Een toezichthouder doet de vordering tot stilhouden, bedoeld in artikel 5:19, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op de navolgende wijze:
a. indien de toezichthouder tijdens de vordering gebruik maakt van een auto: door een stopteken, bestaande uit een in of aan de auto aangebrachte transparant waarin de aanduiding ’STOP’, al dan niet in combinatie met de aanduiding van de dienst waar de toezichthouders werkzaam is, in rode letters verlicht wordt;
b. in de overige gevallen:
1º van een half uur vóór zonsopgang tot een half uur na zonsondergang: door het opsteken van een stopteken, bestaande uit een ronde witte schijf waaromheen een rode rand, waarin met witte letters in ieder geval de aanduiding ’STOP’ is geplaatst;
2º van een half uur na zonsondergang tot een half uur vóór zonsopgang: door het verticaal op en neer bewegen van een rood lichtsein dat is aangebracht in het midden van het in onderdeel 1° bedoelde stopteken.