combinatie met andere isolatie-elementen vormt een isolatie-element de isolerende voorziening van een standaard toepassing.

Voorbeelden zijn: wegverharding, randafwerking, zand-bentoniet, kunststof-folie, doorvoeringen, etc.

Items

(in checklists):

onderdelen van de checklist waarop een toepassing gecheckt wordt.

Isolatie

Isolatie in het kader van het Bouwstoffenbesluit houdt in dat er nagenoeg geen contact tussen hemelwater en de toegepaste categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstof bestaat en dat de minimale afstand tussen de gemiddeld hoogste grondwaterstand en de onderkant van de categorie 2 of bijzondere categorie-bouwstof ten minste 0,5 meter bedraagt.

Beheersbaar

De toepassing van een bouwstof in een werk is beheersbaar als:

  • 1. de omvang van structurele emissies beneden de marginale bodembelasting gehouden kan worden;

  • 2. de kans op overige emissies tot beneden een aanvaardbaar risico wordt gebracht.

Hiervoor is het noodzakelijk dat:

  • 3. men inzicht heeft in de processen die zich in een werk afspelen zowel tijdens de aanleg als daarna;

  • 4. de aard en de mate waarin effecten in de praktijk optreden met dit inzicht en toelaatbaarheidsgrenzen overeenstemmen.

Controleerbaar

De toepassing van een categorie 2-bouwstof in een werk is controleerbaar als:

  • 1. de effectiviteit van de afdichting direct kan worden gecontroleerd,

  • 2. emissies vanuit de toepassing van een bouwstof op de juiste plaats en tijdig geconstateerd kunnen worden;

óf als:

  • 3. ontwikkelingen die emissies kunnen beïnvloeden tijdig geconstateerd kunnen worden.

  1. Voor definitie van AVI-bodemas zie paragraaf 7.1 ^ [1]
  2. Voor definitie van teerhoudend asfaltgranulaat zie paragraaf 8.1 ^ [2]
  3. Het Bouwstoffenbesluit bepaalt in artikel 1 wat onder een deskundig bedrijf moet worden verstaan. In het algemeen is dat een externe deskundige. ^ [3]
  4. GHG: Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand. In de Uitvoeringsregeling bouwstoffenbesluit is aangegeven hoe de GHG wordt bepaald. ^ [4]
  5. Zie Uitvoeringsregeling, hierin is de te hanteren meetmethode beschreven ^ [5]
  6. De nummers 1 t/m 7 betreffen de standaard toepassingen voor categorie 2 bouwstoffen (zie paragraaf 5.3) ^ [6]
  7. : overgenomen uit hoofdstuk 3 van het Standaardbestek (Heidemij, 1993) ^ [7]
Annuleren